HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
Jaargang 48.
M. 108. Zondag 7 September 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
E N"
J. H. VAN BALEN.
Dit nummer bestaat
uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
BEKENDMAKING.
POLITIETOEZICHT
terbeschermingdervisschersvloot
5> DOLORES.
In deiespereert nimmer I"
Jan Pieterts. Coen.
Het Vaderlandt ghetrouwe-
Bliji ick tol in den doot.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abennementsprijs per kwartaal0.70, franco per post 0.90.
Het Zondagsblad, bekoorende bij deze Courant, verschijnt eiken Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden0.50.
Voor de abonnés dezer Courant in de gemeente0.30.
buiten de 0.35.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
Prijs der Advertentiën: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent.
abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Voor liefdndige doeleinden 3 cent per regel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3
Mededeelingen en aanbevelingen10
De Burgemeester der gemeente Heider maakt
bij deze aan de daarbij belanghebbenden be
kend, dat de volsjaarspatenten over het dienstjaar
1890/1891, aan de Secretarie der gemeente te
bekomen zijn van Maandag, 8 September
tot en met Dinsdag 16 September
1890, van des morgens 9 tot des namiddags
3 ure, den 'invallenden Zondag uitgezonderd.
Patenten, die niet worden afgehaald, worden
overeenkomstig de Wet, tegen betaling van
10 cents, door den Deurwaarder bezorgd.
De Burgemeester voornoemd,
C. A. BEUKENKAMP.
„Een feit blijkt het te zijn, dat de oorlogssche
pen, met het politietoezicht ter bescherming der
visschersvloot belast, zich wel buitengaats, maar
bij voorkeur niet al te ver van huis ophouden,
wat trouwens in volkomen overeenstemming is
met de ingekomen rapporten der kust (visschers)
vloot."
Bovengenoemde beschuldiging werd uitgespro
ken in de vierde jaarlijksche algemeene verga
dering van de vereeniging ter bevordering van
de Nederlandsche visscherij, te Dordrecht, den
28sten Mei van dit jaar, door den heer J. W.
J. van Harwegen den Breems van Schie
dam.
Tot heden, ongeveer drie ma anden daarna,
is, zoover ons bekend is, deze beschuldiging niet
weerlegd. Het gesprokene is door de dagbladen
bekend gemaakt, maar nóch officieel nóch offi
cieus is, zoover ons bekend is, iets gedaan om
den indruk van de beschuldiging des heeren
van Harwegen den Breems te weerleggen.
Het kan daarom zijn nut hebben nogmaals
en ditmaal uitvoeriger, dan wij dat vroeger kon
den doen, verslag te geven van het verhandelde
op die vergadering. Wij laten daarom den heer
van Harwegen den Breems aan het woord
Feuilleton Tan de Heldcrsche- en Nienwedieper Courant.
Roman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM.
(Uit het Duitse h.)
Intussclien had Falkner zijne woning
bereikt, doch hij kon maar geen rust vinden.
Hij trad aan het venster en liet de koude
nachtlucht binnen, want ofschoon de winter
ten einde liep en men in de straten reeds
de eerste lenteboden, nl. violen en sneeuw
klokjes te koop aanbood, zoo was de heer
schappij van den wintervorst nog niet geheel
gebroken en toonde hij nog dikwijls zijn macht.
Falkner was opgewonden, en dat dit het
geval was hinderde hem, voornamelijk om
hetgeen daarvan de oorzaak was.
„Om eene zangeres," mompelde hij ver
achtelijk, en tocli kon hij het beeld der
zangeres maar niet uit zijn liootd zetten, het
danste hem als het ware aanhoudend voor
de oogen en verblindde hem.
„Zij zal er hij het daglicht wel anders
uitzien," mompelde hij, //en de donkere wenk
brauwen en wimpers zullen wel de sporen
van de verf toonen."
Maar die oogenNeen, die te verven was
toch onmogelijk.
