HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
M 33. Zondag 16 Maart 1890. ^jl&Jaargang 48.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
«En detcspereert nimmer
Jan Pieten*. Coen.
Het Vadorlandt ghetrouwe*
Blijf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied,
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post f 0.90.
Het Zondagsblad, bekoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden0.75.
Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30.
buiten de 0.35.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij
abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3
Zij. die zich met I April a. s. op ons blad
abonneeren, ontvangen de van af heden ver
schijnende nummers gratis.
NEDERLAND.
HELDER, 15 Maart.
De coöperatie en het Legerbestuur. Het
schrijven van den minister van Oorlog aan de
autoriteiten der landmacht, waarin hij zich ver
klaart tegen het optreden van actief dienende
officieren en onderofficieren als bestuurders van
coöperatieve winkelneringen, wanneer deze niet
uitsluitend den verkoop van artikelen aan leden
der betrokken vereenigingen ten doel hebben,
zal, meent het „Dagblad van Z.-Holl. en 's Gr.",
een luid „bravouitlokken bij velen, die met
het blad in „Eigen Hulp", gelijk deze Vereeni-
ging ook in winkelvereenigingen, opengesteld
voor het publiek, een terrein van hare werkzaam
heid vindt, eene ramp voor de samenleving zien.
„Speciaal /ook de militaire afdeeling van die
Vereeniging levert", schrijft het „Dagblad" o. a„
„niet enkel aan leden van Eigen Hulp, maar is
geworden een gewoon magazijn van benoodigd-
heden. Kolonel Bergansius heeft van den aan
vang van zijn ministerschap beslist antipathie
tegen Eigen Hulp betoond. Die houding was te
verblijdender naarmate zijn ambtsvoorganger
aan wiens bekwaamheden en ijver wij overigens
alle recht wenschen te doen wedervaren te
beslister van warme ingenomenheid voor Eigen
Hulp deed blijken. De tegenwoordige minister
van Oorlog is juister denkbeelden met betrekking
tot de roeping van den militair toegedaan. Hij
keurt het zeer terecht af, dat officieren en on
derofficieren hunne krachten wijden aan eene
vereeniging, welke, door eene ongezonde toepas
sing van het coöperatiebeginsel, tegen eene be
paalde klasse in onze samenleving te velde trekt,
het bestaan van deze tracht overbodig te maken.
Onze zienswijze omtrent Eigen Hulp is bekend.
Haar doel is, volgens onze opvatting, hoogst
noodlottig. Openlijk is het toch door hare be
kwaamste en meest bezielde woordvoerders be
leden, dat zij den stand van winkeliers „de
tweede hand" in koopmansstijl wil doen ver
dwijnen. Meer wetenschappelijk luidt die theorie
het in het leven roepen van onmiddellijk rap
port tusschen producent en consument. Zulk een
toeleg nu achten wij hoogst verderfelijk. Hij is
direct gericht tegen de maatschappelijke instel
lingen, gelijk die zich historisch hebben ontwikkeld.
„De „tweede hand" kan niet in het samenstellen
onzer sociale verhoudingen worden gemist. De
verkoop in het klein is heilzaam. Trouwens,
feuilleton van de TIeldersche- en Nieuwedieper Courant.
3*) ELZENKONINGIN.
Roman door N. VON ESCHSTRUTH.
Om Josephine's lippen zweefde even een flauwe
glimlach: „ik weet 't, meneer von Ottbardt!" riep
zij eensklaps uit. „God moge der verraderes al het
nameloos leed vergeven, dat zij door die vervalschte
letters over mij gebracht heeftO rampzalig werk
tuig van een despotieken geest, dat zijn zaligheid
veil had voor den duivelschen glans der Judaspen
ningen En opnieuw tuurde zij met strakke blik
ken en trillende lippen op het geel geworden blad
papier in hare hand. „Gravin Letibwitz, niemand
anders dan gravin Leubwitz," prevelde zij bij zich
zelve. „Dat is nu de vrucht der ijverzucht, en daar
voor krijgt men briljanten om den hals, o stellig,
zij had 't er dan ook goed afgebracht, elk van
deze kleine vodden scheurde twee harten vaneen
en deed de hel lachenGeef mij die brieven, waar
de Otthardt, ik wil zekerheid hebben. Door Leo-
pold zal ik het schrift laten onderzoeken, 't is,
goddank, voor onzen vergevorderden tijd een geringe
moeite, de boosheid van onze lieve naasten te ont
maskeren. En gij, liefste Ruth, behoeft u geen
oogenblik over die vervalsching te bekommeren. Eer
stort de wereld in puin, eer ik aan de trouw mijner
Stephanie twijfel ruk mij het hart uit den boe
zem, maar laat mij het geloof aan baar V' Josephine
uam het aanvallige kopje der freule tusschen hare
handen en drukte een kus op de trillende lippen.
