De reis van het oefehings-eskader. Uit eenige particuliere correspondentien heeft het „N. v. d.D." het volgende reisverhaal samengesteld. In den avond van 10 October 1889 stoomde het eskader zeewaarts. Welke treurige oogenblikken door leefden we't Was ons alsof we een stuk leven achterlieten. Gelukkig was er kort na het vertrek nog al veel werk, en zoo kwam ongemerkt de nacht en gingen we naar kooi. Bij het ontwaken waren we al ver weg en was de eerste pijn geleden. Den eersten dag was liet weer een beetje regenachtig, maar het helderde gauw op en werd allerprachtigst. In het kanaal en op de gronden was de zee spiegelglad natuurlijk kregen we een soort van storm, toen we in de Spaansche zee waren. Brrr, wat. was 't koud en natNa on geveer 10 dagen stoomens werd zeil gezet, en zoo bereikten we, afwisselend onder zeil of stoom, de streek der heerschendc N. O. winden. Deze N. O. passaat is boven alle beschrijving voortreffelijkde wind waait altijd even hard door en nimmer te hard, het schip loopt goede vaart en er bestaat weinig of geen vrees voor ongelukken. Van deze gimstige gelegenheid maakten we veel gebruik om te manoeuvrecren. In den beginne was er veel ge stoomd; de steenkolen waren op, en op St. Vincent, esn der Kaap-Verd eilanden, werden kolen geladen. Na een zesdaags verblijf te St. Vincent werden de ankers gelicht en raakten de bergtoppen van het gezonken werelddeel Attelante spoedig uit zicht. De voortreffelijke N. O. passaat bracht ons een groot eind verder, maar eindelijk verdween hij. Het was altijd nog droog geweesteensklaps echter werden we verfrischt door een hevige regenbui en weg was de windHet eskader was in de streek der windstilten gekomen. Na een paar dagen stoomens kwamen we in het gebied van den Z. O. passaat, die echter verre achterstaat bij zijn N. O. broeder. Den 15den November, 's morgeus om ongeveer half twaalf, passeerden we de linie en -acht dagen later verliet ons de Z. O. passaat, om plaats te maken voor den mousson van Brazilië. Den 29sten November 's morgens vroeg werd kaap Trio verkend, we hielden eenigen tijd op en neer om van Rio de Janeiro bericht te ontvangen of deze plaats vrij was van de gele koorts. Dit bleek het geval te zijn, en statig stoomde het Nederlandsch eskader langs de kust van Bra- zilië's hoofdstad, waar het tegen vijf uur 's avonds aankwam. Rio de Janeiro ligt aan eene schoone baai, bezaaid met eilanden. Dicht bij de hoofdstad stoomt men tusschen eenige furten door, die stad en reede volkomen bestrijken. De baai gelijkt op een breeden riviermond, die door heuvelachtig land stroomt. De stad zelve, ge legen op den westelijken oever, is gedeeltelijk op heuvels gebouwd, die den schilderachtige achter grond van het landschap vormen. De reede ligt vol schepen van allerlei natiën de oorlogsschepen vlak voor de hoofdplaats, de tallooze koopvaarders dieper de baai in, waar men werven, dokken, enz., vindt. De aandacht vooral trok een Chileensch ramsehip met barbettetorens engeschutmarsen. Ook merkten we een toestel op om 's nachts te seinen, bestaande uit een negental roode en witte lantaarns, verticaal boven elkaar geplaatst, waarvan men, door aan dek een handel te bewegen, één of meer, of wel alle te zamen, eensklaps onzichtbaar kan ma ken. Een Braziliaansch ramsehip behoefde voor het Chileensche niet onder te doen voor en achter had het torpedo-lanceeriurichtingen en aandekeene torpedoboot voor vischtorpedo's zeer zwaar geschut en dito pantsering maakten het tot een geduchten vijand. Eransche, Engelsche en