HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M 123. Zondag 12 October 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. 23> DOLORES. ,En deïBspereort nimmer!" Jan Pietersz. Coen. Het Vaderlandt ghetrouwe Blijl ick tot in den doot. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal0.70, franeo per post ƒ0.90. Het Zondagsblad, lehoorende bij deze Conrant, verschijnt eiken Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden0.50. Voor de abonuég dezer Courant in de gemeentef 0.30. buiten de 0.35. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. Prijs der A d v e r t e n t i n Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. B abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Voor liefdadige doeleinden 3 cent per regel Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3 Alededeelingect en aanbevelingen10 Ten gerieve van onze abonnés in de Ver. Staten van Noord- Amerika, hebben wij tot eenig agent voor den verkoop van deze courant en voor liet aannemen van advertentiën, aangesteld voor Nieuw Jersey en omstreken, den heer Mr. P. L A N G V E L D Mz., Okonilc Co, Passaie. Aan onze abonnés buiten de gemeerde wordt beleefd verzocht het verschuldigde abonnementsgeld over het 3de kwartaal vóór 15 October a. s. te willen over maken, zullende anders door ons daarover, met verhooging van 10 cents voor de kosten, per post moeten worden beschikt. NEDERLAND. HELDER, ir October. DE TOESTAND DES KONINGS. De afzondering, waarin Z. M. de Koning, wegens den staat zijner gezondheid, reeds gedu rende eenige jaren genoodzaakt is geweest te leven, heeft aanleiding gegeven tot allerlei ge ruchten en vertelsels. Zoo wist het „Radipaal Weekblad" voor eenige dagen mede te deelen, dat onder het „volk" twee lezingen rondgaan. Volgens de eene vertoeft de Koning sinds lang in het buitenland. Volgens de andere, „een zeer algemeen gevoelen," is Z. M. zelfs sinds lang overleden Voor de onderteekening van staatsstukken zou dan een „toestelletje" worden gebruikt. Het „Radicaal Weekblad" hecht geen waarde aan deze volksmeeningen, maar zegt wel reden te hebben te gelooven aan de waarheid van wat de heer Tindal niet waarschijnlijk" noemt, nl. dat „de Koning tegen zijn zin wordt gevangen gehouden Welk een kinderachtig en kwaadwillig gebazel Het is volkomen waar, dat Z. M., tegen zijn zin, door de kwaal, waaraan hij lijdt, verhinderd wordt zich zoo vrij te bewegen als toen hij nog gezond was. Dit betreurt ieder, maar mag geen aanleiding zijn voor zotte, oneerbiedige praatjes. Wie aan zijne verbeelding niet den vrijen loop laat, maar alleen op de feiten acht geeft, weet dat de toestand aldus isDe Koning moet, zoowel wegens zijn hoogen leeftijd als om de Feuilleton ran de Helderache- en Nieuwedieper Courant. Roman van Gravin KUFEMIA BALLESTREM. (Uit het Duitse li.) Alfred was naar buiten gegaan, in het park, om daar in de frissche lucht zijn sterk bewogen zenuwen tot bedaren te brengen. Ooms testament bad hem geheel uit zijn gewone doen gebracht, ofschoon hij zich dit niet dan zeer ongaarne wilde bekennen: dat testament had hem plotseling de noodzake lijkheid doen begrijpen van eene scheiding, die hem echter zeer zwaar zou vallen. Wat hem het meest hinderde, was, dat zijne moeder hetzeer natuurlijk zou gevonden hebben dat hij Dolores zou trouwen, alleen ter wille van de bezitting; verder hinderde het hem, dat zij, onder den invloed van dr. Rusz, de uitnoo- diging om op den Valkenhof te blijven, ter stond zonder eenige aarzeling had aangeno men. Welke plannen had zijn stiefvader? Want dat hij zonder bepaalde bedoeling daar zou blijven, daarvoor kende Alfred hem te goed, of beter gezegd, hij wantrouwde hem te zeer om te kunnen gelooven, dat hij alleen uit gemakzucht wenschte te blijven. Dit mocht voor anderen eene goede reden zijn, ■voor Alfred was het dit niet. Voor hem, die den Valkenhof heden nog zou verlaten, was liet natuurlijk onmogelijk de bedoelingen van kwaal, waaraan hij lijdende is, zich zeer in acht nemen. Daarom houdt Z. NI. voortdurend verblijf op liet Loo met zijne gemalin en zijne dochter, en ontvangt slechts weinige personen. Het is zeker te betreuren, dat de Vorst zoo weinig meer met zijn volk in aanraking kan komen en dat hij ook met zijne ministers slechts