HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M 100. ,*«1^ Woensdag 20 Augustus 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. YAN BALEN. 3a desespereert nimmer!" Jan Pieterss. Coen. Het Vaderlandt ghetrauws Blyf 'c^ tot in den_ doot. Wilhelmtuiïecl. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franco per post 0.90. Het Zondagsblad, Lehoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdngavond. Abonnementsprijs per 3 maanden0.50. Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30. buiten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prij» der A dvertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regel», aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 hlededeelingen en aanbevelingen10 NEDERLAND. HELDER, 19 Augustus. Ruzie in het Socialistische kamp. I. Er is, zoonis onze lezers waarschijnlijk reeds weten, ruzie tusschen de hoofdleiders Croll en Nieuwenhuis, waarvan het einde is geweest, dat Croll zich heeft afgescheiden. Hieraan hebben wij de brochure te danken „Ter toelichting van mijn uittreden uit de Sociaal-democratische partij," door Croll en „Licht!" naar aanleiding van Crolls brochure, geschreven door den centralen Raad. Croll begint te vertellen, dat de grond van het verschil tusschen den heer Domein Nieuwenhuis en hem ligt in de opvatting van de verhouding tusschen Staat en Individu .- «de heer Domela Nieuwenhuis" zegt Croll, «is theoretisch, streng communist, erkent het individu slechts als deel der gemeenschap, al3 «een rad in het groote maatschappelijke raderwerk" ik daarentegen meen, dat het individu geen genoegen kan nemen met den rol van rad om de doodeen voudige reden, dat het individu meer is dan een rad, namelijk een volledige machine met een vol ledig stel organen, behoeften, wenschen, van welker vrije werking en bevrediging het geluk van bet individu afhangt -en die derhalve geen stoornis mogen ondervinden door een verband, aangelegd tegen den wil van het individu ik huldig dus de rechten van het individu tegenover de lictie gemeen schap. Als uitvloeisel van die leer neemt Domela Nieu wenhuis aan het gezag, d. w. z. de wil van de meerderheid. De heer Croll echter erkent dat niet. Hij wil zooveel mogelijk vrijheid voor een ieder en vraagt, met welk recht eischt het gezag, de eene mensch van den andere gehoorzaamheid En ziehier nu, zegt de heer Croll, het verschil tusschen den heer Domela Nieuwenhuis en mij, op eenigszins andere wijze uitgedruktde heer Domela Nieuwenhuis erkent (onder voorbehoud van zekere democratische waarborgen), de heer Domela Nieu wenhuis erkent, ik ontken liet recht van welk raen- schelijk gezag ook om gehoorzaamheid te vorderen. Mijns inziens is er (voor niet-geloovigen) geen enkele redelijke grond te bedenken om te rechtvaar digen, dat menschen gezag uitoefenen over andere menschen en is de ontkenning van het recht van alle gezagsoefening de consequentie voor allen, die met het bovennatuurlijke hebben gebroken. De liberalen, radicalen, sociaal- en andere demo craten, aldus gaat Croll voort, in 't algemeen zij, die niet aannemen een staatsbestuur middellijk of onmid dellijk uit God, maar die de macht laten voortvloeien uit „het volk," stellen in plaats van God en zijn gebod" het algemeen belang" en beweren dan dat «het algemeen belang" recht oplevert om in den Staat dwingend op te treden. Maar wie consequen ties aandurft, zal moeten erkennen, dat dit «algemeen belang" al een heel slecht surrogaat is voor «Gods gebod" als machtsbronEen nuchtere ontleding Feuilleton van de Helderaclie- en Nicuwedieper Courant. 