„Hoed u voor den geteelcende," zeide hij
in zichzelf, maar terstond moest hij lachen
over dit bakerpraatje. En bovendien, wat
ging hem die Braailiaansclie" toeli aan, die
misschien, vóór zij zangeres was, de zeer
Zooals u reeds verleden jaar uit het verslag van
onzen algemeenen secretaris-penningmeester ge
bleken is, heeft het hoofdbestuur het sedert het
tijdstip, waarop het onderwerp aan de orde is
gesteld dienstig geacht, in deze zaak diligent te
zijn en het noodige materiaal te verzamelen, tot
staving der argumenten, die zouden kunnen
worden bijgebracht, om de regeering te over
tuigen, dat verscherpt politie-toezlcht tot bescher
ming der visschersvloot buitengaats werkelijk
noodig is, dat publiciteit mag worden gevraagd
van de journalen der oorlogsschepen voor dat
toezicht gebezigd en dat zij zelve de wensche-
lijkheid beamc, een visscher van beroep als loods
aan boord van die oorlogsschepen aan te stellen
die meer bepaaldelijk onder de Engelsche kust
met de surveillance over de haringvloot zijn
belast.
Met dit doel richtte het Hoofdbestuur, dd. 1
Februari 1889, een circulaire aan HH. Burge
meesters van Visschersplaatsen, Reeders en Vis
schers, met verzoek, dat de gezagvoerders van
visschcrsvaartuigen zouden invullen lijsten, door
de Vereeniging verstrekt, inhoudende tijdstippen
wanneer en plaatsen waar door hen een der beide
oorlogsbodems in zee is gezien en wanneer geen
der beide schepen door hen werd gezien in te
vullen „niet gezien
Niet minder dan 1200 circulaires met lijst
werden in Februari 1889, een óootal in Februari
1890 tot voortzetting der proef, door het hoofd
bestuur verspreid. En nu het resultaat
Van de 1200 vragen in het eerste jaar gedaan
om inlichtingen over 1888 kwamen 162 ant
woorden bij bet bestuur in, en wel
Deze berichtten
96 uit Urk 53 gezagvoerders niet gezien, 29
eenmaal, 8 tweemaal, 1 driemaal, 3 viermaal,
x zesmaal, 1 onbepaald aantal malen gezien.
9 uit Maassluis 7 gezagvoerders niet gezien2
eenmaal.
1 uit Marken 1 gezagvoerder niet gezien.
2 uit Amsterdam 1 gezagvoerder niet gezien
1 eenmaal.
2 uit Schiedam 2 gezagvoerders niet gezien.
3 uit Enkhuizen 1 gezagvoerder niet gezien, 1
eenmaal, 1 onbepaald aantal malen gezien.
1 uit Pernis1 gezagvoerder niet gezien.
2 uit Scheveningen 2 gezagvoerders niet gezien,
10 uit Egmond1 eenmaal, x driemaal, 8 on
bepaald aantal malen gezien.
36 uit Texel20 gezagvoerders niet gezien, 2
eenmaal, 14 onbepaald aantal malen gezien.
Totaal 162 antwoorden waarvan 88 gezag
voerders niet gezien, 36 eenmaal, 8 tweemaal,
2 driemaal, 3 viermaal, 1 zesmaal, 24 onbepaald
aantal malen gezien.
Buitendien ontving het hoofdbestuur van de
Terschellinger vloot, ter vervanging van inge
vulde lijsten, dd. 28 Februari 1889 het volgende
zeer belangrijke rapport:
„De ondergeteekende Cornelis Zunderdorp,
wonende te Terschelling, in casu handelende als
speciaal gemachtigde van het meerendeel der
Terschellinger visscherschippers, die ot uitsluitend
of op gezette tijden de kustvisscherij in de Noord
zee uitoefenen
alledaagsche naam van Jetje Muller of Mietje
Schultze voerde." De gedachte daaraan alleen
was genoeg om hem te doen lachen.