schriftelijk in overleg treedt. Maar dit neemt niet weg, dat hij sedert zijn herstel in Mei 1889 zich weder geregeld met de regeeringszaken heeft bezigge houden en zijne grondwettige plichten vervuld heeft, zonder eenige stoornis, totdat nu zeer onlangs een verheffing van zijn nierlijden hem gedwongen heeft, strikte rust te nemen. Het is mogelijk, dat deze aanval der ziekte wederom voorziening in de Regeering noodig zal maken, maar blijkens de laatste kennisgeving der Regeering is het zoo ver nog niet gekomen. Wegens de gebeurtenissen van het vorige jaar ligt het voor de hand, dat de geneesheeren des Konings, zonder wier advies de ministers geene stappen kunnen doen, uiterst voorzichtig zijn in hunne verklaringen. De aard der ziekte schijnt ook mede te brengen, dat het zeer moeilijk is een stellige verklaring uit te spreken. Hoe dit zij, sedert Mei van het vorige jaar en bepaaldelijk in den afgeloopen zomer is Z. M. betrekkelijk wel geweest. Dat bewijzen de bezoeken, die H. M. de Koningin en de Prinses aan verschillende steden des lands hebben ge bracht, en de feesten bij den verjaardag der Prinses op het Loo gegeven. Dat bewijst boven dien het bezoek, dat Z. M. zelf in de vorige maand van zijn schoonbroeder, den Groothertog van Saksen-Wéimar, heeft ontvangen en waarover de Groothertog zich in zeer gunstigen zin heeft uitgesproken. Zoo is de werkelijke loop van zaken geweest al het andere zijn praatjes en verzinsels zonder waarde. Dergelijke praatjes vinden ook hun weg naar het buitenland en doen er de ronde in een deel der pers. Vreemd is het echter, dat ook een ernstig blad als de Parijsche „Temps" zich daartoe leent. In het nummer van jl. Woensdag wordt, nog wel in een hoofdartikel, verhaald, hoe reeds lang het niet de Koning was, maar de Koningin, die regeerde en met de ministers alles overlegde dat H. M. 's Konings hand voerde voor het onderteekenen der stukken en hem de plechtige woorden liet uitspreken, noodig voor de be krachtiging der wetten Wie heeft ooit van zulke formules sacramen- tales" gehoord En welk recht heeft het Fransche blad, onze Koningin en onze ministers van zulke schromelijke ontduiking der Grondwet te betichten De „Temps", die dergelijke dwaasheden als vaststaande feiten vermeldt, toont zich daarbij zóó slecht op de hoogte, dat hij het regentschap wegens de minderjarigheid verwart met dat we gens 's Konings ziekte. H. M. de Koningin, zegt het blad, is, nadat in April 1889 de toestand onhoudbaar was geworden, regentes geworden krachtens de wet van 2 Aug. 1884. Het blad verkeert dus in de meening, dat PI. M. thans inderdaad het regentschap voert. dr. Rusz te doorgronden. Broedde de dokter in zijne radeloosheid misschien op een of ander plan, dan kon hij er toch niets aan doen. Na een half uur te hebben gewandeld, keerde Alfred naar huis terug, en in den corridor Ratno aantreffend, liet hij zich bij Dolores aandienen. .Zij ontving hem in de torenkamer en reikte hem onbedwongen de hand, welke Alfred echter niet scheen te zien. //Gij wenscht mij te spreken?1' zeide hij koel. z/Ja,'1 antwoordde zij, op den stoel tegen over haar wijzend, //maar eerlijk gezegd, had ik gehoopt, dat, wat ik te bespreken heb, vriendschappelijk en vrij, zooals onder fami lieleden behoort, zou besproken worden. Pleb ik u soms op de een of andere wijze beleedigd of gekrenkt, baron Falkner? Want indien dat zoo niet is, dan zou ik toch als dame aanspraak kunnen maken op eenige beleefdheid uwerzijds, al wildet ge die dan ook het familielid niet bewijzen.1' Falkner's blik rustte een oogenblik op het schoone, trotsche gelaat, met de fonkelende oogen. Als zij op het tooneel geweest was, zou hij haar onafgebroken hebben aangestaard, hier bracht het hem in de war, hij wist zelf niet waarom. //Beleedigd, barones, niet dat ik weet", zeide hij, Jiefc is niets anders dan dat de prima donna mij in de barones Falkner niet aanstaat." Nu lachte zij zacht en melodieus, dat oude Die wet van 1884 kon echter nog niet in werking treden. Zij is alleen gemaakt voor het geval, dat Prinses Wilhehnina nog minderjarig mojriit zijn. wanneer' zij tot den troon wordt gclpepen. Men kon in 1884 niet voorzien, dat er hog tijdens het leven des Konings voorziening in de Regeering noodig zou zijn. Toen