HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
i
8' M. 48.
Jaargang 48.
Zondag 20 April 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. YAN BALEN.
Dit nummer bestaat
uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
CASGAMALA.
„En deaeipereert nimmer
Ja* Pieiertt. Coen.
R.
Het Vaderlnndt phetreuwe'
Blijf ick tot in den doot.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post 0.90.
Q, Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 mnandenf 0.75.
el( Voor de abonnét dezer Courant in de gemeente0.30.
buiten de 0.35.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij
abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3
Mcdcdeelingeu eu aanbevelingen10
BERICHT.
Onze Correspondenten worden beleefd
verzocht hunne nota's over het eerste kwar
taal in te zenden.
Redding bij schipbreuk.
In een uitgebreid artikel bespreekt Het Va
derland de Redding bij Schipbreuk. Het
artikel is geschreven door den heer W. M. Vis
ser, oud-zeeofficier te 's Gravenhage. Wij ont-
leenen daaraan het volgende
De schrijver komt, na eene beschouwing omtrent
de moeielijkheid om schepen, die aan onze kust
stranden, van de kust af te hulp komen, tot de
vraag of men wel op den goeden weg is, en of
het niet beter ware den schepeling zelf en vooraf
de middelen tot redding in handen te geven
Misschien kan het in den laatsten tijd veel be
sproken kanon uitstekende diensten bewijzen,
maar waarom niet zelf de handen aan het werk
geslagen Geen land ter wereld schijnt meer
dan het onze voorbeschikt te zijn om het terrein
te zijn van zeerampen, want onze kustlijn is
betrekkelijk groot en zeer gevaarlijk, terwijl de
heerschende winden en vooral de stormen haar
steeds tot lager wal te maken. Op ons volk rust
derhalve de dure verplichting alles aan te wenden
tot voorkoming en matiging dezer rampen.
Een vuurpijl zal wel altijd een onzeker werk
tuig blijven. Men moet zoeken naar iets anders,
iets beters.
In 1854 zag schrijver aan boord van de kom
mandementsboot op de Schelde een reddingmor
tier naar de vinding van den overste Berghuis.
Daar was de over te brengen lijn, langs de mon
ding van den mortier, aan het projectiel bevestigd
en verder opgeschoten om een evenwijdig aan
den vuurmond geplaatsten gladden kegel, waar
zij van afliep naarmate de voortbrenging van
het projectiel dit vorderde.
Een bezwaar bij deze inrichting was, dat de
lijn, niet gespannen zijnde in de richting der
beweging, bij het' afgaan van het schot een
schok ontving, die haar dikwijls deed breken
en altijd oorzaak was van afwijking. Wat is in
de sedert de verloopen 36 jaren van dezen toestel
geworden Zijn de proeven er mede voortgezet,
vooral toen, het laden langs den kulas in zwang
Feuilleton van de Heldersche- en Nienwedieper Courant.
II)
Roman door N. YON ESCHSTRUTH.
VIJFDE HOOFDSTUK.
„Halt in der Hand den Sommcrhut,
Und dnldet still der Sonue Glut,
Und weiaz nicht, was beginnen."
- Isabella liep in de avondstilte in gedachten ver
zonken door het park. Gloeiend rood dook de zon
in het westen onder, daar, waar het dal zich uit
strekte. Hel vlammend werden slot en boomtoppen
verlicht, alsof zij in goud gedoopt waren. Op
gindschc hoogte in een terrasvormigen tuin verhief
zich een lmlf vervallen, voormalige borstwering
loodrecht uit den steilen afgrond omhoog, den
bérgstroom met zijne begroeide steenen beschouwend,
die met schuimend geweld zich een weg baande.
