men. Welke bezwaren bestaan nu tegen het verlof
aan de gehuwde onderofficieren, de beschikking
te geven over hun rantsoen? Eén van de vier
dagen hebben zij dienst aan boord, moeten in de
ménage zijn of hun eten van den wal ontvangen.
Wil men het eerste, dan kan toch voor dien dag
hun dagelijksch rantsoen in den scheepsketel gaan,
alleen de half wekelijksche rantsoenen zouden
eenige regeling eischen, maar elk officier van
administratie, elke bottelier zoude gaarne de
meerdere te nemen moeite der nieuwe regeling
zich getroosten ten bate van gehuwde onder
officieren.
Is men bevreesd, dat het rantsoen niet geheel
ten bate van den onderofficier zal komen, de
regeling van thans, waarbij het rantsoen aan boord
blijft en de man toch naar huis gaat eten, maakt
dat hij in het geheel niets er van geniet. Het doel,
den onderofficier te dwingen zijn rantsoen op te
eten, om verzekerd te zijn van zijne voldoende
voeding, wordt niet bereikt, wel het tegendeel;
voor het land is het geen voordeelhet rantsoen
wordt uitgegeven en verdwijnt, administratieve
moeilijkheden zijn te overwinnen. Waarom wordt
dan een maatregel tegengehouden, die met aan
drang wordt gevraagd, die met dankbaarheid
zoude worden ontvangen, die niets anders is dan
gelijkstelling met de landmacht, met de niet in
gescheepte mariniers, ja zelfs met de muzikanten
aan boord van hetzelfde wachtschip.
Maar wat erger is, de weigering heeft beden
kelijke gevolgen.
Eerstens, zijn wij wel ingelicht, dan wordt door
alle, laat ons zeggen bijna alle, gehuwde onder
officieren het rantsoen toch mede naar den wal
genomen. Zij stellen zich aan de strengste straf
bloot bij ontdekking, maar de overtuiging, dat
wat zij medenemen door hen is verdiend, hun
eigendom is, waarover willekeurig wordt beschikt,
schijnt zóó sterk, dat zij zich daaraan meenen
te moeten wagen, ten bate van hun huisgezin.
Eene wet, eene bepaling, die men niet kan doen
eerbiedigen, die aanhoudend straffeloos wordt
overtreden, werkt demoraliseerend. Is de bewering
waar, zijn de onderofficieren bij de marine het
eens,en de algemeene onderteekening van het adres
pleit daarvoor, dan is eene ontdekking ook bijna
onmogelijk, maar dan wordt de proverbiale eer
lijkheid van den zeeman, het hooge plichtgevoel
bij de marine gekrenkt, en ook op den minderen
schepeling, die een en ander bemerkt, heeft het
een heilloozen invloed.
Wij verdedigen de handeling niet, wij verkla
ren haar, wij wijzen op de noodlottige gevolgen
der hardnekkigheid van het Departement van
Marine. Maar wat te zeggen van den maatregel,
volgens onzen berichtgever genomen door den
commandant van Zr. Ms. Marnix? Er bevinden
zich daar aan boord 25 gehuwde onderofficieren
en waarschijnlijk om te voorkomen, dat deze
hun rantsoen, hun rantsoen, medenemen, is den
officier van administratie gelast dat rantsoen niet
uittegeven! Het middel schijnt afdoende, maar
erger dan de kwaal en welken indruk moet het
maken als het bewustzijn is doorgedrongen dat
men zich slechts zijn eigendom toeeigent, door een
maatregel van boven dat eigendom in handen
van het Gouvernement tezien overgaan
In het belang der billijkheid, vooral in dat
van de zedelijkheid en van den dienst, moet de
bepaling worden ingevoerd, dat op de wacht-,
kost-, opleidings- en logementschepen de gehuwde
onderofficier der marine, die thuis gaat eten, de
beschikking verkrijge over zijn rantsoen, terwijl
het aan de commandeerende officieren der sche
pen voor binnenlandschen dienst wordt over
gelaten in dien opzichte naar omstandigheden
te handelen. Er moet rekening worden gehou
den met billijke eischenhet tegenhouden
geeft geen voordeel aan het landbehoudens op
de Marnix wordt waarschijnlijk overal toch het
rantsoen uitgegeven en verdwijnt naar den wal
of in de magen der overige schepelingen,
werkt noodlottig.
