HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M 45. Zondag 13 April 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. 0ASGAMALA. ,En deiespereert nimmer Jan Piet ertt. Coen. Het Vaderlandt ghetrouwe Blijf ick tot in den doot. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75. Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30. ,at a buiten de a 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prija der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. B§ abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 Mededeelingen en aanbevelingen10 B Brieven uit de Oost. ii. Weltevredeu (Batavia), 1 Maart 1890. Waarde Heer! Na eene zeer voorspoedige reis ben ik in goeden welstand te Batavia aangekomen en door de welwillendheid van een mijner vroe gere schoolmakkers, wien thans eene plaats onder de leden van den Raad van Ned.-Indië is toegekend, sinds eenige dagen verblijf houdende in eene dier grootsche gebouwen, waaraan het bekende Koningsplein alhier zoo rijk is. Heden ontving ik het besluit van den Gouverneur-Generaal, waarbij ik benoemd ben tot predikant bij de Protestantsche ge meente te Padang, waarheen ik in de volgende week hoop te vertrekken. Doch voordat ik deze mijne bestemming opvolg, wil ik, oin getrouw te zijn aan de belofte, U in mijn eersten brief gegeven,U allereerst mededeeling doen van iets, dat mij hier bijzonder getroffen heeft. Het oog heb ik op de jongste viering van 's Konings jaardag. Met gulden letters staat die dag opgeteekend in het leven van den Inlander. In den vroegen morgen reeds kan hij de Parade bijwonen, die hem tal van prachtige uniformen te bewonderen geeft. Het lossen van saluutschoten, dat nog twee malen op dien dag herhaald wordt, trekt daarna zijne aandacht. Maar vooral houden hem dien feestdag bezig de bi j hem zoo geliefde volksspelen en aan het einde wacht hem een schitterend vuurwerk. Gij zoudt het wellicht den zoo weinig beschaafde Inlander kunnen vergeven, wanneer hij na zulk een dag in min of meer opgewonden toestand huiswaarts keerde. Nu, weinig beschaafd is hij. Dat verraadt reeds zijn kleeding, of liever zijn gemis aan kleeding, waarbij menige hofjes juffrouw ten Uwent zou omvallen van schrik. Uit zooveel meer nog blijkt, dat wij, Eu ropeanen, de meerderen zijn. Doch na hier 's Konings jaardag te hebben bijgewoond kan ik niet zeggen, dat wij ook de meerderen zijn in de wijze van feestvieren. Feuilleton van de Hcldersche- en Nieuwedieper Courant. Roman door N. VON ESCI1STRUTH. Oogenblikkelijk vloog de gravin uit de kussens overeind. «Ik? Zou ik in mijn zeuuwachtigen toestand thans midden in den nacht uitgaan Nu, dat al mijne leden, als in de koorts, beven Gij zijt onverbiddelijk genoeg, om dat van mij te eischen, Isabella En de gravin zonk weer. opnieuw jam merend, in de causeuse terug. «Geef me mijn flacon, alles draait om mij benen, als in een bezwijming Oh mon Dieu, het is te veel voor mij, ongelukkige vrouwIsabella, als wij thans het ongeluk hadden Lothar te verliezen, dan waren al mijne plannen in duigen gevallen, bet majoraat vervalt dan aan onzen neef en wij o mijn God, het is niet om in te denken, verloren, voor eeuwig aan de ar moede prijs gegeven Het jonge meisje keerde zich onstuimig om. «Hoe is het mogelijk, mama, dat ge op dit oogenblik aan ons kunt denken, terwijl mijn ongelukkige broeder misschien met den dood worsteltriep ze buiten zich zelve uit«als gij niet met mij mede wilt gaan, dan ga ik alleenWees nu ten minste een maal eens vastberaden, mama, verman u, hier is uw flacon, word het met u zelve alleen eensLothar heeft dringend onze hulp noodis «Ja, help hem, petite, help hembracht de gravin er op kwijnenden toon uit, «ik kan niet meegaan, het zien van een gewonde is mij onver- dragelijk, ik heb nog nooit een doode gezien. Maar ik bid u, Isabella, als gij werkelijk een lijk vindt, laat men hem dan in het pachtershuis brengen, niet hier in het slot, want anders heb ik geen rus tig oogenblik meer De freule drukte de lippen stijf op elkander. Si- bylle's forsche gestalte richtte zich echter stokstijf Kunt gij U ten Uwent één enkel volksfeest voorstellen, waarbij niet de jeneverflesch een groote rol speeltéén enkel volksfeest, zonder