Breede klimopranken, met wingerddooreengegroeid,
en hier en daar door een wilde rozenstruik gesierd,
hechttèn zich ongestoord aan de granietblokken
vast. Isabella zette zich peinzend op dien muur
neder en liet den blik weiden over dit weelderige
tafereel, dat in volle kleurenpracht zich voor haar
oog ontrolde haar zomerhoed liet zij aan den arm
hangen en zij scheen het niet te bemerken, dat de
avondkoèlte om haar blank voorhoofd speelde. Vlak
nabij was het ijzeren hek, dat de koepel met den
vèrwilderden tuin van slot en park scheidde. Het
jonge meisje zat daar met den rug naar toe en
herdacht met gebogen hoofd de laatste dagen, die
zoovele veranderingen in bet stille slotleven gebracht
hadden. Hoe kon zulk een schitterend gebouw,
waartoe hare moeder en Lothar zoo lichtzinnig de
bouwsteenen aanbrachten, blijven aiaan, terwijl toch
voor hunne bonte voorstellingen en glinsterende
komende, dit grond gaf voor de verwachting,
dat het genoemde bezwaar kon worden opgeheven,
tenminste herleid worden tot een minimum Of
werd het denkbeeld, even zooals andere van de
zijde der praktijk komende, terzijde gelegd.
De zaak schijnt van genoeg gewicht om er bij
deze op terug te komen en het denkbeeld nader
uit te werken, ware dit alleen uit eerbied voor
het Nederlandsche van de vinding.
Men stelle zich voor, in plaats van een voor-
laadmortier, een achterlaadkanon, met gladde ziel,
en daarbij een projectiel voorzien van een staart,
die het wentelen belet, zóó dat eenzelfde punt
recht naar voren, de staart recht naar achteren
in de richting van beweging blijven heenwijzen.
De kern van den staart, naar achter door de
kardoes heen verlengd, gaat sluitend door een
opening in het sluitstuk van den kulas en daar
buiten is de lijn er aan bevestigd, zoodanig dat
deze, achterwaarts om een trommel gewonden,
gespannen is in de richting der beweging.
Wanneer het schot afgaat en het projectiel in
beweging komt, wordt ook de trommel in bewe
ging gebracht, waardoor de lijn, zonder schok
en zuiver in de richting door den alsdan geo-
penden doorgang in het sluitstuk uitloopen kan.
Op deze wijze zal het projectiel misschien in
eens de zwaardere lijn kunnen overbrengen en
dan zal tijd gewonnen worden. Moet eerst bij
wijze van voorlooper of van contractmaker een
dunne lijn overgebracht worden, dan zou deze
in den staart van het projectiel geborgen kunnen
worden en daaruit afwinden, terwijl het vaste
eind aan het kanon bevestigd blijft.
Al doet het gebezigde woord kardoes denken
aan kruit, kan natuurlijk elk ander voortdrijvend
middel aangewend worden. Evenzoo worde bij
het woord kanon niet gedacht aan een oorlogs
werktuig, welks zwaarte alleen reeds een beletsel
zou kunnen zijn tegen gebruik op ons strand,
ons duin of op een vaartuig.
Klaarblijkelijk wordt hier bedoeld een schiet-
buis, zoo licht mogelijk, mits bestand tegen deD
schok van een kracht, die een kogel van vol
doende zwaarte met juistheid voortdrijft in een
gewilde richting en tot zekeren, niet zeer grooten
afstand. Hierbij kan het bezwaar van onhandel
baarheid tengevolge van het groote gewicht niet
overwegend zijn.
Wanneer wij alsdan slagen in het vinden van
een goed reddingkanon, moeten natuurlijk de
reddingstations er van voorzien worden, maar
is het tevens zaak, zooals trouwens ook voor
vuurpijlen geldtaan elk schip een of meer
toestellen mede te geven, ten eerste, omdat zij
dan zeker en onmiddellijk ter plaatse zijn waar
er behoefte aan bestaat, ten tweede, omdat de
kans van treffen zoo oneindig grooter is, wanneer
men van een schip, voor den wind weg, iets
werpt naar den uitgestrekten oever, dan wanneer
men het omgekeerde doet.
Hier zij tevens opgemerkt, dat het wenschelijk
is eenige vaste en internationale, eenvoudige
seinen vast te stellen, waaruit duidelijk blijkt,
illusies geen vasten grond aanwezig was Een
onbeschrijfelijke angst deed haar hart ineenkrimpen
en met diepen zucht hare donkere oogen ten
hemel slaand, riep zij uit„Gij, Vader daarboven,
help Gij ons
„Wat een diepe zuchtMag men weten, waar
deze heen vloog?" hoorde zij plotseling in manne-
lijken, klankvollen toon achter zich uitspreken, en
daarbij ritselden de rozetakken, als werden zij met
krachtige hand ter zijde geschoven.