Eene andere regeling is mogelijk, men kan
indemnisatie voor schafting geven en het dage
lijksch rantsoen ad fo.38£ per dag, niet uitgeven.
Die indemnisatie zoude bedragen f 8.79 per
maand, wanneer gerekend wordt op 91 wacht-
dagen per jaar en voor welke dagen het gewone
rantsoen wordt verstrekt. De muzikanten genie
ten zelfs fo.50 voedingskosten per dag.
Maar wij herhalen, eene regeling, welke dan
ook, mag niet langer worden uitgesteldbeschik
king over het rantsoen, indemnisatie, dan wel de
nu eenigszins arbitraire handeling van den com
mandant Zr. Ms. Marnix algemeen ingevoerd.
Het eerste schijnt ons het meest practisch, het
laatste onmogelijk.
Land.
NEDERLAND.
HELDER, 10 Mei.
Kustverdediging. Volgens een mededeeling
van het „Haarl. Dagblad" zijn op 't oogenblik
bij het ministerie van Oorlog plannen aanhangig
voor een bijzonder stelsel van kustverdediging.
Ten eerste zou er een heirbaan worden aan
gelegd van den Hoek van Holland over Sche-
veningen, Katwijk aan Zee, Zandvoort en IJmui-
den, van IJmuiden verder door tot Helder. Om
nu dit werk niet voor rekening van het departe
ment van Oorlog te laten doorgaan, zou het
worden uitgevoerd door den Waterstaat. De weg
dient om het troepenvervoer sneller te doen
plaats hebben en betere communicatie te ver
krijgen met de verschillende posten.
Met den aanleg zou reeds in 1891 een begin
worden gemaakt.
Deze weg zou echter slechts het begin zijn
van een veel omvattender werk, nl. van den
aanleg van een kustspoorvveg, welke dezelfde
punten zou verbinden als de heirbaan.
Deze lijn zou in oorlogstijd bereden worden
door pantsertreinen, welke door zijlijnen onmid-
delijk het strand zouden kunnen bereiken. Het
groote voordeel van zulk een kustspoor springt
in het oog, daar men met betrekkelijk weinig
oorlogsmaterieel een uitgestrekte kuststreek kan
beschermen. Zoo bv. in den morgen een vijan
delijke scheepsmacht een aanval op eenig punt
der kust zou doen, dan zal, zoodra men de
manoeuvres van den vijand heeft verkend, on-
middelijk een pantsertrein op het bedreigde punt
zijn.
De geheele afstand van den Hoek van Holland
tot IJmuiden zou in twee uur per spoor afgelegd
kunnen worden.
Natuurlijk heeft deze kustlijn verbinding met
de verschillende spoor- en tramlijnen van de
verschillende plaatsen waarlangs zij loopt, zoodat
in zeer korten tijd de grootste garnizoenen mede
in het vuur kunnen gebracht worden.
STATEN-GENERAAL.
Eerste Kamer.
Zitting van Donderdag 8 Mei.
Met 34 tegen 10 stemmen heeft de Eerste
Kamer heden aangenomen het wetsvoorstel-
Reekers tot opheffing van het verbod van het
gebruik van den wonderkuil, nadat de heeren
Prins, de Bruijn en Reekers hadden gewezen op
de veranderde omstandigheden, waarin de zaak
gekomen is door het rapport van dr. Hoek en
de geëindigde proefnemingen.
Op een vraag van den heer Van de Putte
verklaarde de minister van Waterstaat, enz., dat
hij nog geen advies had uitgebracht op het
verzoek om ontslag van den voorzitter en de
groote meerderheid der Commissie voor de Zee-
visscherijen, daar de Regeering het zeer wensche-
lijk achtte, dat op dit verzoek zou worden terug
gekomen, daarom onthield hij zich van het
mededeelen der feiten.
