HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. Jaargang 48, M 58. Woensdag 14 Mei 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. B ERICH T. DOOR EIGEN SCHULD, !6> OASGAMALA. ,En dewBpereert nimmerl' Jan Pietersz. Coen. Het Vaderlandt ghetronvre Blijf ick tot in den doot. Wilhelmuslied, Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaaLf 0.70, fraaco per post f 0.90. Het Zondagsblad, behoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75. Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30. buiten de 0.35. RED ACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bfj abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3» Medcdeelingen en aanbevelingen10 De PREMIEROMAN van onze courant is eindelijk gereed gekomen. Groote drukte belette voortdurend de afwerking. De uitge breidheid van liet boek, dat 231 pag. com- pressen druk bevat en daarbij een oplaag heeft van 2000 exemplaren, was ook oorzaak, dat we naar onzen zin te langzaam vorderden. Thans echter is de hoogst boeiende roman van H. SCIiOBERT, getiteld: gereed en wij kunnen in den loop van de volgende week met de aflevering beginnen. Op de laatste pagina van dit nummer vindt men een bon, die men afgeknipt en ingevuld aan ons kan zenden. De abonnés binnen de gemeente kunnen de roman aan ons bureel afhalen. De prijs is, zooals wij vroeger mededeelden, voor onze abonnés 40 cents, terwijl het boek voor niet-geabonneerden f 2.kost. Voor toezending naar buiten zende men 10 cent meer voor frankeerkosten, dus 50 cent. Men wordt beleefd verzocht spoedig opgave te doen of men een exemplaar verlangt. MARINE. Beschuldiging en weerlegging. Men heeft er ons een verwijt van gemaakt, dat we het artikel „De Marine-matroos" van den heer Land hebben overgenomen en dat we daaraan eene meer dan gewone verspreiding hebben gegeven. Inderdaad is dat zoo. Wij drukten eenige honderden nummers meer en stelden die gratis verkrijgbaar voor officieren, onderofficieren en mindere schepelingen der Marine, omdat wij van gevoelen zijn, dat het zeer goed voor hen is te weten, dat er in de Kamer iemand is op wien zij, waar het de be- hartiginghunnerbelangen betreft, kunnen rekenen. Ofschoon ons nu reeds terstond was medege deeld, dat men dit afkeurde, kostte het ons toch eenige moeite te gelooven, dat zee-officieren er zoo over oordeelden. Nu echter in het laatst verschenen nummer van het „Marineblad" door den luitenant ter zee van Asbeck openlijk een afkeurend oordeel wordt uitgesproken over die gratis-verspreiding, hebben wij het bewijs voor ons. Feuilleton van de Heldersche- en Nieuwedieper Courant. Roman door N. VON ESCHSTRUTH. Een oogenblik keek Desidère scherp in het be koorlijke gezichtje, het was, alsof hij ieder harer trekken in zijn geheugen wilde griffen toen, plot seling terugtredend, maakte hij haastig cn kort eene buiging. „Gij zult niet teleurgesteld worden, freule, ik zal komen, maar eerst nog eene vraag. Was het uw wensch, dat ik tegenwoordig zou zijn of vreest mijne moeder de nieuwsgierige vragen van de kwaadspre kende wereld?" Dagmar zag dood verlegen op. „Maar hoe kan dat „Zeg mij de waarheid, freule von der Ropp antwoordde de jonge man met bitteren lach, „waarom ontwijkt ge mijne vraag? Uwe oogen logenstraffen uwe tong, als gij anders spreken wilt dan ge denkt Wat talmt ge? Het valt u toch anders niet zwaar, uwe meening uit te spreken, al slaat deze nog zooveel wonden. Mijne moeder wenscht mijne tegenwoor digheid, zij alleen?!" Dagmar drukte de lippen op elkaar, hare oogen