HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M. 51. Zondag 27 April 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. a sEb deMgpereert nimmer I* Jan Pieieru. Coen. Het Valerlandt ghetrouwe Blijf tot in den doot. Wilhelmuslied, Verschijnt Din9ilng, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75. Voor de abonnés dezer Courant in de gemeente0.30. t t i buiten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER J. H. VAN BALEN. Molenplein 162/163. Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. B(j abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdndige doeleinden 3 cent p;r regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand. 3 M Mededeelingen eu aanbevelingen10 Een verhaal tan Woei ea verschrittim. Het bekende Engelsche blad „the Times" heeft onlangs in eehige stukken een verhaal gegeven van het vreeselijk lijden der naar Siberië ver bannen misdadiger en politieke veroordeelden en daarbij vooral bekend gemaakt op welke wijze deze ongelukkigen mishandeld worden door de Russische burgerlijke en militaire ambtenaren. Wij hadden ons reeds lang voorgenomen, bin nenkort nu en dan in ons blad een stuk te publiceeren van de gedenkschriften van een Siberisch banneling, welke in ons bezit zijn, maar zullen «die schetsen laten voorafgaan door een voorval, ontleend aan de bovenbedoelde brieven in het Londensche blad, overtuigd dat niets beter instaat is de aandacht voor de door ons te plaatsen schetsen op te wekken. Het volgende is een schrijven van een der bannelingen zelf De wegen naar de verafgelegen verbannings oorden in Siberië loopen door eindelooze woes tijnen, kaal en onbewoonbaar. Hier en daar slechts zijn posthuizen, waar alles ontbreekt, zelfs bedden zijn er doorgaans niet genoeg. Maar tot Yakoetsk gaat 't nog redelijk, in verhouding tot het verdere van den door de bannelingen af te leggen wegbonderden mijlen achtereen vindt Tnen daar niets meer dan onbewoonde posthuizen. Dé reiziger, die zijn eigen voedsel niet mede- ■voert, sterft van honger. De posten zijn boven dien 150 a 200 mijlen van elkaar gelegen; rust tusschentijds moet maar genomen worden in de sneeuw, rond een vuur. Zulk een reis duurt aan gene zijde van Ya- Yoetsk nog 20 a 60 dagen Dat er onderweg nog al eens een bezwijkt, vooral kinderen, spreekt van zelf. Doch die jammerlijke toestand was nog niet. erg genoeg. Vermoedelijk om zich een wit voetje te verschaffen, verscherpte in het voorjaar van 1889 de gouverneur van Yakoetsk de maatregelen noghij verdubbelde de sterkte der transporten, •dus ook de bezwaren om eenig onderkomen te vinden, hield de geldelijke toelagen in, waarvoor 'de gevangenen zich voedsel moeten koopen, en 'belette hun zelfs geheel, die inkoopen te doen. Wetende dat deze bepalingen bijna gelijk stonden meteene veroordeeling tot den hongerdood ün de ijsvelden, besloten een 30-tal politieke bannelingen, toen zelfs o. a. politie-autoriteiten Feuilleton van de Heldersche- en Nicuweilieper Conrant. CASGAMALA. Roman door N. VON ESCHSTRUTH. „Wat opsieren kan voor dit weerzien geen kwaad," «g'iiig zij voort na een korte pauze, en toen Isabella :in 'gedachte verzonken gehoorzaamde vervolgde ze, «daar hebt ge ook een paar bloemen, steek die in ihet haar, lieveling!" Eenige saamgevoegde bosch- Iklokjes werden in Isahella's schoot geworpen, terwijl Dagmar zelf haar krans omhoog hield en dien daarop in bekoorlijke gratie door hare lokken strengelde. „Staat mij dat niet goed vroeg zij, haar hals coquet naar alle kanten draaiende en toen zij in Isahella's oogen bewondering las, ging zij nog gra- celijker tussehen de beweeglijke varens zitten, steunde bet hoofd tegen den beraosteu steen en keek met ischitterende oogen hemelwaarts. Nauwelijks waren er tien minuten verloopen of éde jonge officier lag aan hare voeten en