Bij het wetsontwerp, houdende bepalingen be
trekkelijk de inkwartieringen, enz., van het krijgs
volk, opperde de heer Vlielander Hein bezwaren
tegen de bepaling der schadeloosstelling bij be
stuursmaatregel, waarin hij strijd zag met art.
186 der Grondwet.
De minister van Binnenlandsche Zaken betwistte
die opvatting. Er kan geen sprake zijn van strijd
met art. 186 der Grondwet, maar alleen met de
begrippen op dat punt. De schadeloosstellingen,
bij dit wetsontwerp bedoeld, slaan slechts op
kleine leverantién voor zeer kleine bedragen. Bij
levering van paarden bijvoorbeeld zou de tusschen-
komst des rechters kunnen worden ingeroepen
ter bepaling van de schadeloosstelling. De Re
geering heeft echter geen bezwaar, die kwestie
in nadere overweging te nemen.
Het wetsontwerp werd daarna met 37 tegen
2 stemmen aangenomentegen stemden de heeren
Fransen Van de Putte en Van Roijen.
Zitting van Vrijdag 9 Mei.
De Eerste Kamer heeft heden aangenomen de
onteigening voor den locaalspoor van Sauwerd
naar Roodeschool.
Bij het debat over hoofdstuk Koloniën kwam
de heer van Zuijlen op tegen de afkeurende
woorden in het verslag gericht tegen den afge
treden minister Keuchenius, als volkomen onnoo-
dig en ongewenscht Van dezen minister ver
trouwde hij, dat hij niet blindelings zou ingaan
op de plannen der koffiecommissie, en dat hij in
de Billitonzaak niet zou eischen, dat de maat
schappij beginnen zou alle aanspraken prijs te
geven, gegrond op het contract van 1882.
De heer Muller verdedigde het Kamer-votum
van 31 Jan. tegenover de verwrongen beteeke-
nis aan die afstemming gegeven. Sterk betreurde
hij dat deze minister den schijn deed ontstaan
dat de leuze „Islam tegenover Christendom"
niet als valsche leuze is te beschouwen. Hij zal
afwachten de daden van dezen minister, Hij
dringt aan dat deze niet zal ingrijpen in de be
voegdheden van den Gouverneur-generaalbe
toogt de wenschelijkheid der afschaffing van den
suikeraccijns en beperking van de koffiecultuur.
De heer Van Gennep verdedigde ook de
afstemming in Januari hij vond de Nota van
Antwoord des ministers zonderling. Dat de leuze
valsch was, is eene qualificatie van deze Kamer.
Hij hoopt dat de minister niet volkomen homo
geniteit met zijn voorganger zal bewaren. Hij
keurt de zendig van den heer groeneveld naar
Cochin-China af.
Tweede Kamer.
Zitting van Donderdag 8 Mei.
Regeling der pensioenen voor daggelders bij
's Rijks inrichtingen voor land- en zeemacht.
De heer Heldt trok zijn amendement in.
Het amendement Seret om geen pensioen op
60-jarigen leeftijd te weigeren, als de menschen
na 20 jaren dienst het werk verlieten, werd om
d« geldelijke gevolgen ten zeerste bestreden door
den heer Roéll, die de Regeering berispte over
hare weinige zorg voor de versterking van mid
delen tegenover steeds toenemende vermeerdering
van 's lands uitgaven.
Het araendement is verworpen.
Onder de wijzigingen bij amendement of met
medewerking der Regeering in het ontwerp ge
bracht, is te vermelden, dat de termijn aan een
weduwe gegeven om te bewijzen, dat haar man
overleden is aan de gevolgen van in den dienst
bekomen gebreken, niet beperkt is tot een jaar
na overlijdende gewettigde kinderen voor het
pensioen voor weezen gelijk gesteld zijn met
wettige kinderen, en ook aan de weduwen en
weezen recht van revisie is gegeven tegen de
bepaling van hun pensioen-bedrag
De eindstemming over de wet zal later plaats
hebben.