Het jonge meisje, verschrikt, wendde zich haas
tig om, terwijl een gloeiend rood uit verlegenheid
haar verstandig kinderlijk gelaat tot aan het voor
hoofd bedekte. „Broeder Desïdère hebt gjy het
van het dwaallichtje afgezien, plotseling uit de
aarde te voorschijn te komen Lachende trad zij
een schrede nader en reikte hem de hand. „Wat
een zeldzaam genot u eens te zien
Graaf Echtersloh drukte hare hand in de zijne.
„Een genot Is het u waarlijk een genot mij te
ontmoeten, zusje, of gebruikt ge een paar mooie
woorden, uit de residentie meegebracht, om den
kluizenaar van Casgaraala eene beleefdheid te zeg
gen
Isabella keek liera vol in de oogen en schudde
trouwhartig haar hoofdje. „Neen, Desidère, dat
zeker nietIntegendeel, ik zou u juist zoo graag
eens willen toonen, hoe goed ik het met u voorheb,
en hoe gelukkig ik zijn zou, als ik u in den waren
zin des woords een zuster we^enkon."
Een zacht rood steeg in de wangen van den
jongen man, haastig trad hij op den muur toe en
zette zich op de met mos begroeide steenen neder.
„Zijt ge dat dan niet reeds vroeg hij, zonder de
oogen op te slaan, „ge hebt mij altijd broeder ge
noemd, Isabella, gij hebt mij nooit verloochend
„Neen, niet ik u, maar gij mij Zij ging weer
op hare oude plaats tegenover hem zitten en wees
zacht verwijtend op het hooge ijzeren hekwerk, „die
daar, die doodsche, weerspannige staafjes en grendels,
ze hebben zich tusschen onze harten ingeschoven
en de scheidsmuur, dien ge zoo in het oog loopend
tusschen het nieuwe gebouw en den koepel hebt
bijvoorbeeld wie de overgebrachte lijn moet
inhalen, het schip of de wal. Anders kan er
misverstand, verwarring en dus oponthoud ont
staan, wat voor alles vermeden dient.
Het vorenstaande is intusschen een," trouwens
natuurlijke, uitweiding. De aanleiding tot het
schrijven van dit opstel was, dat in dagbladen
ook, zij het dan slechts ter loops, gewag is gemaakt
van vliegers als een middel tot redding bij
schipbreuk.
Aangaande dit punt kwam mij dezer dagen,
onder aanteekeningen betreffende mijn grootvader
iets in handen, wat, naar ik vermeen, verdient
in wijder kring bekend te worden.
Eens, het is nota bene honderd jaar geleden,
met zijn scbip uit de West-Indien komende, ge
raakte hij met stormweer bezet op de Fransche
kust. Toen de groote mast overboord gezeild
en dientengevolge afzeilen van het lager onmoge
lijk geworden was, strandde hij op een goede
kabellengte afstands van den wal.
Een geval dus, vrij wel overeenkomende met
dat van de „Ango", die verleden jaar vóór het
Badhuis te Scheveningen met man en muis verging.
Het woei hard en de branding was zoo hevig
dat bij het te water laten van de booten deze
stuk- en weg sloegen en het schip dreigde weldra
uiteen te slaan.
Hoewel aan den oever honderden menschen
met ontzetting het tooneel aanschouwden, was
het onmogelijk om van daar tegen wind en bran
ding in te hulp te komen evenals bij de
„Ango" dus en de bemanning zou, evenals
die van dit schip, reddeloos verloren geweest
zijn, indien haar kapitein niet een even handig
mensch als bloek zeeman geweest ware.
In allerijl deed hij uit den hoepel van een
ton en een lat een geraamte en, door hier over
heen een vlag stevig vast te naaien, een soort
vlieger samenstellen. Een loglijn diende daarbij
tot vliegertouw, een handloodlijn met lood voor
staart.
Dit toestel, opgelaten, stond, door den storm
voortgezweept, spoedig boven den wal en door
toen snel te vieren, deed men het genoeg dalen
om door de toeschouwers den staart te doen
grijpen en het geheel naar zich toe te halen.
Fluks op de loglijn een zwaarder lijn gestoken,
deze in voormars vastgezet en aan den wal stijf-
gehaald, en zoo werd in een oogwenk, een brug
geslagen, waarlangs de geheele bemanning gered
werd.