vlamden. „Ja 1" zeide zij kortaf, vol ontstuimigen trots. „Heel natuurlijk en billijkDesidère kruiste gelaten de armen over de borst en leunde tegen een der zuilen. „Hoe komt het dan, dat gij juist als bode gezonden zijt, baronesse, ik had niet gedacht, dat ge u tot zulke zendingen zoudt laten gebruiken." Het jonge meisje trilde. Wat een onbeschrijfelijke uitdrukking lag er in de trotsche stem van dezen man, wat een ergerlijke brutaliteit, om haar hier als een kind te behandelen In hare donkere oogen flikkerde haar beleedigde trots, de heftigheid van baar karakter schemerde door in die haastig uitge- stooten woorden. y Waarom ik mij daartoe leende? In het geheel Toch zou ons dit niet nopen tot repliek, al heeft iedereen, wiens handelingen in een publiek geschrift worden besproken, het recht van ver wering ook in het publiek. Doch het is ons gebleken, dat aan die gratis-verspreiding gevolg trekkingen worden vastgeknoopt, die kant nóch wal raken. Men heeft ons namelijk te kennen gegeven, dat het vermoeden bestaat, dat wij financieel door den heer Land gesteund worden en daar aan derhalve de verspreiding van gratis-exem plaren te wijten is. Deze beschuldiging nu mogen wij nóch op den heer Land, noch op ons laten rusten. Het is van algemeene bekendheid, dat wij herhaaldelijk op ongeregelde tijdstippen eenige honderden nummers van onze courant gratis door de gemeente verspreidden. Dit is eenvoudig een middel van exploitatie. Nu spreekt het toch dunkt ons wel vanzelf, dat de verspreiding van een flink artikel over marine-zaken in eene plaats, waar een groot gedeelte van de bevol king tot de Marine behoort, tot de goede exploitatiemiddelen behoort. Bovendien echter achten wij ons tegenover den heer Land evenzeer als tegenover ons zelf verplicht de verklaring af te leggen, dat nóch de heer Land nóch eenig ander persoon of partij geldelijk bij ons blad geïnteresseerd is. Wij maken er integendeel aanspraak op een vol komen onafhankelijk blad te zijn, wier eenig streven is weergegeven dóór het motto aan het hoofd van ons blad geplaatst Het Vaderland ghetrouwe Blijf ick tot in den doot. En waardoor zouden wij nu beter onze vol komen onpartijdigheid en onafhankelijkheid kunnen toonen, dan door het opnemen van het door ons aangehaalde stuk van den heer van Asbeck? Derhalve volgt het hieronder. Het is hier niet de plaats om in beschou wingen over den inhoud te treden. Wij laten het voor zichzelf spreken. Ten slotte nog ditWij stellen onze kolom men gaarne open voor ieder, die zich geroepen mocht gevoelen in dezen handelend op te treden, iets wat wij trouwens reeds vroeger, door de opne ming van het artikel van den heer Zegers Veeckens, deden. Red. niet, omdat het mij werd bevolen, doch omdat ik het wilde, ik geheel alleen Gelooft ge, dat ik mij tot werktuig zou willen leenen voor de plannen van anderen Ik zou mijne hand reiken om vreemde intriges te helpen uitspinnen? O, hoe slecht kent gij Dagmar von der RoppNeen, omdat ik wilde, omdat ik mijn zin wil doorzetten, daarvoor kwam ik hier „Gij Dus was het toch uw wil, freule Dagmar, waarom loochendet gij dit eerst Casgamala's majoraatsheer trad snel nader en zag haar met glinsterende oogen aan. „Dus zond mijne moeder u niet dus Dagmar week terug, met wilden triomf schudde zij het hoofd. „O, gelooft niet, graaf Echtersloh, dat ik mij nu op onverdienden lof verheffen wilgij zegt zelf, dat ik niet misleiden kan, en liever de bittere waar heid uitspreekt! Welnu, zoo hoor dan die waarheid, die ook nu wonden zal slaan, gij hebt