Amerikaansche oorlogsvaartuigen lieten weinig nieuws zien. Op de reede heersclite veel drukte met stoom- sloepen, waaronder van fabelachtige afmetingen. De gewone internationale beleefdheden werden over en weer bewezen, en het Braziliaansche muziekkorps deed dagelijks de volksliederen hooren van de na tiën der hier vertoevende bodems. Maar nu de stad. Zij is grootendeels vlak men vindt er eenige pleinen. Op één daarvan staat eene fraaie fontein, op een en ander een prachtig ruiter standbeeld, waarvan het voetstuk is omgeven door Indianen, die oorlog, jacht, visscherij en veeteelt voorstellen. De Placja do Acclamacjao, een prachtig park, is de bezichtiging overwaard. Men vindt er allerlei tropische gewassen kunstmatige druipsteen grotten, goudvischvijvers en breede lanen. De straten der stad zijn recht, nauw, vuil en slecht geplaveid. De vlak aan elkaar gebouwde huizen maken zoo warm zien ze er uit den indruk van smeltovens. Enkele groote gehouwen slechts, als de kazerne en de Bank, trekken de aandacht. Door netheid en pracht munten de winkels niet uit, de café's daar entegen wel door hooge prijzen en slechte consump tie. De geheele stad wordt door een tramway-net doorkruist. Men betaalt 100 reis (12^ cent) voor een rit, hoe lang of kort die ook dure een billijk uniform-tarief dus. Geen enkele lijn wordt van twee zijden bereden. Men gaat langs de eene lijn naar eeii zeker punt en keert langs eene andere naar het uitgangspunt terug. De rijtuigen zijn altijd goed bezet door Europeanen, negers, Indianen en de tal looze variatien hunner nakomelingschap Den 9den December, des avonds 5 uren, verlie ten de drie schepen, nog steeds als divisie vereenigd, de baai van Rio de Janairo. 't Speet zeker nie mand, want de temperatuur was er gedurende ons verblijf tamelijk hoog geweest, wat het vertoeven aan boord verre van aangenaam maakte. Buiten de forten gekomen, werd de divisie-wimpel aan boord van de //Tromp" neergehaald, en onder een drie werf //hoera I" van de in het want paradeerende bemanning der drie schepen werd de divisie voor buitenlandschen dienst ontbonden. Elk schip volgde nu zijn eigen koers. 1) Door de invallende duisternis hadden wij, sche pelingen der //Tromp", al spoedig de „Atjeh" en de „Van Galen" uit het gezicht verloren. Koers zetten de naar Montivideo, wervvaarts onze eerste bestem ming was, maakten we reeds gebruik vau den in ons voordeel waaiende mousson der Braziliaansche kust door zeil te zetten. Een paar maal werden we overvallen door den Pampero, een orkaanachti- gen wind, die zeer krachtig is, doch, eigenaardig, maar zeer kort duurt. Deze wind, die zijn oor sprong vindt in de Pampa's van Zuid-Amerika en daarnaar ook zijn naam ontving, voerde, wijl hij van de landzijde kwam, een groote en bonte menigte kapellen, torren en andere insecten met zich, 1) De //Atjeh" en de //Van Galen" gingen rond de Kaap naar Oost-Indië. waarvan er vele beschadigde pracht-excmplaren op ons dek nedervielcn. Gedurende het waaien van den pampero stond de lucht als in vuureen ge volg van het hevige weerlichten, waarmee hij ver- gezeld ging. Den 19den December, 's morgens, kwamen we te Montevideo aan. Aan den mond der Rio de la Plata gelegen, doet de hoofdstad de Republiek Uruguay, te midden eener lage, kale landstreek, zich als vrij regelmatig gebouwd voor. Dc reêde is open en daardoor dikwijls zeer onstuimig. Tijdens ons verblijf was zij nis bezaaid met schepen-. Of schoon er meer zilver in omloop was dan in Bra zilië, is toch de voornaamste munt de peso, of pa- j