26) EEN TROETELKIND YAN HET Roman van F. VON KAPFF ESSENTHER. Er heerschte eene sombere stemming in liet buis. Edwina, die in de eerste dagen door hare opgewondenheid en vermeend recht zich flink gehouden had, begon zicli thans af te vragen of zij wel recht had gehad haren man te verlaten, en in stomme weemoed sloop zij door de kamers van haars vaders huis. Had zij hem niet eerst de gelegenheid moeten geven zich te rechtvaardigen? Had zij hem niet tot dien uitersten stap gedreven Haar vader zag er bleek en als een ge broken man uit. Zonder moed en hoop zat liij dagen lang in het kantoor met den ouden boekhouder de balans op te maken, die nieuwe verschrikkelijke balans, waarin Siegmundals de grootste schuldeischer figureerde. En Edwin was ook zoo vreemd. Op een anderen tijd zou zijn voorkomen hun groote zorg hebben ingeboezemd, doch in de tegenwoordige omstandigheden waren vader en dochter te zeer met hun eigen leed bezig om iets op te merken. Edwin deed wat hij nimmer gedaan had. Hij ging uit en niemand wist waartoe of waarheen, of hij sloot zich in zijn kamer op en bleef daar in gedachten verzonken zwijgend zitten. Daarbij lag in zijne oogen nog steeds van het begrip is reeds voldoende om dit te doen inzien. Een «algemeen belang" als een abstractie buiten het menschelijk denken bestaat niet, immers dan zou er weer een bovennatuurlijk wezen moeten zijn, dat dit begrip vaststelde en ons, menschen, openbaarde, en dit is juist wat de niet-geloovigen verwerpen. Algemeen belang is dus ook weer niets anders dan een subjectief begrip omtrent wat het algemeen belang vordert, hebben alle individuen hunne individueele opvattingen, en bij gebreke van een toets steen boven ons, dien wij allen als deugdelijk erkennen, moeten die opvattingen alweer geacht worden van ge lijke waarde te zijn en gaat het dus al wederom niet aan, aan de opvatting omtrent algemeen belang van een of meer individuen de voorkeur te verleenen en op grond daarvan een of meer andere individuen te dwingen zich daaraan te onderwerpen. Veronderstelt, dat een zeker aantal menschen, nemen wij aan honderd menschen, bij elkaar zijn en willen uitmaken, hoe zij te zamen zullen handelen in zekere aangelegenheid. 60 beslissen dat hun belang dit vordert, 40 beslissen dat hun belang iets anders vordert. Wat kan men hier nu het algemeen belang noemen De liberalen, radicalen, democraten en sociaal-de mocraten stempel Domela Nieuwenhuis, be weren dat, wat de 60, de meerderheid, willen, moet worden aangemerkt als het algemeen belang van alle honderd mij dunkt dat de onjuistheid van zoodanige bewering in het oog springtmen kan hier hoogstens spreken van het algemeen belang (betergemeen schappelijk belang) der 60 en van het algemeen belang (beter gemeenschappelijk belang) der 40, maar van een algemeen belang der 100 kan hier geen sprake zijn, om de doodeenvoudige reden dat zoo iets niet bestaat, wijl 40 van de 100 uitdruk kelijk verklaarden, een ander belang te hebben dan de 60. En toch beweren ook de sociaal-democraten stempel Domela Nieuwenhuis dat het algemeen belang in den Staat is wat de meerderheid, de 60, verlangen en dat dc minderheid, de 40, hebben te gehoorzamen aan hetgeen de 60 op grond van hun algemeen (betergemeenschappelijk belang), of op grond van hunne meening duaromtrent goedvinden te verordenen, en dat die 40 daartoe desnoodig kunnen worden gedwongen tegen hun belang of tegen hunne overtuiging. Bij het zoo langzamerhand geprononceerd op den voorgrond treden van deze mijne beginselen, zegt de heer Grol, kon ik mij op den duur niet beschouwen als wat men gewoonlijk noemt een politieke vriend des heeren Domela Nieuwenhuis. Wij werkten meer naast dan met