HELDBRSCHB- NIEU WEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M. 57. Zondag 11 Mei 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Brieven uit de Oost. S8> CASGAMALA. De gehuwde onderofficieren bij Zr. Hs. Zeemacht. deiespereert nimmer 1* Jan Pietersz. Coen. Het Vaderlandt ghetrouwo Blijf ick tot in den doot. Wilhelmuslied. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, bekoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden0.75. Voor de abonués dezer Courant in de gemeente f 0.30. M m t bniten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prijs der A d v o r t e n ti n.- Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bfj abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 Mededeelingen en aanbevelingen10 III. Padang, 31 Maart 1890. Waarde Heer Gisteren beleefde ik wedér een zeer gewich- tigen dag. Ik hield toen in mijne nieuwe gemeente de eerste toespraak. Het is mij eene behoefte, u mee te deelen, op welk eene wijze ik daarbij gedachtig was aan de gemeente, in wier midden ik bijna tien zulke gelukkige jaren doorbracht. „Aan een reiziger ben ik gelijk", zoo ving ik aan, „die niets liever zou „wi-len doen dan spreken over het verledene, „dan getuigen van het goede en vriendelijke, „ondervonden op het deel van den levensweg, „die achter is, maar wien de vermaning wordt „toegevoegdVergeet, wat achter is, en strek u „iiït naar hetgeen voor u isOf zou ik van u, „voor wie ik nog geheel een vreemdeling ben, „eenige belangstelling thans mogen verwachten „voor eene mededeeling van hetgeen ik onder bonden en gedaan heb? Mij dunkt, het is niet „meer dan natuurlijk, dat gij mij in dit uur „vóór alle dingen vraagtWelke zijn uwe uit lichten in de toekomst Welke zijn uwe voor- bemens? Wat wenscht gij voor ons te zijn en „te doen En daarom wil ik alleen aan het „verledene de verklaring ontleenen, dat ik o! „zoo dankbaar zijn zou, wanneer al was het „maar een tiende gedeelte van de belangstel ling, die ik hij mijn werk in Holland onder bond, hier mijn deel mocht zijn" Of die wensch zal worden vervuld In mijn voordeel is, dat ik in mijn voorganger iemand gehad heb, die voor vriend en vijand steeds heeft weten te doen eerbiedigen den naam van Indisch Predikanteen naam, die bij velen terecht, of te onrecht een onaangenamen klank heeft, en waartegenover het, na een zekeren Ministerieelen brief, wel eene gewoonte schijnt te worden, den naam te plaatsen van een R. IC. Geestelijke. In mijn nadeel héb ik de bekende onverschilligheid in Indie voor kerkelijke vor- FeuUieivs r?« de Heldcrscbe- en Nieuwedieper Courant. Roman door N. VON ESCIISTRUTH. NEGENDE HOOFDSTUK. Sie snngtn von Marraorbildern Von Gürten, die überm Gestein, In diimmernden Lauben verwildern, Palasten ira Mondenachein. E i c li 0 n d 0 r f f De gravin wandelde met Dagmar en Lothar in het park door de lanen van kortgeschoren taxis- hoomen, die tegen de zuidelijke berghelling aange plant waren en door welker boogvormig gesnoeide openingen men het uitzicht kreeg op het vlakke panorama, dat in een wazigen zonncnevel aan de voeten van Casgaraala lag uitgestrekt. „Hier dus wilt ge de lampions hangen, Lothar vroeg de gravin, de zwart kanten shawl van de schouders vallen latende, „de plaats is goed gekozen en zal door de gasten zeker veel bezocht worden." „Als het mooie weer maar aanhoudt en ons prachtig feest niet verregentzei de jonge officier knikkende. „Tot nu toe ging alles zco gunstig, dat het mij beangstgeen enkele afzegging, geen enkele kist uit de residentie te laat aan, de kok ziek noch verhinderd, een ouderwetsch, volledig corps trompetters in blauwe huzarenrokken, nu nog de gunst van Jupiter pluvius en de fakkels van Cas- gamala kunnen aangestoken worden Ecu oogenblik heerschte er stilte. Gravin Leon- tine glimlachte in de aangenaamste gedachten ver zonken en Dagmar maakte met haren parasol werk tuigelijk figuren in het zand plotseling zag zij op. „Zal graaf Désidère ook verschijnen vroeg zij kort. men, waarvan ik het mijne ondervond, toen ik te Batavia in de groote Willemskerk optrad voor nog geen 40 menschen. Daarom heb ik hier maar zeer bescheiden gevraagd om