HELDERSCHE- NIEU WEDIEPER COURANT. Jaargang 48. M 126. Zondag 19 October 1890. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. BEKENDMAKING. 27> DOLORES. Brieven uit de Oost. „En desespereert nimrae Jan Pielersz. Coen. Tiet Vaderlandl ghetrouwe Blijf ick tot in den doot. Wilhelmuslied. Versohljnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Abonnementsprijs per 3 r de courant binnen de gemeente nnar de overige plaatsen van Nederland nnar alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost- Indië en Amerika)1.75, naar Zuid-Afrika2.50, f 0.70, met Zondagsblad f 1. 0.90, „l .25 Pr ij 8 der advertenticn: Van 15 regels 30 cent, elke regel meer C cent. Bij abonnement naar gelang van de hoeveelheid regels aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeeliugen en aanbevelingen, geplaatst tnssclien den tekst, per regel 10 ct. Advertentiën voor liefdadige doeleinden3 Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand3„ Agent voor Nieuw-Jersey en Omstrekende heer Mr. P. LANGEVELD Mz., te Okonik Co, Passaie. De Burgemeester der gemeente Helder maakt bij deze aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat de ïste kwartaals-patenten over het dienst jaar 1890/1891, aan de secretarie der gemeente te bekomen zijn van Maandag 20 October tot en met Dinsdag 28 October 1890, van des morgens 9 tot des namiddags 3 ure, den inval lenden Zondag uitgezonderd. Patenten, die niet worden afgehaald, worden overeenkomstig de wet, tegen betaling van 10 cents, door den Deurwaarder bezorgd. Helder, 16 October 1890. De Burgemeester voornoemd, C. A. BEUKENKAMP. NEDERLAND. HELDER, 18 October. In „1'Indépendance beige" wordt liet vol gende medegedeeld „Wij meenen te weten dat de Regeering van den Congo-staat aan alle mogendheden welke deelgenomen hebben aan de Conferentie betref fende de afschaffing van den slavenhandel, zeer tegemoetkomende voorstellen heeft ingezonden ten opzichte van het zoo druk behandelde vraag stuk der invoerrechten, waarvan, naar men weet, het welslagen der Conferentie afhangt. Deze voorstellen wijzigen tot op zekere hoogte die, welke door alle mogendheden behalve Nederland zijn aangenomen, zoowel wat betreft de bedragen zelve van de invoerrechten, als wat de douane formaliteiten aangaat, aan welke de invoerders onderworpen zullen zijn. „Van andere zijde wordt dus verzekerd, dat de internationale technische commissie, welke in ieder geval bijeen moet komen om het douane- Feuilleton ran de Heldersche- en Nieuwedieper Courant. Roman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM. (Uit het Duits ch.) „Zoo ben ik clan weer in liet torentje geïnstalleerd," zeide Dolores; „ouder ben ik wel geworden en zoo uitgelaten als vroeger ben ik ook niet meer, maar overigens ben ik nog geheel de oude. dat verzeker ik u." „Gelukkig voor u, juffrouw Dolores," zeide Engels, een snellen blik op haar wer pend. //Ach," antwoordde zij, //dit geluk schijnt mij toch zeer twijfelachtig toe. Als ik er aan denk, hoe men jaren geleden hier over mij dacht! Honderden malen heeft men mij verzekerd, dat het met mij boter aan de galg •was ik heb het toen ter tijd zelf geloofd en verbeterd heb ik mij natuurlijk niet." z/Nu, juffrouw Dolores/' zei Engels, „ge moet u al die onvriendelijkheden niet aan trekken en veel door de vingers zien. Denk eens aan wat ge al niet tegen u hebt. Daar heb je eerst de vijandschap tusschen uw vader en zijn broederten tweede het wan trouwen, dat men jegens uwe moeder, eene Spaansche vrouw, koesterdeten derde de gevolgen van de door zijne ziekte nog veel erger geworden booze luimen van uw oom en ten vierde de in het verborgen rondwa- tarief van den Congo staat in de