De medegedeelde gebeurtenis strekt ten bewijze
dat redding door middel van een vlieger, door
de ondervinding bewezen is mogelijk te zijn,
waarbij wèl dient in het oog gehouden, dat bij
stranding op onze kusten het land onder de lij
ligt, dat de wind steeds van het schip naar den
wal toewaaitin welk geval het oplaten en boven
den wal brengen van een vlieger altijd mogelijk is.
Wat staat ons dus te doen?
Nut trekken uit de les, reeds een eeuw geleden
ontvangen, maar verwaarloosd.
opgetrokken, wellicht met een voorgevoel van de
tegenwoordige indringers, die scheidt ook onzicht
baar de zoon van zijne familie, en iedere sleutel,
die zich knarsend in de sloten draait, verscheurt
tegelijkertijd den laatsten zwakken band der liefde,
die ons tot nu toe verbonden hield
Graaf Desidère boog somber het hoofdzijn
overgroote, breedgerande hoed wierp een schaduw
over voorhoofd en oogen, die onwillekeurig aan'-et
gelaat een uitdrukking van dieperen ernst gaf.
„Ge weet toch, Isabella, op welken voet ik met
mijne moeder sta!" antwoordde hij gedrukt; „zij
is mij nooit liefderijk tegemoet gekomen, heeft ook
niet gen enscht, dat ik iets voor haar voelen zou
zij heeft liet niet onder de korenmaat geschoven,
dat zij den stiefzoon haat, dien eerstgeborene, wien"
de natuur in plaats van aan haar eigen zoon het
eerstgeboorterecht verleend heeft. Het is mij in
merg en been gedrongen, de gravin Echtersloh als
mijne vijandin te beschouwen Wees daarover niet
verschrikt, zusje, \oor u mag dit niet als verwijt
klinken, gij waart vaders lieveling en gij hebt van
hem een edelen trek-geërfd, zijne vriendelijke goed
heid jegens mij Graaf Desidère ontblootte het
verhitte voorhoofd en haalde diep ademhet blonde,
weelderige haar viel hem als schitterend goud op
het voorhoofd en voor de eerste maal zag Isabella
hem in de oogen. Hoe gevoelvol waren die oogen,
en toen die ernstige, treurige blik op haar rustte
en de jonge man haar zijne hand reikte met de
zachte, bijne smeekende woorden„dan om der
wille van onzen vader wees mij ook goedgezind
toen stroomde een ongekend warm gevoel door
hare borst, zij greep en drukte zijne hand, en hief
haar rozig kopje naar hem op.
„Ja, Desidère, dat wil ik, zoo waar lielpe mij
Godriep zij met gloeiende wangen, „ik heb u
lief en weet, dat gij mij nader zijt, dan alle men
schen in het slot te zamen, waaraan mij het lot
door zijne natuurlijkste banden zoo nauw verhonden
heeftAl beweert Lothar honderdmaal, dat'wij op
elkaar lijken, innerlijk zijn wij zoo verschillend als
dag en nachtal verzekert moeder mij vleiend dat
Men zoeke naar de doelmatigste soort van
vlieger ten gebruike in de bedoelde omstandig
heden en, is deze gevonden, dan geve men aan
elk schip zulke .toestellen mede, ten einde die,
evenals andere reddingsmiddelen, steeds gereed
te houden voor dadelijk gebruik.
Doch niet- alleen bij stranding op een kust,
ook in andere omstandigheden kan een vlieger
een middel tot redding zijn.
Stellen wij ons eenige schipbreukelingen voor,
drijvende in den wijden oceaan op een eigen
gemaakt, daartoe bestemd en ingericht vlot, zelfs
in een boot. Dagen lang hebben de ongeluk
kiger), misschien aan gebrek ten prooi, rondge
zwalkt. Maar zie, daar is weder een schip in
het gezicht, wel ver nog, maar ditmaal koerst het
in hun richting. Zal men op het schip ook hen
zien, hen opmerken Alles wat dienen kan,
0111 aandacht te trekken, wordt in het werk gesteld.
Nog steeds nadert dit, maar geen enkel teeken
doet zien, dat men opgemerkt is. Nogmaals een
gemeenschappelijken kreet!