het tiende gedeelte van de belangstelling, die mijn deel was in Holland. Het valt dan misschien nog mee Intusschen, ik moet in deze zoowel het een zeggen als het ander. Ge moet weten, dat toen ik bij mijn aankomst alhier vernam, dat ik de twee eerste Zondagen geen werk had te doen, ik besloot, een uitstapje te maken h?ar de Padang- sche bovenlanden, en eenige Protestautsche ge meenten aldaar te bezoeken. Zoo sprak ik te Fort de Cock, Padang-Pandjang, Pajocombo en Kajoe-Tanam, en wel met dezen uitslag, dat in de beide eerste gemeenten velen zich met een staanplaats moesten vergenoegen, terwijl te Pajo combo van de 11 Protestanten, die hadden kunnen komen, 8, en te Kajoe-Tanam van de 23 Protestanten 21 tegenwoordig waren. Wat zegt gij daarvan Trouwens, zulk eene aangename ervaring heeft altijd een Indisch Predikant, die op reis is, en daarom als het hier niet met mij gaat, stel ik den Gouverneur-Generaal voor, eene nieuwe betrekking voor mij te scheppen, die van „rei zend Predikant." Maar nog om een andere reden zou mij zulk eene betrekking wel een tijdlang aanstaan. Wat zou ik op die wijze veel zien van Gods schoone scheppingDie reis vooral naar Fort de Cock, dat 3000 voet boven de oppervlakte der zee gelegen is, bracht mij in eene ongekende ver rukking. In dien „tempel van ongekorven hout" buigt men onwillekeurig de knieën voor Hem, die dat alles gemaakt heeft. Geen menschelijke taal is in staat, dat majestueuze naar waarde te beschrijven. Zelfs eene poging daartoe acht ik heiligschennis En hoeveel meer zou ik genoten hebben, wanneer ik mijn bewondering met anderen had kunnen deelen 1 Wel was ik niet alleen op mijn reisIk zat in een wagen zelfs met drie Inlanders. Maar ik ben met de Maleische taal nu zoo ver gevorderd, dat ik mij bij mijne reis- genooten zoo goed als niet verstaan baar konmaken terwijl ik hen in het geheel niet begreep, en zoo laat de conversatie wel wat te wenschen over. Recht aangenaam was het mij dan ook, in het hotel te Fort de Cock iemand te ontmoeten, welke meermalen die reis gedaan had, en met wien ik in onze moedertaal nog eens praten kon over wat ik gezien had. Hij, die mij daar met zooveel hartelijkheid het welkom toeriep, was de Pastoor Lothar zag haar verbaasd aan. „Désidère Gr ace d Dieu, ik hoop toch van nietGenoodigd heb ik hem niet, eenvoudig, omdat hij sedert den avond op bet terras als van den aardbodem verdwenen schijntik kan toch den eigenzinnigen patroon niet gaan naloopen, om eene genadige weigering te halen „Toch ben ik bang, dat men er over spreken zal, als de majoraatsheer zich aan ons feest onttrekt," wierp gravin Leontine in het midden, „ter wille van de menschen zou het mij aangenaam zijn, als hij zich in onzen kring vertoonde „Wilt gij het op u nemen, hem uit tc noodigen, chère maman „Op eene schriftelijke uitnoodiging zal hij be danken, en hem in den koepel op te zoeken, dat heeft de galante zoon zelfs aan zijne moeder ver boden De gravin haalde ontstemd de schouders op. „Het schijnt, dat hij zich den naam van „be- tooverde prins" op den hals wil halen Dagmar's oogen glinsterden. „Mag er niemand in den koepel? Mon Dieudat klinkt interessant zoo interessant, dat het mij meer dan eenig ander verbod prikkelt tot overtreden Weet u wat, tante Leontine Ik zal graaf Désidère zelf uitnoodigen Ik zelf ga naar den koepel en onderzoek, wat de sprookjesprins voor blauwbaardskunsten uithaalt misschien ontdekken wij een tweeden Sebastiaan Fanst in hein, en voor geld en goede woorden geeft hij ons wellicht morgenavond een paar tooverkunsten ten beste Dagmar barstte in lachen uit en wierp het hoofd achteroverde overmoedige trek stond den kleinen mond allerlieft. Ook Lothar stemde hartelijk met haar in. „Ge wilt naar den koepel, freule Dagmar Neem mij niet kwulijk, ik heb veel vertrouwen in uw moed, maar voor zulk eene zending zijn de zenuwen der dames niet geschiktKent gij de geschiedenis niet van den menscheneter, wiens lekkerste gerecht schoone meisjesoogen waren Wie weet, of de griezelige man daar ginder niet een gelijke passie najaagt Dagmar beet zich op de lippen. „Ik zal u van Padang, en gedurende het tweetal