HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
Jaargang 48.
M 12, Zondag 26 Januari 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
BEKENDMAKING.
„En desespereert nimmer I*
Jan Pieten:. Coen.
ITet Vnderl andt'ghe trouwe
Bl|jf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied,
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70, franco per po3t f 0.90.
Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, versch|jnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75.
Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30.
buiten de 0.35.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij
abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleindenent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3
De Burgemeester der gemeente Helder
maakt bij deze aan de daarbij belangheb
benden bekend, dat het kohier der grond
belasting op de gebouwde en ongebouwde
eigendommen, clienstjnar ISttO. den 21
dezer door den Heer Provincialen Inspecteur
is goedgekeurd en invorderbaar verklaard.
Helder, 23 Januari 1890.
De Burgemeester voornoemd,
C. A. BEUKENKAMP.
NEDERLAND.
HELDER, 25 Januari.
Beleedigingen in de Tweede Kamer
uitgesproken.
In bet 2de blad van bet «llld." van 23 dezer komt
een ingezonden stuk voor, waarin de overste A. J.
Krabbe, commandant van Zr. Ms. stoomschoener
«Dolfijn", op scherpe wijze de openlijke en bedekte
beschuldigingen beantwoord, welke de beer Van
Kempen beeft uitgebracht tegen onze zee-oflicieren,
die de visschcrsvloot beschermen moeten.
De woorden van.den beer Van Kempen, zegt het Hbl.,
hebben een verontwaardiging gewekt bij dekoniuklijke
marine.' Hij zeide«bij de visscbers bestaat de
verdenking dat de commandanten, om internationale
verwikkelingen te voorkomen, liefst de vreemdelin
gen (welke onzen visscbers nadeel doen) maar niet
zien. Die verdenking is waarschijnlijk geheel on
gegrond. Men zou bet meer kunnen toeschrijven
aan onbekendheid met het terreiu."
Dit wil in andere woorden zeggen «Zoo bet dan
ook al niet moedwillig plichtsverzuim is der zee-
oflicieren, door ben gepleegd uit angst om in on
aangenaamheden te komen, dan is het toch zeker
onwetendheid, gebrek aan kennis en zeemanschap."
Overste Krabbe voelt zich zeer begrijpelijk zeer
beleedigd door zulke insinuaties en toont dat wat
al te sterk in zijn stuk. Wij zijn overtuigd
gelijk de overste het zeker ook is dat de beer
Van Kempen niet moedwillig heeft willen lasteren.
Doch dergelijke uitingen, half beschuldiging, half
insinuatie, worden wel eens meer gehoord in de
Tweede Kamer, welks leden, uit eergevoel, juist
buitengewoon voorzichtig moeten omgaan met bun
woorden.
Niet alleen kunnen de aangevallenen zich er niet
verdedigen, maar artikel 92 der Grondwet zegt
«de leden der Kamers zijn niet gerechtelijk vervolg
baar wegens de adviezen, door hen in de vergade
ring uitgebracht."
Feuilleton van de Heldersche- en Nienwedieper Conrant.
12)
ELZENKONINGIN
Roman door N. VON ESCIISTRUTH.