„Als Sthephanie mij zoo bedrogen had, zou zij me
dan wel haar eigen kind zenden, om dezen sluier
op te heffen Sla de oogen mnar flink op, mijn
lieveling, als God wil, zullen we omtrent dit weef
sel van leugens spoedig tot zekerheid komen. Wat
behelzen de andere brieven, meneer von Otthardt
„'t Zijn nog drie wanliop'ge pogingen van mijn
de winkelvereenigingen van Eigen Hulp zijn ten
slotte dan toch ook „winkeliers". Zij voerende
mededinging echter onder voorwaarden, zeer
ongunstig voor hare concurrentenwant zij be
schikken over een maatschappelijk kapitaal, ter
wijl de winkelier zijn eigen geld in zijne zaken
moet steken."
Mèt den minister zou het Haagsche „Dag
blad" in de winkelvereenigingen, enkel voor
eene bepaalde groep in de samenleving bestemd,
hoewel zij ook dan nog zondigen tegen de le
venswet der maatschappij, kunnen berusten.
Wanneer personen, die van een bepaald inko
men moeten leven, zich bijeenvoegen om zich
de levensbehoeften goedkooper aan te schaffen,
dan verdient dat streven tot zekere hoogte zelfs
lof. Eene poging van hen, die van beperkte
inkomsten in hunne behoeften moeten voorzien
om goedkooper de eerste benoodigdheden des
levens te kunnen verkrijgen, zou het „Dagblad"
niet absoluut durven wraken. De winkelveree
nigingen van Eigen Hulp gaan echter veel
verder. Zij handelen in artikelen van weelde en
zetten hare deuren open voor de rijksten en meest
gezegenden.
Allerminst acht bovendien het „Dagblad" het
de taak van officieren en onderofficieren van het
leger om zich te belasten met het bestuur van
dergelijke inrichtingen.
De nieuwe inspecteur van het lager
onderwijs. Ook „Het Vad." is verbaasd
over het Kon. Besl., waarbij de heer Fabius,
benoemd inspecteur van liet lager onderwijs, als
kapitein op verzoek wordt gesteld op nonactivi-
teit met bezwaar van 's lands schatkist.
De beteekenis was ons duister, zegt het blad.
Wij konden niet gelooven, dat de benoemde en
de hem bevriende Regeering de onkieschheid
zoover zouden kunnen drijven, dat zij misbruik
maakten van de bepaling der wet, om een offi
cier, die in een burgerlijke betrekking overgaat,
nog een douceurtje uit 's Rijks schatkist te ver
zekeren en de gelegenheid open te laten in den
dienst terug te keeren, als de civiele betrekking
hem of hij in de civiele betrekking niet mocht
bevallen. Er moest iets achter zitten.
„Wij gingen daarom op kondschap uit, en,
zijn onze inlichtingen juist, dan zou de zaak
zich aldus toedragen. De heer Fabius, het inspec
teurschap aanvaardende, houdt op lid der Kamer
te zijn, maar wordt dan op hetzelfde oogenblik
in activiteit hersteld. Daarvan zou weder liet ge
volg zijn, dat de heer Fabius moet aftreden als
raadsheer te Delft, wat hem zeer onaangenaam
zou zijn, omdat hij meent in dien Raad als Chris
telijk element hoog noodig te wezen en omdat
hij wel weet, dat zijn herkiezing hoogst onzeker
zou zijn. Dit ware nu te vermijden door het
nemen van ontslag uit den militairen dienst, wat
na zijn optreden als inspecteur van het lager
onderwijs toch niet zou kunnen uitblijven.