elkander, niet omdat ons theoretisch verschil nu juist bij elke gelegenheid tot botsing aanleiding gaf, maar omdat ik althans mij voor de toekomst met hem niet solidair kon gevoelen. Waar wij beiden gelijkgerechtigd redacteur waren, kon echter op den duur geschil en botsing niet uitblijven en verleden jaar openbaarde zich dit dan ook zóó, dat goede lezers beweerden, dat er eigenlijk twee redacties van Recht voor Allen waren, waarop, toen één van beiden natuurlijk ten slotte maar kon zegevieren, de heer Domela Nieu wenhuis een stuk plaatste dat met mijn hiervoren uiteengezette mecning geheel in strijd was. Toen daarna de heer Domela Nieuwenhuis nog goed vond, zonder mij te raadplegen, een stuk van mij niet te diezelfde koortsachtige gloed van eenige dagen geleden en hij hield niet op Edwina te ver zekeren, dat alles weer in orde zou komen. Daar ontving Baumgartner op zekeren morgen een brief, welks inhoud hem niet weinig verschrikte. Dit schrijven luidde aldus «Zeer geëerde Heer! Ik kan niet nalaten u de verzekering te geven, dat ik, aan het geen ik bij deze de eer heb u mede te deelen, geheel zonder schuld ben. Uw zoon heeft mij namelijk, wegens eem'ge onbezonnen uit- drukkingeil (wat ik volkomen toegeef) die ik vóór eenigen tijd betreffende u en uwen schoonzoon maakte, ter verantwoording ge roepen. Ik kou niet loochenen, dat ik mij aan die dwaasheid schuldig had gemaakt, waarop uw zoon mij gevoelig beleedigde. Er bleef mij niets anders over, dan van hem genoegdoening te vorderen. U zult dat zelf begrijpen. Nu durf ik te verzekeren, dat ik een uitstekend schutter ben, terwijl uw zoon, naar mij is medegedeeld, met het gebruik der wapens volstrekt onbekend is. Ik geef u dan ook de uitdrukkelijke verzekering, dat ik, in weerwil van de zware beleedigïng, niet het minste plan heb uw zoon te kwetsen. Ik zal rekening houden met zijne jeugd, zijn opgewonden toestand, met de liefde, die hij voor zijne zuster gevoelt en met de om standigheid, dat hij uw eenige zoon is. Ik doe wat ik moet doen, maar zal zelfs dit nog zoo onbeteekenend mogelijk maken. Deze regelen zullen u derhalve voorloopig gerust stellen. Het duel, dat onvermijdelijk is, zal plaats hebben aan gene zijde van de grenzen doen plaatsen, dat ik volgens een met iemand getroffen afspraak ter plaatsing op een bepaalden dag ter zetterij had gezonden,, besloot ik mijn ontslag te nemen als verantwoordelijk mede-redacteur en deed zulks op het Congres, daarbij trots herhaalden aandrang geen andere reden opgevende dan dat «ik het niet rationeel vond een tweehoofdige redactie te hebben." Ik bepaalde mij tot dit sobere argument, omdat ik zelfs den schijn wilde vermijden uit eenig persoonlijk motief den heer Domela Nieuwenhuis te willen verdringen uit zijn positie, die ik om 0 zoovele redenen niet zou begeeren bovendien. Ik zal de laatste zijn om zelfs nu nog den heer Domein Nieuwenhuis de achting te betwisten, waarop hij van velen aanspraak kan maken voor hetgeen hij heeft gedaan, hoewel men, overeenkomstig zijn eigen leer, van den anderen kant zou kunnen zeg gen, dat het arbeidende volk hem door zijn rente daarvoor betaalde als een minister. Onder beschaafde menschen moet het echter bij achting en erkenning van el kaars verdienste blijven, van vereering en volgclingschap kan geen sprake zijn. En toch is het juist dit wat de heer Domela Nieuwenhuis ver langt en aankweekt en is koninkje-spelen reeds een tweede natuur bij hem geworden. Tegenspraak kan hij niet dulden. Vooral niet als hij daarna aan het kortste eind trekt. Ik ondervond dit onder meer bij gelegenheid van een strijd over de coöperatie. I11 een vergadering van