dat de meest onzinnige liederen door verscheidenen, in wie alleen het dierlijke schijnt te leven, nog lang na middernacht worden uitgebruld Denk eens aan Uwe Kermissen Maar hier, op 's Konings jaardag Geen enkelen beschonken Inlander heb ik dien dag gezien en evenmin des avonds bij het vuur werk, terwijl toch duizenden op de been waren. En deze getuigenis zegt iets, wan neer gij weet, dat ik het voorrecht had, het Koningsplein, waar het vuurwerk ontstoken werd, geheel oüi te rijden, en van uit de voorgalerij van mijnen gastheer een groot deel der feestvierenden te hebben naar huis zien gaan. Mij dunkt, het zou goed zijn, dat een ieder ten Uwent, die ooren had om te hooren, hier wilde hooren En nu heb ik omtrent den Inlander nog iets op het hart. Bij het gaan herwaarts werd mij van meer dan eene zijde de waar schuwing toegevoegd, om toch voorzichtig te zijn met geld en goed. De Inlander was volstrekt niet te vertrouwen, zeide men mij, en men bleef niet in gebreke, die bewering met tal van voorbeelden te staven. Het spreekt van zelf, dat ik de genoemde waar schuwing zal ter harte nemen, al was het alleen uit eerbied voor de bede van het Onze Vader: «Leid ons niet in verzoeking waarin toch voor ons allen de verplichting ligt opgesloten, om noodeloos anderen niet in verzoeking te brengen. Intusschen kan ik U de verzekering geven, dat ook in deze geen regel is zonder uitzondering. Van geloofwaardige personen, die jarenlang in Indië hebben doorgebracht, weet ik, dat tegenover den Inlandschen bediende, die, zoo gij hem niet bijtijds verwijdert, op een zekeren morgen gevlogen zal zijn met veel dat u lief is, niet weinigen staan, die jaren achtereen bij eene zelfde familie werkzaam zijn en nimmer misbruik maken van het vertrouwen, dat in hen gesteld wordt. De bedoelde personen hebben mij zelfs gezegd, dat om goed gediend te worden, men zich tegenover den Inlander voor elk bewijs van wantrouwen wachten moet, en dat zou voor hem getuigen. Doch aangenomen, dat de Inlander in het algemeen het onderscheid tusschen liet mijn en dijn niet best vatten kan, de vraag moet gesteld worden, of zij, die tot het waarnemen van de meest aan zienlijke betrekkingen in Indië gebruikt worden, in zake eerlijkheid den Inlander wel altijd een goed voorbeeld gegeven hebben. op, en mat de gravin met een bijna vijaudigen blik. «Als de gravin niet mede wil gaan, lieve freule Bella, dan moet ge mij veroorloven dat ik dit doe, want bet gaat niet aan dat een jonge dame zoo maar moederziel alleen met bet mansvolk van de pachthoeve in het donker er op uit trektHaal maar gauw nog een doek, ik steek ondertusschen nog een lantaarn aan en dan zullen we in Gods naam zien waar we den jongen mijnheer kunnen vinden Zij legde haar arm op dien van het jonge meisje, trok haar mede door de deur en drukte haar haastig de kleine hand. «Om u zou het mij leed doen als hij in de marmergroeven lag, freule, maar de beide anderen," en ze wees met een toornige beweging naar den kant der kamer, «die verdienden het dat graaf Lothar iu het pachtershuis ingedragen werd!" VIERDE HOOFDSTUK. lm ticfen Waldesdunkel Da ste.lit ein altes Schloaz Ein liild vergangncr Zeiten, War prachtig einst und grosz. Doch hcute ist 'a zerfallen, Und Raben hauscn drin. Die schónen alten [lallen Sind wie die Zeit dnliin B e r n a r d. Nnn laszt der Hitnmel seine Purpergluten In vollen Stromen um die Triimuier llutcu Und von den Zinnen seh ich Ephcurankcn, Vergünglichkcit, Dein grüues Wappcn schnanken. G e i b e 1. De middagzon prijkte in vollen luister over Cas- gamala. Als een vreemd, wonderlijk nest hing het groene metselwerk tegen het voorste plateau van den bergrug, die eensklaps daar ter plaatse sterk naar het vlakke land afhelde, en zijne schilderach tige granietvormeu scherp tegen het wazige blauw Curiositeitshalve wil ik hier iets afschrijven uit een werkje, dat zonder naam van Auteur en Drukker in 1779 verschenen is onder den titel van: Zamenspraak nopens de oorzaken van 't bederf der Nederl. 0.