„Maar daarentegen is weer dit het groote
bezwaar, dat de heer Fabius niet zeker is dit
ontslag reeds te kunnen krijgen, zoodra hij op
houdt lid der Kamer te zijn. Want naar men
vader, om tot Uwe Hoogheid door te dringen,
brieven vol hartstochtelijke betuigingen," antwoord
de de officier opgewonden, „en de antwoorden dier
gewaande hofdame. Het laatste van deze moest het
fiere, onstuimige gemoed mijns vaders vel tot het
uiterste drijven, en maakt ook zijn plotselinge ver
loving met mijn zalige moeder begrijpelijk Het
ergerlijke pvaalje, dat Zijne Hoogheid de Groother
tog met geld mijn vader tot die daad heeft overge
haald, is een schandelijke leugen, die alleen in de
hoofden van eerlooze schurken kan gerijpt zijn.
Nog kan er met de kwitanties bewezen worden,
dat het volstrekt niet hooge bedrag, door mijn vader
in een jaar van lichtzinnigheid verspeeld, met het
vlottend kapitaal van mijn grootvader van moeders
zijde betaald is geworden."
De lippen der prinses trilden. „Voor de wereld
is geen middel te slecht, als 't er om tc doen is
de eer van den naaste te ondermijnen," zei ze met
ongewone scherpte, „ik verlang, meneer von Ott
hardt, dat gij nog hedenavond een onderhoud met
mijn neef Leopold zult hebben, om onverwijld de
noodige stappen te doen tot het bewijzen, dat deze
schrifturen valsch zijnik zal u een brief meege
ven en verzoek u, dat gij u zonder uitstel naar den
prins begeeftLieve Ruthginds op het spiegel-
taleltje ligt een potlood en papier, geef me alsje
blieft even die roode schrijfmap zoo? dank je
wel, beste neem plaats, meneer Otthardt
Ruth trok zich terug in de veusternis, de jonge
officier volgde haar zonder een woord te spreken.
Buiten dwarrelden de sneeuwvlokken door de lucht,
en de storm rukte en plukte aan de witberijpte
takken der linden van het parknaargeestig zag
de loodgrauwe hemel er uit en in de verte, uit de
hooggelegen villa's, doemden de eerste lichten op.
Otthardt tuurde zwijgend naar buiten, er lag een
uitdrukking van stil genot in zijn schoone gelaats-
tiekken.
Eindelijk wendde hij het hoofd om en liet zijn
blik rusten op het neergebogen kopje van Ruth.
„Wat heb ik al niet aan u te danken, freule,"
wil, zou de heer Fabius trachten, in plaats van
eenvoudig ontslag te nemen, voor den dienst
afgekeurd te worden, ten einde aanspraak op
pensioen te kunnen doen gelden. En daar dit
zoo spoedig niet zou kunnen geschieden, zou
èeu tijdelijke nonactiviteit hem kunnen helpen.
En waarom dan niet met bezwaar voor 's lands
schatkist? De gunstige bepalingen der wet zijn
gemaakt pour s'en servir, en ook aan het Chris
telijk bewustzijn is het aardsche slijk niet geheel
onverschillig.
„Ziedaar, wat wij vernomen hebben en wat
ons niet onwaarschijnlijk voorkomt.
„Slechts rijst deze vraagals de heer Fa
bius, als lid der Kamer aftredende, rechtens
ophoudt nonactief te zijn, krachtens art. 38 N. 1
der wet, en daarop nonactief wordt krachtens
art. 38 N. 5 tier wet, is hij dan toch niet een
ondeelbaar oogenblik in activiteit hersteld geweest
en moet hij dan toch niet aftreden als Raads
lid?
„En dezeis het kiesch, ja, is het in overeen
stemming met den geest der Grondwet, dat de
heer Fabius, benoemd inspecteur, voorloopig nog
lid der Kamer blijft en aan stemmingen deel
neemt
„Als lid der Kamer zal de heer Fabius, af
tredende, zich niet herkiesbaar stellen. Zonder
twijfel zal hem, zoomin als indertijd den heeren
Moens en Verheyen, vergund worden het Kamer
lidschap met het inspecteurschap te vereenigen.
De heer Keuchenius heeft op de hem door
de R. K. Kiesvereeniging te Goes gedane vraag
geantwoord, dat hij bereid zou zijn een wets
voorstel, dat het beginsel van persoonlijken dienst
plicht huldigde, behoudens de noodig of billijk
gebleken vrijstelling, te ondersteunen.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Zitting ,,an Donderdag 13 Maart.
De Kamer heeft heden het debat voortgezet
over de interpellatie A. van Dedem.
