HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
Jaargang 48.
M 93. Zondag 3 Augustus 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. YAN BALEN.
Dit nummer bestaat
uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
B E R I C H T.
,En deaespereert nimmer!
Jan Pieterts. Coen.
Het Vaderlandt ghetrouwc
Blijf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied,
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post f 0.90.
Het Zondagsblad, Lehoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden0.75.
Voor de abonnés dezer Courant in de gemeente0.30.
u buiten de 0.35.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Adrertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. BJj
abonnement, naar gelang van de boeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3
Mededeelingen en aanbevelingen10 t
Wegens buitengewone drukte gedurende
deze week. kan ons Zondagsblad heden
niet verschijnen.
Voor Moeders.
Onder de verschillende processen, die leiden
tot de ontwikkeling, instandhouding en bloei van
het kind, bekleedt dat der voeding de eerste
plaats. Toevoer, verwerking en assimilatie der
voedingsstoffen zijn de baanbrekers voor processen
van wasdom en bloei van liet jeugdig individu
en herstellen en vullen ook op lateren leeftijd
aan, wat door de stofwisseling verloren gaat.
Terstond nadat het kind zich van het moederlijk
organisme heeft losgemaakt, treden er behoeften
op, van welker juiste bevrediging zijn bestaan
afhangt. Door schreien geeft het kind die be
hoefte aan voedsel te kennen en door eene
onverklaarbare impuls maakt het zonder eenig
onderricht terstond de noodige bewegingen om
het Voëdsel machtig te worden. Sommig jeugdig
dier heeft dit vóór boven het pasgeboren kind,
dat het zelf zijn voedsel kan kiezen. Het kuiken,
pas uit het ei gekomen, gaat terstond zijn voedsel
opzoeken en vergist zich niet in zijne keuze.
Het kind ontvangt dikwijls voedingsstoffen, die
het, ware het in staat zelve te kiezen, als scha
delijk voor zijne gezondheid zou verwerpen. In
eene juiste voeding van het kind gedurende het
tijdperk zijner eerste ontwikkeling, ligt de bron
i van zijn tegenwoordig en volgend welzijn en
eene nauwkeurige kennis en toepassing der be
proefde voedingsmethoden zal bovendien in
staat zijn het voor een heir van ziekten te vrij
waren. Immers, onder minder geschikt voedsel
zal de spijsvertering allengs gaan lijden, terwijl
juist in de zuigelingsperiode het geheele spijs
verteringsorgaan met grootere activiteit arbeidt
en de stofomzetting sneller plaats grijpt dan op
lateren leeftijd. Uit dit ieit volgt dan ook de
verklaring van het verschijnsel, dat de ziekten
van dit levenstijdperk voornamelijk in dat orgaan
zetelen.
Vernieuwing van het bloed en bloedvorming
hangen af van het gebruik van geschikte voe-
Feuilleton Tan de Helderiche- en Nieuwedieper Courant.
is) EEN TROETELKIND VAN HET GELUK.
Roman van F. VON KAPFF ESSENTHER.
De gasten volgden den directeur naar zijne wo
ning, waar diens jonge vrouw koffie had klaar ge
zet. Ilare roode wangen verrieden, in welk een
haast de koffietafel in gereedheid was gebracht en
lioe zij haar best had gedaan. De directeur ver
ontschuldigde zich hij moest weer naar de fabriek.
„Zoo gaat het nu altijd", klaagde de jonge vrouw.
„Mijn man heeft geen tijd voor zijn huisgezin over.
Hij leeft geheel en al voor zijn werk."
„En is uw man daarbij werkelijk altijd tevreden
vroeg Edwina deelnemend.
„O zeker bovendien heeft hij geen tijd, om
ontevreden te zijn. Zijn hoofd zit altijd vol plannen.
Den eenen keer verzint hij weer een verbetering
aan een werktuig, en den anderen keer is hij aan
't bouwen van arbeiderswoningen. Als ik hem ver
zoek eens met mij uit te gaan en mij eenige ver
strooiing aan te bieden, dan antwoordt hij: „Zijt
ge dan niet naar het bal geweest wat wilt ge
nu nog?"
Wij zijn namelijk naar liet Casino-bal geweest
dat is echter al drie maanden geleden en reeds
drie maanden daarvoor had ik er al om verzocht."
