HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT
Jaargang 48.
M. 63. Zondag 25 Mei 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
Dit nummer bestaat
uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
31> CASGAMALA.
«En desespereert nimmer
Jan Pietersz. Co en.
Het Vuderlandt ghetrouwe
Blyf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70, franco per post f 0.90.
Het Zondagsblad, behoorende bij deze Conrant, verschijnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.75.
Voor de abonnés dezer Conrant in de gemeente0.30.
n o buiten de 0.35.
REDACTEÜR-DITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij
abonnement, naar gelang van de boeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3
Mededeelingen en aanbevelingen10
Duinbeplanting.
„Langs de golf van Gascogne, van den zuid
westelijken hoek van Frankrijk tot aan den mond
der Gironde," zegt Prof. Hugo de Vries, in het
Album der natuur, „strekt zich een duinreeks
uit, die in bijna alle opzichten met de Neder-
landsche duinen overeenkomt. Hetzelfde zand
wordt ook daar door de zee op strand geworpen
en door de heerschende westewinden hoog opge
dreven en landwaarts gejaagd. Het vormt heu
velen en dalen, die met elkander op gelijke
wijze afwisselen als bij ons, die het vroegere
vlakke land ongeveer over een gelijke breedte
hebben bedekt, en evenzeer d.e beteugeling door
den mensch vereischen, om niet steeds verder
door te dringen.
„Maar wat deze duinen ten eenenmale van de
onze onderscheidt, en wat den naijver opwekt
van eiken Nederlander, die de badplaats Arcachon
bezoekt, dat zijn de heerlijke dennebosschen,
waarmede deze onvruchtbare gronden thans over
nagenoeg hare geheele uitgestrektheid bedekt
zijn. Menigeen heeft zich afgevraagd, waarom
ons vaderland in dit opzicht voor Frankrijk
onderdoet, en waarom ook bij ons niet die woeste
streken in bosschen worden veranderd. Reeds
Staring wees er op, dat zulk eene beplanting
zeer zeker een gunstige verandering moet brengen
in de luchtgesteldheid van geheel Holland. En
zonder eenigen twijfel zou de aantrekkelijkheid
onzer badplaatsen, en vooral van die, welke in
dit opzicht zóó misdeeld zijn als Zandvoort,
aanmerkelijk grootcr zijn, wanneer zij op eene
omgeving van uitgestrekte, geurige dennebosschen
konden bogen.
„Tachtig jaren moeitevolle en volhardende
arbeid, en een uitgave van verscheidene millioenen
franken zijn vereischt geweest om deze duinstreek
in een dicht woud te herscheppen. Maar het
dreigende gevaar der zandstuivingen is bezworen
en een prachtig bosch bedekt de eenmaal zoo
woeste kusten. En terwijl in ons land de zand
stuivingen telken jare aanzienlijke kosten eischen,
om in goeden stand gehouden te worden, zijn
de dennebosschen van Gascogne een bron van
voortdurende inkomsten geworden.
„De vraag, in hoeverre in ons vaderland eene
algemeene beplanting der duinen met bosch kans
op slagen zou hebben, wordt door den heer Fijne
in zijne Nota niet behandeld. Toch meen ik,
Feuilleton van de Heidersclie- en Nieuwedieper Courant.
Roman door N. VON ESCHSTRUTH.
„BravoEen prachtige gedachte 1" juichte Lothar
met drift opspringend, „ik zal u helpen, Dagmar,
als ik uwe kleine handen kussen mag En reeds
voegde hij de daad bij het woord. Ze duldde dit,
vluchtig glimlachend, en stond eveneens op.
„Laat ons dus onbemerkt zien te ontkomen, graaf,
ik vertrouw op uwe ridderlijke bescherming
Hij legde hare hand in zijnen arm en boog zich
diep tot haar over. „Gij zult beschermd zijn,
baronesse." fluisterde hij. „Wee de aardsche en
bovenaardsche macht, die het durft wagen, deze
kleine hand uit de mijne los te rukken, ik heb
u veel, zeer veel op de eenzame ruïne boven te
zeggen
Een oogenblik scheen Dagmar terug te schrikken,
alsof de drempel, dien zij overschrijden wilde,
heet ijzer wasde zwarte schaduw, die zich voor
hare oogen bewoog, wies tot een hooge, trotsche
mannengestalte met duisteren blik, die zich stom en
dreigend voor de deur stelde.