dus in het vorige jaar de Koning geruimen tijd ver hinderd was zijn grondwettige taak tc vervullen, moest door bijzondere maatregelen in de waar- neriing der Regeering worden voorzien. Alleen dë/Prins van Oranje indien hij boven de 18 jaa| is wordt door de Grondwet van rechts wege tot het regentschap geroepen, in geval de Koning buiten staat is te regeeren. Maar de regqnt, die voor het geval van minderjarigheid is aangewezen, is daardoor niet eveneens lot die waardigheid gerechtigd in andere gevallen. Daar om moest in Mei 1889 de Raad van State liet koninklijk gezag uitoefenen en een afzonderlijke wet worden voorgedragen tot benoeming van H. M. tot regentes. Die voordracht werd ecliter teruggetrokken, omdat de ministers aan de Ver- eenigde Kamers, bijeengeroepen om over die voordracht te beslissen, konden mededeelen, dat de reden was vervallen wegens het herstel van den Koning. Er bestaat dus in Nederland thans geen regentschap op grond der wet van 1884, zooals „Le Temps" zijnen lezers mededeelt. Mocht de KoniDg niet spoedig weder de regeertaak kunnen vervullen, dan zal opnieuw de Raad van State hebben op te treden om een regentschap bij de wet in te stellen. Even onjuist oordeelt de„ Temps" over Luxem burg. Het drijft den spot met den Hertog Adolf van Nassau, die zooals men weet, in het vorig jaar het regentschap had aanvaard, maar weldra weder uit Luxemburg moest vertrekken, toen de Groothertog de Regeering kon hervatten. On billijker spot is al niet denkbaar Hertog Adolf deed eenvoudig zijn plicht, niet meer en niets minder. Het is een laf plagen, om, zooals „Le Temps" doet, te beweren, dat „hij zich bijzonder gehaast heeft een erfenis te aanvaarden, die nog niet was opengevallen." De Luxemburgsche grondwet roept den naasten troonopvolger tot het regentschap. Eerst nadat in Nederland door de Staten-Gene- raal de Koning buiten staat was verklaard de Regeering waar te nemen, is hetzelfde in Luxem burg geschied, en toen eerst heeft Hertog Adolf krachtens de grondwet van het Hertogdom het regentschap op zich genomen. Er is zelfs een brief wisseling gevoerd, die wij indertijd hebben mee gedeeld, over de vraag of de Luxemburgsche Kamer hem behoorde uit te noodigen dan wel of hij krachtens zijn grondwettig recht had op te treden. Geenerlei overhaasting heeft daarbij plaats gehad. „Le Temps" geeft zijn beduchtheid te kennen dat een „Duitsche Prins" Groothertog van Lu xemburg wordt. Het komt ons een weinig geschikt middel voor, 0111 dien buurman vriendschappe lijk voor Frankrijk te stemmen, wanneer een der voornaamste Fransche bladen hem aldus, zonder eenige reden, in een bespottelijk daglicht stelt. demonische, uitdagende en toch zoo vroolijk lachen Dat het geen gemaakte tooneellach was, dat wist Alfred van vroeger. z/IIet is maar goed, dat men niet in do toekomst zien kan," zeide zij opgewekt, //an ders zoudt gij mij toen niet uit het bassin van de fontein hebben gered -gij weet wel in den nacht, voor wij den Valkenhof ver lieten O, wat hinderde haar spot hem z/Wilt gij zoo goed zijn ter zake te komen,'1 vroeg hij, zich met moeite belieerschend. Zij werd dadelijk ernstig. //Zeker, zeker," riep zij, en met een spottend glimlachje zette zij zich en begon//Gij hebt. mij dit onderhoud toegestaan, omdat het de' kortste weg was! Nu, baron Falkner, ik weet, dat gij mij alles behalve vriendschap pelijk gezind zijt en toch moet ik u een verzoek doen, waarvan de inwilliging mij zoo gelukkig zou maken. Zij aarzelde en Falkner kon niet nalaten, bij zichzelf de opmerking te maken, hoe lief zij er met die nedergeslagen oogen uitzag, met een blosje van ontroering op de wangen, dat kwam en weer verdween, omdat bet haar zoo zwaar viel, de rechte woorden te vinden. z/Gij zult wellicht gehoord hebben," voer zij voort, //dat ik in Brazilië plantages bezit, die ik van een oom geërfd heb, jamme.r ge noeg te laat om mijne arme ouders de laatste levensdagen te veraangenamen, te laat ook om te verhinderen, dat ik, hoewel zeer kort, op het tooneel geweest ben. Deze bezittingen nu zijn zeer rijk, te meer daar er ook een Ook over Luxemburg worden nu allerlei praatjes verteld. Zoo o. a. dat de staatsminister, de heer Eyschen, reeds jl. Zaterdag zich naar Köningstein, waar Hertog Adolf woont, zou