De opstand, in de overige Nederlanden be dwongen, was tot weinige steden van Holland en Zeeland beperkt. De vermeestering van Haarlem, maanden lang roemrijk verdedigd, scheurt Zuid- en Noord holland vaneen. Daardoor was de kracht der verdediging gebroken en scheen zelfs in 't oog der dappersten verdere tegenweer zonder doel. Het beleg van Alkmaar, dat zeven weken zou duren, was 21 Augustus begonnen. Tot kenschetsing van den toestand dier dagen is het volgende reisverhaal van Kemp Albertszoon en Hendrik Albertszoon beiden inwoners van Texel, niet onbelangrijk. Het geeft een helderder inzicht dan menig geschiedkundig werk in het leven van onze voorouders. De reis werd ondernomen met het doel om van Prins Willem 1 de toestemming te verkrijgen tot het inrichten van een weeshuis in het kloos tergebouw aan den Burg. Eendrachtelijk werd besloten en geordonneerd, alsdat men de twee burgemeesteren zoude committeeren, om te trekken naar Prins van Oranje, den stadhouder, „in absentie van den Grave van Holland, die toen den tijde was Koning van Spanje, genaamd Philippus, de zoon van den Keizer Karolus Quintus", ten einde voorzegd klooster te krijgen tot een weeshuis „met de renten van dien." Zooals blijkt werd de financieele zijde van eene zaak toen evenmin als tegenwoordig licht vaardig over het hoofd gezien. De committeerden gaan spoedig na het geno men besluit op reis met eene galjoot, koers houdende naar de monden van de Maas, en waren zoo ver in zee gevaren, dat zij boven het water de toppen van de duinen ternauwer nood konden bespeuren. Ter hoogte van Zandvoort zagen zij een schip in de verte, dat de galjoot naderde en weldra in hunne nabijheid was. Het was een vrijbuiter; de kapitein stond op het schip, met beide handen een slagzwaard schermende. Doch laten wij Kemp Albertsz. aan het woord. Hij kan zelf ongetwijfeld het beste zijne wederwaardigheden vertellen. „De kapitein riep met luider stemme, dat wij ons zeil zouden strijkendoch onze schipper wilde niet strijken. Men schoot met bassen (1) en met roers door onze zeilen en door de schuit, die lek werd. Tegelijkertijd kwam het water naar binnen. Toen hij van plan was ons te overzeilen, riep er een man uit ons schip „voor wien zullen wij strijken, voor den Prins van Oranje of voor duc de Alba?" De kapitein sprak, „ik weet van Prins, noch duc de Albastrijk Uit onze schuit riep des schrijvers vrouw van graaf van der Mark, „schipper, strijk ik ben geschoten." Ik, Hendrik Albertsz zat naast die vrouw en het zeewater kwam tusschen ons beiden door de schuit loopenachter bij den stuurman werd een stuk uit het boord geschoten en de vrijbuiters kwamen ons toen zoo na, dat wij allen te gelijk riepen „schipper, strijk en toen streek onze schipper het zeil. Zij klampten ons vast, overvielen ons met rapieren in de hand en met rondassen (2) voor de borst, en sloegen ons. Ik, Hendrik voorzegd, kreeg een slag met een rapier op mijn schouder, zoodat ik meende mijn arm kwijt te wezen. Tot mijn geluk was met het plat geslagen. Zij zeiden „Fluks over in ons schip". Wij moesten allen te gelijk over, niet wetende in wiens handen wij waren. Zoo waren wij allen tegelijk gevangen, 25 personen. Wij moesten in het vooronder van het oorlogsschip, waar 't donker was. Bij het overklimmen viel een man overboord. Het was de brievendrager van grave Lodewijk, broeder van den Prins, die met brieven uit Duitschland kwam. Hij kreeg een touw vast en werd daarmede opgehaald, maar zijn brieven wierpen zij in zee. „Dat moet God erbarmen, „sprak