den Centralen Raad kwam de heer Domela Nieuwenhuis plotseling voor den dag met een voorstel om de partij te betrekken in het drijven van allerlei coöperatieve zaakjes, 0. a. het stichten van apotheken enz. Tot zijn niet geringe verwondering verzette ik mij daartegen, omdat naar mijne overtuiging het drijven van zaken voor eene politieke partij noodlottig is, daar het de menschen die moeten samenwerken als duivels tegen elkaar in 't harnas jaagt. De meesten bleken het met mij eens te zijn en het congres verklaarde dan ook dien weg niet op te willen. De heer Domela Nieuwen huis had intusschen zijn rokje omgekeerd toen hij zag dat het niet zou lukken, want «het prestige der' Kroon" gaat bij hem boven alles Een ernstiger geschil ontstond tusschen den heer Domela Nieuwenhuis en mij over de betooging op 1 Mei, in welke aangelegenheid de heer D. N. handelde als een absoluut monarch. Teruggekeerd van het Internationaal Congres te Parijs, waar de heeren elkaar als koningen hunner arbeidspartijen hadden vereerd, had de heer D. N. besloten er moest en er zou op 1 Mei in Neder land algemeene werkstaking zijn, het buitenland zou eens zien wat de Nedcrlandsche partij wel ver mocht E11 voor het buitenland is de Nederlandsche partij niets anders dan de partij van Domela Nieu wenhuis Die algemeene werkstaking was in «Recht voor allen" al uitgeschreven vóórdat de Centrale Raad er in gekend was en moest met alle ten dienste staande middelen worden doorgedreven. Ik beschouw de dien stap als een daad van onverantwoordelijke razernij, die geen ander resultaat zou hebben dan de broodeloosheid en ellende van duizenden en de meerdere eer van den naam Domela Nieuwenhuis in het binnen- en buitenland. Daarom verzette ik mij tegen die algemeene werkstaking dan ook èn in den Centralen Raad èn in de afdeeling 's Gra- venhage èn op het Congres. Maar het Congres be sliste dat de algemeene werkstaking zou worden op Hongaarscli grondgebied. Nogmaals, wees zonder zorg. Uw zoon zal ongedeerd of misschien met een onbeteekenende kwetsure tot u terugkeeren. Uw dienaar, baron Arthur von Steinburg." Baumgartner was, als hij dit schrij ven gelezen had, stom van ontzetting. Hij bad zijn zoon beden nog niet gezien en vloog terstond naar diens kamer. Hier vernam liij, dat Edwin des morgens om zes uur was uitgegaan en gezegd had, dat hij eerst laat in den namiddag zou terugkomen. Er was dus niets meer aan te doen en de doodelijk beangste man ijlde naar de politie, ten einde naar Presburg of Ödenburg te laten telegrafeeren. Helaas! Des middags, omstreeks vier ure, bi'acht men Edwin met een kogel in de borst thuis. De dokter, die hem begeleidde, ver klaarde, dat de wond niet direct doodelijk was, doch zeer gevaarlijk. Arthur von Steinburg was ook ditmaal weer ongelukkig geweesthij had... getroffen. X. Ja, Siegmund wilde datkoele, koude wezen, dat al de gloed zijner liefde niet had vermogen te verwarmen, vergeten, werkelijk vergeten. Het was hem heilige ernst, evenzeer als het hem indertijd heilige ernst was geweest om naar hare hand te dingen. Een geheel jaar had hij aan hare voeten gelegen, was hij onverschillig geweest voor alles wat daar uitgeschreven en na het Congres ook het partij-re ferendum. Toen het er echter op aankwam het doorgedreven partijbesluit ten uitvoer te leggen, scheen de heer Domela Nieuwenhuis niet zoo bizonder zeker van zijn zaak, verweet mij, dat ik het grootsche plan «ondermijnd" had en stelde toen in den Centralen Raad maar weer voor het partijbesluit eenvoudig' aan kant te zeiten, onuitgevoerd te latenEn aldus geschiedde het besluit der wetgevende macht in de partij wordt zonder