pieren dollar, ter waarde van f 2.50. Den 24sten verlieten we tegen den avond de reede van Montevideo en vervolgden onze reis, de Rio de la Plata op, naar Buenos Ayres. De rivier is zeer breed, doch vrij ondiep, zoodat de //Tromp" ondanks haar rivierloods, na eenigen tijd aan den grond liep en een ganschen nacht in de modder bleef zitten. Tegen den morgen kwamen we echter weer vlot en we arriveerden tegen den middag ter reede van Buenos Ayres. Door de weinige diepte is de ankerplaats der schepen, die deze plaats aandoen, zoover uit den wal dat het land slechts even te zien is. Als een be wijs voor de belangrijke scheepvaart diene het boscli van masten ter reede en de in 4 a 5 rijen naast elkaar vastgemeerdc schepen in de haven. Voor een zeer klein deel slechts dankt deze plaats hare vaart aan den uitvoerhandel; deze toch bestaat alleen in huiden en vleesch, afkomstig uit kolossale slachterijen. De meeste drukte wordt veroorzaakt door den invoer van bijna alle Europeesehe en Amerikaansche artikelen. De emigratie naar Ar- gentina, een onderwerp, dat vooral ook in Neder land in den laatsten tijd herhaaldelijk wordt be sproken, levert voor den invoer een zeer aanzienlijk deel. Dagelijks komen de grootste Italiaausche, Engelsche, Fransche, Duitsche en Spaansche stoom schepen om hunne «levende lading" te lossen 2). Tijdens ons verblijf schatte men den aanvoer van landverhuizers op 700 a 800 per dag. De stad levert overigens weinig merkwaanrdigs op. De net heid, waarop het meerendeel der Nederlandsche steden kan bogen, mist men geheel en al. Onder de zeer gemengde en vlottende bevolking heerscht daarentegen veel leven en beweging. Na een zesdaagsch verblijf vertrokken we naar Puerto di Plata, een weinig verder stoomafwaarts gelegen. Deze haven, nog niet geheel klaar, wordt naar het ontwerp vau den Nederlandschen ingenieur Waldorp, gpmaakt door den Nederlandschen aan nemer Van Hattum. In de onmiddellijke nabijheid" van het op de kaart te vinden plaatsje Ensenada gelegen, bieden de haven zelve en het omliggende terrein liet oog een onbeschrijtlijken chaos van ma terialen, werktuigen en vluchtig opgetrokken ge bouwen. Locomotieven, dwarsliggers, rails, stoom ketels, kranen, enz., liggen in de grootst mogelijke verwarring dooreen en leveren, met de in aanbouw zijnde werken, kaden, dokken en in aanleg zijnde spoorlijnen, een tooneel op, dat men gezien moet hebben om het zich goed tekunqen voorstellen. Al gemeen koestert men hier de verwachting, dat deze haven den handel en de scheepvaart van Buenos- Avres tot zich zal trekken. Achtereenvolgens was de haven reeds door vijf oorlogsschepen yan ,yer- schillende natiën bezocht, van wflke de „Trojpp"! verreweg de grootste was. Als een bewijs voor dé uitnemende geschiktheid van deze nieuwe haven kan dienen, dat de «Tromp", die een diepgang heeft van p. m. 65 dM., geen moeielijkheid hoege naamd bij het in- en uitgaan ondervond. Het plaatsje Ensenada levert tot op heden niets anders op dan eene verzameling van winkels en kroegen eri wordt hoofdzakelijk door Spanjaarden en Italianen bewoond, die, evenals de weinige Hollanders, die men er aantreft, bij den aanleg der havenwerken werkzaam zijn. Het geheele terrein van aanleg is gelegeu in een lage, kleiachtige streek, die op vele plaatsen veel overeenkomst mei den bodem van Nederland aan biedt. De stad La Plata, op p. m. 1£ uur van de nieuwe haven gelegen, is met deze door een nog niet geheel voltooid kanaal verbonden. Deze stad, waarvan in 1882 nog geen spoor aanwezig was, is aangelegd