de bode, „daar hangen landen en luyden aan." Wij vroegen aan des schrijvers vrouw of zij gekwetst was, zij antwoordde, dat zij niet was gekwetst, maar dat het lood over haar been was gegaan en door hare kleederen. Kort daarna werd een klein luikje, niet grooter dan dat er juist een hand door kon, geopend en hoorden wij een stem, vragende „Is er iemand van de gevangenen, die geld heeft", hij geve het aan mij, want ik ben een gevangen man zooals gij ziet. Gij zult allen geplunderd worden, ik ben een schipper uit Waterland. Zij zijn met mijn schip weggezeild, en als gij ook geplunderd zijt, dan zal ik u aan land varen. Maar niemand gaf hem geld, omdat wij hem niet vertrouwden, denkende dat hij ook een vrij buiter was. Een oogenblik nadat het luikje ge sloten was werd een groot luik opengedaan. „Laat een van de gevangenen er uit komen", riep men doch ieder vreesde de eerste te moeten zijn. Een van de voorsten ging en het luik werd weder gesloten. Hij werd onderzocht en geplunderd. Daarna moest weder een ander komen tot aan den laatsten toe, zoodat niemand iets mocht be houden als zijne kleederen. Al hetgeen los was, namen zij af, mantel, hoeden enz. Tot ons geluk behielden wij onze brieven, waar wij blijde om waren. Nadat wij geplunderd waren, moesten wij weder in de lekke schuit. Wij stopten de lekken zoo goed mogelijk en men liet ons toen drijven. Doch de zeeroover kwam wederom naar ons toezeilen. Wij hadden een man in onze schuit, die den kapitein kende. Hij zeide, dat de kapitein een Engelsche zee roover was, genaamd Jonge Jan Grijsveld. Intusschen kwam de voorsteven zoo na aan de '1) Geschut, roer, schietgeweer. ^2) Rondas: een rond schild. zijde van onze schuit, dat wij niet anders dachten of hij zou ons overzeilen. Toen hebben wij overluid geroepen „Heer, in uwe handen bevelen wij onzen geest." Met den steven bij onze schuit komende, lag hij zijn roer over, stootte en schampte er langs. Hij zwaaide met den hoed en schimpte en spotte over den geroofden buit en wij waren dankbaar, dat zij ons nog gegund hadden het leven te behouden. Weldra kwam een boeier in het gezicht, waarop weder een kapitein stond met een slagzwaard te schermen. Wij voeren naar hem toe: nu niets meer kun nende verliezen dan het leven. De boeier liet een vaandel wapperen met een prinsenvlag. Wij waren dus vriendenhij kwam uit de Maas. Wij vertelden ons avontuur en ons ongeluk en wezen hem den koers, dien de zeeroover was opgegaan. Weder voortzeilende, kwam er een hevig on- weder op; donder, bliksem, regen en wind en moesten wij het naaste strand opzoeken. Met den duisteren nacht in 't verschiet, door den zwaren regen en het overslaande zeewater doornat, kwamen wij aan het strand. Onder de manschappen was een bode van Jonker Sonoy, die gelukkig bemerkte aan de duinen, dat wij niet veraf waren van Terheid. „Daar binnen staan visschershuisjes", zeide hij, „daar moeten wij den nacht blijven." Wij gingen daarheen en vonden eenige vis- schers, die door de Spaansche soldaten verjaagd waren en evenals wij van alles beroofd. Kunnende dus twee naakten elkander niet dekken, zochten wij wat helm en rijzen bij elkaar, maakten een vuur om ons te drogen en wat te verwarmen totdat het dag werd, steeds wakende voor de Spaansche soldaten, die langs het strand naar Scheveningen gingen. Toen de dag aanbrak, gingen wij naar Scheve ningen, waar wachten gesteld waren tegen de Spanjaarden. Bij onze aankomst werd er in het dorp alarm geroepen. Naderbij komende zonden zij twee mannen naar ons en