„Nu, Edwina, wat zou je wel zeggen, als ik hier
eens directeur was?" zeide Siegmundlachend. „Ik,"
wendde hij zich tot de jonge vrouw, „heb geen
andere bezigheid, dan mijn vrouw genoegen te doen."
„O, wat zijt gij gelukkig, hoe overgelukkig!"
riep de vrouw van den directeur uit.
„Ja, hoe gelukkig ben ik zeide Edwina.
Siegmund» gelaat verduisterde.
dingsmiddelen en nog vóórdat het stofverlies,
door de afscheidingen teweeggebracht, de hernieu
wing van het bloed dringend noodig maakt,
ontstaat die eigenaardige gewaarwording, welke
men eetlust noemt en ons tot het opnemen van
spijzen opwekt. Na de geboorte en gedurende
het geheele leven keert die voedingsdrift op ver
schillende tijdstippen terug. In de eerste levens
perioden 't snelsthet kind verlangt meermalen
voedsel dan de knaapeen zeer snelle groei
vermeerdert den eetlust. Dezen te bevredigen,
te stillen door eene juiste keuze van voedings
middelen, is een der eerste moederplichten. Is
de moeder voor die taak niet berekend, dan
raadplege zij een ander, maar stelle zich bij
iederen raad, die gegeven wordt, eerst de vraag
is het verstandig? is het natuurlijk? Zij wan
trouwe ieder gezag, dat den toetssteen van het
verstand schuwt en welks voorschriften niet met
de wetten der natuur overeenkomen. Dit is de
sleutel tot het geheim zoowel der stoffelijke als
der zedelijke kinderopvoeding.
Wij toonden dus aan, dat er niet te groote
eischen zijn gesteld om het geheim der opvoe
ding te ontsluieren en toch slechts weinig ouders
zijn berekend voor hun taak en een klein getal
moeders zijn meesteressen op het terrein der
opvoeding. Niet in het zinnelijk moederschap
schuilt verdienste, want het is een product van
het toevalhet waarachtig „moeder zijn" echter
is een product der samenwerking van verstand
en hart en alleen in staat het kind lichamelijk
te vormen tot mensch. En, hoe kan 't anders
Opvoeding is immers een kunst en eischt der
halve eenige voorbereiding, eenige inspanning
Opvoeding vangt aan met het lichaam en vordert
dus eenige kennis van dat teere organisme, van
zijn behoefte aan - 1, .acht, licht, orde, alle
onmisbare zaken, die de voorwaarden van bloei
en wasdom van den kleinen wereldburger
in zich bevatten en dikwijls uit onkunde, en
zelfs uit moedwil aan het kleine schepsel worden
onthouden.
„Uit moedwil vraagt gij. Laast gij dan
niet met mij de berichten uit Frankrijk's hoofd
stad en meldt ons niet de officieele opgave, dat
sedert 1820 ruim zes millioen zuigelingen stier
ven. Zes millioenen daaronder jaarlijks onge
veer twintig duizend alleen Parijs, waar gemid
deld 54,000 kinderen worden geboren. En wat het
onderzoek aan het licht bracht, getuigd van verre
gaande zorgeloosheid, onnadenkendheid en moed
wil. Een groot deel dier Parijsche kindertjes
wordt niet gezoogd door de eigen moeder
eenige vrouwen hebben geen lust, anderen geen
kracht, weer anderen geen tijd om hare moe
derplichten waar te nemen en maar al te gere
delijk vindt dan de meening ingang, dat de
stadslucht nadeelig is voor een klein kind. „Het
moet naar het land, het heeft frissche lucht noo
dig", heet het en men idealiseert het landleven,
waar frissche, gezonde boerinnen het kind ver
zorgen en versterkend voedsel zullen reiken.
Een gezonde vrouw komt bébé halen en de
kleine zuigeling gaat naar het land, waar het
niet zelden in een tochtig, vuil verblijf komt, bij
menschen, die geen flauw begrip hebben van de
„Kom ons eens opzoeken," zeide hij, „misschien
zult ge dan beter kunnen beoordeelen of mijne
vrouw reden heeft, om tevreden te zijn. Uw echt
genoot zal u zeker wel willen geleiden."
De directeur trad binnen zijne vrouw riep hem
toe „Hoor eens, mijnheer en mevrouw West hebben
ons uitgenoodigd voor een bezoek op hunne villa
is dat niet bekoorlijk?" En haar gelaat straalde
nu van genoegen.