Belachelijk, wat wilde hij, deze wonderlijke,
onrustwekkende man, die strak en taai als een
onbuigzame eikestam de sohoone trotsceren durfde,
die nu, eenmaal eigenzinnig genoeg, al het hooge
<en trotsche voor hare voeten in het stof wilde
doen nederbuigen
Ze wierp in somberen hoogmoed het hoofd
achterover en trad gedwee aan den arm van Lothar
door de deur.
Eenige minuten later verdween een donkere
gestalte uit de struiken van het terras.
Desidère liep haastig over de uitgesleten mozaïk-
steenen van den tegelvloer, stond een oogenblik
dat mijne lezers zullen wenschen, ook daaromtrent
eenige inlichtingen te ontvangen.
„Daartoe wenden wij in de eerste plaats onze
blikken naar Denemarken. Jutland's westkust
toch draagt eene duinreeks, die in alle belangrijke
punten met de onze overeenkomt, en die ook,
door dreigende zandverstuivingen, groote uitgaven
eischt tot vastlegging van het zand. Deze duinen
nu zijn daarom leerrijk voor ons, omdat hier het
groote bezwaar wegvalt, dat bij eene vergelijking
der Fransche duinen met de onze steeds gemaakt
wordt. Ik bedoel het verschil van klimaat. Want
wanneer het blijkt, dat de boschbeplantingen in
Denemarken met even goeden uislag bekroond
worden als in Frankrijk, dan zal men moeilijk
in het klimaat van ons vaderland eene oorzaak
kunnen zoeken, waarom zij bij ons niet zouden
slagen.
„Het beplanten der Jutlandsche duinen met
bosch is omstreeks 1858 aangevangen. De dennen
werden niet gezaaid, maar geplant. Daartoe
werden óf begroeide duinen uitgezocht, óf het
stuifzand eerst door helm vastgelegd. Dan werd
de grond niet omgespit, maar tusschen de helm-
planten in werden met de spade kleine kuilen
gemaakt, waarin de kluit van den te poten den
juist paste. De dennen waren vooraf in afzon
derlijke kweekerijen gezaaid en tot een ouderdom
van enkele jaren opgegroeid. Bij deze wijze van
behandeling gaat de penwortel verlorende
Deensche dennen wortelen dan ook niet zoo diep
in het zand als de Fransche, maar hebben meer
zware, zich zijdwaarts uitspreidende worteltakken.
De pas verpootte dennen hebben vooral in
droge zomers veel te lijden. Wel worden zij
tegen de westewinden zooveel mogelijk beschut,
doch dit beveiligt ze niet tegen aanhoudende
droogte. In droge en warme zomers sterven
dan ook een groot deel der jonge planten, en
aanvankelijk vreesde men, dat hierop de geheele
onderneming schipbreuk zou lijden, Doch reeds
in het eerste tiental van jaren is men dit bezwaar
te hoven gekomen en is de behandeling zooveel
verbeterd, dat ook onder de allerongunstigste
omstandigheden niet meer dan de helft der
boompjes verloren ging. En deze schade haalt
de aanplant, als de boomen breeder beginnen te
worden, gemakkelijk in. Reeds na enkele jaren
zijn de dennen zoo goed beworteld, dat zij van
de droogte niets meer te duchten hebben. Na
een tiental jaren zag men dan ook op alle vier
de plantages jonge, doch goed aaneengesloten
bosschen, van x2 meter hoogte, die krachtig
groeiden, en waarin enkele soorten reeds kegels
begonnen te dragen. Op de plaatsen, die door
hooge duinen tegen de heerschende winden be
veiligd waren, was de groei zelfs nog sneller.
Het voorbeeld van Denemarken leert ons dus,
dat het klimaat in ons vaderland volstrekt geen
hinderpaal tegen de duinbeplantingen behoeft te
zijn. Maar welke soorten van dennen en welke
wijze van beplanting de voorkeur verdienen, dat
leert het ons niet. Gelukkig dat ook in ons land
reéds sinds lange jaren proeven op dit gebied
genomen zijn, en dat een aantal, zij het ook
kleine, doch krachtig groeiende dennebosschen
ons doen zien, wat de geheele duinstreek had
stil in strijd met zichzelf aan den kruisweg van
het park, en wendde den blik naar den stralenden
gevel van het slot. Toen keerde hij vastbesloten om
en vervolgde den donkeren weg, die door het hek
naar den koepel voerde.