„Donna Dolores Falconieros," zeide hij
spottend, „ik zal u uit den weg gaan. Ge
lukkig heb ik niets met u te maken en zal
dat in het vervolg wel steeds zoo zijn. Onze
wegen loopen zeer wijd uiteen."
Met dit slot dacht hij deze zaak nu voor
goed te hebben afgehandeld. Daar kwam hem
echter opeens het lied voor den geest:
Aua der Jugendzeit, aus der Jugendzeit
Tont ein Lied mir immerdar
Hij kende dat lied, maar wie had het toch
gezongen en wanneer had hij het toch ge
hoord? Hij dacht na over den tijd zijner
kindsheid. Wie had in dien tijd op Fal-
kenhof gewoond Hij herinnei'de zich slechts
een prachtigen, groenen papegaai, die hem
zijn middelvinger door en door gebeten had,
zoodat het lidteeken nog te zien was. Toen
had hem iemand uitgelachen, met luide,
klinkende lach en hem gezegd: /Dat is net
goed, waarom, moest je ook den annen Rio
plagen
Hij hoorde thans als het ware plotseling
diezelfde woorden weer. Juist, zóó was het
precies. Rio was de naam van den geleerden
vogel, die, zooals hij zich duidelijk herin
nerde, in drie talen kon schelden, en die er
schelmsch genoeg uitzag. Rio! Na die beet
en dat onbarmhai'tige lachen was hij, Alfred,
naar zijn 00111, den leenheer van Falkenhof,
geloopen en had zich bitter beklaagd, en
zijne moeder, die toen weduwe was, had hem
Geeft met gepaste gevoelens van hoogachting
te kennen aan de „Vereeniging ter bevordering
van de Nederlandsche Visscherij" te Katwijk aan
den Rijn, dat zijne lastgevers met belangstelling
kennis namen van den inhoud der door die Ver
eeniging tot hen gerichte circulaire van den eer
sten dezer maanddat onder de leiding huns
lasthebbers in den avond van laatstleden Zondag
door hen eene vergadering is gehouden ter be
spreking dier circulaire; dat in die bijeenkomst
als uit éénen mond hulde werd gebracht aan
het streven en de bedoeling der Vereeniging en
haar de onverdeelde sympathie der vergaderden
werd tóegezegd;
tlat de verschillende schippers toen hebben
goedgevonden de aan de circulaire toegevoegde
lijst liever niet in te vullen, omdat hunne ver
klaringen toch in hoofdzaak éénsluidend zouden
zijn.
dat zij, ter vervanging daarvan, de eer heb
ben langs dezen weg aan de Vereeniging ken
baar te maken dat door enkelen hunner, en in
zeer beperkte gevallen de gaffelschoener „Argus",
op zee is aangetroffen zonder echter te kunnen
aangeven, wanneer dat zich heeft voorgedaan
dat zij zich nu stellig hebben voorgenomen om
in 't vervolg nauwkeurig aan te teekenen, waar
en wanneer zij een der oorlogsschepen mochten
ontmoeten; dat zij voorts onder de aandacht der
Vereeniging wenschen te brengen
dat het, ter bescherming der kustvisscherij,
allernoodzakelijkst ware, dat zich gedurig een
oorlogsschip in de nabijheid dezer kust ophield,
ten einde de Eugelsche visschers te beletten de
territoriale wateren door hunne tegenwoordigheid
te schenden, 't welk hier meermalen en in erger
lijke mate voorkomt, en waardoor de kustvis-
schers onnoemlijke schade wordt berokkend.
Verzoekende ondergeteekende ten slotte dat dit
schrijven door dè Vereeniging in welwillende
ontvangst moge worden genomen en hetzelve te
willen beschouwen als hiervoren is uitgedrukt."
IJieiHiit blijkt dus, dat door slechts enkelen
der Terschellinger visschers en dan nog in zeer
beperkte gevallen, zooals het rapport luidt, de
gaffelschoener „Argus" in 1888 op zee werd aan
getroffen. Verreweg de groote meerderheid
van hen, die zich de moeite hebben willen
geven, de lijsten in het belang der zaak in te
vullen, verklaart dus in 1S88 geen der oorlogs
schepen te hebben gezien.