-1. Compagriiè, en vervolg of middelen van Redres. «De Indische Compagnie," zegt daarin de schrijver, „kan niet bestaan zonder een «jaarlijksch support van Nieuwelingen, die, „eenige duizenden in getal, met de uitgaande „schepen naar het Oosten varen. Deze zijn „allen aangenaam, zonder onderscheid van „natie, oud en jong, goed en kwaad, eerlijk „en oneerlijk, schelmen en gaauwdieven „(want de lieden hebben hunne daaden niet „op 't voorhoofd geschreven) niemand uit gezonderd. Alle deeze lieden komen, oin „fortuin te maken, zich ten dage der aan neming met hoopen aanbieden, en zijn, zoo „gij hen vraagt, alle eerlijke lieden, dien 't „geluk is tegengeloopen, en die hierom hunne „verlooren zaken in een nieuw Vaderland „zullen zoeken te herstellen. Ook vindt „men er, die zullen zeggen, wij zijn van een „voornaam geslacht, dat wij nu niet durven „noemen, dewijl wij dooi* eene affaire d'hon- „neur genoodzaakt zijn, ons Vaderland te „verlaten, ja zelfs geheel Europa, dewijl wij „nergens veilig zijn, en dus worden wij „genoodzaakt, om onze familie geen schande „aan te doen, hoewel met een post, verre „beneden ons character, naar de Indiën te „vaaren." „Kon men nogthans het inwendige zien, „ras zou blijken, dat de middelen, zoo zij er „al geweest zijn, door het misbruik der' „dobbelsteenen, door Venus en Bachus ge holpen, en niet door onoverkomelijke on- „gelukken zijn verloren terwijl de affaires „d'honneur dikwijls in zoodanige zullen ver- „anderen, die op 't schavot geen slag van „gratie meriteeren en wilde men de ruggen „dezer illustre Personagiën eens bezien, zeer „veele zouden buiten twijffel ampele getuige nissen van een goed gedrag geven door het „ingeprente wapen van de eene of andere stad." De schrijver verzekert verder, dat „door allerlye wegen" vele van dergelijke lieden in die dagen opklommen tot den rang van opperkoopman, en van daar, hoewel dikwerf oud, tot dien van Raad van Indië. Dan voert hij iemand, die het „door allerlye wegen" tot de laatstgenoemde betrekking gebracht heeft, aldus sprekende in „In de vergadering „van den Raad van Indiën zal ik den Gou verneur-Generaal in alles ten dienste staan, „en alle zijne voorstellen, hoewel tastelijk „alleen op eigenbelang gebouwd, voor allen „laudeeren, en met het zegel mijner appro- van den hemel afteekende. In haar geheele breedte breidde zich daarvoor de vlakte uit, de roodachtig getinte heide, woest en eenzaam, afgewisseld door eindelooze, uitgestrekte bosschen, wier zwart verschiet aan de gansche streek een donker, bijna zwaar moedig karakter bijzette. Plotseling echter wordt ze door den burgrug begrensd, wiens ontzettende rotsmassa's vol spleten zich grillig ten hemel ver heffen, den gier tot op duizelingwekkende hoogte een nest aanbieden en het schuimende water der bergen tot een harde wieg verstrekken, dat bruischend uit de nauwe rotsspleet to voorschijn schiet. Inge sloten door steile rotsen ligt daar Casgamala, den wandelaar tot een raadsel, een op de vleugelen van den wind medegevoerde bloesem van Spaanschen bodera, die verre weg op den Duitschen rotswand wortel heelt geschoten. Alles in het rond ademt Duitsch leven, overal waait de Duïtsche lucht en schijnt de Duitsche zon, Casgamala echter staat vreemd en onbegrepen te raidden van dat alles, en wacht evenals de schoonc slaapster in het bosch op den vurigen kus van haar bevrijder, om nog eenmaal tc verrijzen en in al de pracht van haar tooversprookje te schitteren. Zelden zwerft een vreemdeling door deze streken rond, of het moet een van die ontelbare zonderlinge ge leerden zijn, die langs de rotsen naar beneden klautert om allerlei kruiden en planten tusschen de afgebrokkelde sleenen te zoeken heeft hij echter dagen aaneen over de heide, door de eentonige bosschen en de vlakke weiden gereden, en ziet hij dan eindelijk de indrukwekkende reuzen die hunne kruinen in de wolken boren, dan richt hij zijn verrekijker plotseling verrast op een witschitterend punt, en hoe nader hij komt, des te grooter wordt zijne belangstelling, tot dat hij die eindelijk in woorden lucht ceeft. «Is dat een slot of eene ruïne daar in de hoogte vraagt hij aan den koetsier, en deze neemt voor een oogenblik zijn pijp uit den mond en antwoordt op lakonieken toon: „Dat is Casgamala, om u te dienen „batie bekrachtigen. Proponeei't zijn Edelheid „het wit zwart te maken, mijn ja is tot zijn „Edelheids dienst. Intusschen