op een schaal, gëheel in overeenstemming met de verwachtingen, welke men van de nienwe havenwerken koestert. In eene lange vlakte gelegen, biedt zij, met hare groote ge bouwen, ruime pleinen en wandelparken en breede, elkander rechthoekig snijdende straten, vooral des avonds, bij de prachtige electrische verlichting, een pliantastisch schouwspel aan. Nog slechts voor ongeveer een vijfde is het geprojecteerde plan aan gebouwd, en alles maakt den indruk van op spe culatie te zijn aangelegd. Door een spoorweg is la Plata verbonden met Buenos-Ayres en met de havenwerken, terwijl bo vendien trams de gemeenschap met de omliggende kleinere plaatsen onderhouden. De inwoners zijn voor het grootste gedeelte Spanjaarden verder zijn er veel Italianen, eenige Duitschers en Frnnschen en weinig Engelschen. Gevolgelijk is de Spaansche taal hier, zoowel als door geheel Argentina, de overheerschende. Zilver zagen we in het/geheel niet, eenmaal een goudstuk en een enkelen keer ook een koperen munt. Al het geld bijna is papier: de pesö, de standmunt, heeft 100 centado'sde waarde verandert met den dag. Tijdens ons ver blijf varieerden zij tusschen f 1.08 en f 1.11. De gewone munt, die in omloop is, bestaat uit banknoten van 5, 10, 20, 25, 30 centado's, tot25 en 30 pensö's toe. Thans iets over de landverhuizing, waarover we reeds eventjes repten. Wat de emigratie naar de Argentijnsche Republiek betreft, de indruk, dien de daar verblijvende Hollanders op ons maakten, was deze, dat het daar ook al niet «het beloofde land" is. Menigmaal werd ons door inderdaad fatsoen lijke en volkomen geloofwaardige lieden verzekerd, dat ze gaarne naar Holland zouden terugkeeren, als hun dit maar mogelijk was. Overstelpt door den grooten toevloed van Italianen en Spanjaarden, die, de taal machtig, zich hier direct na hun aankomst thuis gevoelen en, levende in echte krotten, minder noodig hebben voor hun bestaan, verzekerden bijna alle Hollanders, die we gesproken hebben, ons een parig, dat ze het veel slechter hebben dan in Hol land. Slechts plaatwerkers, modelwerkers en mon- 2). Elke maand vaart ook één der booten van de Noord-Amerik. Stcomv.-Maatschappij van uit Nederland op Buenos-Ayres. teurs konden een redelijke verdienste vinden. Ook verder landwaarts in schijnt liet voor de meesten niet beter te zijn. Men verzekerde ons, dat timmerlieden, metselaars, enz., den kost moesten verdienen door als gewone polderwerkers achter den kruiwagen te loopen. Men vergete nu echter niet, dat we alleen weer geven wat we te Ensenada en omstreken hoorden en za«ren, en het bovenstaande dus niet moet worden opgevat, als een bepaald oordeel over den algemee- nen toestand der Nederlandsche landverhuizing. Dit is echter een feit, dat wat wij er van aan schouwd hebben erbarmelijk treurig was Dit echter verhinderde niet, dat er nog 12 man der equipage achterbleven en op het appèl man keerden, toen de „Tromp" den 9den Januari dezes jaars 's avonds de meertrossen losgooide en onder het afsclieidwuiven van de op de kade verzamelde Hollanders de haven verliet. Na een verblijf van 14 dagen te Buenos-Ayres en Puerto di Plata keerden we, thans zonder vast zitten, te Montevideo terug. Den 13den verlieten we de Rio de la Plata. Spoedig werd weder zeil gezet, en oostwaarts koersende, trachtte de com mandant de streek der heerschende westewinden te bereiken. In 't begin gunde de wind ons niets; etmalen van 9 en 12 gcographische mijlen was meestal om 12 uur, de tijd van bestek aan boord, de ont moedigende waarheid. De 22sten echter voorspelde de plotselinge daling van den barometer storm. Die kwam ook werkelijk den 24sten op en woei van 's middags tot den volgenden morgen. Vermeldens waard is het, met welk eene gerustheid een storm op een schip als de „Tromp" wordt afgewachtde moeite waard is het te zien met welk eene gemakkelijkheid het schip rijst en daalt op de hemelhooge golven en met welk eene kalmte men aan boord het weder der elementen aanschouwt! 