HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT Jaargang 48, M. 19. Woensdag 12 februari 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. BEKENDMAKING. ,En deaespereert nimmerI* Jan Pieterts. Coen. Het Vnderlnndt ghetrouw» Blijf ick tot in den doot. Wilhelmuslied. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75. Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30. buiten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden,3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stond 3 Gemeente Helder. Verslag omtrent lichtsterkte, druk en zuiver heid van het lichtgas voor de straat verlichting gedurende de maand Januari 1890. Bij het contract bepaald. Bij de beproeving bevonden. Lichtsterkte in kaarsen 13 13.3 Zwavelgehalte per 100 7.4 knb. voet gas in greinen 30 mag niet Zwavelwaterstof aanwezig zijn. niet aanwezig. Ammoniagelialte per 100 2.8 kub. voet gas in greinen G Druk in millimeters op den watermanometer. Van zonsondergang tot 30 tot 25 middernacht. 25 Van middernacht tot zons opgang 18 25 lot 221 Gedurende den overigen tijd des daags 15 20 NEDERLAND. HELDER, ii Februari. Het verheugt ons te kunnen vermelden, dat H. M. de Koningin thans weer geheel hersteld is. H. M. heeft jl. Vrijdag te n ure met de Prinses eene wandeling door het dorp Apeldoorn gemaakt, waarna zij des middags met een hof dame een rijtoer door de Wieselsche bosschen maakte en door het Koninklijk park terug keerde. In een particulier schrijven uit Suriname wordt bericht, dat aldaar het gerucht gaat, dat jhr. mr. M. A. de Savornin Loliman met de laatste mail zijn ontslag zou hebben aangevraagd als Gouverneur van de kolonie. De minister van Buitenl. Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de nieuw benoemde minister-resident van Nederland in Japan, mr. D. graaf van Bylandt vóór zijn ver trek derwaarts, aan 's ministers departement zal zijn te spreken op Maandag 24 en Woensdag 26 dezer, 's namiddags tusschen 2 en 4 uur. De ministerraad heeft thans advies over de ontslagaanvrage van den minister van Kolo niën uitgebracht en aan Z. M. den Koning verzonden. Feuilleton van de Heldersche- en Nieuwedieper Courant. 19) ELZENKONINGIN. ,S Roman door N. VON ESCHSTRUTH. Rutli bukte schielijk ora den kanten zakdoek op te rapen, die van Josepliine's schoot gegleden was, maar Alice kwam haastig een schrede nader en sloeg met een helderen lach de blanke handjes samn „Lieve hemel, door uw dwaallichtje schiet me eensklaps mijn spiritusvlammetje onder het theewater in de gedachte dat zal er ook op los koken Ik verzoek u wel zeer ora vprschooning, dat ik me voor een oogenblik moet verwijderen, de plichten van huisvrouw zijn even onverbiddelijk, als Arih- man tegenover rijn zondige Perzen A propos,,, en hierbij keek zij met allerliefste gewichtigheid over haar schouder om, terwijl haar arm reeds de zware portière ter zijde sloeg, „tegen hoe laat heeft Zijne Hoogheid prins Leopold eigenlijk belet gevraagd? Zal ik met het thee zett en nog een poosje wachten, of kan alles gereed gehouden worden?" „Een oogenblik, Alice," riep de prinses haar on der het opheffen der ha ad toe, „ik zou U wel willen verzoeken, aan meneer de Sangoulème voor van avond den post van uw persoonlijken adjudant op te dragen en hem maar dadelijk van zijn nieuwe waardigheid op de hoogte te stellen zwaar ïs de dienst niet, cher baron/' vervolgde zij schert send, zich tot Norbert keer end, „fr eule von Nie- vendloh oefent haar dwinglamlij uit door lieftallig heid „En ik zal mijn best doon, op haar geringste wenken te