twee oogen fonkelden haar tegen, zoo dat zelfs het verwende 'feeënkind der residentie het bloed in de wangen csteeg. „Waarom hebt ge Desidère geroepen, freule von «tier Ropp vroeg de schoone man, zich meer tot fhaar overbuigend. „Hebt ge mij willen ergeren Dagmar lachte hartelijk en knikte toestemmend. Alsof ge mij al niet genoeg geplaagd hadt \yat zoudt ge doen, als ik mij wilde wreken Gi'i Dagmar legde plagend de handen achter op Rei hoofd en zag schalks op hem neer, „hoe wilt gij aanleggen als ik vragen mag?" Xte. liefde maakt vindingrijkHet zou echter veel liefelijker zijn als wij ons verzoenden, in plaats van het tot eene daad der wanhoop te brengen Lothaf bad zijne stem laten zakken en zag snel naar lsabella, die iets verder weer over den muur naar het dal heenstaarde. „Verzoenen Dagmar nam haastig cene wilde roos uit den ruiker aan hare borst en wierp haar plagend tegen zijnen wang. „Ik sta u toe, mijne de juistheid der bezwaren erkenden, een verzoek schrift tot den gouverneur te richten. Maar de ongelukkigen hadden collectief gepetitioneerd, en dat geleek op een politieke betoogingEn toen zij op last van den chef der politie van Yakoetsk in een huis hun vonnis afwachtten, begon een toonee', waarbij de Parijsche Bartho- lomeusnacht nog kinderspel is geweest. De beschrijving daarvan in „The Times" uit particuliere brieven, die de bannelingen tot de beschaafde wereld wisten te doen doordringen volgt hier: „Het venster uitkijkende, zag ik een detache ment soldaten aanrukken. Op een afstand van omstreeks 100 meter van de woning maakten ze een charge, en wierpen zich op de plaatsdeur, die dadelijk in splinters sprong. Het huis werd onmiddellijk omringd en wij hadden nauwelijks tijd, de deur voor hen te openen. Aangevoerd door een officier, drongen ze door in de kamers en wij werden in een hoek gedrongen. Er waren ongeveer 70 soldaten, onder bevel van den officier Karamzine. De bevelhebber van het garnizoen; Vageff, was ook tegenwoordig, als mede het hoofd der politie Soektahcheff met tal van politieagenten, kozakken, enz. „Toen het huis met al dit volk gevuld was, werden we gesommeerd, ons onder escorte naar het politiebureau te laten brengen. Kohan Bern- stein wendde zich toen tot den officier en zeide, dat wij volkomen bereid waren om te gaan, en wel uit eigen bewegingdat wij meer dan iemand anders verlangend waren naar het antwoord der overheid op ons verzoek dat al dit vertoon van gewapende macht volstrekt onnoodig en een ongemotiveerde beleediging was voor de banne lingen, daar wij niets hadden gedaan wat zulke maatregelen rechtvaardigde. De officier scheen geneigd, naar deze redenen te luisterenmaar het hoofd der politie kwam tusschenbeide eu riep den officier Karamzine toe „Ge hebt nu genoeg gepraat, doe wat 11 is bevolen." De officier, blijk baar in een staat van groote opgewondenheid, herhaalde werktuigelijk „Wilt gij ons volgen Antwoord, ja of neen." „Ja, ja," riepen ver scheidene bannelingen, „geef ons alleen maar tijd om onze jas aan te trekken." Maar de sol daten wachtten nóch luisterden zij sprongen op de ongelukkige bannelingen toe en vielen hen aan met de bajonet of de kolf van hun geweer. In een oogwenk vielen verscheidene der mannen, die het dichtst bij de soldaten stonden, en toen werd er geschoten, nog eens en nog eens. Het is mij onmogelijk, bet tooneel te beschrijven dat toen volgde, of wat ik op d it oogenblik gevoelde. Ik begrijp niet dat we niet allen werden gedood dat eenigen onzer ontkwamen, schijnt een won der. (Een ooggetuige zegt in zijn brief, dat dit wonder veroorzaakt werd doordat de soldaten onmiddellijk het huis en de bannelingen begonnen te plunderen.) Na den eersten aanval trokken de soldaten terug naar de plaatsmaar het huis werd nu van alle kanten gebombardeerd. De kleur te dragen Lotlinr