't Is inderdaad alsof men zich gedurende den storm op het een of ander havenhoofd bevoud en met de zee niets had uit te staan! Zoo, afwisselend zeilend en stoomend, kwamen we kaap La Roque, de oostelijkste punt van Zuid- Amerika, te boven en vervolgden we onze reis naar Suriname. De gelegenheid was uitstekendde Z. O. passaat was mee en de golfstroom zette ons soms 10 a 12 geographische mijlen per etmaal voort in onzen koers. Den 17den arriveerden we voor de monding der - Suriname-rivier, na eene reis van 5 weken, gedurende welken tijd we geen strookje land hadden gezienEn thans waren we weer voor 't eerst in vijf maanden op eene plek op aarde, waar onze geliefde driekleur hare banen ontplooide, waar we tijdingen konden wachten uit Patria! In het begin werden we in onze verwachting teleur gesteld. Door onzen grooten diepgang bleven we zeer ver uit den wal liggen. De monding der rivier wordt door een lichtschip aangegeven, doch ook dit moet men bij de overal gelijk uitziende kuststreek weten te liggen en te vinden. Zoo bleef onze aan komst aan wal onopgemerkt en moesten we den volgenden dag met de stoomsloep van onze tegen woordigheid kennis geven. Toen kwam eindelijk de „Bonaire" naar buiten met de vurig begeerde be richten. Lang toefden we niet op de reede, die zich eigenlijk in volle zee bevindt. Den 22sten Februari vertrokken we naar Cura<pio, alwaar we den 29sten d. a.. v. aankwamen. De prachtige, natuurlijke haven, met de daarachter ligeende baai, het Schottegat, ■waarin de oorlogsschepen ankeren, verdeelen de hoofdplaats, Willemstad, in twee helften, gewoonlijk de Hollandsche en de Spaansche zijde genoemd. Vroeger werd de communicatie tusschen deze twee deelen gemaakt door de zoogenaamde „pontjies," d. i. platboomde, vierkante vaartuigjes, voortbe wogen door één wrikriem. Sedert 1888 bestaat er echter eene schipbrug, waarop tol geheven wordt. Het conservatisme zit nu sommige Caraqaoschen familiën zoo in merg en been, dat zij zich vlak naast de brug toch door hun pontjie laten over zetten. Van uit zee mankt de stad een niet onaardigen indruk, welke echter verdwijnt, zoo spoedig als men aan wal komt. De omstreken zijn steenachtig en dor; slechts enkele zoogenaamde plantages schijnen een tamelijk bestaan te hebben. De gemengde be volking bestaat, behalve uit Europeanen, uit alle mogelijke combinatiën van het negeras. Alle munt soorten zijn in omloop, behalve de Nederlandsche, wat voor den nieuweling nogal lastig is. De stad bestaat door den transito-handel, die, dank zij de uitnemende haven met de omliggende eilanden, met Europa en Amerika wordt gedreven. En nu, den 16n, verlaten we ook deze plaats om de reis naar het vaderland weer te aanvaarden. Tegen het einde van April hopen wij u weder de vriendenhand te drukken en u mondeling onze lotgevallen verder te vertellen. De schrijvers, aan wie we bovenstaand ver haal ontleenen, maken geenerlei gewag van de zoo genaamde oproerige beweging aan boord van de „Tromp." Voor ons dus het duidelijkste bewijs, dat de daaromtrent verspreide geruchten verfoeielijke leugens zijn geweest. Het