Het schip loeft op, de zeilen killen, komen
tegen, en over den anderen boeg gekomen, ver
wijdert het schip zich even snel als het eerst
naderde.
Arme zwervers Gij waart niet opgemerkt
Gij stond te laag
„Mijn Koninkrijk voor een paard zou in dit
geval mogen heeten„Mijn Koninkrijk voor
eenige meters meer hoogteWant hoogte is
kans van opgemerkt, dus van gered worden.
Een vlieger zou die kunnen schenken. Waar
het laag op het water drijvende vlot niet in het
oog valt, zou een daarboven in de lucht staande
vlieger met er aan bevestigde wapperende reepen
licht doek, zulk een groote ongewone vogel, dit
wèl doen. Ook bij nacht, door een geschikte
lantaarn of ander verlichtingsmiddel er aan te
bevestigen.
Maar niet enkel voor het geval van drijven
in zee zou dit zoo zijn, het geldt eveneens voor
het geval van schipbreukelingen, wien het gelukt
is ergens te landen, waar geen gemeenschap met
de buitenwereld bestaat, en voor wie het daarom
van het hoogste belang is zich te kunnen doen
opmerken door voorbijgaande schepen.
Lazen wij niet nog dezer dagen in de courant
de innig tragische mededeeling
gedurende de jaren, die de arme
„schipbreukelingen op het eiland doorbrachten,
„zagen zij meermalen voorbijvarende schepen,
„maar op te grooten afstand om hun noodseinen
te doen opmerken."
Voor al dergelijke gevallen kon een vlieger
redding aanbrengen en deze zou in nog zooveel
andere nuttig aan te wenden zijn.
Men zou hem kunnen aanwenden als drijfanker
in de lucht om door zijn trekkende kracht een
in het water drijvend voorwerp te steunen in het
aannemen en behouden van een gewilde richting,
zelfs, hoe gering ook, er beweging aan te geven.
Ook voor het overbrengen van berichten, zelfs
ik haar lievelingsdochter ben, haar hartelapje, eens
toch dringt ruw en koel vaders beeld zich tusschen
ons, wiens lieve oogen mij plotseling aanzien, wiens
stem weer tot mij spreekt, wiens (rouwe handen ik
weer in de mijne vatten mag, wiens evenbeeld gij
zijt, Desidère, en wiens bescherming en liefde mij
in u wedergegeven zijn. zooals ik het nu voel iu
dit oogenblik Pijnlijk hartstochtelijk sloeg zij den
arm om zijn hals en zag hem aan met betraande
oogen. „En noemde ook iedereen u een zonder
ling, was al uw doen en laten onbegrijpelijk, ik
zou niet aan u twijfelen, ik zie u in de oogen en
weet dat alles gelogen is
De hooge gestalte van den graaf sidderdemet
bevende hand boog hij het krullende kopje achter
over en beschouwde de reine trekken als een dors
tige, die zich eindelijk laven kan aan de heerlijke
bron van trouw en oprechtheid.
„Ge belooft mij veel, kind," antwoordde hij zacht,
„meer dan ge misschien verantwoorden kunt, meer
ook, dan goed voor mij is na dezen langen eenza
men tijdGod zegene u voor deze liefhebbende
woorden."
Isabella richtte zich op en zeide glimlachend
„Uwe eenzaamheid moet nu uit zijn, broeder, wij
moeten elkaar nu veel zien, en wanneer gij niet bij
ons in het slot wilt komen, dan weet gij nu wat
mijn lievelingsplekje is, hier zit ik iederen avond."
„En wanneer -ik aan een vriendelijk woord be
hoefte heb, kan ik tot mijn zusje komen
Het jonge meisje knikte vroolijk. „We hebben
elkaar nog veel te vertellen, Desidère, bedenk, dat
wij in ons leven zoo lang gescheiden zijn geweest
Hand in hand zaten de beide schoone gestalten
in den purperen gloed der avondzon, zoo verschil
lend en toch geestelijk zoo harmonischde kleine
klimopranken wiegden ia de windkoelte, de gele
liuislook boog zich om de slanke vingers van Ech
tersloh, die hij werktuigelijk steunen liet op de
gebrokkelde steenen. Nog was zijn hoofd onbedekt
en zijn gelaat teeken de zich scherp af tegen het
stralend hemelgewelf.
(Vervolg in het Tweede Blad.)