het gewild Ja zeker, ik ben uit eigen aandrang hierheen geko men, niet, omdat ik naar u verlangde, maar uit ijdelen hoogmoed en overmoed, omdat ik toonen wilde meer te vermogen dan een ander, omdat ik mij beroemen wilde den zonderling Echtersloh in de balzaal gelokt te hebben Dat was de reden en de oorzaak van mijne uitnoodiging, zij gold niet u, maar mijne ijdelheidDagmar trad nogmaals eene schrede achterwaarts en wierp uitdagend haar kopje in den nek. „Ik heb met Graaf Lothar gewed om 12 flesschen Sect, dat het mij gelukken zou uwe toezegging te verkrijgen; twaalf flesschen Sect, gij kunt u daarmee gevleid voelen, graaf, want mijnheer, uw broeder, wedt zelfs niet liooger voor een renpaard." En diep ademend hield zij een oogenblik op, om rustiger voort te gaan. „Mijn weddenschap heb ik verloren, graaf Echtersloh, maar één triomf heb ik genoten, namelijk dezen u bewezen te heb ben, dat de waarheid mij nog meer waard is dan mijne ijdelheid!" En Dagmar wendde zich met korten groet om en wilde de trap afgaan. Snel trad Desidère haar ter zijde en hield haar OPMERKINGEN OVER HET ARTIKEL „DE MARINE-MATROOS". Handelsblad, io April 1890. Bewaak uw mond. Als ware 't een deur, die leidt tot 's Konings troon. Zij steeds, wat ge als in zijn nabijheid spreekt, Kalm, hoffelijk en schoon. B n d d h a, For this relief much thaüks. Shakespaere, Hamlet. Het opstel „De Marine-matroos" schijnt'blijkens de laatste alinea van het artikel een pleidooi te zijn ten gunste van alle rangen en graden in alle corpsen der zeemacht buiten de machinisten, die voor zich-zelven zorgen, en de mariniers en torpedisten, die steeds zorgende chefs hadden. Dat pleidooi bestaat uit twee deelenhet eerste gedeelte is een brief van een onbekende aan den volksvertegenwoordiger, den luit. ter zee istekl. S. T. Landhet tweede gedeelte bevat beschou wingen van genoemd lid der volksvertegenwoor diging zelf. Wat den vorm betreft, worden kalmte, hoffe- lijicheid en schoonheid in beide deelen gemist, schoon het eigenschappen zijn, welke een ge deelte der waarde van een pleidooi vormen. Het gebrek aan kalmte, om niet te zeggen de heftigheid, van de schrijvers is niet geschikt om vertrouwen in de juistheid van al het aange voerde in te boezemen. Bestemd om de be langen van officieren, onderofficieren en minderen te bevorderen, komt het opstel door den onte vredenheid wekkenden toon, waarin het gesteld is, bovendien in strijd met de belangen van den dienst. Wat den inhoud betreft, kunnen wij omtrent het eerste gedeelte opmerken, dat over de wijze, waarop eene order hier het aanhouden van de „de Ruyter" om politieke redenen aan gehoord en opgevolgd moet worden, talrijke opvattingen bestaan, over welke niet getwist kan worden, en dat die van den briefschrijver niet de meest militaire is. Uit de, in de Neder- landsche taal der beschaafde klassen niet gebrui kelijke uitdrukkingen, welke in den brief voor komen, zoude men dienen op te maken, dat bij het schrijven publiceeren niet de bedoeling was. Dit kunnen wij trouwens in het midden laten, daar de heer Land, den schrijver niet noemende, diens denkbeelden blijkbaar overneemt of althans van diens woorden gebruik maakt om eigen denkbeelden en opvattingen het licht te doen zien. In het tweede gedeelte zal ieder als waar erkennen, dat het voor de gezondheid van lichaaam en geest der individuen en derMarine hoog noodig is, vast te houden aan het gebruike lijke niet vastgestelde gelijk de briefschrijver zich uitdrukt driejarige verblijf in de tropen; in Engeland