wij eveneens twee naar hen toe. Toen zij vernomen hadden, dat wij geen vijanden maar vrienden waren, verzochten zij ons bij hen aan huis te komen. Des middags gingen wij naar den Haag, waar wij een kennis vonden, wien wij geld ter leen vroegen, doch het werd ons geweigerd. Vandaar trokken wij naar Delft, waar wij aan den secretaris der Staten van Holland het voor gevallene verhaalden. De secretaris leende ons twaalf gulden en schreef een rekest, om aan den Prins van Oranje en de Staten te geven, betreffende het verzoek 0111 het klooster tot een weeshuis te hebben, hetwelk ons is vergund, blijkende bij de apostille en het octrooi daarvoor verkregen, doch vermits de Prins te Dordrecht was, zoo hebben wij hem zoover moeten volgen en moesten wij vandaar weder naar Delft terug, totdat het werk zijn volle beslag verkreeg. Doch ziende dat ons weder geld ontbrak, zijn wij overeengekomen, dat Kemp Albertsz naar huis zou gaan om nog eenig benoodigd geld te halen, terwijl ik nog twee li drie dagen te Delft zou vertoeven, om nader bescheid. Gaande uit mijn herberg op de markt kwam Kemp Albertsz mij wederom te gemoet. Hij verklaarde niet te kunnen vertrekken, wegens het onstadige weder; toen gingen wij tezamen naar den Briel. Ons geldje was intusschen verteerd op een stuiver na. Wij gingen daarop de stad in om, waar het mogelijk was, nog eenig geld te leenen, doch kregen het niet; dus ongetroost naar het hoofd wandelende door het gladde slijk moest ik een smal houten bruggetje over, waarvan ik door de gladdigheid afviel. Nat en koud uit de sloot komende, zonder geld of pand om ons daarvoor in de herberg weder te laten bedienen en mij te drogen, zoo waagden wij het evenwel aldaar te gaan. Terwijl ik mij daar in den vroegen morgen zat te drogen, kwam er een schip van Rotter dam, geladen met turf. De schipper was een Texelaar, wonende te Oosterend, genaamd St. Anna. Wij waren zoo verblijd, omdat hiermede voor ons ontzet kwam en omdat wij met hem naar Texel konden teruggaan, na alles verkregen te hebben, wat wij verzochten. Zoo zal God de zijnen nooit verlaten, die op goede zaken uitzien en op hem betrouwen. Aldus is het weeshuis verkregen den 15 Sep tember in het jaar onzes Heeren 1573. (Alkm. Ct.) NEDERLAND. HELDER, 28 Juni. Men verzoekt ons het volgende mede te deelen Vereeniging tot verbetering en tot Condijicatie van het Volkenrecht. „Association for the Reform and Condification of the Law of Nation." 33, Chancery Lane, London, W.C. 12 Juni, 1890. De Uitvoerende Raad heeft het genoegen aan de leden dezer Vereeniging mede te deelen, dat de Burgemeester en de Gemeenteraad van Lfver- pool hen uitnoodigt om hunne 14de bijeenkomst wel te willen houden in het Stadhuis (Town Hall) te Liverpool, van Dinsdag 26 Augustus eerstkomende ten 10 ure voormiddags tot den Zaterdag daaraanvolgende. Op het verzoek van de Dispacheurs-Vereeni- ging (Average Adjuster's Association) zal een der voornaamste onderwerpen van bespreking zijn het volgendeOf, en in hoeverre het raadzaam is het York-Anttcerp reglement van Internationale Ave rijgrosse, in 1877 vastgesteld, te wijzigen. De Kamer van Koophandel te Liverpool heeft zich met eenige der meest invloedrijke inwoners dier stad vereenigd tot eene commissie, om den leden der vereeniging, die de bijeenkomst zullen bijwonen, eene waardige ontvangst te bereiden. Ter perse ligt het verslag van den uitvoerenden Raad, loopende over de twee laatste jaren en be vattende alle bijzonderheden omtrent de drie belangrijkelnternationale bijeenkomsten waarheen, de Raad afgevaardigden zond. Dit verslag zal binnen weinige dagen aan alle leden worden toegezonden. Uit naam van den Uitvoerenden Raad, Ernest Wendt, DC.L., Vice-Precident, Joseph G. Alexander, Hon. Gen. Secretaris. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 26 Juni. De Kamer heeft heden besloten tot toelating van het herkozen lid mr. H. Smeenge. Bij de Kamer is bericht ontvangen, dat het voorstel-Reekers (in zake den wonderkuil) door den Koning is bekrachtigd. Het debat over het Militair Onderwijs is voort gezet. Op voorstel van den heer Rooseboom zijn in de wet opgenomen als zetels voor de Hoogere Krijgsschool te 's Gravenhage, de Academie te Breda en de hoofd-cursus te Kampen. De plaats van vestiging voor de cadettenschool is nog niet bepaald. Op art. 6 is overgenomen het amendement- RoCll, waardoor de eenheid van het Indische en het Nederlandsche leger meer wordt gewaarborgd en een amendement der commissie van rappor teurs, wanrdoor is verkregen dat het getal open te stellen plaatsen aan den hoofdcursus jaarlijks nooit meer kan bedragen dan de helft van die aan de Militaire Academie. Art. 9 bepaalt, dat leerlingen van Academie, Kadettenschool en Hoofdcursus niet langer dan 2 jaar in hetzelfde studiejaar mogen blijven. Een amendement, om te bepalen dat men aan de Academie maar een van de studiejaren mag blijven zitten, werd ingetrokken. Een amendement-Rooseboom om de detachee ring van kadetten bij de korpsen als strafmiddel te doen vervallen, is overgenomen door de Re geering. Uitvoerig is beraadslaagd over art. 10. De Regeering wilde hoogstens op f 400 per jaar de bijdrage bepalen van een kadet aan Academie of Kadettenschool. De heer Seyffardt wilde een stelsel, waarbij de kadet op de Academie als militair zou worden behandeld, wat voeding en kleeding betrof; doch hij trok zijn amendement in. De heer Van Löben Seis stelde voor, om 't minimum der bijdrage van Kadetten jaarlijks op f 400 te bepalen de heer Rooseboom wilde in 't geheel geen som in de wet opnemen, maar die jaarlijks van de omstandigheden laten afhangen en bij Kon. besluit laten bepalen. Dit amendement werd verworpen met 61 tegen 19 stemmen; het amendement-van Löben Seis eveneens, met 50 tegen 32 stemmen, en art. 10 onveranderd goedgekeurd. De discussie is gevorderd tot art. 13. In den loop der zitting verklaarde de minister van Justitie, op een vraag van den heer Farn- combe Sanders, dat nog voor het recès zou in komen een wetsontwerp tot verlenging van art. 1 der wet van 1818, houdende strafbepalingen op overtreding van maatregelen van bestuur. Zitting van Vrijdag 27 Juni. Militair Onderwijs. Op art. 13 is met 43 tegen 53 stemmen verworpen een aan- mendement van de heeren Rooseboom en ande ren, om in de wet op te nemen de aanslui ting van het militair en middelbaar onderwijs. Bij art. 16 stelde de heer Schimmelpenninck van der Oije voor, om aan de Kadettenschool te doen inschrijven ook hen, die daarbuiten on derwijs hebben genoten, welk amendement sterk bestreden werd door den heer Roell, omdat dientengevolge de stroom naar de Academie veel te groot zou kunnen worden. De heer van Loben Seis stelde voor het exter- naat aan de Kadettenschool met subsidieering van hen, die niet aan die inrichting onderwijs genieten. (De Kamer besloot nog voor het reces te behandelen de verklaring omtrent het Suri- naamsch grensgeschil.) De minister van Oorlog achtte het externaat en het subsidie-stelsel onuitvoerbaar en strijdig met het hoofdbeginsel der wet, maar gaf ter