HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M 104. Vrijdag 29 Augustus 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. DOLORES. ,En deieapereert nimmer I* Jan Pietertx. Coen. Het Vaderlandt ghetrouwe Bliji ick tot in den doot. tv ühehnuthed. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.70, franco per post f 0.90. Het Zondagsblad, lehoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zuterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.50. 'Voor de abonnés dezer Courant in de gemeentef 0.30. buiten de 0.35. REDACTEDE-UITGEVER Molenplein 162/163. PrijB der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement, naar gelung van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 Mededeelingen en aanbevelingen10 ANSJOVIS. Er zijn weinige zaken, 2egt een inzender in de „Enkh. Ct." van 15 Augustus jl., die de laatste weken zooveel besproken zijn, vooral in de plaatsen aan de Zuiderzee gelegen, als de visscherij en zouterij van- en de handel in ansjovis. En hoe kon dat ook andere In iedere plaats of aan elk plaatsje aan de Zuiderzee was in dien tijd óf enkel visscherij óf alle drie voor vele gezinnen eene ruime bron van bestaan, 'tls voor velen een uitkomst geweest, want verscheidene visschers- gezinnen waren door schrale verdiensten in de laatste jaren schoon uitgeput geraakt, zoodat er niet alleen van alles noodig was, maar ook veel oude schuld moest worden afgedaan. De scheeps timmerman, zeilmaker, winkelier, enz. waren dan ook, tenminste Zaterdagsavonds, getrouw op hun post, in de hoop een oud of nieuw postje te mogen ontvangen. In hoeverre echter die hoop verwezenlijkt of beschaamd is geworden, kan ik hier niet melden, omdat ik dit niet weet. Alleen meen ik als vrij zeker te kunnen aan nemen, dat de meesten met eenigen goeden wil door hunne oude schulden heen hebben kunnen komen. En zij, die hiervoor steeds hebben gewerkt, voor hen neem ik mijn hoed af. Doch er zijn helaas ook nog anderen, want in de drukte kom ik een kennis van me tegen en voeg hem toe „Nu man, jou koren staat ook te bloeien," waarop ik ten antwoord kreeg„Ja buur, met de goeden, dat gaat wel, maar er zijn er ook, van wie ik, wanneer ik ze eens vraag, ten antwoord krijg „Nu ja, we verdienen wel een paar centen, maar er is zooveel noodig, dat ik aan u nog lang'niet denken kan, hoor!" En mijn vriend wacht zijn geld nogZie je, zulke lui zijn bij mij geen crediet waard en ook niet waard, dat ze veel verdienen. Er is veel geld verdiend, want in geen tientallen van jaren is er zooveel visch aangebracht als dit jaar en het is visch, waaraan heel veel arbeid verbonden is. Wat was het 's morgens vroeg een prachtig gezicht aan de haven Die netjes van boven tot beneden gevuld met zilverblanke vischjes, waar voor reeds honderden handen noodig waren om ze er uit te doppen. Hiertoe is ook dure arbeids kracht noodig, want het is noodzakelijk, dat de netjes zoo spoedig mogelijk geledigd en gedroogd worden, want schemeravond moeten ze weer naar zee gebracht. Vaak werd een jongen, die goed doppen kon, f2.50 enkel voor middagswerk betaald. Een verrukkelijk gezicht was het, wanneer bij eenigen wind de kuilders achter elkander het Krabbersgat kwamen oplaveeren. 