gehoorzamen," zei de jonge officier met een hoffelijken glimlach hij maakte een onderda nige buiging en volgde de m ooic hofdame^ die hem Men meldt uit den Haag De leiders der anti-revolutionaire partij in en buiten de Tweede Kamer, de heeren De Savor nin Lohman en dr. A. Kuyper, zijn jl. Vrijdag hier geweest en hebben met eenige ministers een onderhoud gehad. In tegenspraak met een vorig bericht, ver nemen wij thans, dat de heer mr. A. E. J. Nijsingh zijne benoeming tot lid der Eerste Kamer heeft aangenomen. Het „Vadérland" wijdt een hoofdartikel aan „Ons Reddingwozen", waaraan wij het volgende ontleenen Telkens als er een noodlottige zeeramp met verlies van menschenlevens op onze kusten plaats grijpt, wordt de vraag aan de orde gebracht, of ons reddingwezen wel aan de redelijkerwijs te stellen eischen beantwoordt. Zoo in 1S88 na de Ango-ramp, thans weder na de schipbreuk bij Callantsoog, waar op 200 M. afstands van het strand 25 man den dood in de golven vonden. Tusschen die beide gebeurtenissen in had het onderzoek eener Regeeringscommissie plaats, wier rapport, op aandrang van den heer Veegens in de Tweede Kamer, voor korten tijd werd gepubliceerd. Nu die publicatie onmiddellijk gevolgd werd door de bovenvermelde ramp bij Callantsoog, maakt een tamelijk zonderlingen indruk de verzekering van dat rapport, dat de inrichting van ons reddingwezen weinig of niets te wen- schen overlaat. Zeer te betreuren is het, dat de Regeering heeft goed gevonden de opdracht der commissie te beperken, door haar te vergunnen voorstellen aan de Regeering te doen „in hoe verre Staatsbemoeiing, alt ij d in zoo beperkt mogelijken zin, daarbij gewenscht zoude zijn." Het kan niet anders, of zulk een voor- uitloopen op de conslusien der commissie heeft die conslusien zelve in meerdere of mindere mate beheerscht. Voor het publiek zouden die con- clusien meer waarde hebben, als eene vergelijking met den toestand in andere landen de overtui ging kon vestigen, dat inderdaad de inrichting ten onzent, waarbij de zaak aan 't particulier ini tiatief wordt overgelaten met eenigen indirecten steun van den Staat weinig te wenschen overlaat. Ongelukkig wordt ons die vergelijking onthouden de bijlage, waarin een vergelijkend overzicht is opgenomen betreffende het reddingswezen in an dere landen, is niet door den druk gemeen ge maakt, en deze leemte wordt door het verslag zelf niet aangevuld. Wel vinden wij verzekerd, dat een nauwge zette studie van den aard en soort der red dingsmiddelen en hun toepassing, der commissie de overtuiging heeft geschonken, dat te dien opzichte het Nederlandsche reddingwezen volstrekt niet ten achteren staat bij dat van an dere natiën, en gaarne nemen wij dit op ge zag der commissie aan, maar dat is toch nog de hoofdzaak niet. Dat er nog andere factoren in aanmerking komen, en in de eerste plaats in aanmerking komen, bewijst het verslag der com missie zelve, en wel in zoo groote mate, dat de met een allervleiensten welkomsgroet naar de zij kamer \oorging. „En nu, lieve Ruth, laten we spoedig verder afhandelen," begon Josephine haastig op fluisteren den toon, „binnen weinige oogenblikken kan Leo pold hier zijn, en ik zou toch gaarne nog heden avond alles goed duidelijk met u afspreken O zeker, Hoogheid knikte Elzenkoningin ver strooid zij hoorde in het vertrek daarnaast liet overmoedig lachen van Alice en klemde de tanden opeen bij de gedachte aan de verlijdelijke oogen, die heden al de betoovering hunner blikken op Sangoulcme lieten werken. Zal hij daaraan weer stand kunnen bieden „Gij zegt