tegemoetkoming aan billijke bezwaren een rege ling aan de hand, volgens welke de leerlingen der Kadettenschool, ofschoon militairen, met groot verlof kunnen gezonden worden ten einde in de burgermaatschappij te worden bekwaamd voor de Academie. De behandeling van de nieuwe bepalingen werd aangehouden. De Kamer bleef steken in het amendement der C. v. R. om ter verzekering van een zuivere praktische opleiding der kadetten dezen het grootste deel van hun studietijd te detacheeren bij de korpsen. De minister wil een beperkte duur van detacheering en hecht meer aan de wetenschappelijke opleiding. Dinsdag voortzetting; misschien met avondzit ting. Aanbestedingen. Maandag 30 Jnni. Alkmaar. 1 ure. Het Gemeentebcst.1. liet maken van schoolbanken, begr. f 7002. het rioleeren der Linden- laan in 2 perc. en in massa, begr. f 1808.80. Ponderdag 3 Juli. Alkmaar. Het R.-K. Paroch. wees- en armbestuur het verbouwen van het weeshuis; begr. f 12.700. Dinsdag 15 Juli. Medemblik, 2 ure. Het rainist. van llinnenl. Zaken de levering van 12000 Kg. aardappelen van 1 Aug. tot en met 31 Oct., of zooveel meer of minder, als blijken zal noodig te zijn. Afloop van Aanbestedingen. Haarlem, 26 Juni. De geniehet maken van eene dubbele schutsluis, een gedeelte slaperdijk, zandophoogingeu van een fort, enz. in den Haarlemmermeerpolder nabij Aal smeer. Raming f Si"7.000. Laagste inschr. Meijer, te Leiden, voor f 312,000. Haarlem, 26 Juni Het provinciaal bestnnr1. Het bonwen van eene oefenschool voor de Rijks-normaalschool voor teekenonderwijzers, op het terrein van het Rijksmuseum te Amsterdam, met daarbij behoorende werkzaamheden en leverantien. (Raming f38.200). Minste inschrijver C. J. Maks, te Amsterdam. 2. Het voorzien der boorden van het Noordh. kanaal in 4 perc, Raming 1ste perc. f4000, 2de perc. f 10.000, 3de perc. f8700 en 4de pcrc. f2000. Minste inschrijver 1ste perc. L. Kroon te Hniksloot, voor f3470 2de perc. G. Honijk, te Purmerend. voor f8786; 3de perc, J. Olden- burg, ta Bergen, voor f7370 cn 4de pere. G. D. van Doorn, te Amsterdam voor f 1950. Marine en Leger. Zr. Ms. gaffelschoener „Argus", commandant de luit. ter zee 1ste kl. J. H. Mijer, vertrok jl. Don derdag van hier naar de Noordzee, ter uitoefening van politietoezicht op de visscherij langs de Engel sche kust. Zr. Ms. torpedoboot (groot model) „Krakatau" verliet jl. Donderdagmorgen 's Rijkswerf alhier, tot het beproeven der stoomwerktuigen op de reede. Die proeftocht is naar wensch geslaagd, en zal eerstdaags worden herhaald in tegenwoordigheid der marine-autoriteiten, waarna dat vaartuig door de Kon. fabriek voor stoom- en andere werktuigen kan worden afgeleverd. De luitenant ter zee 1ste kl. Hvan deu Pauvert, thans leeraar aan het Kon. Instituut voor de Marine, wordt tegen September vervangen door den luit. ter zee 1ste kl. W. A. Moutou. De luits. ter zee 1ste kl. J. P. Van Rossum, B. J. G. Volck en H. P. Netscher, die met 1 Juli in de rol Zr. Ms. „Marnix" worden geplaatst, zijn bestemd om werkzaam te zijn bij den torpedodienst. Het detachement mariniers aan boord Zr. Ms. schroefstoomschip 1ste kl. „Van Galen" wordt den laatsten dezer vervangen door een ander, dat met dien bodem naar Oost-Indië zal worden over gevoerd. De minister van Oorlog heeft in overleg met zijn ambtgenoot van justitie vastgesteld, dat in den loop van dit jaar in de noordelijke provinciën nog elf brigades maréchaussee zullen-worden uitgezet. De uitslag van de overgangs-examens van het 3de naar het 4de studiejaar ann de Koninklijke Militaire Academie te Breda is als volgt: Kadetten infanterie hier te landeI. F. N. Bax, M. M. Eyssell, C. A. J. Struiken, T. Boekholt, J. C. Wagner, H. S. F. Lutz, H. Boet, F. J. G. W. Lcers, P. A. W. van Eeten, W. Scherpenliuyzen, F. E. Collard, J. II. van de Brackmann Water, II. J. den Beer Poortugael, W. A. F. G. Bolken. Infanterie in O.