Otthard was even slim als berekenend zijn min-
narij met de prinses was. immers slechts een hoogst
vermakelijk en streelend avontuur uit zijn afwisse
lend hofleven, mettertijd moest zoo iets lastig wor
den, want bij de d enkbeelden van den hertog kon
bet enkel verdriet, ongenade en nadeel tengevolge
hebben. Schulden had hij geen klein beetje, jaar
lijks dreigden ze hem al meer boven bet hoofd te
groeien en het eind van het liedje viel licht te
voorzien. Welk een geluk dus, als de grootmoe
dige hand van den vorst hem dien last van den
hals schoof! Otthardt beraadde zich niet lang, de
gravin vertrok met een welbehaaglijk glimlachje op
haar vettig gezicht, en bracht met een allernederigste
buiging aan haar genadigen meester het inderdaad
treilend onderdanig en deemoedig besluit van den
jongen ridder over. Vier dagen later vlogen gedrukte
bekendmakingen in de residentie rond, die de ver
loving vermeldden van vrijheer von Otthardt en
freule Marianne von H., de zeer doove erfdochter
van de meest vermaarde geweerfabriekant uit het her
togdom. «Bravojuichte de boosaardige menigte,
en de intriganten aan het hof wreven zich in de
banden en knikten elkaar toe«Ziezoo, die is
goed en wel van de baan geschoven, nu zullen
wij bruiloft houden op het kasteelMaar zij had
den zich misrekend. In den rechtervleugel vau
het paleis bezweek prinses Josephine bijna aan den
eersten aanval van haar hartkwaal, laugzaam her
stelde zij weer, doch de naam Otthardt mocht in
hare tegenwoordigheid nooit uitgesproken worden
en zij zette geen voet meer in den wintertuin. De
Het is dus in elk geval goed, dat eens duidelijk
uitkomt hoe beleedigend voor mannen van eer der
gelijke losse gezegden, kunnen zijn, en op grond
van welke vage, onbestemde inlichtingen van onge
noemde personen krasse beschuldigingen of nog
kwetsender insinuaties worden uitgesproken.
Men kan aangaande, de beste middelen van be
scherming der zeevisschcrij verschillende mceningen
zijn toegedaan, doch juist het moeielijke om dien
aangaande een beslissende uitspraak te doen, moest
den heer van Kempen weerhouden hebben, zulke
ernstige beschuldigingen tegen Nederl. zeeofficieren
uit te brengen*
Bescherming onzer Visscherij.
Overgenomen uit het Handelsblad.
Willemsoord, 16 Jan. 1890,
Naar aanleiding der klachten, die af en toe in
de nieuwsbladen voorkomen over onvoldoende be
scherming der visscherij, was ik meermalen voor
nemens het een en ander dienaangaande mede te
deelen. Wanneer men echter het aantal klach
ten nagaat en daarvan afzondert de belachelijke, de
overdrevene, de onware en de niet bewezene, dan
zijn de overblijvende de gegronde klachten
zoo weinige, wanneer men de uilgestrektheid van
het terrein en het aantal visschersvaartuigen in aan
merking neemt, dat het mij niet der moeite waard
voorkomt, daarover in beschouwingen te treden.
Daar echter in de vergadering der Tweede Ka
mer van de Staten-Gcneraal op 16 December jl.
bij de algeineene. beraadslaging over Hoofdstuk VI
(Marine) een afgevaardigde, de heer Van Kempen,
zich niet heeft ontzien, over de bescherming der
visscherij het een en ander te vertellen, wat niet
alleen in vele opzichten „kant noch wal raakte",
doch waarin eene uitdrukking voorkomt, die men
niet het recht heeft te uiten zonder daarvoor rccht-
streekschc bewijzen bij te brengen, acht ik het mijn.
plicht tegen het door dién heer gesprokene vop te
komen.
Ik laat hieronder het door den heer Van Kem
pen in de bedoelde vergadering gesprokene woor
delijk volgen en plaats mijne opmerkingen daar
naast
De heer van Kempen
Mijnheer de Voorzit
ter Toen de heer Hu-
ber onlangs de bescher
ming van de zeevisschcrij
ter sprake bracht, was ik
aanvankelijk niet voorne
mens mij in die discussie
te mengen, maar sedert
hebben belanghebbenden
den wensch te kennen
gegeven, ook niet onbe
sproken te laten een voor
namen tak van bestaan
van Scheveningen, en wel
de haringvisscherij aldaar.
Het is algemeen be- Ik geloof, dat de alge-
kend, dat de animositeit meene bekendheid der
der Belgische visscbers
tegenover de Nederland-
sche visschers zeer groot
is. Verschillende zeer re
cente feiten geven mij
aanleiding op de nood
zakelijkheid te wijzen om
zoo mogelijk van regee-
ringswege iets meer te
doen dan tot hiertoe ge
daan is.
Bekwame mannen die
daarover kunnen oordce
len, zijn overtuigd, dat
hetgeen men van het gou
vernement wenschen mag,
zich tot zeer bescheiden
eischen kan bepalen, en
dat, waar het materieel
onzer vloot niet zoo veel-
vuldig beschikbaar is, men
zich moet beperken tot
het inroepen van de hulp
vau slechts enkele sche
pen.