Boven in de kloosterruïne heerschte bedrijvig
leven. De arbeiders waren bezig de laatste hand
te leggen aan de voorbereidselen tot de illuminatie
en de ladders stonden gereed, langs welke zij de hooge
stellage konden bereiken, waarop de verschillende
nummers van het vuurwerk en het naamcijfer ont
stoken zouden worden. Dagmar trad aan de zijde
van Lothar over het knarsend, losse gesteente, den
luchtigen sleep over den arm geslagen en zorg
vuldig de minst puntige steenen uitzoekend voor
de witten albasten schoentjes. Den sluier had zij
reeds ter bedekking over het krullend haar geslagen,
terwijl de jonge man aan hare zijde het witte laken
droeg voor de spookkleedij.
„Wij zijn wat vroeg gekomen, baronesse," zeide
hij, snel om zich heenziend„men werkt nog aan
de toebereidselen en wij zouden gevaar loopen mor
tel en kalk in de oogen te krijgen Tant miettx
dan zullen wij ons voor dit oogenblik in de kruis
gang terugtrekken en er den edelen werklieden geen
verwijt van maken, als zij deze bekoorlijke idylle
wat langer voor ons laten duren
Werktuigelijk volgde Dagmar hem over de met
mos begroeide steenen en zette zich, nadenkend om
zich heenziend, op een der afgebrokkelde stukken
van een zuileenige schreden verder brandde een
fakkel, een rood licht werpend over de zerken aan
hare voeten op eenigen afstand beproefden twee
werklieden in het boogvenster te klimmen, om twee
stokjes bengaalsch vuur daaraan te bevestigen.
„Ziet gij, dat venster had ik op het oog graaf
riep Dagmar, levendig de hand daarheen heffend.
„Maar ik bemerk dat het bolwerk van hier uit reikt
tot de hoogten van den muur, die van de westelijke
zijde, dus in het gezicht van het publiek, loodrecht
kunnen zijn. Zulke dennenplantsoenen vindt men
zoowel in Noord- als in Zuidholland hier en daar
langs de duinzijde der buitenplaatsen. Zij zijn
zoowel in de dalen, als op de hellingen en de
hooge toppen aangelegd en loonen thans in ruime
mate de groote kosten, aan hun aanleg besteed.
Prachtige zware boomen zoekt men daar niet te
vergeefs.
„De nieuwe aanplant van dennen in de Sche-
veningsche boschjes, die eerst voor weinige jaren
voor het publiek geopend is, het dennenbosch in
de Mijendel ten noorden van de vlakte van
Waalsdorp, de uitkomsten, door de commissie
voor de duinbeplantingen te 's Gravenhage in de
duinen bij Scheveningen verkregen en zoovele
anderie voorbeelden bewijzen zonneklaar, dat onze
duinen even geschikt zijn, om met bosch bekleed
te worden, als de Fransche en Deensche. En
hetzelfde geldt van de zandverstuivingen in onze
oostelijke provinciën die eveneens op onderscheide
ne plaatsen met goed gevolg met dennen beplant
zijn.
„Bij deze, op kleine schaal uitgevoerde proeven
heeft men in den regel aan het pooten van jonge
boompjes boven het zaaien de voorkeur gegeven.
„De gebruikte dennensoorten zijn dezelfde als
in Gascogne, maar in omgekeerde verhouding.
De gewone den is bij ons hoofdzaak, de zeelden
komt eerst in de tweede plaats. Beide groeien
echter goed en vormen in de oudste plantsoenen
hooge, rechtopgaande boomen met zwaren stam.
„Is dus de mogelijkheid van boschculturen in
de duinen onbetwijfelbaar, waarom zijn dan de
proeven tot zoo enkele en weinig omvangrijke
pogingen beperkt gebleven
Prof. de Vries zoekt die redenen in de on
vruchtbaarheid van den grond, in onbekendheid
met de voorbeelden in het buitenland en in de
ontoegankelijkheid der streek, waardoor zware
kosten op het vervoer komen. Maar vooral daarin,
dat dennenbosschen eerst na een twintigtal jaren
voordeel afwerpen.