drukte de bloem met sprekend gebaar aan de lippen en stak haar toen in bet knoopsgat. „Leven en dood voor dit teeken mijner dame! En belooft ge mij nooit meer aan te zien voor dien gek uit den koepel Nog volhardde graaf Eeh- tcrsloh in zijne knielende houding, die hij aange nomen had, hij nam den hoed van het krullende haar en wierp die naast zich op den steenrand als met purperen gloed werd zijn schoon gevormd hoofd door de avondzon overgoten. „Neen, nooit weerklonk het lachend van hare lippen, haar blik was als gekluisterd aau zijne don kere oogen, „hij is zoo leelijk „Zweert gij mij dat Ontzet sprong Dagmar op.... „Hebt ge het ge hoord Zooeven heeft er iets heel duidelijk achter mij gezucht! Hier, het klonk alsof het uit dit steenen beeld kwam. Graaf Echtersloh ik ben bangen freule von der Ropp klemde zich met angstig heven vast aan den arm van Lothar, die evenals zij haastig opgestaan was. „Gehoord heb ik ook ietszeide hij hoofd schuddend, terwijl hij met vasten tred naar het ouden steenen beeld in de kruisgang toeging, om het opmerkzaam te beschouwen maar het scheen mij meer toe, dat het uit deze hooge kalkmnssa kwam, misschien schuilt er eeue bunzing onder de steenen!' en hij stootte met den voet daartegen aan, zoodat eenige steenen schurend over elkaar rolden. „Kom, het zal de wind geweest zijn, bij helder zonlicht kan het onmogelijk spoken," en lachend ging hij weer zitten „of de oude mon niken zouden uit hunne diepen slaap gewekt moe ten zijn eu het voelen, dat er zoo'n bekoorlijke kleine vlinder over hunne grafstcenen heen flad- derdt „Vroeger heeft het ook al een paar maal gerit seld hield Dagmar vol, schuw om zich heen- ziend. Lothar bracht hare hand aan de lippen. „De dwaalgeest van Casgamala benijdt mij misschien fluisterde hij met eene zonderlinge uitdrukking in het gelaat, „en komt daarom herwaarts, om mij kogels kwamen binnen door de vensters en dron gen zelfs door de dunne muren. Nergens was men veilig. „Wij begaven ons allen naar de grootste kamer van'het huis; sommigen onzer trachtten te ont snappen door de achterdeur; maar nauwelijks hadden ze die geopend of zij vielen dood neer, met kogels doorboord. Shoer, krankzinnig van afschuw, sprong de plaats op, schreeuwende „Genoeg genoeg Wij geven ons over maar een pistoolschot, gelost door den officier Karam zine, velde hem neder. Podbelsky, een politieke banneling, die vlak bij woonde en kalm in zijn kamer zat, kwam naar buiten, toen hij het .schieten hoorde, om te zien wat er gebeurdenauwelijks had hij de plaats bereikt, of hij werd dDodge- schoten. De commandant van het garnizoen, Vageff, zelf verschrikt door de slachting, had zijn sabel getrokken en trachtte loopende voor het front zijner soldaten een eind te maken aan het vuren. Op dit oogenblik kwam echter de gou verneur Ostashkin zelf ten tooncele en toen hij mij zag, uit het gebombardeerde huis komende, vuurde hij tweemaal met zijn revolver en wondde mij. Op dit voorbeeld van den gouverneur werd het vuren door de soldaten met verdubbelde woede hervat. Jozef Estrowitch, die zwaar gewond op den grond lag uitgestrekt, werd nog door de soldaten aangevallen en herhaaldelijk met de bajonet doorstoken „In de kamer heerschte een hartverscheurend geschreeuw. Ik sprong op de sofa. Vaak herinner ik mij dat ik vuurde op een officier die zijn pistool op mij had gerichtmaar ik kan niet zeggen of hij of ik liet eerst schoot. Wat ik zag en voelde waren de schoten en kogels der soldaten. Weldra verloor ik het bewustzijn. Toen ik weer bijkwam lag ik op den grond. Ik kwam met moeite overeind en zag dat de so'daten het vertrek verlaten hadden. In een hoek zag ik Pic, wiens lichaam tegen den muur rustte zijn hoofd hing op zijn borst en een groote plas bloed lag naast hem. Ik dacht dat hij gewond was en wilde naar de