De heer Guyot ontwikkelde zijne interpellatie
over de waarborgen voor den bouw onzer schepen
op de Kon. fabriek van werktuigen te Amsterdam,
gedurende de financieele moeilijkheden, waarmee
die onderneming heeft te kampen. Hij wenschte
te weten, hoeveel voorschot de minister van
Marine op de schepen heeft gegeven en wat hij
daarvoor op afrekening heeft gekregen.
De heer Guyot ontving geen antwoord, daar
de minister verklaarde, dat daardoor 's lands
belang zou worden geschaad.
Ondanks de protesten tegen dit verschuilen
achter de Grondwet, door de heeren Hintzen en
Viruly aangeheven, die van niet-behartiging van
's lands belang door den minister, spraken, nam
de Kamer met 52 tegen 20 stemmen aan
een voorstel van den voorzitter waarbij inter-
pellant zich aansloot om, vertrouwende op
de toezegging der Regeering, zoodra 's lands
belang 't toeliet, mededeelingen te doen, de
interpellatie te verdagen.
Een tweede interpellatie was aan de orde
van den heer Heldt, die uit hem verstrekte
mededeelingen de conclusie putte, dat politie en
justitie te Hoogeveen tegenover de werkstakers
zeer ruw waren opgetreden.
Op zijne vragen, o. a. of de minister het op
treden der openbare macht kalm kon noemen,
antwoordde de minister met een uitvoerig relaas
van het gebeurde te Hoogeveen, waarbij hij de
bezadigdheid en kalmte van Justitie en politie
roemde en zich, met goedkeuring van haar op
treden, ten volle verantwoordelijk stelde voor
hare houding.
De heer Heldt, wien door den minister bedekt
aanzetten tot oproer verweten werd, betoonde zich
ontevreden en gaf zich niet gewonnen. Hij bleef
het optreden der politie afkeuren.
De heer v. d. Feltz bevestigde hetgeen de
Minister over den loop van het gebeurde mede
deelde, en meende dus, dat de interpellatie geen
grond had.
Ten slotte de interpellatieVan Kerkwijk
over het gebeurde in het consulaat te Bassorah
en de voldoening deswege door de.Turksche
Regeering gegeven.
De minister van Buitenlandsche Zaken ant
woordde, dat hij van den commandant van het
naar die plaats gezonden schip „Atjeh" een rap
port inwacht, waaruit zal blijken, wat gebeurd
is en of er aanleiding is om op de zaak bij de
Turksche Regeering terug te komen. Hij zal voor
's lands eer waken.
De behandeling der interpellatie is daarna ge
schorst
Zitting van Vrijdag 9 Mei.
De Kamer heeft gisteren in behandeling ge
nomen het wetsontwerp tot het in diensthouden
van de lichtingen van 2884 en 1885 (zeemili
ciens 1885 en 1886).
De heeren Beaufort, Schaepmann, Haffmans
en Farncombe Sanders verklaarden zich tegen
het voorstel. De heeren Seijffardt, Rooseboom,
van Löben Seis en de ministers van Oorlog en
Binnenlandsche Zaken verdedigde het ontwerp.
De heeren Schaepman en Haffmans stellen
voor de dienstverlenging te beperken voor de
landmacht tot 6 en voor de zeemiliciens tot 5
jaren. De heer van Kempen stelde voor in
plaats van 6 slechts 5 lichtingep der zeemilitie
in dienst te houden. Dit laatste amendement
nam de minister van Oorlog over.
Het amendement-Schaepman werd verworpen
met 39 tegen 35 stemmen, het wetsontwerp aan
genomen met 40 tegen 38 stemmen.
Nadat het wetsontwerp op de pensioenen van
militaire werklieden in tweede lezing zonder
hoofdelijke stemming is aangenomen, is de Kamer
tot nadere bijeenïoeping gescheiden.
De voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten Generaal, jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts
van Blokland, vereenigde jl. t Woensdag ver
schillende leden van het wetgevend lichaam aan
een gastmaal ten zijnent.
Marine en Leger.
Jl. Donderdag is te Vlissingen het gedenkteeken
voor Jacob Hobein plechtig onthuld.