't Was, of men eene kolossale ijsbaan zag, waarop verschillende rijders met elkander wedijverden in sierlijkheid van houding en zwaai, zonder elkaar aan te raken, om eindelijk de haven in te schieten, en aldaar hun kostbaren last te lossen. Feuilleton ran de Heldersche- en Nieuwedieper Courant. Roman van Gravin EÜEEMIA BALLESTREM. (Uit het D u i t s c h.) I. „Bravo Bravo! Da capo Een aanhoudend, donderend applaus klonk door de groote zaal van het opéragebouw te X. en overstemde geheelde wilde, diabolische muziek van het orchest, dat een zeldzaam origineel nummer uitvoerde. Het was de eerste opvoering van eene I nieuwe opera, van een ongenoemde componist, een fantastische opera, //Satanella1' genaamd, welker libretto het publiek een dier raadsel achtige duivelinnen uit den ouden tijd deed kennen, die uit haar onderaardsch rijk te voorschijn was gekomen om door hare schoon heid een geliefde zanger te verleiden en in den dood te voei-en. Door het woedende volk gegx-epen, wordt zij als heks naar den bx-andstapel gesleept en aan den paal ge bonden. Onder het gezang van een prachtig koor wordt de houtstapel ontstoken en rook en vlammen stijgen omhoog om de duivelin te vei-delgen. Daar wijken plotseling de vlammen vaneen," Satanella schudt lachend de ketenen van hare handen, het grauwe boete- en doodhemd glijdt van hax-e schou ders en zij zelf staat in hellepracht gekleed voor de oogen van het verbSïlsde volk. In wilde Het leefde dan ook in en om de haven van vletten en wagens om de visch op te nemen en naar de verschillende zouterijen te brengen. Hier is het ook al leven en beweging. De visch wordt daar op tafels gelegd en veelal onder het zingen van heils- en andere liederen van de koppen ontdaan, om daarna in ruw zout gewenteld te worden. Na deze bewerking worden ze in groote bakken geworpen, waarin ze drie dagen moeten liggen om goed door te zouten. Hebben ze deze bewerking ondergaan, dan worden ze in vaten of ankers gelegd, alweder met het noodige zout (9 kilo). Daarna laat men ze eenige dagen staan en worden vervolgens in elkaar gestampt door middel van een rond blok, dat juist in een anker past. Zijn ze eenmaal goed gestampt, dan worden de vaten dicht gemaakt, de zouter laat zijn naam met het jaar der vangst op ieder vaatje branden en ze zijn ter verzending gereed. Dat er aan een en ander veel geld verdient wordt, laat zich begrijpen. Wanneer wij nu eens nagaan, dat er in Enkhuizen 35000 ankers zijn ingemaakt en dat aan ieder anker ongeveer f 1 zuiver arbeidsloon verdiend is, dan vind ik dit nog al een respectabel cijfer. Dit geld is verdiend door koppers en inleggersalles wat visscherman, knecht of jongen is, is daarbuiten gerekend. Rekenen we nu hunne verdiensten er bij, en deze zijn oneindig veel meer, dan moet mij on willekeurig den wensch van 't hart, dat de ver schillende diaconiën en armbesturen er a. s. winter ook nog een navisscherijtje van mogen hebben, dan heeft ieder wat. Een eigenaardig verschijnsel op het gebied van de ansjovisgeschiedenis is merkbaar, 't Is Jammer genoeg, maar er schijnt een soort gespannen ver houding tusschen visscherlieden en zouters te bestaan. Er is geen onderling vertrouwen. De marktprijs voor visch wordt geregeld buiten de stad gezet, in het laatst der week, en dit wekt wantrouwen bij den visscherman, die, wanneer zoo'n markt wat tegenvalt, den zouter houdt voor iemand, die zijn zak smeert „ten koste van zijn zweet en bloed", zooals hij dan pleegt te zeggen. Aan den anderen kant meent de zouter, dat hij van verschillende visscherlieden het op gegeven getal niet krijgt en daar de contróle bij eenige drukte ook onmogelijk is, is de verleiding in deze zaak ook wel wat te groot. In hoeverre dit wantrouwen grond heeft, mogen èn visscher èn zouter voor hun eigen geweten beslissen alleen vind ik het te bejammeren en aan der