Het zij ons vergund hierbij met alle beschei
denheid te herinneren aan hetgeen Staring hiervan
heeft-gezegd. Volgens hem toch kan de eerste
oorzaak „onvruchtbaarheid van den bodem", iiièt
gelden.
„De zeeduinen," zegt hij, „worden dus, naar
hun eerste ontstaan gewone zandstuivingen, maar
een groot onderscheid tusschen beide gronden
bestaat er in hunne samenstelling. De gewone
zandstuivingen bestaan uit zuiver zand, de zee
duinen daarentegen bevatten kalk, die van ver
gruisde schelpen afkomstig is en meestal zal hun
een weinig keukenzout niet ontbreken. Zooveel
ijzer als het zand der zandstuivingen of der
heidevelden, waarop deze ontstaan zijn, bevat,
buitendien, het duinzand nieten vandaar dat
men hier, bij ontginning, veel minder met oer-
banken, dat groote kwaad onzer zandgronden,
te worstelen heeft. De duinen zijn daardoor veel
vruchtbaarder dan de zandstuivingen de planten
groei ontwikkelt zich daarop spoediger en for-
scher; de flora der duinen is rijk, terwijl wij die
der zandstuivingen als ellendig armoedig hebben
leeren kennen. Het hoe langer zoo meer veld
winnende aardappeltelen in de duinende schoone
duizelingwekkend zich verheffen Laat mij beproe
ven, daarop te loopen Het effect zal buitengewoon
zijn, want van beneden zal het schijnen of ik in
de lucht zweef over steenen, die geen houvast heb
ben En freule von der Ropp sprong met vuur
op, om met lichten tred de puinhoopen te bestijgen.
Graaf Lothar bleef haar ter zijde. Handig en on
vermoeid sprong hij van steen tot steen, het jonge
meisje met een vastheid steunend en tot zieh
trekkend, als wandelde hij op den vlaksten vloer,
zijne slanke gestalte kon nooit voordceliger uitko
men dan in dezen buigzame bewegingen, die zijne
donkere lokken in samenwerking met de zachte
windkoelte ver over het blanke voorhoofd lieten
vallen. Dagmar's blik rustte peinzend op deze
schoone trekken, waaruit haar dezelfde donkere,
vurige oogen tegen glansden, die zij zoo dikwijls
droomend in het gelaat van haar ideaal gezien
had en toch doken naast deze fonkelende sterren
twee andere oogen op, diep, ernstig en blauw,
vlammend van fiere veronlwaardigiug Welke
demonische macht drirnrt toch steeds het beeld
van dien gehaten man tusschen haar en de zonnige
verschijning diens broeders Lothar is de
heldere, onbewolkte zomerhemel, welks lachende
zonnestralen de roos uit haren knop wakker kussen,
Desidère evenwel is de onheilspellende donderwolk,
welker schaduw beangstigt, voor welker majesteit
de zon de wijk neemt en welker bliksem de roos
onbarmhartig ten doode doemt.
Zij gingen onderzoekend over het wankelende
gesteente, door zilver maanlicht omstraald. De
wind streek over de ruïne en speelde met Dagmar's
fladderenden sluier, rillend trok zij dien dichter
om zich heen.
„Het gaat uitstekend, onze grap wordt een mees
terstuk," zeide zij haastig, „de aristocratische'luidjes
zullen daarvan nog lang den mond vol hebben
Maar het is kil hier, laten wij omkeeren
Langzaam keerden zij terug, er was geen andere
oogsten van rogge, erwten, boonen en klaver,
welke de geestgronden van Kennemerland op,-
leverende bloembollenteelt om Haarlem, Lisse
en Sassenheim, toonen ten duidelijkste, dat duin
zand," goed behandeld, eenen goeden bouwgrond
oplevert. Evenzeer is dat geschikt voor houtteelt
en dat onze duinen meer kosten aan hunne
eigenaren dan zij opbrengen, ligt niet in hunne
onvruchtbaarheid of in hunne aan de zeewinden
bloot gestelde ligging, maar aan den onwil van
de eigenaars. Wanneer deze toch ernstig willen
en de noodige stappen op den thans welbekenden
weg wenschen te doen, dan kan het geheele duin.
tot vlak aan zee toe, in een dennenbosch ver
anderen. Drie groote in hunne oogen onover
komelijke zwarigheden beletten het beplanten
der duinen met dennen; de konijnen, de groote
moeilijkheid en kostbaarheid van aanplanten
en de zeewinden. De konijnen kunnen uitge
roeid worden, wanneer men slechts bepaalt, dat
zulks gebeuren zal en geene middelen ontziet
om daartoe te gerakenook niet wanneer er
wellicht eenig ander wild, tevens met de ko
nijnen, over stuur geraakt. Dit behoeft zelfs geen
geld te kosten, want er zijn liefhebbers in menigte
te vinden, die zich gaame onvergolden met de
moeite zullen belasten.