De heer De Beaufort was onvoldaan over het
verkregen licht. Hij schreef dit hieraan toe, dat
dat men niet publiceeren kan de invloeden van
de leiders der partijen, die tot de oplossing van
de crisis hebben meegewerkt. Hij protesteert
tegen de bewering van den heer Schaepman, dat
de liberalen den minister Keuchenius gesard
hebben. Daargelaten, dat deze tegen sarren als
minister bestand moest wezen, sarde niemand
hem tot het schrijven van den bekenden brief
aan de Synode. Ten aanzien van het optreden
van den minister Lohman is spr. bezorgd, daar,
deze zijne „pacificatie"-denkbeelden huldigde, in
strijd met het karakter der aangenomen school
wet, zoowel wat de schoolgeldheffing als wat het
karakter der openbare school betreft. In zake
het Hooger Onderwijs vraagt spreker aan den
minister van Justitie of deze instemt met het
denkbeeld van den heer Lohman, dat het doc
toraat der Vrije Universiteit recht geeft om als
advocaat op te treden.
zei hij met beklemde stem, „de dag van heden zal
den naam Otthardt weer rein wasschen voor het oog
der wereld, en een keerpunt wezen op mijn levens
pad. De raenschen hadden gelijk, met mij licht
zinnig te noemen. Niemand heeft mij berispt of
vermaand, men haalde enkel de schouders op en zei
„'t Is een Otthardt, hoe zou hij anders kunnen
Ik echter leefde maar voort als vroolijke Frans, en
teerde op den eerlijken naam van een miskende.
Thans zal dat anders worden. Mijn nieuwe aan
stelling brengt mij in een geheel anderen toestand
en omgeving, ginds kent men mij niet en zal men er
zich niet over verwonderen, als er een zonderling
te meer op de wereld ronddoolt. Kluizenaar wil ik
niet worden, daaitoe brnisclit het cavaleristenbloed
mij nog te onstuimig door de aderen, maar ik zal
leven als andere kameraden, die ook de tering naar
de nering moeten zetten, en wat ik niet betalen
kan, dnarvan zal ik me weten te onthouden. Aan
u echter, freule Ruth, dank ik 't, als een nieuw leven
voor mij aanbreekt, en ofschoon ik volstrekt niet
meer geloof, dat liefde u zoo barmhartig heeft doen
zijn, toch ben ik overtuigd, dat gij uit louter vriend
schappelijke belangstelling voor mij gehandeld hebt
laat mij u daarvoor de band kussenDoor uw
grootmoedig offer hebt gij mij van den afgrond
willen wegrukken, en mij ongemerkt een nieuwe
levensbaan gewezen, die, naar we hopen, niet op
een troosteloos einde zal uitloopen. Nooit in mijn
leven heb ik tot iemand ter wereld zoo opTecht
gesproken als op dit oogenblik tot u, want nog nimmer
heeft men mij met zooveel goedheid en voorkomend
heid bejegend. Mocht ik 11 in mijn lichtzinnigheid
ooit gekwetst hebben, freule, vergeef 't me dan met
de gedachte, dat ik cr innig berouw over gevoel.
God zegene u, freule Ruth!" Hij bukte haastig
en bracht haar hand aan zijn lippen, daarop trad
hij, zonder haar den tijd tot antwoorden te laten,
weer in de kamer terug en nam uit de handen der
prinses het beschreven vel papier in ontvangst.
„Ga nu met God, mijn vriend zei Josephine
afgemat, „en breng mij spoedige heel spoedig tijding
De heer W. K. van Dedem ontkende pertinent
tegenover den heer Van Nunen, dat in Indiö
hel Christendom wordt achtergesteld bij het Ma-
homedanisme.
De heer Mees vond ook het licht zeer onbe
vredigend. Hij wees op de verschillende nuances
in dit Kabinet en op de scheve verhoudingen
in de antirevolutionnaire partij buiten de Kamer,
welke zich afspiegelen in het Kabinet. Zij, die
dezerzijde voor de Schoolwet steraden, zullen
daaraan kracht ontleenen om te controleeren en
tegen buitensporigheden te waken.
De heer Smidt achtte ongemotiveerd de uittre
ding van den minister Mackay van Binnenlancl-
sche Zaken, na zijne toezeggingen.
De heer «Rutgers constateerde, dat men Mr.
Keuchenius 'heeft losgelaten, zoodra men een
ander voordeel kon behalen. De reden van deze
Kabinetsformatie is een geheim gebleven. Wie
leider van dit Kabinet is, doet niets af. De groote
mast staat toch buiten boord. De heer Sanders
vroeg opheldering aan den Minister Lohman
omtrent schoolgeldheffing.