„Zoo, ik heb geen tijd, kind, en ben genoodzaakt
er voor te bedanken," antwoordde de directeur.
„Die nieuwe stookovens nieuwe bestellingen
genoeg, het kan niet. Bovendien hen je immers
pas naar een bal geweest, Anna
„Hoort ge nu, zoo is hij nu altijd," klaagde de
jonge vrouw.
Daar Siegmund den ouden Hofer nog een bezoek
wilde brengen in diens eigen woning, vertrokken
zij nu. Hij moest daarmee echter wachten, totdat
de kantooruren om waren de directeur wilde daar
van niet alwijken. Siegmund haalde den oude uit
de kanselarij en zij begaven zich naar een zijvleu
gel, welks vensters op de hoogovens uitzagen.
Siegmund en Edwina verwachtten eene rommelige
vrijgezellenwoning te vinden en waren zeer ver
baasd bij hun binnentreden met veel geweld te wor
den begroet. Eerst sprong er een kleine jongen en
een hondje met luide vreugdekreten op Hofer toe
de jonge juichte, het hondje blafte en heulde.
Eenige kanarievogels begonnen luide te zingen
en een mooie eekhoorn beproefde zich los te maken
van zijn ketting, om den heer des huizes tegemoet
te vliegen. De oude huishoudster knikte hem vrien
delijk toe. Hofer groette hen vroolijk lachend terug.
De kleine jongen, een wees, was een neefje van de
huishoudster en Hofer had goed gevonden, hem in
huis te nemen. Hij moest wel veel met liet kind
ophebben, want het hield veel van hem. De kleine
bengel was eeu ongelukkig, lomp kind eu had vol
strekt niets aantrekkelijks aan zich.. Toch soheen
wijze, waarop een kind behandeld moet worden,
al hadden ze ook den goeden wil om voor het
kleintje te zorgen. Velen hebben echter niet eens
den goeden wil, want menige sluwe landbewoner
maakt een industrie uil die Parijsche zuigelingen.
Hij reist rond en zoekt minnen op.dïe zichvan
haar .eigen kind afmaken en net zooveel voedster
kinderen aannemen, als er maar te krijgen zijn.
Natuurlijk kan zij die niet allen voeden, maar
daar wordt niet zwaar over gedacht. De chef
der industrieele onderneming zendt die kinderen
naar het een of ander dorp, waar een bestuur is,
dat ach niet met zijne zaken bemoeit en van
daaruit ontvangen de ouders brieven en rekeningen
voor dokter en apotheker en al wat men maar
kan bedenken. Er wordt dan bijgeschreven, dat
het kihd goed groeit, totdat de doodstijding volgt.
Op verscheidene dorpen, waar die zuigelingen
industrie bloeit, sterven er 90 a 95 op de
100 kinderenEen maire verklaarde„mijn
kerkhof is geplaveid met kleine Parijzenaars
Zwijgend heeft men dit jaren lang aangezien
en eindelijk wordt ten minste nu eenig toezicht
van r&eeringswege gehouden.
Zeg niet „gelukkig Nederlandwaar zulke
gruwelen niet plaats hebben. De herinnering aan
Leideris fabrieksbevolking gedurende mijne be
trekking van adsistent aan het ziekenhuis brengt
mij te veel tooneelen voor den geest, waarin
ouders: door onkunde, onverschilligheid en zelfs
moedwil, moord pleegden aan hun kind, of doet
mij weder in gedachten de woningen dier zoo
genaamde kindervoedsters betreden, die juister
met dèn naam van kindermoordenaressen moesten
worden betiteld. Jeugdige ongehuwde en ook
gehuwde vrouwen brachten daar hunne panden
en zoolang de maandelijksche toelage van haar
loon als min werd ontvangen, werd eenige moeite
in het werk gesteld „het wurmpje" in het leven
te houden. Begon de moeder echter in hare
verplichtingen te kort te schieten, dan werd dit
op het arme schepseltje gewroken en door ont
houding'van 't hoogst noodige het kleintje lang
zaam vermoord. Eens door buren ingelicht en
voornemens de moeder tot een aanklacht te be
wegen en te steunen, kreeg ik bij het lijkje van
haar kind tot antwoord „Denkt u, doktor, dat
ik zooveel spul om dat wurm zal maken?"