De Commissie, bestaande uit de heeren Jhr. F.
de Casembroot, gepens. vice-admiraal, adjudant des
Konings in b. d.F. L. Geerling, gepens. vice-
admiraal, oud-minister van MarineJ. W. Binkes,
vice-admiraal, adjud. des KoningsJ. Spanjaard,
schout-bij-nacht, inspecteur-generaal bij het loods
wezen en F. A. van Braam Houckgeest, kolonel-
command. van het korps mariniers, werd door den
Raad op het Stadhuis ontvangen, waarna men zich
in optocht waarin verschillende militaire en bur
gerlijke corporatiën vertegenwoordigd waren naar
de begraafplaats begaf.
Het monument bestaat uit een liggende en staande
zerk van hardsteen.
Op het staande stuk staat een sloep gebeiteld als
herinnering van het bekende heldenfeitdaarop staat
deze inscriptie
„Hier ligt Jacob Hobein, die als matroos 2de
klasse, op den 19den Maart 1831 onder een hevig
vijandelijk geweervuur de Nederlandsclie vlag uit
's vijands hand redde, en zwemmende terugbracht
aan boord der kanonneerboot No. 30.
Op de platliggende zerk staat
Hulde van de Koninkl. Ned. Marine aan den
dapperen Jacob Hobein voor zijn heldenfeit op de
Schelde verricht, geboren 1810—1888 te Vlissingen
overleden, als gepensionneerd opper-stuurman en
ridder der militaire Willemsorde.
De outwerpers-architecten van het monument zijn
de heeren van Rossum en Vuyk, te Amsterdam.
De vice-admiraal Geerling sprak, toen men om 2
uur op de begraafplaats was vereenigd, over het tot
stand komen van het monument.
Het woord werd nog gevoerd door de heeren Gers-
hagen voor de Vereeniging „Admiraal deRuijter";
Leeuwendaal voor de Indische oud-strijders Bos
voor de Vereeuiging „Van Speijk" Reedijk voor
de Vereeniging „Eereteeken voor krijgsverrichtin
gen" en ten slotte door een der familieleden.
Er werden kransen op het monument gelegd van
wege de gemeente Vlissingen, de Vereeniging voor
Indische oudstrijders.
De minister van Marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat voor vier studenten in de
medicijnen aan Nederl. Universiteiten gelegenheid
bestaat, om voor rekening van zijn Depar., in oplei
ding te worden aangenomen, met bestemming voor
de betrekking van officier van gezondheid 2de kl.
bij de zeemacht, onder genot eener subsidie van
f 7000, overeenkomstig het Reglement vastgesteld
bij Zr. Ms. besluit van 6 Mei 1886 no. 41. en
gewijzigd bij Koninklijk besluit van 12 April 1889
110. 66.
Belanghebbenden zullen zich, onder overlegging
van de bij gemeld Reglement gevorderde bescheiden,
bij gezegeld rekwest behooren te wenden tot het
Departement van Marine.
Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. „Sommelsdijk",
op 1 Mei te Amsterdam in dienst gestel onder het
bevel van den kapt.-luit. ter zee G. H. van Steijn,
wordt gereed gemaakt om naar hier te vertrekken,
ten einde kruistochten te doen in de Noordzee voor
de uitoefening van politie-toezicht op de visscherij.
De luit. ter zee 1ste kl. H. Backer, toegevoegd
als adjudant aan den schout-bij-nacht, commandant
der zeemacht te Amsterdam, zal tegen Augustus in
die betrekking worden vervangen.
Departement van Marine in Oost-Indië. Ont
slagen, op verzoek, eervol uit 's lands dienst, de
machinist-leerling 2de kl. bij de Gouv.-Marine
K. E. Motta.
Tijdelijk belast met de waarneming der betrek
king van inspecteur over de bebakening, de kust-
verlichting en het loodswezen, de onder-inspecteur
over die diensten W. H. Dittlof Tjassens.
De kapitein J. J. A. F. Kannemans, van het 3de
rcg. vest.-art. te Gorinchem, is overgeplaatst bij het
4de reg. alhier.
