HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
M. 15.
Zondag 2 februari 1890.
Jaargang 48.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
E N
J. H. VAN BALEN.
„En dcsespereert nimmerI*
Jan Pietersz. Coen.
Het Vuderlandt ghetrouwo
Blijf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied,
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70, franco per post f 0.90.
Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75.
Voor de abonnés dezer Courant in de gemeente0.30.
buiten de 0.35.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij
abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regil
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand 3
NEDERLAND.
HELDER, 1 Februari.
In verband met een vroeger bericht omtrent
den gezondheidstoestand van het Koninklijk
gezin wordt thans ook uit den Haag gemeld,
dat Prinses Wilhelmina geheel hersteld is en
reeds ruim drie weken hare lessen heeft mogen
hervatten. Bij gunstig weder gaat zij ook uit.
H. M. de Koningin is nog verkouden en
moet zich ontzien. Gelukkig is er geen sprake
van ongesteldheid.
Onder het opschrift „Nederlandsch Red
dingsfonds" bevat het „Hbl." van jl. Donder
dag een ingezonden stuk van P. J. W., te Ter
schelling, van den volgenden inhoudt
Zou ik te veel beweren, als ik de meening
terneerschrijf, dat de commissie, belast met een
onderzoek naar den toestand van het redding
wezen hier te lande, een recht verdienstelijk en
zaakrijk verslag heeft uitgebracht, dat door zeer
velen met ware belangstelling en instemming is
en nog zal worden gelezen 'k Geloof het niet
zeker is het, dat in de meeste, zoo niet in alle
kustplaatsen dat verslag zeer wordt toegejuicht.
En wie zou niet instemmen met den onverdeel
den lof, toegebracht aan de Noord- en Zuidhol-
landsche Reddingmaatschappij, aan de Zuidhol-
landsche Maatschappij tot redding van Drenke
lingen en aan andere corporatiCn, welke zich
tot taak stellen het redden en helpen van schip
breukelingen
Wie zou niet geheel instemmen met den wensch
der commissie, dat eerlang een Nederlandsch
fonds worde gesticht, waaruit de verminkte red
ders of de nagelaten betrekkingen van hen, die
hun leven verloren bij de pogingen om ande
ren te redden, voldoende worden ondersteund
De enkele plaatselijke fondjes zullen toch bij
groote rampen geheel onvoldoende blijken voor
dat doel.
Te recht is gezegd, dat het op te richten fonds
een nationaal karakter moet hebben. De redenen
liggen voor de hand. De groote reederijen zijn
gevestigd in enkele voorname koopsteden. Der
waarts verhuizen met 't oog op den geringen tijd,
dat de mannen binnen zijn, allen die eenigen
rang aan boord der stoom- of zeilschepen be-
kleeden. De financieele draagkracht der kust
plaatsen wordt daardoor geducht verzwakt.
Die kustplaatsen zijn noch als burgerlijke, noch
als kerkelijke gemeenten in den regel gegoed
zoodat elke bijzondere uitgave ook door ver
zwaring van lasten moet worden gevonden. En
juist de minst gegoeden uit de kustplaatsen le
veren gewoonlijk de bemanning der reddingboo
ten. Krijgt nu zoodanige boot een ongeluk, dan
Feuilleton van de Heideweke- en Nieuwedicper Courant.
is) ELZENKONINGIN.
Roman door N. VON ESCJ1STRUTH.
In het Salon der hertogin was het theedrinken
afgeloopen nog zat het hooge gezelschap om de
ronde, met keurig zilverwerk prijkende tafel, boven
welks midden drie lampen uit een smaakvolle kris
tallen kroon haar licht uitstraalden.
Op den haard flikkerde een helder blokvuur, van
tijd tot tijd door de on hoorbaren -over den vloer
schuivende lakeien onderhouden, en boven een ge-
openden vleugel waren veelarmige wandlichten aan
gebracht
De hertogin liet zich door gravin Steruow haar
borduurwerk aanreiken en begon de bonte draden
met haar fijne, blanke vingers kunstvaardig door
liet stramien te halen. Freule von Sanden was be
zig van lichtgeel neteldoek een theeroos te maken,
en liet telkens haar kuustst.uk aan prinses Jose-
phine zien, die met goedhartige belangstelling de
bedrevenheid harer hofdame bewonderde,
Sangoulcme onderhield zich bijna uitsluitend met
den hertog, beantwoordde 1111 en dan op beleefde
wijze de vragen der dames, doch wendde zich nooit
rechtstreeks tot freule von Allingen.