Zulke moeders zijn er nog te veel in dat „ge
lukkig Nederland
Speelt moedwil echter gelukkig eene zeer onder
geschikte rol, de hoofdrol in het drama „mis
handeling in het eerste levensjaar," wordt zonder
twijfel vervuld door onkunde. Groote vooroor-
deelen en misbruiken, uit onkunde geboren,
heerschen onder de arme, onontwikkelde volks
klasse omtrent diaetetiek en kindervoeding, maar
ook onder de meer gegoede, ontwikkelde standen
hebben, nog vrij wat dwaalbegrippen op dit ge
bied post gevat. En toch eischt het brooze orga
nisme van het pasgeboren kind, zoo uiterst ge
voelig voor iedere fout in leefregel en voeding,
niet alleen van de zijde der wetenschap en der
ouders de meeste oplettendheid, maar vordert
tevens dringend, belangstellende aandacht van
het meer beschaafde en ontwikkelde publiek.
Immers, niet genoeg kan worden herinnerd, dat
de oude zich te verheugen in de liefde, die het kind
hem toedroeg. Ook liet hondje was recht jolig
en het scheen dol van vreugde, toen het den baas
zag. Stralend van genoegen liet de oude nu zien,
hoe de kanarievogels op een wenk van hem uit de
kooi vlogen en op zijn hoofd en schouders gingen
zitten en hoe het eekhorentje uit zijn hand at. Met
de eene kanarievogel op zijn hoofd en de anderen
en het eekhorentje ieder op een schouder en den
jongen aan de panden van zijn jas diende hij zijnen
gasten een zelf bereide drank toe.
„Gij hadt moeten trouwen, waarde heer Hofer,"
zeide Edwina.
„Ja,-wie zóó gelukkig is," zeide de oude,
„maar ik heb eerst op laten leeftijd een verzekerde
positie verkregendaarvóór was het niets dan leed
en zorgen ik had namelijk nog een oude moeder
en eene krankzinnige zuster. Toen werd ik te oud
en dacht niet meer aan trouwen. Nu is het voor
bij. Het moet een groot genot zijn, vrouw en
kinderen te hebben, vooral als men oud wordt. In-
tusschen zal ik nog zeer tevreden zijn, als de lieve
God mij mijne gezondheid nog wat laat behouden
Ik spaar ook nog wat over, en de kleine Jarolinek
zal eens mijn erfgenaam zijn."
I11 een zonderlinge stemming legden Siegmund
en Edwina den terugweg af. Beiden hadden heden
dezelfde gedachten het geringe levensdoel van
den ouden Hofer, het bescheiden geluk, dat hij zich
verschafte tusschen de sombere fabrieksovens onop
houdelijk zagen zij die nederige, duistere, kleine
kamer voor zich, die het hart van deze waarachtig
goede man met onschuldige levensvreugd vervulde
Beiden dachten hetzelfde en toch meer niet ook.
Siegmund voelde zich poëtisch gestemd en wilde
den ouden Hofer in een gedicht gedenken.
Edwina dacht er over na, hoe ledig en stil het
toch eigenlijk in hunne prachtige villa was. Zij en
Siegmund waren man en vrouw en toch waren zij
vreemden voor elkaar, vreemden
goede voeding en behandeling in het eerste levens
jaar een der belangrijkste vraagstukken vormt
voor den bloei van ons volk en dat zijne oplos
sing te vinden is in de opvoeding der vrouw.
Niet alleen in de lichamelijke opvoeding met
hare eigenaardige voorzorgen, duidelijk aange
wezen door zeer in het oog vallende functifin,
maar ook in de geestelijke opvoeding schuilt de
oplossing van dat vraagstuk. Reeds vroeg gunne
men onze meisjes een kijkje in eigen lichaam en
strooie op lateren leeftijd niet te officieel of op
onkiesche wijze heldere en gezonde begrippen in
hoofd en hart over de voorwaarden, welke haar
tot vrouw, tot echtgenoote, tot moeder maken.
Na zulk eene opvoeding kan zij veilig de eernaam
van „moeder" aanvaarden en lacht haar en haar
kind eene heerlijke toekomst tegen. Een zelf
standig en werkdadig aandeel kan zij nemen in
de opvoeding van haar eersteling, handelend
optreden bij het ziekbed der kleine en wat meer
zegt, zijn „ziek worden" voorkomen door eene
juiste voeding, door het afweren van schadelijke
invloeden, door het opmerken van kleine afwij
kingen in ontwikkeling.