gelijke knoeierijen moest voor goed een einde worden gemaakt. Wanneer een ansjovisregen als een zegen over ons gewest komt en door iedereen een flink, eerlijk stuk brood kan verdiend worden, noem ik het een schandaal, wanneer de hebzucht dien zegen tot een vloek maakt. Voornamelijk in deze teelt zijn er toestanden voorgekomen, die veroordeeld moesten worden. Werd er eerst door de zouters en visscherlieden een flink stuk brood verdiend, zoodat alles in vrede ging, al spoedig begonnen de zouters elkaar in het vaarwater te zitten met boven den markt- koers uit te loven. Hierdoor kwam spanning dithyramben zingt zij haar verleidelijk lied en met het juichend gezongen slot: „Leeft wel, ik keer tot u tex-ug, zoolang de schoon heid zegeviert, zoolang mannenharten zich nog laten bekoren en bedriegen zinkt Satanella iix de haar verzwelgende aai-de. Dit slot werd door het publiek met geest drift toegejuicht en het kon zich niet ver zadigen aan de machtige, bekoorlijke en klankvolle steux van de vx-eeinde zangeres, die zelf was gekomen om de Satanella te zingen, nóch aan het wondervolle slottableau met den vlammenden brandstapel, begrensd door de oude mui-en der stad met hare torens en uitstekken, het samengestroomde volk en de figuur van Satanella op den brandstapel. En zij was index-daad wonderbaar schoon, deze vreemde pi'imadonna, Sénora Dolores Falc.oniei*os, eene slanke, buigzame gestalte, met het glanzend goudroode haai-, zooals uien het op Titiaan's schilderstukken aantx-eft, dat in weelderigen overvloed over het scharlaken- roode zijden kleed golfde, hetwelk hare fx-aai gevormde gestalte omsloot. En in hetbleeke en toch levenslustige gelaat brandde groote, stx-alende, fluweelzwarte oogen, welker glans nog vei'hoogd werd door de boven de fijne gebogen neus prijkende donkere wenkbrau wen en door de lange zijdeachtige wlm* pers. Zooals zij daar stond midden op het too- neel, in het rood gloeiende vuur, in het x-oode kleed en met rood haar, waarin een diamanten diadeem stx-aalde en flikkerde, methax-e won-? derbaar verleidelijke stem een op zeldzame wijs gezet duivelinnenlied zingend en daarbij en door overdreven piquanterie werd de positie zóó bedorven, dat de zouters een groot gedeelte van het verdiende weer moesten inboeten, terwijl de visscherman dit met de grootste kalmte in den zak stak. Een zouter, die, het teveel betalen moede, zóó uitbetalen wilde, dat hij althans niet met verlies werkte, moest, niettegenstaande hij dit vooruit tegen zijne visschers had gezegd, deze stoutigheid met een pak ransel bekoopen, hem iii zijn eigen huis toegediend. Zulke toe standem zouden m. i. niet voorkomen, wanneer Zaterdags een ouderlingen prijs werd bepaald in overeenstemming met de beursprijzen, waarvoor de volgeode week kon gevischt worden, met strenge .bepaling tegen bedrog of diefstal aan weerszijden. Er is nog een wondeplek in den ansjovishandel, waarover nog wel een woordje kan gesproken worden. Wanneer de visch ter verzending gereed is, moet ze natuurlijk verkocht worden. Dit geschiedt door makelaars. De keuring der verkochte visch wordt opgedragen aan heeren bewaarders te Amsterdam, aan welker uitspraak men zich on voorwaardelijk moet onderwerpen, llooger be roep in dezen is onmogelijk. Nu wil ik volstrekt niets afdingen op de soliditeit dezer heeren, omdat ik geen.' bewijs heb voor het tegendeelmaar willekeur is hier mogelijk en dus dient deze positie veroordeeld. Tevens vind ik, dat een makelaar in ansjovis al zeer pleizierig zijn geld verdient, daar hij met