Daarna had dc interpellatie van den heer
Viruly plaats over onze vertegenwoordiging ter
conferentie tc Berlijn.
De minister van Euitenlandsche Zaken en
Justitie verklaarden, dat wij onze wetgeving in
niets binden. Die reserve is gemaakt, en onze
gedelegeerden hebben jnstructiün gekregen in
dien zin.
De heer Kerdijk wilde, dat wij het initiatief
namen tot een internationalen normalen arbeids
dag, wat de heer Rutgers bestreed. De heer
Nieuwenhuis achtte regeling van den normalen
arbeidsdag en van den arbeid voor volwassenen
nuttig. De heer van Kerkwijk wenschte aan
drang tot afschaffing van de protectionistische
buitenlandsche wetgeving.
Zitting van Vrijdag 14 Maart.
In de Tweede Kamer heeft heden de heer
Cremer bij zijn interpellatie over de benoeming-
van een consul te Amoy de vraag gedaan, of
daarbij andere reden gegolden hebben, dan die
in de Eerste Kamer door den minister zijn aan
gevoerd en welke spreker bestrijd als niet afdoende.
Voorts vroeg hij of de consul het exequator heeft
gevraagd voor andere Chineesche havens, en of
hij te Honkong zal worden geaccrediteerd.
De minister Hartsen antwoordde, dat hij na
onderzoek aan Amoy de voorkeur is blijven geven
als eene belangrijke plaats, en op advies zoowel
van den gewezen mi irister-resident als van Dr.
de Groot, tolk voor het Chineesch in Ned.-Indiö.
Geheel Zuid-Chine is den consul tot ressort aan
gewezen. Vóór zijne vestiging te Amoy zal de
consul verblijf houden te Hongkong en den mi
nister adviseeren omtrent hetgeen hii meent dat
daar noodig is.
Een klein incident ontstond over eene vraag
van den heer Zaaijer waarom de min. uit de
Handelingen eene mededeeling heeft weggelaten,
welke hij in deze Kamer gedaan heeft omtrent
Amoy, en eerst bij erratum later daarin weder
Kom dikwijls bij mij, zoo vaak als uw tijd dat
verguntdoch niet ter sluiks, de wereld moet zien,
dat er nog wonderen gebeuren, en dat ook een Ott
hardt weer als vriend den rechtervleugel van liet
kasteel mag uit- en ingaan." Zij stak hem de be
vende hand toe en haar blik volgde den knappen
man, totdat de portières zachlkens achter hem dicht
vielen.
Een gloeiend rood kleurde de ingevallen wangen,
gejaagd hijgde de adem, en achter het voorhoofd
woelden koortsige gedachten door het ontstelde brein.
„Ruth fluisterde zij zacht, „ginds in mijn schrijf
tafel, het middelste landje, z.ie je 't? open dat, de
sleutel ligt iu dat blauwe vaasje rechts ja daar
trek het heel open, nog verder, zoo, neem er de
brieven uit er ligt een pakje bij geef me dat,
kind, juist, dat is 't dankje, Ruth, daukjeen
met wijd opgespalkte, glinsterende oogen verbrak
zij het zwarte zegel en verwijderde het papieren
omhulsel.
Er kwam nu een klein portret te voorschijn, nog
ongeschonden en frisch van kleur 't was een bijzon
der schoon mansgelaat, met heldere, zwarte oogen
en een trotsch, licht gerimpeld voorhoofd. Een bijna
overmoedige glimlach omplooidu de lippen, vermetel
en zeker vau de overwinning, als daagde hij zelfs
het noodlot uit.. Strak rust de blik der vorste
lijke vrouw op de beellenis. „Dielrich Dietrich
klinkt 't met een gil van haar lippen, dc verdorde
rozenbladeren vallen ritselend op baar schoot, en bleek
als een doode, koud en bewusteloos zakt zij achterover
iu haar stoel,met een doffen slag komt het
pastelportret op den grond neer.
Als een loopend vuur verbreidde zich de mare
in de residentie, dat prinses Josephine ernstig ziek
lag aan een zenuwkoorts. Freule von Nievendloli
was opeens naar een tante te Berlijn vertrokken,
om haar geschokte zeuuwen aan de behandeling van
een kundig arts toe te vertrouwen. Wel mompelde
men, dat freule Alice te voren nooit over een der
gelijke kwaal had geklaagd, maar meende als ver-