Die eischen van de
Scheveniugsche reeders
zijn zoo redelijk, dat het
niet ongepast kan zijn die
hier ter sprake te brengen.
Ik wijs het eerst op
het feit, dat zich nog
voorgedaan heeft op 16
November jl., toen een
Belgische kotter, bloot
uit moedwil, gepoogd
heeft een Scheveningsche
hom in den grond te zei
len. Kort daarna is door
Scheveningsche visschers
geconstateerd, dat een
Belgische kotter voorn e-
.merjs was, het want van
een onzer schepen te ver
nielen door middel van
een zoogenaamden zee
duivel. Op 1 December
jl. heeft een Belgische
kotter genaamd «De Eer
ste Irma" onzen Scbeve-
ningscken visschers ge
tracht de netten afhan
dig te maken, hetgeen
dan ook ten deele gelukt is.
De bemanning der
Scheveningsche vloot liet
zich dit echter niet wel
gevallen, is aan boord van
«De Eerste Irma" ge-
klommeu en heeft daar
toen gevonden een dub
belloops jachtgeweer dat
geladen was.
Bij verder onderzoek
bleek dat die Belgische
kotter gestolen touw in
den piek van het vaartuig
vorstelijke vrijer kwam en had ook een onderhoud
met' Hare Hoogheid, maar stellig moet er het een
of ander tusschen gekomen zijn, want na twee
dagen vertrok hij weer, en de vrouw van den hof
maarschalk deed haar mooie bruiloftsjapon voor
zichtigheidshalve maar op het eerstvolgende carnaval
aan, er zouden anders toch maar stofvlekken in
gekomen zijn De prinses trok zich in haar slot-
vleugel terug; enkel gravin Saaleck-Hardenburg, uw
overleden moeder, Ituth, en prins George, de vader
van den tegenwoordigen vorst, werden te allen tijde
bij haar toegelaten. Een balzaal heeft zij nooit
meer betreden, en in haar afkeer van alle genoe
gens zou ze ook van mij wel een non willen ma
ken. Maar metci mille fois, ik zweer bij dat
devies «Morgen weer pretZiezoo Daar heb
je nu bet geheele verhaal, liefste Ruth, en met al
mijn vertellen is 't intusschen al over zevenen ge
worden haast je wat, ma petite, met uw toilet te
makenkom, ik moet eens gauw kijken, hoe je er
wel zult uitzien! Bij die woorden greep zij Ruth's
arm en trok de eigenares van Altingcn haastig met
zich mee door de fluweelen portières de gang in.
Intusschen had kapelmeester Hesbach de muziek
bij elkaar gelegd en was opgestaan. Weifelend
stond hij voor Anneke en stak haar de hand toe.
«Vaarwel, juffrouw Anna, bestudeer die nieuwe
aria maar vlijtig, hoogstens over vier weken hoop
ik terug te wezen, en dan zal mijn eerste gang
naar Villa Olivia zijn
Met haar heldere, kinderlijke oogen zag zij on
bevangen naar hem op «Ik zal mijn best doen
om te zorgen, dat uw nieuwe opera veel, heel veel
bijval vindtzei ze vroolijk, terwijl zij hem haar
kleine hand reikte. «Ik heb al bij voorbaat plezier
en de recensie en zal ter wille van u zelfs de krant
lezenis dat niet veel gezegd
Hij glimlachte. «Ik weet die opoffering ten minste
voldoende op prijs te stellen, want ik ken uw af
keer van drukinkt. Maar a propos, romans leest ge
animositeit van de Bel
gische tegenover de Ne-
derlandsche visschers min
der algemeen is dan de
heer Vau Kempen meent
bovendien zal die gene
genheid wel wederlceerig
zijn en zouden misschien
Belgische visschers ook
wel eens reden van kla
gen hebben over Scheve
ningsche visschers. Ik
meen zoo noodig.le kun
nen aantoonen, dat niet
alle Scheveningsche vis
schers het recht hebben
waarheidsliefde en be
scheidenheid als hun hij
zonder eigendom te be
schouwen.