zelf, lieve Ruth, dat Otthardt's zaak geen uitstel duldt en daarom ben ik besloten on- middelijk te helpen met alle middelen, die mij op 't oogenblik ten dienste staan." De prinses hield weifelend op en bracht den fijn gehorduurden zak doek voor den mond, daarna liet zij het vergrijsde hoofd op de borst zakken. „Al sinds jaren heb ik heimelijk gespaard, om voor Leopold het landgoed van graaf H. aan te koopen, van wiens jachtgron- ded mijn neef altijd zooveel ophef maakt. Ik had het er op gezet, hem bij zijn verjaardag met dat geschenk te verrassen, maar och, als 't nu eenmaal niet gaat, dan moet ik in 's hemels naam iets an ders verzinnen, dat minder duur is en toch ook genoegen doetdie goede, brave jongen is zelfs voor het geringste bewijs van genegenheid zoo innig dankbaar Ruth knikte toestemmend zonder een woord te zeggen uit de eetkamer hoorde men het gerammel van theekopjes en daar tusschendoor klonk Norbert's vroolijke stem. „Dat kapitaal heb ik nu losgemaakt om de schulden van luitenant von Otthardt te dekken," vervolgde de prinses gejaagd, „maar er is een be zwaar Ruth keek met een vragenden blik op. „In hoe- geruststellende conclusie daarmede niet gerecht vaardigd schijnt. Overal waar een reddingboot is en vuurpijlen beschikbaar zijn, heeft men een bootsman en een vu.grpijlrichter tegen vast salaris, in den regel van 60 en 15 gld. Dit salaris is zeer beschei den, zoodat men van die mannen niet veel ver gen kan, met name niet dikwijls een groot bezwaar dat zij bij alle voorkomende geval len terstond aanwezig zijn. Nu zegt de com missie, dat in den regel wel zal gezorgd wor den, dat voor die taak gekozen worden de be kwaamste mannen ter plaatse, alsook dat het hun over 't geheel aan moed en vastberadenheid niet ontbreekt. Maar verder „Op het punt van bekwaamheid voor de hun opgedragen taak ech ter mag men, wat de eigenlijke strandstations betreft, niet al te optimistisch zijn. Wel zullen de bootslieden de noodige plaatselijke kennis van kust en kustwateren hebben, doch de behande ling van sloepen is voor de meeste onzer strand bewoners, zelfs bij goed weder, een ongewone zaak om onder de ongunstigste omstandigheden er goed mede om te gaan, worden eigenschap pen vereischt, die alleen door langdurige oefening te verkrijgen zijn. Waar sloepen en booten in het dagelijksch leven voortdurend gebruikt wor den, zal men die geoefendheid vindenwaar dat niet het geval is, moet zij opzettelijk ver worven worden. In dat opzicht nu blijft nog wel te wenschen over. Wat de vuurpijlrichters betreftom zeker te zijn van een handig ge bruik van een vuurpijltoestel is, hoewel in min dere mate, een geregelde oefening ook zeer ge wenscht." Dit nu wil met andere woorden zeggende mannen, die de leiding in handen moeten heb ben, zijn, bij gebrek aan oefening, voor hun taak niet berekend. Hoeveel te minder de reddingmanschappen Ondoenlijk heeft men het, heet het, bijna overal bevonden vaste bemanningen samen te stellen, zoodat men op elk gegeven oogenblik geheel van het toeval afhankelijk is. Geregelde oefe ning wordt niet gehouden, en het kan zijn, dat men met mannen in zee moet, die voor de eerste maal in de sloep aan de roeispaan zitten. Wilde men geregelde oefening houden, het blijkt, dat men stuitte op twee bezwaren: 1. om altijd ze ker te zijn geoefende mannen bij de hand te hebben, zou men eigenlijk de geheele kustbe volking, waarvan immers vaak een gedeelte op zee ïs, geregeld moeten oefenen, wat verre boven de financieele krachten der maatschappijen zou gaan; 2. bij de kustbewoners bestaat een