onderdeelen uit te werken, door het bureau der Conferentie bijeengeroepen is tegen den 4den November, te Brussel." Men leest in het „N. v. d. D." Het bestuur van de Kiesyereeniging „Amster dam", dat den heer Henry Tindal uitnoodigde zijn manifest aan het Nederlandsche volk toe te lichten, had in het belang van den heer Tindal en zijn manifest allicht beter gedaan, hiertoe geen openbare vergadering uit te schrijven. Er is eene partij, die zulke gelegenheden gretig aangrijpt om voor een avond meester van den toestand te zijn en het eigenlijke onderwerp van den dag op den achtergrond te dringen. Dat spelletje is al, te vaak gespeeld en ookjl. Maandagavond. De heer Tindal heeft zonder veel hinder zijne toelichting kunnen geven, maar het daarop gevolgd debat was jammerlijk. De heer Tindal, die de idee van het Koningschap hoog, zelfs zeer hoog houdt en haar op zijne manier wil schragen die voor het behoud van de onafhankelijkheid van zijn vaderland alle mogelijke moeite over heeft, bleek te staan tegen over een hoop menschen, zonder vorstenhuis en zonder vaderland. Hij kan niet anders dan teleurgesteld zijn. 't Doet ons werkelijk leed. Niet om liet manifest, want wij hebben reeds dadelijk niet verheeld, dat de gang naar den Koning ons van den heer Tindal een niet gelukkig vervolg op zijne adressen en vertoogen toescheen, en wij meenen, dat et onder de langdurige Regeering van onzen Vorst een gebruik was ontstaan om zulke zaken anders te behandelen, en zeer zeker in de buitengewone omstandigheden van de laatste twee jaren, lYioór'^ïwi'iKpfrsinfpn 'f nm/lo! ito Ar* lrAr/ridprinff "maar~vif betreuren 't, omdat na de vergadéring vau Maandag de belangrijke zaak van onze lands verdediging nog weer een stap verder uit het gezicht van, velen gegaan is. De heer Jhr. Henry Tindal protesteert in een „Open Brief aan de hoofdredactie van het Handelsblad," waarvan exemplaren, tevens be helzende de op 13 dezer uitgesproken rede, gra tis verkrijgbaar zijn gesteld bij de firma Éller- man Harms Co. en aan het Gebouw „Felix Meritis," tegen de naar zijne meening gepleegde verdachtmaking van zijne bedoelingen. In dien brief zegt hij o. a. „De reden van mijn optreden is geweest om het Koningschap hoog te houden. Het Koning schap, waaraan ik en de meerderheid van mijne landgenooten gehecht zijn, te verdedigen tegen menschen zooals gij, die ons Vorstelijk Huis met vleierij overstelpen, maar 'die Z. M. den Koning de macht willen ontnemen, Hem door de Grondwet geschonken. „Deze oorzaak van mijn optreden is geen ge heim, ik ben daar openlijk voor uitgekomen, en het blijkt ook herhaaldelijk uit de rede, die ik 13 dezer hield." rende geest van onvriendelijkheid en onver draagzaamheid, welke de Valkenhof bezit sinds jaren en eeuwen!" „God geve, dat ik met deze geest niets te maken zal hebben," zeide Dolores, „maar mijn beste Engels, ge zult toch moeten toe geven, dat al die herhaalde verzekeringen, dat ik een satanskind was, best in staat waren een onbedorven kinderhart te vergiftigen." „Meer dan dat," zei Engels, „maar het is niet gebeurd, Godlof!" „Neen, Goddank nieter moet mij wel een engel ter zijde hebben gestaan, die mij daarvoor bewaardeintegendeel, in plaats daarvan spoorde dat alles mij steeds tot grooter, vroolijker moedwil aan en het beviel mij best die rol van een allerlei streken uit halende duivel, tempi passati!" Weder werd het stil in de kamer. Engels blies dikke rookwolken uit zijn pijp en sloeg daar doorheen zijne jonge meesteres gade, die, in gedachten verzonken, de fraaie zwarte huid van Ida streelde. „Men zegt dat gij rijk, met schatten als liet ware beladen, hier gekomen zijt," begon Engels weer. „Wie zegt dat?" vroeg