Hij was aan Ruth voorgesteld geworden en had
daarbij een diepe, stijve buiging gemaakt., zonder
het plotseling verbleeken van het gelaat der jonge
dame op te merken. Hij werd niet door haar toe
gesproken, en dus wendde hij zich na een oogen
blik tot meneer von Meisenheim en vroeg een en
ander, zoo van die vragen, die niets te beteeker.en
hebben. «Zij heeft mij niet aangesproken, zij wil
me dus stellig niet erkennen," zoo trilde het als
een stekende pijn door zijn gedachten „wees
maar uiet bezorgd, Elfenkoningin, ik zal u mijn
ongewenscht gezelschap 1 iet opdringen En Ruth
zijn er allicht enkele huisgezinnen tot ar.noede
vervallen, omdat de broodwinner den dood in
de golven vond. Wel laat de openbare liefda
digheid zich in zulke gevallen gelukkig nooit
onbetuigd, doch al_ vloeien de giften n >g zoo
ru-im, - 't is in den regel voor velen' over köiter
of langeren tijd armoede
'k Zal dit door een voorbeeld toelichten. Mij
is een geval bekend, dat eene reddingboot om
sloeg, waarbij vijf personen verdronken en twee
min of meer lichamelijk nadeel, ook voor later,
ondervonden. Er werd een aardig sommetje
aan liefdegaven ontvangen, nl. voor de wedu
wen en hare kinderen. Men bepaalde, hoeveel
ieder per jaar kon ontvangen van het kapitaal
en den interest en rekende tot den tijd, waarop
het jongste kind den leeftijd van 18 jaar zou
hebben bereikt. Zoo werd dan ook vastgesteld,
daar de som voor ieder te gering was óm eene
lijfrente te koopen en dadelijke ondersteuning
I dringend noodig bleek. Maar wat nu, als de
I gelden op zijn en de weduwen niets hebben kun
nen besparen Ze zijn oud geworden, de kin
deren zijn óf getrouwd óf hebben moeite genoeg
om aan den kost te komenhoe moeten ze nu
geholpen worden Geen andere uitweg dan het
burgerlijk- of kerkelijk armbestuur. En zóó lijdt
ééne plaats den druk, die haar zwaar valt, en
die zoo gemakkelijk door de geheele nat'e ware
te dragen.
Daarenboven, als de maritieme mogendheden,
ieder voor zijn gebied, moeten zorgen voor 't
loodswezen, de kustwacht, de verlichting, de be
tonning, bebakening, etc., dan is ook de reddings-
zaak eene regeeringszaak en zou men tot het be
sluit moeten komen, dat de Staat zorg drage
voor een behoorlijk reddingwezen en eveneens
voor eene behoorlijke verzorging van de nage
laten betrekkingen van hen, die omkomen bij
de pogingen tot redding. In elk geval is de
meening juist, dat de zorg voor die verminkte
of nagelaten betrekkingen eene nationale en geene
gemeentelijke zorg is en wijl nu door particulier
initiatief en door particuliere bemoeiingen en on
dersteuning een uitstekend reddingwezen is ge
organiseerd, ligt het voor de hand, dat ook het
reddingfonds als liefdewerk eene particu
liere zaak moet worden, als aanvulling van de
werkzaamheden der bestaande reddingscommis-
siën.
Vreest men, dat de oprichting van zulk een
fonds bezwaarlijk zoo gaan, bij het vele, dat
reeds op het altaar der liefde wordt geofferd
Die vrees is, dunkt mij, geheel ongegrond. Zijn
er niet duizenden in den lande die hunne wel
vaart aan den handel en de scheepvaart te dan
ken hebben, die heel gaarne één of meer gul
den per jaar voor zoodanig fonds zouden willen
bijdragen Zijn er niet tal van menschenvrien-
den, die steeds elke goede zaak steunen en die
zeker wel een kleiner of grooter sommetje willen
afstaan tot vorming van een grondkapitaal, uit
welks interest, vermeerd met de contributies, de
ge wensch te toelagen aan de bedoelde armen en
klemde de tanden op elkaar en dacht„Hij laat
zich aan mij voorstellen Daarmee toont bij dui
delijk, dat hij mij niet beter kennen wil dan iedere
vreemde
Zij zat nu naast prins Leopold, met wien zij
zich kostelijk onderhield. Haar frissche natuurlijk
heid trok den jongen vorst aan, hij had schik in
haar geestige antwoorden, en het origineele harer
denkbeelden boezemde hem belang in.