De bedoelde eischen
komen in des heeren Van
Kempens rede later voor
daarover dus ter plaatse
nader.
Als bewijzen voor den
overlast dien de Scheve
ningsche van de Belgische
ondervinden, worden nu
door den heer Van Kem
pen drie feiten aan
gehaald de Belgische le
zing dier feiten wordt
natuurlijk achterwege ge
laten.
Ik meen te mogen aan
nemen, dat de heer Van
Kempen met de opsom
ming dier feiten liet be
wijs wilde leveren dat de
Scheveningsche visschers
zeer veel te lijden hebben
van de Belgische en dat
hij dus in hoofdzaak wel
de meeste en ernstigste
klachten bijeenverzamel
de in dat geval meer
geschreeuw dan wol.
Als hij er nog meer
in voorraad heeft, hoop
ik voor hem, dat zij van
meer zuiver allooi zijn.
Of was het hein alleen
te doen om, nu hij meen
de ook iets in het mid
den te moeten brengen,
't weinig beteekenende der
opgenoemde klachten te
bemantelen door een boei
ende, haast romantische
beschrijving van gevecht
tusschen cén Belgischen
töch graag
Anneke zette een verlegen gezicht. «O ja, als ze
een prettigen afloop hebben en men maar niet ten
slotte moet schreien. Och, weet je, meneer Hesz-
bach, ik ben een erg dom schepseltje, ik kijk altijd
eerst naar de laatste bladzijde, en als daar dan van
trouwen of van verloofd raken sprake is, dan neem
ik het verbaal onder handen Over het geheel lees
ik maar weinig, nu en dan een tijdschrift
maar o, van gedichten houd ik bizonder veel!"
Zij had de oogen openhartig naar hem opgesla
gen en het lamplicht bescheen haar goudblonde
lokken.
«Ge schijnt belang te stellen in de vroolijke
zijden van het leven," antwoordde Heszbach schert
send, «en deel te nemen in het lief en leed van
anderen weet ge wel, dat zoo iets mij zeer ver
wonderd
«Hé, waarom dan toch," .vroeg de houtvesters
dochter heel verbaasd.
«Omdat gij zelf nog niet met al de innigheid
van uw hart gevoelt, juffrouyï Anna zei hij ern
stiger dan hij wel bedoeld Rad. «De liederen, die
ik u help instudeeren, zingt ge alle buitengewoon
juist en zonder fouten, maar er zit nog geen ziel
in, en toch zou ik zoo vurig wenschen, dat ge me
eens een aria zooals deze hier" en hij lei de
hand op een stuk muziek, «zoo recht met uw
eigen, diepst en innigst gevoel mocht voordragen
Doch we willen hopen, dat die ure eenmaal zal
aanbreken, en tot zoolang vaarwel en vergeet
mij niet
Met een haastige beweging stak hij haar de
hand toe, keek haar geruiraen tijd met zonderlingen
blik in de oogen en eer nog het blonde kind een
antwoord vinden kon, verstierf zijn tred op het
mollige tapijt der voorkamer.
Anneke bleef onbeweeglijk staan en staarde met
gevouwen handen voor zich neer, als hadden cle
glinsterende ruiten van den parketvloer zich voor
had geborgen de netten
bleken over boord gewor
pen. Dat het er warm
toegegaan is, blijkt uit
het feit, dat er een ware
worsteling plaats had op
ons schip, ten gevolge
waarvan een Hollandsch
zeeijian ernstig aan het
gezicht werd verwond.
Nu erkennen wij met
ingènomenheid, dat Bel
gische en Engelsche re-
getffing allen steun ver-
leepen waar dit mogelijk
is om de misdadigers op
te (sporen. Ook de ree
ders zijn daarvoor zeer
erkentelijk.
Maar een groot onge
rief, dat ieder oogenblik
ondervonden wordt, is het
constatceren van feiten.
Onze visschers, die zeer
goed hunnen man kunnen
staan, zijn, waar zij in
België of in Engeland
voor de rechtbank moes
ten verschijnen, tegen een
kruisvuur van ondervra
gingen niet opgewassen,
waardoor, naar het oor
deel van deskundigen,
verscheidene vonnissen
ten onzen nadeele uit
vallen.