dagen, dat ik hem tegenover mij aan tafel had, werd aan het bestaande verschil niet gedacht. Alles werkte ook mede, om dat verschil te vergeten. In dezelfde zaal, waarin hij des morgens zijn dienst deed,trad ik des avonds op, terwijl verscheidene Protestanten des morgens tegenwoordig waren, en omgekeerd ver scheidene Catholieken mijne lij dens prediking aan hoorden. Ik moet erkennen, dat deze dingen mij wel dadig aandeden. Het gemis van een Christelijk Bedehuis kan anders tot voor Hollandsche ooren vreemd klinkende toestanden aanleiding geven. Zoo trad ik te Kajoe-Tanam op in de midden- galerij van mijn logement, waar ik eenige uren te voren aan de rijsttafel had aangezeten, en die onmiddellijk na afloop der toespraak voor de avondtafel moest worden in gereedheid gebracht. Erg huiselijk, vindt ge niet Doch hoe dit zij, hier heb ik ter mijner beschikking een wezenlijk kerkje, dat er allervriendelijkst uitziet, en het best bij een' nette Hollandsche dorpskerk te ver gelijken is. Een zeer doelmatig serafine-orgel begeleidt den zang der gemeente, terwijl in plaats van een „houten broek" mij een' ruime katheder als spreekplaats is aangewezen. In het vroege morgenuur klokke zeven heb ik mijne ca techisaties, zoodat ik vroeg bij de hand moet zijn. Gelukkig bestaat in Indie de, goede ge woonte, op het warmste gedeelte van den dag zich „lekker te maken", en ter ruste te begeven. Met het klimaat had ik het veel slechter kunnen treffen. Het kan hier wel geducht warm zijn, maar men heeft er niet een' „eeuwig blauwen hemelGeweldige regenbuien geven telkens eene aangename afkoeling. Wil men geen koude vatten, dan moet men 's avonds wat voorzichtig zijn Met leedwezen heeft men hier de tijding ver nomen, dat zich ook in Indie gevallen van „in fluenza" heben voorgedaan. Die ongesteldheid werd in een Duitsch tijdschrift niet onaardig een kerstgeschenk genoemd voor Dokters en Apo thekers, en nu gun ik die Heeren wel wat, maar toch kan ik den wensch niet onderdrukken, dat wij hier bevrijd blijven van eene ziekte, die in Holland zooveel stagnatie, en menige ledige plaats in den huiselijken kring gegeven heeft. Intusschen niet minder hartelijk wensch ik, dat bij ontvangst dezer letteren ten Uwent de winter met al de ellende, die hij bracht, geheel verge ten zal zijn, en gij een Meimaand beleeft, die werkelijk eene Bloeimaand is. Met mijne groeten uit den vreemde voor allen, die dit zullen lezen tt. L. van 't Sant. toonen, hoeveel moed ik heb, graaf Lothar, want nu ga ik juistzeide zij kortaf. Lotliar boog ridderlijk. „Eene gelegenheid te meer om u te bewonderen, jonkvromve Maar sta mij nog eene opmerking toe, die misschien zeer weinig galant klinken mogeGelooft ge wellicht, dat mijn broeder zulk een otter zal weten te vraar- deeren, en even zwak is als andere mannen, die tegenover zulke bekoorlijke godinnen machteloos zijn Ik vrees, dat zelfs uwe blikken zonder kracht afglijden op dezen zoon der wildernis, en ik zou er om willen wedden, dat uwe uitnoodiging even weinig succes zal hebben, als de onze, want zijn haat overtreft zijne 'galanterie Dagmar was dieper in de schaduw van den taxis getreden, haar gelaat was plotseling verbleekt en onbeschrijfelijke geraaktheid schitterde in hare zwarte oogen. „Hij moet en zal komen riep zij uit met bevende lippen, „ik heb het mij nu in het hoofd gezet en het zou bij God de eerste keer zijn, dat ik mijn wil niet wist door te zetten (ie wilt wedden, graaf Eehlcrsloh Welaan, wedden wij wat is u de intrede van uw broeder in de balzaal waard Met het hoofd in den nek, hoog opgericht, stond fretde von der Ropp voor den jongen officier, een bijkans lichtzinnige trek speelde om haren schoo ne» mond. „Twaalf flesschen Sectriep Lothar luchthartig, „meer heb ik zelfs voor den besten knol niet over „Twaalf flesschen Sect!" herhaalde Dagmar met strakken, triumpheerenden blik „goed, dan wedden wij om twaalf flesschen SectEn nu, adieu, ik ga op avontuur uit nApropos, freule, de Sect moet natuurlijk gemon sterd worden zei Lothar lachend, zich dichter tot haar buigend. „Ik zal voor de overwinning den goden offeren." Dagmar mat hem zwijgend met een