meer opzij gezet en de Centrale Raad stelt zich op voorstel van den heer Domela Nieuwenhuis in plaats van de wetgevende machtDe heer Domela Nieuwenhuis, die zulk een voorstander is van het recht der meerderheid, stoort zich dus blijkbaar aan die meerderheid niet veel als het zoo in zijn kraam te pas komt, maar stelt zich als Koning daarboven. Verbeeldt u, dat een mi nister het in zijn hoofd kreeg te besluiten een of andere wet maar eens niet uit te voeren we kregen dadelijk een interpellatie-Domela Nieuwen huis, en terecht Arbeidersbewegingen. Zondag is nabij Heeren veen de vergadering ge houden, welke door het Priesche comité van de vereeniging van algern. Kies- en Stemrecht i3 uitge schreven ten gunste van het doel, waarnaar deze vereeniging streeft. Men schat het aantal deelne mers uit de verschillende deelen des lands op 12,000van andere zijde meldt men zelfs het cijfer van 20.000. De meeting is iu goede orde afgeloopen. Als sprekers traden op de heerendr. Vitus Bruinsma van Leeuwarden, A. Rauwerda vanStiens, Tj. Stienstra van Drachten, G. L. v. d. Zwaag van Gorredijk, A. van Emmcnes van 's Gravenhage, J. A. Eortuyn van Amsterdam, W. P. G. van Hels- dingen van Rotterdam, R. van Zinderen Bakker van Kortezwaag, v. d. Veer van Sneek en mej. Drucker van Amsterdam. Nadat de verschillende sprekers het woord ge voerd hadden, ging de menigte onder het zingen van «Vrijheids-" en andere liederen uiteen en keerde in goede orde huiswaarts. Binnenlandsch nieuws. Terschelling, 16 Aug. Het Fransche stoomjacht „Medjé", kapitein Lequerré, van Parijs, laatst van Nieuwediep met bestemming naar Christiania, is hier binnengeloopen met schade aan den mast en de zeilen. Groot is die stormschade wellicht niet, want men denkt de reis zoo spoedig mogelijk voort te zetten. Schagen. Men leest in de „Sch. Ct." het volgende ingezonden stuk Mijnheer de Redacteur Zooals U wel bekend zal zijn, is hier voor eenigen tijd een ziekenfonds opgericht. Als wij ons niet vergissen, is er in de statuten dier Ver eeniging bepaald, dat elk lid zijne contributie zal moeten brengen bij den penningmeester. Zooals ondergeteekenden bemerkt hebben, gebeurt dit echter niet, maar int onze politiedienaar Abma die contributie. Hij ontvangt daarvoor buiten lag, alles te vergeefschZij beminde hem niet, zij wilde hem niet liefhebben, te minder nog, nu hij in hare oogen schuldig was. Bovendien was zijn geweten op dit punt niet geheel vrij geweest. Eene lief hebbende vrouw zou hem echter hebben ver geven, maar zij nietzij wilde noch vergeven nóch vergeten. Zoo wilde hij dan verre van haar blijven, haar de vrijheid weei'geven, ingeval zij daarnaar verlangen mocht en hij had zich naar Parijs begeven. Eigenlijk was bij daartoe eerst gekomen, door de vraag van zijn schoonvader. Dat bij Alexie daar zou vinden, daaraan dacht hij in het geheel niet. Hij had het visitekaartje, dat zooveel onheil had gesticht en dat de barones ongemerkt in zijn hoed had gestopt, niet eens gezien of gelezen, daar het terstond bij zijn tehuiskomst op den grond gevallen was. Hij vertrok reeds des avonds om zeven uur met den sneltrein. Toen de trein het station verliet, werd het hem toch nog erg zwaar om het hart. Welk een veelbewogen jaar was dat voor hem geweest. Hoe bad de begeerte naar die vrouw liem niet verteerd en boe verheugd had bij baar als zijne bruid begroet! Hoe zwol zijn hart bij de stille hoop haar geheel voor zich te zullen winnen En nu was alles voorbij. Dit eene was voor hem onbereikbaar geweest, hare liefde. Wat knaagde hem dit aan het hart! Ja,hij moest haar vergeten! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1