De Regeering is voornemens, ook bij ons leger
strenge bepalingen te maken tot bet beperken van
het duel tusschen officieren.
De minister van Oorlog heeft te dezer zake van
hooge zijde een wenk gekregen.
Het ontbreken van een band tusschen de scherp
schutters en hen, die in het algemeen door de
beoefening van het schietwapen de weerbaarheid
der natie trachten te verhoogen, heeft eenigen man
nen, die zich op het gebied van juistschieten een
goeden naam verworven hebben, aanleiding gegeven
om aan de scherpschutters in Nederland een oproe
ping te richten, ten einde eene „Vereeniging te
vormen van Nederlandsclie scherpschutters."
Het zijn de heeren Jac. Becking, te Deventer,
H. Belt en N. 1'pma, te Arasterdam, Aug. Sassen
en P. Fentener van Vlissingen, te Helmond, W.
v. Waning Jr., te Hoorn en mr. W. W. Wichers
Wierdsma, te Franeker. Deze heeren wenschen de
Vereeniging te stichten, voornamelijk met het doel
om de beoefening van het schijfschieten in Neder
land, ter bevordering van 's lands weerbaarheid,
aan te moedigen, ook met het geweer bij het leger
in gebruik, en zulks door
a. tot stand te brengen een vaste, goed gelegen
nationale schietbaan, waarop een wedstrijd op groote
schaal kan worden gehouden
b. jaarlijks een nationalen of algemeenen schiet
wedstrijd onder de leden te houden, bestaande uit
korpswedstrijden op personeele, vrije en vaste banen,
met Rijks- en andere wapenen, op een groot getal
banen in afstanden van 500 a 600 meter
c. verder alle andere middelen aan te wenden,
welke aan het doel bevorderlijk kunnen zijn, waar
toe behoort het uitgeven of ondersteunen van een
tijdschrift.
Landbouw en Veeteelt.
Bij de Woensdag den 7den dezer, van wege
de afdeeling „Wanrd en Groet" der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw te Winkel gehouden
keuring van rijstieren zijn bekroond van de één
jarigen met den eersten prijs, de zwartbonte stier
van den heer P. van der Oord te Winkel, gefokt
den 20 sten Maart 1889 door den heer J. de Wit,
te Zijpe; met den tweeden prijs, de zwartbonte
stier van den heer J. Bakker te Wieringerwaard,
gefokt in Maart 1889 door den eigenaar; met den
derden prijs de zwartbonte stier van den heer O.
Schaap te Winkel, gefokt den 4den Juni 1889,
door den eigenaar, terwijl de zwartbonte stier van
den lieer Jb. Slooves te Winkel, gefokt door den
heer Jn. Kuiper te Winkel in Maart 1888, als
twééjarige stier deu eersten prijs heeft verworven.
Vervolg der achtste algemeene vergadering van
de Vereeniging het Rundvee-stamboek, afdeeling
Noordholland.
Over een in een vorige vergadering besproken
uitkeering van f 200 ten behoeve van de a. s. ten
toonstelling vanwege Hollands Noorderkwartier,
waaromtrent verschil van gevoelen bestond, werd
nader van gedachten gewisseld.
De voorsteller had bedoeld, dat die som aan
Hollands Noorderkwartier zou verstrekt worden bloot
als subsidie, terwijl de bedoeling van vele leden
bleek te zijn, dat het geld moest dienen tot uit
breiding of verhooging der prijzen, met de bepaling,
dat het alleen zou ten goede komen aan mede
dingend vee, ingeschreven in het Nederlandsch
Rundvee-stamboek.
Omtrent deze zaak deelde de heer Breebaart
mede, dat Hollands Noorderkwartier besloten had
het geld niet anders aan te nemen dan als een
subsidie, waarover zij vrije beschikking zou hebben.
Dit, meende de heer Breebaart, ging niet aan,
waarom hij voorstelde, dat de afdeeling de som niet
zou geven aan Hollands Noorderkwartier, maar het
zelfstandig zou verdeelen over dat vee, dat, inge
schreven in het Nederl. Rundvee-stamboek, op de