Nu zou het zeer wen-
schelijk zijn zoo met die
schepelingen-getuigen een
deskundige kon me-
degnnn die met de zee-
gebruiken bekend is, die
weet wat de visscherij
medebrengt, die de taal
van dat land kan spre
ken en vooral die hun
volkomen vertrouwen ge
niet.
Nu moet men niet ver
geten, dat het werkelijk
uit een practisch oogpunt
niet zeer gemakkelijk is
ora de Hollandsche vis-
kotter en de 1
der Scheveningsche vloot.
Zeelui zullen met mij
klachten als „poging tot
overzeilenen voorne
mens zijn iets te vernie
len" wel eenigszins be
lachelijk vinden.
Hoe boeiend ook ove
rigens het verhaal van
't gevecht is weergegeven,
duidelijk is het niet ge
worden door het verwar
ren van één schip met
ééne vloot en omgekeerd.
Gaarne zoude ik het
oordeel van rechters
van welk beschaafd land
ook wel eens willen
hooren over eene derge
lijke wijze van zich zelve
recht te verschaffen.
Dat er een Hollandsch
zeeman ernstig werd ge
wond is zeer zeker te be
treuren zelfs als er maar
een Belgisch zeeman ge
wond ware, zonde ik dat
zeer betreuren. Als men
evenwel met vlootbeman-
ningen één schip aanvalt,
is het niet te verwonde
ren dat zoo iets gebeurt.
Meer haast dan naicf
is de opmerking, dat het
constateeren van feiten
een groot ongerief is. Nu
ja, daar komt dan opk
alles op aan. -
Ik kan zeer goed be
grijpen, dat juist de heer
Van Kempen het een
grent ongerief vindt het
is veel makkelijker om
iets te vertellen dan het
te bewijzen.
Wordt met een kruis
vuur van ondervragingen
soms Cross-examination
bedoeld
Hoe waardeerend voor
de Engelsche rechters.
Juist, mijnheer Van
Kempen, uit een practisch
oogpunt (zelfs ook uit
ceri theoretisch) is het
verdedigen ik denk
hare voeten eensklaps tot een duizelingwekkenden
afgrond geopend. t
Die donkere oogen schenen haar nog voor te
Zweven, die heldere sterretjes vol gloeiende wél-"
•sprekendheid, waarin zij nog nooit met zoovéél
nauwlettende aandacht gestaard hadof waren ze
misschien tot dusver nog nooit met zulk een blik;
op haar gevestigd En zijn hand had de hare
omvat en hij had gezegd«Vergeet mij niet 1"-
Het jonge meisje lei de kleine handjes óp de borst
en een gloeiend rood overtoog hare wangen «neen,
stellig nietklonk het in haar hart, en als in een
droom trad zij op het klavier toe en ging er voor
zitten. «Deze aria zou hij zoo graag met mijn
innigst gevcM. door mij hooren zingen Zonder
ling heb ik 'er dan tot dusver nooit aan gedacht,
dat ik zelf het wezen ben, dat al die woorden uit
mijn eigen hart zingen moet?" en zij bladerde in
de muziek en lei de vingers op de toetsen vóór
haar glinsterde twee zwarte oogen en om haar heen
ruischte het als een zacht fluisterende ademtocht
«vergeet mij nietAnneke haalde diep adem en
zong „O nieuw gevoel, dat mij vervult, zijt gij het
zoet der reine liefde
Had de kapelmeester Heszbach zijn leerlinge
ditmaal gehoord, dan zou hij over het innige der
uitdrukking zeker ten volle tevreden zijn geweest 1
VIERDE HOOFDSTUK.
Naast de veldheerskamer van den linker slot-
vleugel, een smal, galerijachtig vertrek, dat zijn
naam ontleend had aan de levensgroote wandbe-
schilderingen, die beroemde veldslagen voorstelden,
lag het kléine, in een toren aangebracht boudoir
der hertogin, een allerkeurigst nestje vol gezellig
heid, en waar, om zoo te zeggen, een poëtisch
waas over uitgespreid lag.
(Wordt vervolgd.)