„Morgen is 't Zondag!" zei hij en liet z.ijn dui
men om elkaar ronddraaien, u gaat dan natuurlijk
heel braaf naar de kerk! Wat is dat toch voor
een licht, die nieuwe stiftsprediker, die tijdens mijn
alwezigheid zoo verbazend in degunst is gekomen
„Het spijt me, Hoogheid, dat ik u daaromtrent
niet voldoende kan inlichten, ik heb dien persoon
maar éénmaal gehoord
Gravin Stemow keek vreemd op en ook freule
von Sanden staakte een oogenblik het geknutsel aan
haar roos.
„Kent ge hem niet?" herhaalde Leopold scha
terlachend. „Alle drommels Twee jaren hier en
nog maar ééns in de kerk geweest Dat is merk
waardig! En wat zegt de echtgenoote van den
opperjagermeester wel van zoo'n ketterij
Gravin Sternow's oogen begonnen te fonkelen,
met een ruk van het hoofd wierp zij de over den
schouder gezakte bloude lokken uaar achteren en
trok den neus op.
„Ik vraag u wel verschooning, Hoogheid," zoo
verdedigde Ruth zich doodbedaard, „ik ga eiken
Zondag naar de kerk, maar niet bij den stiftspre
diker!"
Het gezicht van den prins nam een err.sligen
plooi aan en levendige spanning teekende zich af
in zijn gelaatstrekken „Niet bij den stiftsprediker
herhaalde hij met meer nadruk, „waar gaat ge dan
heen
„Naar de St. Markuskerk, Hoogheid klonk het
kalm van de lippen der Elzenkoningin, „de pree-
ken van den voorzanger daar trekken me veel meer
aan en zijn naar mijne meening veel zinrijker
ongelukkigen kon worden verstrekt?
Meer dan 20 jaar was ik in de treurige nood
zakelijkheid zoo nu en dan lid eener commissie
van ondersteuning te zijn en de ervaring, in dien
tijd opgedaan, leert mij, dat het bedoelde fonds
er korten kan/ nis menschen van aanzien of be-
stuurderen van eene reeds bestaande vcreeniging
zich met de totstandkoming willen belasten en
de pers het publiek overtuigt van de wensche-
lijkheid en de noodzakelijkheid van dergelijk
tonds. Maar laat men niet lang dralen met po
gingen daartoe in 't werk testellen. Er zijn reeds
tal van weduwen, voor welke zoo lanige liefda
dige stichting eene onschatbare wel laad zou zijn,
en na eiken storm kan de doodsklok geluid wor
den over hen, die hun leven lieten bij hun lief
dewerk. En liefde tot den evenme isch is voor
velen de drang om in geval van nood in de
reddingboot te- springenaan de tien gulden be
looning, na volbrachte redding, denken vrij ze
ker niet velen. Als men eenmaal getuige ge
weest is van het omslaan eener boot en gezien
heeft, hoe de drenkelingen met den dood wor
stelden en ïeeds na een minuut of tien drijvende
op de zwemgordels het hoofd slap lieten hangen,
beseft men, dat niet zucht naar winst, maar zui
vere naastenliefde de drijfveer is tot meermalen
vermetele daden aan onze kusten en tusschen
de zandbanken. Zekerlijk hebben zij, die zoo
omkwamen, als onder 't oog van 't vaderland, in
de laatste oogenblikken huns levens vertrouwd,
dat het.vaderland hunne dierbaren geen gebrek
zou doen lijden; welnu, laat ons hunnen opvolgers
de zekerheid geven, dat voor hunne betrekkingen
voldoende zal worden gezorgd.