Dolores snel. „Wie? Hm! nu, dokter Ruszzegt het, ten minste hij heeft mij verteld, dat ge zoo veel diamanten bezit, dat ge er liet bassin van de fontein wel mede kunt vullen en bovendien nog uitgestrekte landerijen in Brazilië." „Het laatste is waar ik ben in Brazilië een rijk meisje geworden," zeide Dolores en Wat de in zijne rede gebezigde uitdrukking .,Wil de meerderheid van ons volk echter de republiek, dan zullen wij ons er naar moeten sfchikken" betreft, hiermede, zegt hij, „had ik niet de socialisten op het oog, die er rond vooruit komen, dat zij een republiek verlangen. Zooals mijn geheele rede aanduidt, had ik het oog pp 11, mijnheer de hoofdredacteur, en uwe inede- itanders. Daar wij nu door toedoen van u en uwe ledestanders een republiek hebben met acht partijmannen aan het hoofd, zoo riep ik u toe: „huichel niet langer. Wilt gij de republiek, om er dan openlijk voor uit. Gaat de meer- lerheid van ons volk met 11 mede (iets, dat ik zoo vrij ben zeer te betwijfelen) dan zullen wij, minderheid, ons er naar moeten schikken." In het „Hbld." leest men het volgende in gezonden stuk Een onjuistheid van den heer Tindal. In uw verslag van de lezing-Tindal werd mijne aandacht getrokkeu door de tirade betreffende het opkomen bij mobilisatie van de miliciens van het korps torpedisten. Daaruit blijkt, dat de heer Tindal in de meening is, dat die miliciens te Brielle met het opkomen aldaar gewapend en gekleed worden en daarna hunne bestemming volgen. Niets is onjuister. Reeds sinds gerui- raen tijd is door het ministerie van oorlog be paald, dat de miliciens, tot genoemd korps be- hoorende, zich onmiddellijk begeven naar de plaats hunner bestemming. Zij worden bij hunne indiensttreding reeds zoodanig ingedeeld, dat de plaats van opkomst zoo nabij mogelijk hunne woonplaats gelegen is. Zoo worden bijv. mili ciens uit HelderTexelWielingen enz., inge deeld bij dat gedeelte van het korps, dat bij mobilisatie te Helder werkzaam zal moeten zijn en begeven zij zich dan ook onmiddellijk naar die plaats, alwaar ze hunne wapenen en kleeding opgelegd vinden. Eenvoudiger en logischer kan het mijns inziens niet. X. Het „Vad." zegt: Wij hebben steeds zoo weinig mogelijk mel ding gemaakt van het voor ons weerzinwekkende optreden van den heer Tindal en de ergerlijke reclame-makerij, waarin hij heil blijft zoeken, en betreurd hebben wij het steeds, dat verschil lende bladen zooveel notitie namen van zijn per soon, hetzij 0111 hem te verheerlijken, hetzij om hem te bestrijden, beide koren op zijn molen. De verheerlijking eenerzijds, de bestrijding anderzijds heeft haar toppunt bereikt na de ver gadering van jl. Maandag, die weer stof geeft voor kolommenlange Tindalianne. Wij voor ons gevoelen ook thans weinig lust hierover uit te weiden. Over de verregaande onkieschheid van dat bombarie-vol optreden bij bet ziekbed van den Koning met een quasi door constitutioneele gemoedsbezwaren ontroerd gemoed, kan maar toen boog zij zich naar voren om Engels beter in liet gelaat te kunnen zien en ver volgde „Ik vraag niet welke gevolgtrek kingen dokter Rusz uit dergelijke vertellin gen maakt, want dat begrijp ik zeer goed en het is mij bovendien onverschillig maar uwe gedachten, uwe meening, beste Engels, die wilde ik hooren." Engels hoestte en begon zijn pijp te stoppen. „Wat is u aan mijne meening gelegen?" zeide hij afwijzend. „Er is mij zeer veel aan het oordeel van een verstandig mensch en vriend gelegen," zeide zij ernstig. Weder gleed zijn scherp onderzoekende blik over haar heen. „Nu," zeide hij, „als ge het weten wilt, zal ik u zeggen wat ik denk. Als ge werke lijk zoo rijk zijt en binnen korter of langer tijdsverloop zult