bovenstaand reisverhaal uit het N. v. d. D. overnemend, merken we hierbij op, dat we niet kunnen begrijpen hoe de redactie van bet N. v.d. D. kan spreken van verfoeielijke leugens." Wij hebben nooit kunnen ontdekken dat zij onfeilbaar is. Wij wensclien er aan te herinneren, dat hier geen sprake is van het verspreiden van „verfoeielijke leugens," kan zijn zooals het N. v. d. D. het gelieft te noemen. Iets dergelijks toch zou met opzet moeten zijn geschied en dat zou schandelijk zijn, maar die redactie weet evengoed als wij, dat het bericht omtrent het oproer aan boord van de Tromp op een verkeerd gelezen schrijven berustte. Het te 's Gravenhage ontvangen schrijven van iemand van de bemanning van boven- genoemden bodem, maakte gewag van een oproer aan boord van een Noorsch schip, maar dit was zóó onduidelijk gesteld, dat men er aanvankelijk niet anders uit kon lezen, dan dat bedoeld oproer aan boord van de Tromp had plaats gehad. Ook onzen correspondent werd het slachtoffer van die onduidelijkheid. Het doet ons natuurlijk leed on willekeurig te hebben medegewerkt tot de verbrei ding van eene onware tijding, die trouwens vóór wij er in onze kolommen melding van maakten, alhier van mond tot mond ging. Het eindexamen der adelborsten van het oudste studiejaar aan het Kon. Instituut voor de Marine alhier voor den rang van adelborst 1ste kl., zal den 14 dezer een aanvang nemen en gedurende 14 dagen worden voortgezet, voor de commissie, onder presidium van den gepensioneerden vice- admiraal J. W. Binkes, adjudant des Konings in buitengewonen dienst. Aan dat examen wordt door 42 adelborsten deelgenomen. Door Z. M. is de adelborst 1ste kl. G. van Hul- stijn, met den 16 dezer bevorderd tot luit. ter zee 2de kl. De 1ste luit. der mariniers J. C. J. B. A. de Josselin de Jong, die bestemd is om den kapitein J. 11. J. P. Cambier als instructeur bij het Koninkl. Instituut der Marine alhier te vervangen, wordt 1 Mei overgeplaatst bij bet 2de bataljon mariniers. Na een goed geslaagd examen zijn door den commandant van het korps mariniers bevorderd zestien mariniers tot korporaals, zijnde marinier G. A. Kuchler, J. F. de Hoogh, A. J. Tervoert, A. Smit, W. F. Roemersma, Z. Smit, A. Dijkman, R. C. Mortier, J. C. Smit, G. Looman, A. W. A. Wielemout, G. ter Horst, G. de Vries, H. Seuneke, J. Kraaij en J. Piket, zoodat het incompleet van dien graad tot 3 is teruggebracht. V i s s c h e r ij. Nieuwediep, 8 April. Sedert jl. Zaterdag werden alhier door 42 korders en beugers 6 tot 80 tongen, 3 tot 80 roggen, 195 kabelj., 750 schelv., 5 tot 15 mandjes kl. schol en 1 tot 3 manden schar aangevoerd tong gold 55 a 70 cent, rog 60 a 75 cenl, kabelj. -00 cent per stuk,- schelv. f 25 't honderd, kleine schol f 1.25 per mandje en schar f 2 per mand. Onderwijs en Examens. De Min. van Binnen 1. Zaken brengt ter kennis, dat eerlang gelegenheid zal gegeven worden tot het afleggen van het veeartsenijkundig examen, ter ver krijging van het diploma van veearts. Dag en plaats van dat examèn zullen nader worden bekend gemaakt. Zij, die tot gemeld examen wenschen te worden toegelaten, moeten daarvan voor 10 April e. k. schriftelijke opgave doen, mits portvrij, aan den voorzitter der commissie van examen, directeur van 's Rijks veeartsenijschool te Utrecht, en bij hun verzoek voegen het bewijs, waaruit blijkt, dat zij het natuurkundig examen, omschreven in art. 9 der aangehaalde wet, met goed gevolg hebben af gelegd. Benoemingen, enz. Door Z. M. zijn met 16 dezer benoemd: tot havenmeester op het