Maar wee dan ook de moeder, die, toege
nist met de noodige kennis om de lichaams
krachten en geestesgaven die daar sluimeren in
haar kind te helpen ontwikkelen, hare moeder
plichten verzaakt. Weede wufte vrouw,
die uit onverschilligheid, uit gemak- en genot
zucht haar kind verwaarloost of overgeeft aan
handen die zijn vlekkelooze reinheid bezoedelen,
aan huurlingen die het lichamelijk en geestelijk
bederven of aan die meesteressen onzer kinder
kamers, wier zinnelijkheid, zelfzucht en geringe
ontwikkeling, te groote beletselen vormen om
zich met zorg en teederheid te buigen over het
wiegje der onnoozelheid, of om op te offeren de
ruste van den nacht en de zoetheid van den
slaap en op lateren leeftijd zeker niet geschikt
zijn om de hartstocht bij het kind te breidelen,
zijne driften in te toornen en zijn gevoel en
neigingen te veredelen, opdat niet eenmaal de
zinnelijkheid zetele op den troon, voor welke
alleen te knielen haar past.
Vindt gij deze schildering te overdreven, te
somber, lezer, maar vooral gij lezeres?
Zaagt gij, zooals ik, de moeder bij het lijkje
van haar kind diep bedroefd, maar innig over
tuigd, dat zij tot welzijn van haar kind gewoe
kerd heeft met de ontvangene talenten, haar toe
vertrouwd; hoordet gij ook haar stille klachten
en verzuchtingen, niet geboren uit zelfverwijt?
O zeker, nietwaar
Maar zaagt gij ook, zooals ik, de moeder bij
het lijkje van haar kind meer hartstochtelijk,
handenwringende, in vertwijfeling, omdat door
eigen schuld dat tal van luchtkasteelen, zoo
schoon en heerlijk opgetrokken door de moeder
lijke fantasie, vóór en bij de geboorte harer lie
veling, thans in puin stort en bittere tranen het
aangezicht misvormen, dat eertijds zoo innam en
schoon was door de lachjes der hope; hoordet
gij ook die jammerkreten in antwoord op die
stemmen in haar binnenste, die tot haar spraken
van verwaarloosde moederplichten, van onafbe
taalde schuld aan liefde en zorg?
Siegmund scheen hare gedachten te raden. Plot
seling zeide hij op warmen toon„Ik ga voorloo-
pig als volontair op het kantoor van de fabriek
werken hoewel de directeur mij niet erg aan
trekt. Maar misschien gelukt het mij, het lot van
die arme arbeiders te verbeteren. En in ieder ge
val vervul ik uw wensch, niet waar, Edwina!"
Zij vatte zijn hand en drukte die.
„Gij maakt mij waarachtig gelukkig alleen
reeds door deze belofte
„Gij zijt een klein zottinnetje, Edwina, maar ik
zal het doen, omdat ik je 7.00 lief heb
Hoe ondankbaar was zij. De liefde van den ouden
Hofer voor den kleinen Jarolinek scheen haar die
per en zuiverder toe dan die van Siegmund voor
haar. Want de grijsaard leefde en werkte alleen
voor flen armen, kleinen, wees.
Eenige dagen gingen voorbij, voor Siegmund weer
naar de fabriek ging. Ilij maakte een gedicht op
den ouden Hofer.
Toen dit voleindigd was, ging hij er weer heen
en herhaalde nu deze bezoeken meermalen iedere
week. üf hij er zich werkelijk nuttig maakte, wist
Edwina niet te zeggen.
Naar het scheen, interesseerde hij zich hoofd
zakelijk voor liet werkvolk. Nu eens had hij met
deze, dan weer met gene gesproken.
Heden verwachtte Edwina hem in den namiddag
terug. Hij had haar gisteren getelegrafeerd, dat hij
de nacht daar zou overblijven daar hij nu bij dag
zou thuiskomen, wilde zij hem het genoegen doen
hem van 't spoor te gaan halen. Zij deed het
kostuum aan, waarin hij haar zoo gaarne zag en
begaf zich toen op weg, met een gevoel van ge
negenheid voor hem, dat zij tot dusver nog niet
in zich had opgemerkt.
(Vervolg in het Tweede Blad.]