enkelen blik en hare hand haast driftig losmakend uit de vin gers van de gravin, die haar met hoofdschudden In Juli 1888 dienden de onderofficieren, a./b van het wachtschip te Helder, ten getale van 168, een request in aan den minister van Marine, betref fende eenige hunner belangen. Hunne vragen waren eerst door den Commandant overgebracht, maar met ongunstig advies en zonder resultaat. Ook op hun request werd geantwoord„Niet voor inwilliging vatbaar." In October 1888 werd een request met bijlagen aan de Tweede Kamer ingediend, onderzocht, ter griffie gedeponeerd maar geen der leden van de Kamer kwam bij de behandeling van Hoofdstuk Marine op het onderwerp terug. Onder de vragen was er eene die zeker de volle belangstelling verdient, nl. het verzoek, dat de gehuwde onderofficieren de voor rechten mogen genieten, hunnen collega's bij de landmacht geschonken. Aan de gehuwde onderofficieren der landmacht, evenzoo die der mariniers in de kazerne, wordt een dubbel slaapfournituur door het Rijk verstrekt wij zullen dit punt laten rusten. Maar verder zijn zij buiten de menage, zelfs als zij gestraft zijn en in dat laatste geval wordt hunne soldij aan hun huisgezin uitbetaald. Zoo zij niet uit eigen verkiezing aan de menage deel nemen, wordt, wat van gouvernementswege ver strekt wordt (brood) thuis ontvangen. Bij de landmacht en de mariniers in de kazerne wordt dus met den gehuwden onderofficier en met zijn gezin rekening gehouden. Niet zoo bij de Marine. Het rantsoen van gouvernements wege bepaalt zich niet tot brood, maar tot de geheele voeding. Die voeding kan aangemerkt worden als een deel der bezoldiging. De tegen woordige bepalingen beletten echter den gehuwden onderofficier der Marine en der ingescheepte mariniers over die voeding te beschikken. Dat nu wordt gevraagd en is bij herhaling geweigerd. Korporaals, onderofficieren moeten aan boord eten voor hen^ vervalt dus de kwestie; de gehuwde sergeants en hoogere onderofficieren echter gaan 's middags naar den wal. Op het wachtschip-te Willemsoord zijn dat er gemiddeld 70, op de „Marnix o. a. 25, enz. Hun rantsoen, uitgegeven, wordt natuurlijk door anderen opgegeten of weg gegeven; voor het Gouvernement is het hetzelfde resultaat, alsof het mede naar den wal was geno- traebtte tegen te houden, stormde zij met gloeien de wangen de taxisallee door, direkt door het eiken boscllje naar het traliehek in het oude gedeelte van den tuin. De zon was reeds achter de hooge eikentoppen gezonken en wierp flikkerend licht op den bemos- ten grond, waar tusschen knoestige boomwortels de bonte boschklokjes knikten. Dagmar stond een oogenblik slil en drukte de hand op het kloppende hart, het haastige loopen had hare wangen gloeiend rood geverfd. Vóór haar verhief zich zwart en ernstig het hooge ijzerwerk met zijn wonderlijk bewerkte deur, waar iu het midden twee leeuwenkoppen grimmig de tanden lieten zien, en dc beide ijzeren grendels bewaakten, die schuins over de breede vleugeldeu ren aan kettingen waren gelegd. Deze poort had vroeger den uilentoren van het oude gedeelte van liet slot gescheiden, was evenwel door graaf Desi- dère uit de vervallen muren losgemaakt en hier in het park verzet geworden. Dagmar trok met beide handen de zware metalen stangen terug en opende moedig de poort, die knarsend op liet kiezelzand in hare hengsels terug week. Zij liet haar aanstaan en schreed, nog even omziende, naar de groep hooge pijnbooraen, waar achter de groenachtig getinte koepeltoren zichtbaar werd. Met groote, verwonderde oogen blikte het jonge meisje om zich daar lagen de gevallen witte, mar meren beelden in den hellen zonneschijn, overdekt met eenen lasL van wild opwassende rozen, die zich om het verbrijzelde voetstuk-" gewonden hadden. Ginds vertoont zich een wonderlijk vreemd struik gewas, donkerroode bloesems hangen tot diep aan den verwilderden grond af, daaronder ligt een sphynx, nog overdekt met den dorren bast van den eikeboora, door den storm omvergeworpen, cn in zijn val den linkervleugel van het mythische monster vernield hebbende. (Vervolg in het Tweede Blad.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1