Dan zullen zoo velen, die goed vertrouwd zijn
op de riemen en bekend met de stroomen, niet
eerst zich angstvallig behoeven af te vragen of
zij hun leven wel mogen wagen, met het oog
op hun eigen gezin de schipper van de boot
zal eene betere keuze uit het grooter aantal vrij
willigers kunnen doen en alleen de beste boot
roeiers medenemen, waardftór de kans op onge
lukken vermindert en de hoop op redding der
schipbreukelingen des te grooter wordt. Mogen
dus spoedig eenige invloedrijke personen de
stichting van een Nederlandsch Reddingfonds
ter hand nemen en door dat fonds de leemte
aanvullen, waarin door de loffelijke maatschap
pijen, boven genoemd, uit den aard der zake,
niet kan worden voorzien.
„De Standaard" bespreekt thans de voor-
loopige berichten over het geschil tusschen den
heer De Savornin Lohman en de Staten
van Suriname ontvangen en stelt daarbij wel
voorop, dat naar deze eenzijdige inlichtingen
nog geen oordeel mag worden gevormd, maar
voegt er toch bij
„Slechts zooveel mag nu reeds niet verzwegen
dat de missive van den Gouverneur aan de
Staten ook op ons' geen aangenamen indruk
maakte.
„We begrepen dit stuk niet."
„Eerst liep alles zoo wel."
dan de schitterende woordenpraal van dien vreem
deling."
„Uwe bewering is wel wat kras, freule von Al-
iingen kwam gravin Stemow liier op bitsen toon
tegen op en wel zóó luid, dat de hertogin haar
moest hooren, „ik lieh
„Wees zoo goed, gravin, mij nog een kop thee
in te schenken viel prins Leopold haar köel in
de rede, „maar zorg vooral dat ze niet bitter
wordtDus naar de St. Markuskerk gaat ge;
freule von Altingen Durft ge het wagen, in ver
zet te komen tegen de openbare meening en tegen
het voorschrift van de strenggeloovige dames der
residentie? „Nu, voor zoo'n heldhaftigheid neem
ik mijn hoed af! Ja, ja, freule ven Altingen, van
het eerste oogenblik af heb ik al gemerkt, dat gij
u al drommels weinig stoort aan de chroniqtie scan-
daleuse, war-in men met scherpgepunte stift de
gedragingen der nieuwe elementen uit de gezel
schapskringen opteekentDat doet me veel ge
noegen, wij zullen in dat opzicht bizondcr goed
overeenstemmen
Gravin Stemow hield even op met iuscheukeu.
„Uwe Hoogheid schijnt onze arme residentie met
zeer argwanende blikken te beschouwen klaagde
zij met een meewarigen oogopslag. „Zij houdt
waarlijk niet boek over de vele zonderlingen, die
jaar in jaar uit in een bonten zwerm onze oogen
voorhijstrijken er zijn te veel vreemde wezens in
de wereld, om op ieder afzonderlijk te letten. Maar
als men bespeurt, dat sommige, menschen er zich
op spitsen, om uit louter ijdelheid, of misschien
om de aandacht te trekken, glad tegen de openbare
meening in handelen, dan vindt ik het vergeeflijk
en ten volle gerechtvaardigd, als de wereld zulke
lieden geeri bizonder vriendschappelijke gevoelens
toedraagt 1"
Met. een glimlach beantwoordde Ruth den scher
pen, zijdelingsche blik der spreekster, doch een
lichte blos van wrevel steeg naar Leopold's voor
hoofd.
„De wereld duldt geen ander oordeel dan het
„De indruk van den nieuwen Landvoogd was
in alle kringen te Suriname uitnemend, Er
was over den nieuwbenoemde slechts één lof."
_Na, ten bewijze van die goede verstandhou
ding, een aanhaling te hebben gedaan uit 's
Gouverneurs openingsrede; gaat'„de Standaard"
voort
„En hóe dan het feit te verklaren, dat een
Gouverneur, die nog kort geleden zoo sprak,
nu plotseling tot dezelfde Staten een missive
richt, zóó uit de hoogte en zoo scherp, als de
Keizer van Duïtschland zich nauwelijks tegen
over zijn Pruisischen Landdag zou veroorloven
„Men gevoelt, hier moet een adder onder
het gras schuilen.
Er moet hier een ons nog onbekende oor
zaak hebben gewerkt,' die wel in geen geval
tot onvoorwaardelijke goedkeuring van deze
missive zal kunnen leidenmaar die ons ten
minste verklaart, hoe ze in de wereld kwam."