zekere onwil ora aan dergelijke oeteningen deel te ne men, omdat zij, onbekend met de vereischten voor een goed reddingroeier, over 't algemeen overtuigd zijn, dat zij het wel kunnen. (De toestand is natuurlijk beter, daar waar 'tloods- personeel beschikbaar is). Intusschen beweert de commissie, dat het vor men en oefenen van vaste bemanning, op som mige plaatsen misschien wel kon geschieden. Reeds terecht heeft de heer Veegens de opmer king gemaakt, dat de commissie geheel verzuimt aan te wijzen, hoe dit dan zou kunnen geschie- ver. Hoogheid?" „Ik zou liever niet willen, dat iemand, wie ook, er het geringste van bespeurde, zells Otthardt mag niet kunnen vermoeden, van welken kant er hulp voor hem is komen opdagen, zijn dank zou me ten hoogste pijnlijk zijn. Ik kan u dit alles niet uit leggen, lieve Ruth, 't hangt samen met een herin nering uit het verleden, die bij de geringste aan leiding weer in mij levendig wordt en mij grievend leed berokkent." Josephine loosde een diepen zucht, de tranen sprongen haar in de oogen. Met een vlugge be weging knielde Ruth aan haar zijde en drukte zwijgend een kus op de marmerwitte hand der edele vrouw. „Dus mag Otthardt ook niet komen, om, aan Uwe Hoogheid zijn dank te betuigen fluisterde zij zacht, „ik had er me al iets heerlijks van voor gesteld, hem hierheen te kunnen brengen." De hand der prinses beefde, zij trok die ijlings uit Ruth's vingeren en lei ze liefkozend op het blonde hoofd van het jonge meisje. „O neen zei ze haastig, „ik voel me niet wel genoeg, om vreemde menschen te kunnen ontvan gen, en vooral hem niet, een Otthardt. Ik verlang geen dank, want wat ik doe is een daad van barm hartigheid en liefde tot den naaste, die zijn waarde zou verliezen, als er mee naar den lof der menigte gedongen werd. En wie weet, of ze wel eens ge prezen zon worden j de menschen hebben booze tongen en willen alles vetlagen en door den modder halen. Ik heb een verzoek aan u, kleine Elzenko ningin, een zeer gewichtig verzoek zal ik me ver geefs tot u wenden Ruth keek ontdaan op. „Als het in mijn ver mogen staat, het te vervullen, Hoogheid Josephine glimlachte. „O zeker, en daarom kom ik er mee voor den dagGij zijt verstandig en ernstig, Ruth, zijt uw leeftijd ver vooruit, en mij hartelijk genegen. Voorheen zou ik me iu een den. Misschien uit vrees, dat zij den staatsarm zou moeten te pas brengen Ons zou staatsin menging niet afschrikken, als die hier iets ten goede kan teweegbrengen. Is dus het personeel niet geoefend, men heeft bovendien le rekenen met een licht begrijpelijke aarzeling, die bij velen bestaat om op de eerste oproeping hun leven te wagen. Toewijding is niet voor geld te koopen en het redden van menschenlevens laat zich niet maken tot een be zoldigd beroep, maar wie zal het wraken, als de gedachte aan vrouw en kinderen, die wel licht onverzorgd zullen achterblijven, den man doen weifelen, al dringt zijn menschlievend hart hem aan de roepstem, die tot hem komt, gehoor te geven. De liefdadigheid doet zeker, wat zij kan, 0111 weduwen te helpen, maar zou niet me nigeen veel spoediger zich beschikbaar stellen, met veel zekerder greep de roeispaan omklem men, met veel rustiger hart de branding trotsee- ren, als hij de vaste zekerheid had, dat zijn na gelaten betrekkingen recht zouden hebben op voldoenden onderstand Dit punt is trouwens aan de aandacht der commissie geenszins ont gaan, en hier gaat zij zelfs zoover, dat zij directe staatshulp aanbeveelt. Ook de heer Veegens drong dit punt bij den Minister van Waterstaat aan en hij erlangde althans de toezegging, dat de Minister met veel sympathie de zaak ter hand zou nemen. En thans het toezicht. Bepaalde inspectiën, heet het, zijn niet voorgeschreven. Aan de plaat selijke commissien (wij spreken hier van de N.