hebben begeven. De „Lux. Z." verzekert, dat de minister het her togdom niet verlaten heeft. Eveneens spreekt dat blad de bewering tegen „uit de beste bronnen" geput, als zou de hertog onder geenerlei voor waarde weder het regentschap aanvaarden. „Mocht onverhoopt," zegt de „Lux. Z.," „de Koning-Groothertog wederom buiten staat geraken te regeeren, dan komt het regentschap aan den naasten troonopvolger. Men zou al een zeer geringen dunk moeten hebben van het plichts gevoel des Hertogs, als men maar één oogenblik onderstelde, dat hij ten nadeele van het land en van zijn eigen recht de hem ten deel vallende, zij 't ook moeilijke en ondankbare taak niet zou willen vervullen." Hetzelfde geldt van ons ministerie, dat uit eer lijke mannen bestaat, die hun plicht kennen en evenmin als 't vorig jaar zullen aarzelen zich tot den Raad van State en de Staten-Generaal te wenden, zoodra 's lands belang het vordert. (Hbld.) Een der lezers van genoemd blad schrijft uit Apeldoorn „Ons buitenlui is het nu eenmaal niet vergund 's avonds „een Kalverstraatje te maken" of eens naar Possart te gaanwij zoeken onze verpoo- zïng dus maar in de vrije natuur. Gelukkig, dat onze heerlijke omgeving voor dat doel afwisse ling aanbiedt. Onwillekeurig ben ik echter den laatsten tijd herhaaldelijk langs het vorstelijk ver blijf, Het Loo, afgedwaald. Waarom Ik ge loof, omdat de kranten, vooral de buitenlandsche, sinds de jongste veertien dagen er telkens onze aandacht op bepalen. „De bekentenis moet mij echter van het hart, dat de inhoud dier berichten alles behalve strookt met het gewone aanzien van Het Loo en het gewone doen en laten der Koningin, zooals wij dat hier in-de laatste jarendïebben leeren kennen. „Evenals altijd zijn de gordijnen 's avonds opgehaald en ziet men gezellig verlichte vensters. Evenals altijd ontwaart men aan 't eind der ruime vestibule een paar lampen met roodgetinte kappen, bestemd voor H. M., die, gelijk elke vrouw eens een dagblad inziet, een boek leest en haar briefwisseling bijhoudt, welke, blijkens de groote linnen zakken liasplaten en laadjes van een schrijftafel zouden hier weinig baten een niet licht te vermoeden omvang heeft. Van oudsher is ons Hol een inrichting voor welda digheid, waar op de meest uiteenloopende gronden en titels wordt aangeklopt. Buiten de onvermoeide medewerking van eene vertrouwde als mevr. Kreusler zouden de zaken door één persoon, hetzij dan Koningin of gewoon sterveling, niet zijn af te doen. „Maar laat ik verder gaan. Evenals altijd brengt H. M. hare gewone uurtjes bij den Ko ning door wacht het gewone bezoek van den hofarts, den heer Vlaanderen af en maakt daarna haar gewone rijtoer. „Hetzelfde geldt van de Prinses, die ik jl. Dins dag dan ook weer tegenkwam met haar prach tige goudvossen, van den bok gereden, en met diamantveld bij is, ja, zij brengen meer op dan ik, zelfs bij de grootste verspilling, waaraan ik gelukkig niet wank ga, zou kun nen opmaken. liet bestuur berust in de bekwaamste en vertrouwste handen, die men J bedenken kanik zelf blijf voortdurend op de hoogte en elk stuk, betreffende de zaken, wordt door mij geteekend, iets wat echter bij den grooten afstand nogal langvvijlig is. Onder deze omstandigheden is den Valkenhof voor mij een last, waarvan ik mij hoe eer hoe liever zij bloosde bij deze noodleugen diep wensch te bevrijden. Daarom wil ik over deze erfenis beschikken en ik bid 11 dus, baron Falkner, om mij te helpen om de Valkenhof te doen overdragen aan den naasten erfgenaam, dus aan u, als gij geen zwarig heden opwerpt. Bedenk", voer zij sneller voort, toen Falkner met donkeren blik en afwerende beweging opstond, „bedenk toch, dat het voor mij haast onmogelijk is om eene goede meesteres voor dit uitgebreide goed te zijn en dat gij verplicht zijt het voor uwe familie te behouden. Ik bid u, bevrijdt mij van dezen last, die mij, in de weinige dagen, dat ik ze bezit, zwaar genoeg gedrukt heeft Zij was opgestaan en had de handen bid dend opgehevenhare oogen hadden eene wonderbaar zachte uitdrukking verkregen zij stond voor hem als iemand, die eene bede heeft te doen, niet alspemand, die een geschenk aanbood. Nu stond Falkner ook op. (Vervolg in het Tweede Blad)»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1