Ten slotte zegt het blad echter, dat het laat
ste deel der bekende missive des heeren Loh
man „op zijn zachtst genomen een noodeloos
en onvoorzichtig prikkelen van de gevoeligheid
der Staten" was.
STATEN-GENERAAL
Eerste Kamer.
Zitting van Donderdag 30 Januari.
In de Kamer heeft lieden de voorzitter een
zeer waardeerend woord gesproken ter eere van
de nagedachtenis van het medelid Van der
Goes, die aller achting en genegenheid had
verworven door zijne bekwaamheid, ijver, karak
ter en omgang en wiens heengaan voor de fa
milie en het vaderland een groot verlies is.
Bij de Oorlogsbegrooting herhaalde de heer
Van Royen de grieven van. den heer Tindal
tegen onze onvoldoende legerorganisatie en
mobilisatie. Hij hoopte dat de heer Tindal
zou voortgaan met zijne betoogep om eindelijk
zijne overtuiging in de Vertegenwoordiging te
doen doordringen.
Hij en de lieer Alberda bestreden de oprich
ting van eene dynamietfabriek te Groningen.
De heeren Alberda en Viruly zo.uden, in
afwachting van de defensie-wetten, vóÖrstemmen.
De minister van Oorlog verzekerde, dat hij
wel advies inwint van, maar zich niet laat lei
den door de inspecteurs der - wapens. Hij is
overtuigd dat mobilisatie snel en ongestoord
mogelijk is. Hij is bereid in comité-generaal
de vragen, van den heer Van Royen te be
antwoorden.
Beslist is niet, dat de dynamietfabriek te Gro
ningen zal komen in elk: geval zou alle gevaar
vermeden kunnen worden. Men zal den uitslag
van de proeven met brisante springmiddelen
nioeten afwachten.
De heeren Van Royen en Wertheim meen
den, dat een comité hier niet gewenscht is,
maar veeleer bij de andere Kamer-thuis be-
have," antwoorde hij achterover geleund en met
over elkaar geslagen armen, „al worden er ook
nog zulke doorslaande bewijzen te berde gebracht
de wereld lieeft haar leider, die zij blindelings
volgt, zonder te" vragen met welke drogredenen de
weg geplaveid is, waarlangs hij het troepje" zijner
getrouwen leidtLaat zij hem gerust' volgen; ik
wensch er haar geluk mee, als ik maar -.nret in
hetzelfde gelid behoef te marschecren en mettertiid
maar in een anderen hemel terecht kom dan-die
uitverkorenen des. geestes. Dus naar de St. Mar
kuskerk gaat ge morgen, freule von Altingen
Welnu, ik ga mee! De oude predikant is een ferme
kerel, hij heeft haar op de. tanden:, en kan zijn ge
hoor soms terdege de waarheid zeggende man
bevalt me, wij passen bij elkaar! Maar hoor eens,"
vervolgde-, hij tot Ruth gewend, breng alsjeblieft
uw gezangboek mee, want ik geloof dat.mijn oudje
zoek geraakt is, en van buiten kennen doe ik er
niet veel meer vanlaat me dus bij u 'inzien,
evenals vroeger, toen die goede Meisenheim de
sprookjes van Andersen met me las
De genoemde trok, als door een electrischen
schok, de juist naar zijn theekopje opgeheven hand
terug en lei die heel netjes op zijn borst. „Een
hoogst aangename herinneringprevelde hij.
„Ik zal mijn boek geheel en al ter beschikking
van Uwe Hoogheid stellen," verzekerde Ruth schert
send, „ik zing niet en zou me gelukkig rekenen
het koor der kerk met een tenor te helpen ver
meerderen
„Nn, dan hebt ge in mij juist den rechte ge-
troflen riep Leopold lachend uit, „ik raak meestal
uit de maat., en eigenlijk zing ik alleeu dan met
gevoel, als ik me zelf bij een eenvoudig volksliedje
op de citer begeleiden kan. Vraag maar eens aan
Sangóulème, of ik hem in mijn muzikale buien niet
dikwijls tot wanhoop heb gebracht
Er volgde een algemeen geschater.
(Wordt vervolgd.)