- en Z.-Hollandsche mpij.) is het overgelaten, hoe zij het toezicht willen uitoefenen, terwijl overi gens op onbepaalde tijden door het hoofdbestuur aan verschillende stations bezoeken worden gebracht. De commissie ziet in deze regeling geen ernstig bezwaar' althans zij concludeert, dat een meer blijvend toezicht van Staatswege haar onnoodig voorkomt. Wij zouden daar tegenover willen stellen, dat nauwelijks een zaak zoozeer behoefte heeft aan voortdurend geregeld toezicht als het reddingwezen. Feitelijk is alles aan de plaatselijke commissien overgelaten, welker sa menstelling in het rapport der commissie zelf niet onvoorwaardelijk geprezen wordt. De bepalin gen, dat de leden voor onbepaalden tijd zitten, en dat bij vacature de plaats wordt aangevuld door een keuze van het hoofdbestuur uit een voordracht, hebben de strekking ze wat al te on bewegelijk en te conservatief te maken. Bij ge brek aan toezicht is een gevaarlijk inslapen niet geheel te voorkomen. Daardoor blijven ook ge wichtige voorschriften onuitgevoerd, zooals het verslag zegt van art. 5 der bepalingen voor de commissien van plaatselijk bestuur luidende „Het wordt der commissie aanbevolen om ter bekoming van paarden tot het vervoeren van de reddingboot, of van helpers om haar in zee te brengen en tot het dragen of vervoeren van den vuurpijltoestel, zoowel voor gevallen van stran ding als bij oefeningen, vooraf een overeenkomst te treffen, onder goedkeuring van het bestuur, ten einde in oogenblikken van nood daarover te kunnen beschikken." Men gevoelt hoeveel dit waard is, en hoe allicht een voortdurend .toe-l geval als het onderhavige tot mijn dierbare Stepha- nie gewend hebben, thans doe ik een beroep op het hart van haar kind. Wilt gij op u nemen den luitenant von Otthardt de bedoelde som in handen te stellen, en, wat de hoofdzaak is, het te doen voorkomen alsof het geschenk van u zelve kwam?" Zij nam Ruth's beide handen in de hare en zag smeekend naar haar op, „Iedereen weet, dat gij zeer vermogend zijt, liefkind, ook Otthardt zal 't weten en uw handelwijze niet als iets ontnogelijks beschouwener zijn meer voorbeelden van, dat jonge dames zich groote offers getroost hebben om iamand, die haar niet onverschillig was, van den ondergang te redden „Hoogheid riep Ruth verschrikt uit, „om Gods wil, als Otthardt aan die onvrijwillige grootmoedig heid eens eene verkeerde verklaring gaf?" De oude dame zag de spreekster strak iu de oogen. „Zou dat dan voor mijn Elzenkoningin zoo hoogst noodlottig rijn?" vroeg zij glimlachend met goed- aardigen scherts. „Als men met den knapsten officier van het garnizoen zoo dikwijle walst, en zelfs precies op de hoogte is van zijn glinsterende oogen, dan mag men zich over zulk een klein mis verstand toch niet te boos maken! Nietwaar, lieve Ruth, ik heb gelijk, en gij zult mij, oude vrouw, wel het genoegen willen doen de zaak met ijver aan te pakken!" Als versuft knielde Ruth aan de zijde der prinses neer, een vreeselijke angst beklemde eensklaps haar hart en een stem in haar binnenste riep haar toe: „Keer terug, zoolang het nog tijd is! Gij bemint dien vreemdeling niet, uw hart behoert dien fleren man, wiens krachtige arm u eens over de beek an de klaverweide droeg en wien gij tot in het diepst zijner ziel gegriefd hebt." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1