alle kwesties die er voor komen, niets te maken heeft. Heeft iemand b. v. 100 ankers visch afgeleverd, waarvan 50 een wicht hebben van 51 of 52 kilo en de overigen 49 of 49£ kilo, dan zijn er 50 precies goed en anderen 50 kilo te kort, en daar alle fusten niet precies even groot zijn, kan dit moeielijk andere. De fusten, die te zwaar zijn, iets lichter maken, gaat ook niet, daar men dan ten antwoord krijgt, dat ze te los gepakt zijn; en al heeft dan zoo'n fust het gewicht van 50 kilo, toch deugen ze niet, en den zouter wordt voor zulke vaatjes eenige percenten gekort, te verrekenen niet met de koopers maar met de heeren keurders, die voor dat geld de te los gepakte fusten behooren bij te vullen. Aangezien nu het aantal der te los gepakte vaatjes, niettegenstaande er de meeste zorg aan besteed is, nog al eens een aardig cijfer bereikt, en voor ieder zoo'n anker den zouter dan fi ongeveer gekort wordt, is het te begrijpen, dat deze aardigheid met een goed gedeelte der winst gaat strijken. Lastertongen hebben wel eens beweerd, dat hier soms wat veel van St. Anna onder loopt. Ik voor mij wil dit maar moeielijk gelooven, omdat ik het niet gelooven mag van lieden, die zoo'n onbeperkt vertrouwen genietenmaar toch kwam de gedachte bij mij op, dat, om zulke verkeerde gevolgtrekkiugen te voorkomen, het meer dan tijd wordt dat de zoutere de handen inéén slaan, ten einde eene betere regeling in deze zaak te krijgen. Er moet eene hoogere uitspraak komen van beëedigde personen, die uitspraak doen, wanneer de zouter zich benadeeld acht; en mij dunkt, dat de heeren keurders, wanneer zij over tuigd zijn van het goed recht hunner zaak, hiertoe behooren mede te werken. En wanneer het zoover een vlammenspuwenden sceptex- zwaaiend, waarvan de vonken tot inliet pai-qiiet vlogen, vertoonde zij een beeld dat met licht begrij pelijke demonische macht desaamgestroomde menigte in steeds stijgende vervoering bracht, hetwelk hei-haaldelijk Satanella aanleiding gaf, uit de diepte der hel, waarin zij ver zonken was, te voorschijn te komen en dan kend lachend en groetend hax-e bx-andende scepter te zwaaien, waaraan voortdurend een vuurregen ontsprong. Het succes van de nieuwe opera was ver zekerd. De beroemde blonde tenor als ge liefde zanger en de door den intendant ontdekte vreemdelinge, die terstoud zoo'n schitterend succes had, hadden de heerlijke muziek de levensadem ingeblazen en de wei ding gegoven, waarmede zij in de geheele wereld ingang zou vinden. Ongeveer een uur later had zich een kleine maar uitgelezen kring in den kunstig vex-sierde salon van den directeur van de academie van schoone kunsten, professor Balthazar, vereenigd. De gastheex-, een tot buiten de grenzen van Europa bekend schil der, in den bloei zijner jaren, hield er van om na de voorstellingen een klein beschaafd gezelschap om zjch te verzamelen, waai-bij hij en zijne vrouw de honneurs waarnamen, en evenzeer voor de bevi'ediging yan den geest als voor streeling yan het gehemelte zox-gden, Om den x-onden tafel, welks zilveren thee servies door mevrouw Balthazar zonder ge rinkel en vlug gehanteerd werd, zaten onge veer zes k acht personen, de gastheer en kon komen, dat in iedere plaats, waar zouterijen zijn, opslagplaatsen kwamen, met flinke beëedigde mannen van kennis aan het hoofd, meen ik dat dit eene oplossing zou zijn, die boven alles de voorkeur zou verdienen. Hiermede eindig ik mijne beschouwingen. Mochten zij tot verbetering van verkeerde toe standen leiden, dan is mijn doel bereikt. NEDERLAND. HELDER, 