Op de 600 circulaires in het begin van dit
jaar voor berichten over 1889 verzonden, kwamen
slechts 97 antwoorden in, en wel
Deze berichtten:
20 uit Vlaardingen13 gezagvoerders niet ge
zien, 5 eenmaal, 2 onbepaald aantal malen
gezien.
4 uit Scheveningen: 2 gezagvoerders niet gezien,
2 eenmaal.
4 uit Amsterdam2 gezagvoerders niet gezien
2 eenmaal.
4 uit Volendam 1 gezagvoerder niet gezien, 3
eenmaal.
1 uit Egmond1 gezagvoerder niet gezien.
1 uit Harlïngen1 onbepaald aantal malen
gezien.
getroost en den bloedenden vinger verbonden
en daarbij met een donker gezicht iets ge
mompeld van dat „hartelooze vreemde ding",
dat genoegen bad in de smart van een ander.
Maar wie was dat?
Dc leenheer van Falkenhof had twee broe
ders, eigenzinnige, onbuigzame menschen,
zooals bet Valkengeslacht" er verscheidene
kon aanwijzen. De jongste der twee broe
ders, Alfreds vader, liad zijn eigen vermogen
en dat van zijne vrouw, gedurende den tijd
dat bij 's Ivonings rok droeg, geheel door
gebracht en stierf kort voor hij met een
totale ruïne bedreigd werd. De vrijheer
von Falkner nam nu de weduwe en haar
eenigen zoon tot zich en gaf den knaap een
gouverneur, die het zoo goed verstond zijn
zaken te behartigen en zich zoo onontbeerlijk
wist le maken, dat de altijd nog knappe
weduwe hem hare band schonk. Daar zij
nu reeds sinds jaren op Falkenhof de plichten
van huisvrouw vervulde, want de leenheer
was ongehuwd gebleven, wilde de vrijheer
zijne schoonzuster-, die zijne huishouding zoo
voortreffelijk waarnam, niet missen en zoo ge
beurde het, dat hij hun een vleugel van
Falkenhof inruimde en dat zij met haren
man daar woonde.
De oudere broeder van den vrijheer was
een onrustig man, dat herinnerde Alfred zich
nog zeer goed. Doch daar hij op zijn vijf
tiende jaar was heengegaan, verdwenen, en
niemand ooit meer van hem sprak, zoo wist
Alfred verder niets van liem. Twintig jaar
is een tijdruimte waarin men gemakkelijk
kan vergeten worden, vooral als men dood-
6 uit Wieringen 2 gezagvoerders niet gezien4
onbepaald aantal malen gezien.
7 uit Ameland 5 eenmaal, 2 onbepaald aantal
malen gezien.
2 uit Schiedam 2 gezagvoerders niet gezien.
10 uit Terschelling: 5 gezagvoerders niet gezien,
3 eenmaal, 1 tweemaal, 1 driemaal.
14 uit Zandvoort2 gezagvoerders niet gezien,
4 eenmaal, 2 tweemaal, 2 driemaal, 4 on
bepaald aantal malen gezien.
24 uit Texel: 7 gezagvoerders niet genen, 6
tweemaal, 1 viermaal, 10 onbepaald aantal
malen gezien.
1889 Totaal 97 antwoorden, waarvan 37 ge
zagvoerders niet gezien, 24 eenmaal, 9 twee
maal, 3 driemaal, 1 viermaal, 23 onbepaald
aantal malen gezien.
Overzicht.
1888. Totaal 162 antwoorden, waarvan 88 ge
zagvoerders niet gezien, 36 eenmaal, 8 twee
maal, 2 driemaal, 3 viermaal, 1 zesmaal,
24 onbepaald aantal malen gezien rappor
teeren.