wordt er zelfs reeds op aangedrongen, dit verblijf tot 2 jaren te beperken en ook in Duitschland is men van oordeel, dat deze laatste termijn niet overschreden moest worden. De schets, welke de heer Land van den dienst in de tropen geeft, is o. i. echter niet vrij van overdrijving en zal het dienst nemen_ bij de Marine niet bevorderen. De voeding in O. I. zacht terug. Hij was zeer bleek, maar van ergernis was in zijne trekken geen spoor te lezen, hij glim lachte zelfs. „Gij vergist u, freule," zeide hij zacht en kalm. „Gij hebt uwe weddenschap gewonnen, want ik verzoek u, mijne moeder over te brengen, dat ik in ieder geval gebruik hoop te maken van de Ver gunning haar gast te mogen zijn!" Getroffen staarde de jonge dame hem aan. „Gij wilt toch komen, toch, 11a de be'.eediging, die ik u gezegd heb „De waarheid beleedigt nooitintegendeel, de zekerheid 12 flesschen Sect waard te zijn, is veel voor een mensch, die zich zei fop niets schat! Toch houdt gij mij nu voor beter dan ik ben, niet9 is om niet in de wereld, zelfs uwe gewonnen wedden schap niet, ik verlang voor mijne komst eene be looning!" Freule von der Ropp liet het krullende kopje diep op de borst zinken, ze bad van haar onver biddelijke openhartigheid zulk eene ontvangst niet verwacht, en geërgerd in het gevoel, dat hij haar nogmaals zou beschamen, beet zij zich ontstemd op de lippen. „Spreek niet tot mij op zoo'n liefderijke toon, gaaf Echterslohzeide zij weerspannig, „Ik heb u willen belcediger., omdat gij mij eerst gekrenkt en mijn drift opgewekt hebt, wij zijn dus -quit." „Ik heb u reeds gezegd, dat uwe openhartigheid mij in het minst niet gekwest heeft, baronesse, eu daar gij helaas het plan schijnt te hebben, wraak op mij te nemen, zoo moet ik u verzoeken dit op eene andere wijze te beproeven Waarom neemt ge uwe uitnoodiging niet terug, nu ge weet, dat het mij genoegen doet het feest mijner moeder bij te wonen „Omdat deze wraak van kleingeestigheid zou ge tuigen Gij spraakt zooeven van eene belooning, die ge voor uwe komst verlangtmisschien uw wettig deel van de twaalf flesschen Sect?" Desidère scheen deze scherts niet te hoorenhij eene kwelling der spijsverteringsorganen te noe men, terwijl pogingen in het werk gesteld worden haar meer in overeenstemming te brengen met het klimaat, is voorzeker de zaken onnoodig erger voorstellen dan ze zijn. De heer Land gaat, na het te lange verblijf in de tropen besproken te hebben, over tot eene critiek van het regeeringsbeleid, inzake de aan vulling van het personeel, welke critiek o. i. geen verband houdt met den titel van het opstel. Wij vinden in dat gedeelte echter eene uitdruk king, welke er mede in overeenstemming is „het leven van een matroos aan wal is dat van een vod." Niet op deze wijze boezemt men den matroos, den mensch gevoel van eigenwaarde in; zelfs al ware het gezegde ten volle waar, dan moet men er toch de woorden van een Duitsch philosooph op toepassen„Der Mensch und nicht die Wahrheit ist die Hauptsache." En om te komen tot het stelsel van den heer Land, d. i. gelijke vooruitzichten voor alle schepelingen, hoe gewenscht ook in vele opzich ten, moet eerst bij de minderen der zeemacht het gevoel, van eigenwaarde meer ontwikkeld zijn. Het is toch een der eerste voorwaarden van uitoefening van gezag. Nu reeds kunnen de onderofficieren der Marine maar zelden ont houden, dat zij niet op ééne lijn staan met hunne minderen. Nog meer zal dit het geval zijn als zij niet hem alle graden doorloopen hebben en gevoel van eigenwaarde hun niet