-I.R. ten Seldam, K. F. E. Gerth van Wijk, A. Rijkens, A. Geertsema Becke- ringh, J. P. Hendriks, A. Ruysch van Dugteren, V. Schut, G. van Ginkcl, L. Weber, J. II. Daam, A. Kruisheer, P. H. Soetens, M. van der Vliet, J. J. Munniks de Jongh, J. W. Scholten, P. J. dc Gruyter, J. H. G. Wichers, D. v. Geuns, P. Hajc- nius, C. Korfmacher. Cavalerie hier te lande: Jhr. A. A. Calkoen, H. W. K. Vertholen de Salve de Bruneton, Jhr. F. H. Röell, G. J. C. van Zijll de Jong, G. J. Kievit, A. W. E. Gelderman, C. J. J. Sixma, baron van Heemstra. Artillerie hier te landeM. Faassen, W. de Vijn, C. A. Prins, A. K. L. Verschoor, B. D. Bleckmann, H. L. J. Badings, N. D. Kuiper, R. F. Kutscli Loyenga, O. Witsen Elias, P. D. van Essen, W. H. baron van Heerdt, Jhr. T. J. van der Wijck, J. A. Kaub. Artillerie in O.-I.P. M. Vis, J. E. Timmer, H. C. G. Meijners. Genie hier te lande P. J. P. van der Steur, W. Hanegraaff. Genie in O.-I.W. G. Loeff, L. H. van 't Sant. Niet deelgenomen wegens ziekte infanterie h. t. I. 2artillerie h. t. 1. 1 genie O.-I. 1. Na-examen infanterie h. t. 1. 5 idem O.-I. 5 artillerie h. t. 1. 2; idem O.-I. 2; genie O.-I. 1. 1 Kadet artillerie h. t. 1. moest nogmaals lessen 3de studiejaar volgen. Benoemingen, enz. Door Z. M. zijn opnieuw benoemd tot leden van het college voor de zeevisscherijen de heeren P. F. Baron van Heerdt, M. Dirkzwager Gz., A. lloogen- raad, mr. A. Beaujon en H. Kikkert. Bij de Posterijen is verplaatst de commies 2de kl. J. P. F. van der Kemp naar hier. Onderwijs en Examens. Schagen. Jl. Zaterdagmiddag had in de O. L. school alhier de gewone jaarlijksche „prijs- uitdeeling" plaats. Aan niet minder dan 225 leerlingen werd voor getrouw schoolbezoek, hebbende niet meer dan 6 verzuimen, uitgereikt een eerediploma, alsmede een bewijs van inlage op een postspaarbankboekje, groot 75 cent. Bovendien werden voor uitmuntenden vlijt en vorderingen, aan de volgende 21 leerlingen, onderscheidene prijzen ter geschenke gegeven 1. Christiaan Blomhert, Fransche dictionaire; 2. Comelis Buis, schrijfmap; 3. Jan Denijs Kz., Fransche dictionnaire 4. Thomas Denijs, porte- monaie; 5. Theodorus de Goede, postzegel album 6. Jan Huiberts, Fransche dictionnaire 7. Cornelis Kramer, Boek 8. Albertus Molenaar, portemonaie9. Jan Peetoom, id.10. Willem Ploeger, Schrijfmap; 11. Cornelis deRooij, Boek 12. Jan Rezelman, Engelsche dictionnaire; 13. Arie Roggeveen, schrijfmap; 14. Cornelis Roggeveen, portemonaie; 15. Simon Rijkes, schrijfmap; 16. Dirk Roggeveen Pz., portemo naie; 17. Adriaan de Ruijter, horlogeketting; 18. Wijbrand Willem Schermerhorn,portefeuille; 19. Jan Voorthuijzen, postzegelalbum 20. naai doos 21. Jan Wagemaker, Fransche dictionnaire. (Sch. Ct.) Landbouw en Veeteelt. Enkhuizen. Op Woensdag 2 Juli a. s. komt de Friesclie Tuinbouwvereeniging uit Leeuwarden alhier, om daar den dag door te brengen en tevens een deel van de Streek te bezoeken. Zij houdt zich aanbevolen voor het verkrijgen van verlof, om verschillende tuinbouwinrichtingen te be zoeken, daarbij begeleid door den Voorzitter der afd. Enkhuizen der Ned. Maatschappij voor Tuin bouw en Plantkunde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 2