Noordzeekanaal ter standplaats IJmuiden, W. A. Hofstee, thans sluismeester aan de Noordzeesluizen tot sluismeester aan de Noord- zeesluizen van het Noordzeekanaal ter standplaats IJmuiden, J. *-H. Walberg, te Amsterdam; tot sluismeester aan dc Willemsluizen van het Noord- hollandsch kanaal ter standplaats Amsterdam, G. Mulder, thans hulpsluismeester aan de Oranjeslui zen tot hulpsluismeester aan de Oranjesluizen vau het Noordzeekanaal ter standplaats Schellingwoude, J. A. G. Robijn, te Amsterdam tot brugwachter aan de Velserbrug over het Noordzeekanaal ter standplaats Velseu, H. Stakman, thans sluisknecht aan de Noordzeesluizen te IJmuiden, Kerknieuws. De heer B. Jelgersma Gz., predikant te Heen- vliet, vroeger te Oudkarspel, heeft wegens voort durende ongesteldheid eervol emeritaat aange vraagd. Uit onze Koloniën. De laatste berichten uit Atjeh bevestigen, dat de le luit. Bosschart, kommandant van Analaboe, bij 't maken van een patrouille gewond werd. De wond is echter van geringe beteekenis, zoodat een aflossing niet noodig bleek. Aan een particulier schrijven ontleent de Deli- Ct. o. a. De geslechte versterkingen bij K.-Pohama zijn geheel naar Europeesch model ingerichtgoed door den vijand verdedigd, zou er misschien vesting artillerie bij te pas zijn gekomen. Aan de leiding der Atjeliers door Europeanen is niet meer te be twijfelen en al moge Wurnstein nu dood wezen, dan is er waarschijnlijk al een plaatsvervanger voor hem gevonden. Of de afwezigheid van v. Heutz bij het verjagen van een troepje Atjeliers wel noodig was, of hij zich mocht blootstellen, is een vraag, welke „onder de roos" nogal besproken wordt. Vooral nu er kans bestaat, dat hij weer geheel herstelt, is het best mogelijk, dat men er den generaal uit Batavia op wijst, dat, al is zijn chef van den staf slechts ka pitein, die betrekking van te veel gewicht is, dan dat er van uitrukken met den troep sprake mag wezen. Natuurlijk wenschen jonge officieren zich te onderscheiden, maar het moreel overwicht van den generaal op zijn voornaamsten medewerker moest voldoende zijn, om te voorkomen, hetgeen met v. Geusau en v. Heutz gebeurd is. Ziet de generaal in zijn kapitein, chef van den staf, slechts een officier, dien hij er op uit kan sturen, dan is een majoor of overste van den staf op Atjeh dringend noodig. De blokkade is dan in toepassing en of men er nu een voorstander van is of niet, laat de Regeering thans in Godsnaam trachten haar door te zetten met alle krachten, waarover ze te beschikken heeft In de Straits zidlen wel stemmen er tegen opgaan, maar laat men zich daaraan niet storen. Alle sche pen, die in Indië en Holland gemist kunnen worden, belmoren thans op de Oostkust van Atjeh. En in 's hemelsnaam geen gedeeltelijke opheffing na een paar maanden; de Atjeher en zijn handelsvrienden moeten ondervinden, dat zij het liedje niet zoo lang kunnen uitzingen als een gouvernement, dat over millioenen te beschikken heeft. Goosens en Ruisenaers blijven beweren, dat de toenadering der Kemala-partij aanhoudt. Ik help het hun wenschen, maar geloof het niet. Wij zijn nog evenver als jaren geleden. Dat de pacificatie dan ook nog niet zoo nabij is, blijkt voldoende uit de geruchten, welke er loopen over het aanstaand vertrek van Ass.-Res. Goossens. Als het succes zoo zeker was en zoo spoedig te verwachten, zou hij wel hier blijven om zijn victorie te genieten. Een welbekend Chinees te Soerabaya heeft het voornemen, zich met eene jonge dame van Euro-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 2