zal ik niet ^nalaten, zijne regeering onder de hand bij „mijne Vrienden en Patroonen in Holland „te lasteren, en als een Judas den minsten „misslag bij vergrooting verraden, om mij dus „den weg te hanen tot het hoog bewind, ten „welken einde ik ook geene geschenken spare, „daar zulks noodig is." De onderstelde Raad van Indië laat middelerwijl den niets kwaads vermoedenden Gouverneur-Generaal telkens gevoelen, dat hij den aan Z. Exc. verleenden steun niet om Gods wil kan bewijzen, en weet alzoo nog andere betrekkingen te verkrijgen, bij de waarneming waarvan dit bij hem op den voorgrond staat, dat hij niet vraagt, wie recht of onrecht heeft, maar dat die bij hem de man is, welke hem het meest geven wil. Is hij nu „om zijn groote verdiensten" opge klommen tot den rang van Directeur-Gene raal der Commercie, dan acht hij den tijd daar, uit Holland zijne vrienden, die „door gaans naakt en bloot" zijn„ te doen overkomen. Hij geeft hun dagelijks „voortreffelijke lessen, „hoe zij in hunne toekomende posten zich „zullen hebben te gedragen," want zelf hoopt hij nog eenmaal Gouverneur-Generaal van Indië te worden. En werkelijk,de schrijver van het genoemde werkje heeft den moed, ter kenschetsing van zijne daden zulk een sujet tot den Stedehouder des Konings te verheffen, en laat hem in die qualiteit de allergemeenste schelmstukken bedrijven. Nu neem ik aanstonds aan, dat de schets, door den schrijver geleverd, zeer overdreven is. Doch indien zij ook maar een kern^hn waarheid bevat, wat wel niet te ontkennen zal zijn, dan laat ik aan U het antwoord op de bovengestelde vraag gaarne over, of zij, die tot het waarnemen van de meest aan zienlijke betrekkingen in Indië gebruikt worden, in zake eerlijkheid den Inlander wel altijd een goed voorbeeld gegeven hebben, en voeg daarbij deze andere, of niet een ge ruime tijd zal noodig zijn voordat de Inlander de ongerechtigheden van vroeger dagen vergeet en gelooven kan, dat de over hem gestelde blanken thans allen eerlijke lieden zij" Laat mij dezen brief eindigen met nog even terug te komen op de jongste viering alhier van 's Konings jaardag. Ik liet nog onvermeld een Concert, dat op den avond te voren alhier gegeven werd en waarbij ik het genoegen had, den Gouverneur-Generaal met eigen oogen te aanschouwen. Dat laatste zou reeds eene afzonderlijke vermelding ver- Casgamala? Wat een wonderlijke naam, hoe komt die zoo onverwachts in deze wildernis verzeild En de weetgierige reiziger neemt zijn reisgids ter hand en slaat op „Casgamala, oud slot aan de Oostelijke zijde, van het ***gebergte (gedeeltelijk ruïne) zes honderd voet boven den spiegel der zee, vermoedelijk uit de dertiende eeuw afkomstig met teu deele gerestaureerde nieuwe aanbouw uit ver schillende eeuwen, overblijfselen van Oostersehe gebouwen en lusttuinen, waaronder de aandacht verdient een obelisk met Spaansch opschrift, bene vens eene nog zeer goed geconserveerde verzameling van de meest verschillende soorten beeldhouwkunst en zolderbeschildering. Het slot behoort den graaf von Echtersloh en is bewoond." Dit was alles wat in het oude handschrift te vinden was. De reiziger reed nu onbekommerd verder of hij maakte een kleinen omweg over Casgamala en het zich door den lammen slotbewaarder trap op, trap af leiden, hoorde hoofdschuddend het „sprookje" van het schoone dwaallichtje van het slot aan, wandelde in de grootste verbazing door de wonderlijke wildernis, vol van door elkander geslingerde rozen, afgebrok kelde zuilen en voortwoekerend onkruid, en kwam weer tot verademing als de roestige getraliede deur achter hem dichtviel. De zonnestralen omspelen 't Bouwvallig kerkgesteent', Geopend zijn de groeven, Verstrooid en vergaan het gebeent Eens dorst ge fier it verheffen, Gij beeld der verganklijklieid, Thans ligt ge in puinhoop ter neder Geveld door den machtigen tijd Iets hooger in 't gebergte, nauwelijks op twintig minuten afstands, liggen de ruïnen van een klooster. Geen menschelijk wezen zet daar ooit een voet alleen de steenmarter springt in den maneschijn over de uitgeholde steen en en de vleermuizen fladderen om den vermolmden bouwval. (Vervolg in het Tweede Blad.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1