zegt, hoe zich te handhaven. Wat de zorg voor den matroos en den onder officier aangaat, mag het betwijfeld worden of de wijze, waarop in de kolommen van het „Handelsblad" van 10 April voor hen gezorgd werd, wel in hun belang en in dat van den dienst is, al moet het voor hen gelukkig genoemd worden, dat zij een beschermer hebben in een lid der volksvertegenwoordiging. In den Helder o. a. zijn gratis honderden exemplaren van het uit het „Handelsblad" overgedrukte artikel ver spreid en daardoor zaden van ontevredenheid naar alle windstreken uitgestrooid. Waarlijk, als de heer Land vragen mocht„Wijs mij de plaats, waar ik gezaaid heb", dan zullen weinig zeeofficieren ZEd. het antwoord schuldig blijven. En wat de zorg voor den zeeofficier betreft, die, ofschoon er in het geheele artikel slechts terloops door den briefschrijver over hem ge sproken werd, in de laatste alinea eene plaats krijgt in de herderlooze kudde, hij zal een ieder dankbaar zijn, die zijne belangen behartigt, en voorzeker een collega, die daartoe door zijne positie in staat is. Maar de wijze der behar tiging zij waardig; zij make niet den indruk van aan andere drijfveeren dan het beoogde doel haar ontstaan te dankenzij brenge geen verwondering bij den zeeofficier te weeg over den vorm, waarin zij hem kenbaar gemaakt wordt; een vorm, ten opzichte van welken hij met eene zekere ironie de hoffelijke woorden van een soldaat in de Hamlet tot de zijne maakt. Willemsoord, 12 April 1890^ v. Asbeck. leunde nogmaals met het onverschilligste gezicht ter wereld tegen de ballustrade en keek over de spreekster heen iu het doukere groen der platanen. „Wanneer gij terug moest komen tot mijnen broeder en met kokenden wrevel hem zeggen moest gij hebt gelijk gehad, graaf Lothar, zelfs mijn verzoek is aan dezen ongeslepen zonderling in den koepel machteloos afgegleden, mijn invloed reikt geen atoom verder, dan de uwe en voor het eerst in haar leven heeft Dagmar von der Ropp moeten ondervinden, dat er toch nog een wil op aarde is, die aan den haren perken stelt. Dan hoor ik reeds den lach weerklinken van den spotachtigen luitenant, zie zijne sarkatische buiging en zijnen blik, die bij elk glas Sect de verzekering geeft, dat hem in langen tijd niet zooveel genoegen heeft gedaan, als deze neder laag, die hem twaalf flesschen Champagne bezorgd heeft! Hoe denkt gij over dezen toestand, freule „Ergerlijk genoeg, om door u geteekend (e wor den Dagmar hijgde en de kleine handen sloten zich krampachtig. Desidère ging rustig voort „Het liijt in mijne macht u daarvoor te behoeden, u dien trotsclien, koninklijken triomf te bereiden, voor mijnen broeder te kunnen treden en te zeggen „Mij is de zege en mijn wil is doorgezet, zooals het tot nu toe altijd geweest is Wat u onmogelijk was, gelukte mij, door een enkele blik uit mijne oogen, wat gij verworpen hebt als een werk der Danaïden, heb ik volbracht door ieder van mijn weinige woorden en daarom, mijn Graaf, geef mij uw arm, mij dorst naar een glas Sect!"" Hoe zou u zulk een einde der weddenschap bevallen, freule Dagmar?" Het jonge meisje wendde haastig en driftig het hoofd om en zag hem met flikkerende oogen aan. „De belooning moet wel groot zijn, als zij u schadeloos moet stellen voor het offer mij te zien triompheeren „Groot tot zelfverloochening toe, en kleingeestig als een vorm in het dagelijksch gezelschapsleven; ik verlang alleen het bewijs van u, dat uw trots en moed grooter zijn dan uwe vrees voor den spot-*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1