1889. Totaal 97 antwoorden, waarvan 37 ge
zagvoerders niet gezien, 24 eenmaal, 9 twee
maal, 3 driemaal, 1 viermaal, 53 onbepaald
aantal malen gezien rapporteeren.
18S8/89. Totaal 259 antwoorden, waarvan 125
gezagvoerders niet gezien, 60 eenmaal, 17
tweemaal, 5 driemaal, 4 viermaal, 1 zesmaal,
47 onbepaald aantal malen gezien rappor
teeren.
Deze antwoorden zijn uit 17 verschillende
visschersplaatsen
Ongeveer de helft dier schippers dus zagen in
i8S8/89geen enkel oorlogsschip ter bescherming
der visschersvloot buitengaats, welke verhouding
nog belangrijk ongunstiger wordt, indien wij het
rapport van de Terschellinger-vloot over 1888
dat niet onder cijfers kon gebracht worden
hieraan toegevoegd denken. Opmerkelijk is
bet zeker, dat van de 46 visschers, die onder de zoo
even genoemde 259 de groote visscherij uitoe^
tenen, niet minder dan 32 rapporteeren over
18S8/89 geen enkele maal een oorlogsschip te
hebben gezien, 12 eenmaal en 2 een onbepaald
aantal raaien. Al zijn wij geneigd te gelooven,
dat er eenige overdrijving schuilt in het rapport
van enkele visschers, die schrijven„Zeer dik
wijls gezienmaar altijd in de haven van Nieuwe -
diep of IJtuuiden, als ik in- of uitkwam," een feit
blijkt liet te zijn, dat de oorlogsschepen, met het
politietoezicht ter bescherming der visschersvloot
belast, zich wel buitengaats, maar bij voorkeur
niet al te ver van huis ophouden, wat trouwens
in volkomen overeenstemming is met de inge
komen rapporten der kustvloot, die in verhou
ding niet zoo ongunstig luiden. Van de 259
zich buitengaats ophoudende schippers onzer
risschersvloot, kregen dus zagen wij on
geveer de helft in 1888 en 89 geen enkel Ned.
oorlogsschip ter hunner bescherming te zien.
Waar zulke cijfers spreken, is dunkt ons, iedere
nadere toelichting overbodig, om der Regeering
aan te toonen eix haar te overtuigen, dat het
gezwegen wordt. Hoe meer Alfred Falkner
deze haast verdwenen herinneringen naging,
zooveel te meer herinnerde hij zich ook weer
en nu kwam hem de liooge, blonde gestalte
zijns ooms ook weer duidelijk voor den geest.
Hij herinnerde zich duister, dat de zelden'
of nooit meer ter sprake komende oom, evenals
hij, de diplomatie als loophaan had gekozen,
en dat hij jaren lang tot een gezantschap had
behoord, dat hij in het zuiden moest zoeken.
Wel is waar onduidelijk maar toch met zeker
heid stond het hem nog voor, hoe hij eens
een gesprek afgeluistei-d had tusschen zijne
moeder en den leenheer van Falkenhof,
waarbij de laatste zich bitter er over beklaagde,
dat zijn broeder in eene opwelling van toorn
zijn ontslag genomen had en bovendien nog
zijn vermogen had verloren door den val
van eeix bankiershuis.
De val van een bankiershuisDie uitdruk
king had toen op Alfred een diepen indruk
gemaakt, want hij kon zich maar volstrekt
niet voorstellen, hoe zoo'n bankiershuis vallen
kon, en zijne fantasie gaf hem ruim spel om
te denken,
Nu herinnerde hij zich ook, dat de oom
plotseling met zijn kind, met pak en zak op
den Falkenhof gekomen was, lioe hij uit een
dakvenster met ademlooze nieuwsgierigheid
dat had gezien. Want hij had gehoord, dat
de leenheer gesproken had van Mulatten- en
Negerbedienden, die de oud-Duitsche ver-
t rek ken van den Falkenhof zouden ontwij
den.
(Vervolg in het Tweede Blad.)