Het aanplanten heeft geene zwarigheid hoege
naamd, wanneer men slechts kleine, tweejarige,
op tuingrond gekweekte dennetjes uitpoot. Noch
het zaaien, noch het verkrijgen van plantsoen
metkluitjes,dat zoo wel op de heidegronden gelukt,
is in het losse duinzand doenlijk, maar de andere
methode gelukt, blijkens de ondervinding, best.
Maar nu de wind? Ook deze zwarigheid is
te overwinnen, evenzeer in de duinen als op de
groote, kale heidevelden, waar de wind volmaakt
dezelfde uitwerking heeft, maar door het aanleggen
van bosschen of zeer breede singels, met de
beste uitkomst, bestreden wordt. De uiterste,
naar den wind gekeerde boomen worden door
hem onderdruktmaar zij beschermen de daarop
volgende en, weinig roeden verder, schieten de
toppen op.
Dennenbosschen echter moeten het zijn en
geen ander houtgewas, omdat deze boomsoort
ook in den winter blad houdt en beschutting
tegen den wind geeft, en eenen grond voor lief
neemt, die voor andere boomsoorten geene vol
doende vruchtbaarheid oplevert. Zoolang men
het aanleggen van dennenbosschen in de zee
duinen nalaat, zoolang zullen zij in haren kalen,
nietswaardigen toestand blijven, tot schade of
althans winstderving voor de honderden, die in
deze bosschen de kost zouden kunnen verdienen,
tot schande voor de eigenaars, welke geen onder
nemingsgeest genoeg bezitten om aan dien droe-
vigen toestand een einde te maken.
weg. Lothar drukte den arm van het jonge meisje
vaster aan zich, ja hij legde zelfs den zijnen be
schermend om haar heen, wanneer de losse aarde
onder den kleinen voet wegviel.
„Wees onbezorgd, freule Dagmar, ik hond u vast
zeide hij met verwonderlijk bewogen stem, „en zooals
ik u nu heenleid over de vervlogen pracht van
Casgamala, zoo zou ik u voortaan willen dragen
door liet geheele leven
Ze waren weder in de kruisgang aangekomen
rood flikkerde het fakkellicht op Dagmar's bleek
gelaat. „De verzonken pracht van Casgamala!"
herhaalde zij ontwijkend, „hoeveel geluk en ongeluk
zou wel onder deze grauwe steenen begraven zijn
Zij trok hare hand niet uit de zijne, er was een
doffe gelatenheid in hare houding, een gelatenheid,
die zich er van bewust is, dat het eenmaal zoo
komen moet, vroeger of later.
„En wat zoudt ge zeggen, Dagmar, als dit ge
luk plotseling weer uit alle voegen en reten op
vlamde, met zoete toovermacht twee jonge harten
verbindend, die hun geheim zoo heilig wisten te
bezwaren, tot op het oogenblik dat het heerlijkste
woord van het het heelal het zegel verbreekt met
de innige, hartstochtelijke bekentenis ik heb je
zoo Hof
De jonge officier had hare beide handen gevat
ver tot haar overgebogen herhaalde hij met een
brandenden blik op haar neergeslagen oogen, fluis
terend, smeekend, hartstochtelijk: „ik heb je zoo
lief!"
„En al wilden ook deze doode steenen ons liet
geluk niet misgunnen, zou hij liet zich zoo gewillig
laten ontnemen, liij, die er het meeste recht op heeft,
de dwaalgeest van Cagamala?"
Dagmar trachtte met bleeke lippen te schertsen,
doch nauwelijks was haar dien ongalukkigen naam
ontvallen, of met een schellen kreet van ontzetting
en angstig opgeheven handen viel zij tegen deu
'grijzen muur terug. (Wordt vervolgd,)