28 Augustus. Omtrent de verdeeling van het rollend materieel van de Ned. Rijnspoor tusschen de Exploitatie-Maatschappij en de Hollandsche Spoorweg Maatschappij verneemt het „Dbl"., dat daarvan 52I pCt. aan eerstgenoemde, het overige aan de Hollandsche Maatschappij zal komen. Deze verdeeling moet vóór 1 September aan staande geschied zijn. Mochten beide partijen vóór den gestelden termijn het onderling niet eens worden, dan zal de Raad van Toezicht op de spoorwegdiensten hebben te beslissen. In de spoorwegovereenkomst tusschen den Staat en de Staatsspoorwegen is bepaald, dat voortaan personen, geen Nederlanders zijnde, noch als ambtenaar, noch als beambte zullen aangenomen worden. Op hen, die reeds in dienst zijn, is deze bepaling niet van toepassing. In „De Maasbode" geeft de schrijver van een ingez. stuk den volgenden raad om de mili taire wetten te bestrijden Men late in elke gemeente, in elk gehucht, een lijst ter teekening circuleeren om te protes teeren tegen dat ongeluksvoorstel. Drie protesten worden naar Den Haag gebracht door een de putatie van b. v. 2 of 3 der grootste en stevigste kerels uit elke gemeente dat boezemt ontzag in en dat wel van het geheele land tegelijk op een en denzelfden dag, óf wel, wat misschien nog beter zou wezen, achtereenvolgens, en wel op een en denzelfden dag slechts van 5 of 6 gemeenten. Op deze laatste manier zou het een monster-processie worden van een halfjaar lang, die den minister met zijn militaristen het vuur aan de schenen zou leggen, en dan zou ik wel eens willen zien of nog iemand den courage zou bezitten, die wet te verdedigen of door te drijven." 't Is te hopen, dat deze raad opgevolgd zal worden. Onze neringdoenden zullen er wel bij varen en aan de voorgestelde wet zullen die „stevige kerels" geen kwaad doen. (Vad.) Aan het „Haarl. Dagblad" wordt geschreven Aan den Uithoorn moest een burgemeester zijn. De zwager van den overledene, werkzaam ter secretarie, had niet alleen lang het werk voor den kranke gedaan, maar genoot ook zoozeer het vertrouwen, dat een adres van gemeentenaren zijne echtgenoote meegerekend. Daar was de beroemde geniale historieschilder Richard Keppler, de geestige dichter R., de beroemde tooneelspeelster Louise R., en de legatieraad vrijheer von Falkner. Eén plaats was nog ledig men wachtte op een gast die te laat kwam. „De melodie van het duivelinnenlied speelt mij nog door het hoofd ik kan het maar niet verbannen,11 zeide professor Balthazar. „Dat komt door de demonische invloed van deze muziekhet is een echt, een recht duivelswerk riep de tooneelspeelster uit. „Ja en het wex-k van een gemalen duivel," zeide Keppler. „Dat is het rechte woord er voor," merkte de legatieraad aan, eene hooge, gebiedende verschijning met donkere oogen en dito haai en baard. „Satanella is een werk, waarin uit iederen toon een stroom van genialiteit vloeit, maar eene genialiteit die ik harteloos moet noemen, omdat zij niet het hart roert, maar alleen den geest. De componist is een genie, dat is boven allen twijfel verheven, doch het is geen genie door Gods genade, maar uit den hooze," „En toch verstaat hij het, 't hart warm te doen kloppen," merkte mevi-ouw Balthazax-, den onbekenden componist verdedigend, aan, „ik herinner u slechts aan het zoete lied der liefde in de tweede acte." „O ja, liet streelt het gehoox-, maar niet liet hart," hernam von Falkner koel, «het betoovert u, maar doet niet weldadio- aan." «Nu, dan verklaar ik. mij bevredigd met.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1