andere kamer gaan, om wat water te halen, maar bedacht me en wilde eerst trachten hem op de sofa te leggen. Toen ik zijn hoofd oplichtte, bemerkte ik echter dat hij dood was. Boven zijn linker oog had hij een vreeselijke wond, waaruit bloed en hersens vloeiden op zijn borst. Hevig geschokt door dit afgrijselijk schouw spel, spoedde ik mij naar de andere kamer. Daar zag ik aan alle kauten op den grond en op de bedden, de gewonden, die lagen te steunen en vroegen om water. Eenige onzer vrienden trachtten hen te helpen. Daar iemand mij zeide, dat er geen water in huis was, maar wel ijs op Or> een Siberische reis is ieder gewapend tegen de wolven. Yan verzet tegen de geleidende kozakken kan geen sprake zijnwant de banneling, die mocht ontvluchten, zou eenvoudig doodhongeren, in geen enkele stad, zoo hij die al kon bereiken, worden toegelaten zelfs. nogmaals met zijn spookachtig zuchten den weg te versperren." „De dwaalgeest van Casgamala? viel Dagmar in de rede, snel hare hand terugtrekkend, „die leelijke vlam, die aan dit roode lidteeken schuld heeft?.... O hoe ik hein daarom haat!" „Dagmar!" weer nam hij hnre beide handen en legde ze aan zijn borst laat mij u dank zeggen voor dit woordDen dwaalgeest liaten is...." liet jonge meisje sprong lachend overeind en liep een paar schreden van hein weg. „Niet verder graaf von Echtersloh, hij mijne heilige verontwaar digingriep zij met gloeiende wangen. Ge weet. dat u die sentimentaliteit in het geheel niet goed staatWanneer gij nog eens de vermetelheid hebt mijne hand te kussen, dan „Dan Lothar draaide in overmoedige luim aan zijnen baard en wierp een tec.lercn blik op het roosje aan zijne horst. „Dan neem ik mijne toevlucht tot den dwaal geest van Casgamala," ging zij driest voort, en snel schreed zij naar den steenen bisschop in de kruis gang, maakte den krans uit het haar los, wond hem om den strakken, met mos begroeide marmer- op en vleide zich allerbekoorlijkst coquet aan de borst van de ernstige monr.iksgestalte. „Hier gij brave, oude makker, gij zult uit het graf opstaan, om voor mij eene lans te breken, als de moderne ridders in de uniform der dragonders liet te bont maken Gij zult dit kransje wel aan Casgaraala's dwaalgeest willen brengen en hem melden „Dagmar von der Ropp zendt u haren groet en laat 11 berichten „„kies tnsschen rozen en doornen 1 Haar haat, wanneer ge het nog eenmaal waagt de wegen van haren vriend Lothar te kruisen, en hare liefde wanneer gij als welwillende schutspatroon over dit slot en zijne bewoners waken wilt!"" En overmoedig lachend verhief zij zich op de punten der voeten, legde voor een oogenblik haar gloeiend gezichtje tegen den grijzen wang van den kerkvoogd en wierp tartend een blik op den jongen officier, die met gekruiste armen op den muurrand leunde. „Gij speelt gevaarlijk spel, freule Dagmar, riep de plaats, ging ik naar buiten om wat te haler. Door de volgende kamer komende, zag ik on gekleed op bed liggen Sofia Goerewitch, die was opengereten door de bajonetten. Een der onzen was bezig, stukjes ijs te leggen op de vreeselijke wond. Haar gelaat was doodsbleekspreken kon zij bijna niet. „Zotoff, lispelde zij, gegroet, ik ben stervende. Ik heb een vreeselijke pijn. In Godsnaam, geef me toch wat vergift." Ik voelde dat ik krankzinnig werd, en vloog naar de eerste kamer, waar ik mijn makkers luide hoorde roepen dat geneeskundige hulp moest worden gehaald, Eenigen onzer wilden dat aan de soldaten op de plaats geneeskundige bijstand zou worden gevraagd, en daarom ging ik daar heen maar toen ik de plaatsdeur naderde, zag ik achter de soldaten den hoed en het hoofd van Ostashkin, den gouverneur. Op dat oogenblik dacht ik slechts aan het lijk van mijn vriend, aan mijn andere vrienden die lagen te sterven of ongelukkig waren voor hun leven. Hun hart verscheurende kreten klonken nog in mijn ooren, en daar, vlak voor me, stond de man die de oorzaak was van heel dit bloedbad. Plotseling kwam het denkbeeld bij mij op, op Ostashkin te vuren voorwaarts vliegende, trok ik mijn revolver uit mijn zak en zoodra ik den drempel had be reikt, haalde ik den trekker over. Ostashkin keerde zich om en vluchtte. Ik schoot ten tweeden male en vloog toen instinctmatig het huis weer in. Ik herhaal, dat ik op dat oogenblik er niet aan dacht dat ik een heel detachement soldaten voor me had, die niet zouden nalaten onmiddel lijk te vuren op mij en mijne vrienden die op de plaats waren. Ik dacht er ook niet aan, dat ik ons allen blootstelde aan een vreeselijke wraak ik was totaal buiten staat om te denken, daar de indruk van de afgrijselijke dingen, waarvan ik getuige was geweest, mij te sterk was. Ik begrijp niet, hoe ik niet dadelijk gedood werd. (Zotoff werd alleen gewond.) „Ik kwam daarna met de overige mijner vrienden weer naar buiten; want men deed ons weten, dat aan de gewonden geen hulp zou worden verleend vóórdat allen die nog loopen konden het huis haddan verlaten. Ik voelde me vreeselijk zwak en moest in de sneeuw gaan liggen. Mij omkeerende zag ik liet lijk van Shoer; zijn gezicht was met bloed bespat, zijn bril lag naast hem op den grond. Bij de trap van de huisdeur zag ik Podbelsky liggenhij ademde nog, en ik hoorde een soldaat zijn ver wondering uitspreken dat hij nog leefde, want hij had „hem een kogel in het oor gejaagd". Een ander merkte op, dat hij maar moest worden afgemaakt. „Dergelijke opmerkingen werden gemaakt omtrent al de gewonden, en ik verwachtte dan ook elk oogenblik den genadeslag. Op eenigen afstand van mij zag ik het lijk van Moekhanoff en een weinig verder dat van Notkine. De vrouw van Bernstein smeekte om verlof, bij haren man te mogen blijven, die gewond wasmaar hij even glimlachend, „denkt gij, dat ik deze krans rustig in het bezit van den dwaalgeest zal laten „Wee hem, wanneer hij zich dien laat ontneme.n I" „Dus gordt ge u aan tot den strijd, in plaats van hem te eindigen Lothar's stem klonk dof en onheilspellend. Dagmar zag snel op, haar oog schoot vonken. „Ja, ik gord mij aan I We zullen zien, wie over winnaar blijft, liefde of haat, het schoone of het leelijke, de spookachtige vlam in de steengroeve of Helios, de lichtende God der zon De lidteékcns op uw voorhoofd zijn als een handschoen der uit daging van den dwaalgeest, twee vijanden kunnen niet meester zijn op één schip, hij zal wijken of gij En nu wakker den strijd begonnen, gij beide geweldige helden, de krans is alreeds gevlochten, dien ik den overwinnaar met eigen hand op de slapen zal drukken, mijn kransEn Dagmar schudde het verwilderde haar uit de oogen en zag Lothar lachend aan een laatste bloedroode stralen bundel door de zon als afscheidsgroet toegezonden bcseheen hare sneeuwwitte gestalte, die, slank ui geurend als de zomeravondkoelte, voor het oude standbeeld over de met mos begroeide puinhoopeii als zweefde. Nooit nog was Dagmar bekoorlijker geweest dan in dit oogenblik, en Lothar zag met begeerig, verlangende blik naar de roode lippen, die in dwaze scherts argeloos de vonk in het kruit slingerden, en het fondament deden schudden, waarop jaren lang het wrakke gebouw des vredes gewankeld had. Is de steen, waarop het gebouwd is, los geraakt, dan beginnen de muren te splijten, en zc uiaken zichzelf door eigen val tot een puin hoop. Dieper en dieper zonken do schaduwen, en in dc verte, in het boschrijke park om het slot, stierven de vroolijke stemmen der drie jongelieden weg. Boven op de kloosterruïne werd het stil en een zaam, en de bloemen van Dagmar lagen vertrapt eu verwelkt op den doorscheurden zandsteenen grond. (Vervolg in het Tweede Blad.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1