huwen, dan zou ik den Valkenhof aan den laatsten Falkner geven, opdat de oude stam daardoor nieuwe loten zou kunnen krijgen. Iedereen is verrast te hooren, dat het leen een vrouwenleen is, want het is de eerste keer sinds menschen- lieugenis, dat het in de vrouwelijke linie overgaat. Men heeft baron Alfred steeds voor de erfgenaam gehouden en hij zelf dacht het ook." „Nu, dan zal de wereld den staf wel bre ken over de hebzuchtige erfgename, die nog niet genoeg schijnt te hebben, als ik ten minste, in weerwil van dat alles, op den Valkenhof blijf," zeide zij kalm. „Gij ver oordeelt mij misschien nog het eerst van één roep zijn, behalve bij hen, die't nu eenmaal hun roeping achten met Tindal door dik en dun te gaan. Maar daarom juist heeft dat optreden voor ons deze goede zijde, dat de heer Tindal zichzelf duchtig afbreekt en zich meer en meer onmogelijk maakt. Uit 's Hage wordt gemeld, dat de heer Hofstede het voornemen heeft, zijne betrekking van Hoofddirecteur der posterijen en telegraphie met den aanvang van het volgend jaar neer te leggen. De „Haagsche Ct." verzekert ten stelligste dat het bericht, dat de commandant der zeemacht in Indié een rapport ingediend heeft over den ellendigen toestand van onze vloot aldaar, vol komen waar is. Het eenige onjuiste in het bericht van de „N. R. Ct." was, dat de commandant der zeemacht zich niet tot den minister van Marine, maar tot den Gouverneur-Generaal heeft gewend, en dat dus zijn rapport niet direct, maar natuurlijk toch wel aan den genoemden minister is gezonden. De „Haagsche Ct." deelde onlangs mede, dat de Braziliaansche Regeering aan den ingenieur van 's Rijks waterstaat R. P. J. Tutein Nolthe- nius den bouw had opgedragen van de ontworpen havenwerken te Rio Grande do Sul. Thans verneemt het blad, dat de minister van Waterstaat aan den heer Nolthenius het door dezen aangevraagde verlof van twee jaren heeft geweigerd. Een der redenen, die den minister tot deze weigering bewogen, was hoogst vleiend voor den heer Nolthenius, nl. dat het vaderland zijne dien sten als chef bij het werk der verlegging van den Maasmond niet missen kan. En ook het bezwaar, dat in de openvallende plaats in het ingenieurkorps zou moeten worden voorzien en dan na verstrijking van het verlof een ingenieur 2de kl. overcompleet zou zijn, kan bij den mi nister hebben gegolden. VI. Padang, 12 September 1890. Geachte Heer Meer dan eens heb ik beweerd, dat in de Hollandsche begrafenisplechtigheden maar al te weinig is, wat het geloof in persoonlijke onster felijkheid zou kunnen opwekken of verlevendigen. „Gij kunt U in het sterfhuis niet vergissen. „De luiken zijn gesloten. De zon, dat symbool allen," zeide zij, toen Engels getroffen zweeg. „Nu, zeg mij eens oprecht uwe meening." „Ik denk, dat de geheimen van het vrou welijk hart even onnaspeurlijk zijn als Gods wegen," zeide Engels. „Ziet ge nu wel, dat ge mij niet kent!" riep Dolores bijna jubelend uit, „als gij, die ik mijn vriend noem, reeds zoo onbillijk omtrent mij denkt, hoe zal dan de wereld niet over mij denken? Aan het oordeel van het groote publiek is mij weinig gelegen, aan uwe meening echter zeer veel, mijn beste Engels, en daarom zeg ik het u alleen hij God en alles wat mij heilig is, ik heb Alfred Falkner mijne erfenis aangeboden in de meest kiesche bewoordingen heb ik hem den Valkenhof aangeboden, voor altijd en zonder eenig voorbehoud, en hij? hij heeft het mij voor de voeten geworpen. E11 hij heeft dat op zóó'n wijs gedaan, dat wij voorgoed met elkaar gebroken hebben ik kan hem den Valkenhof niet voor de tweede maal aanbieden." Engels reikte haar door de tabaksrook heen zijn forsche stevige hand. „Vergeef mij," zeide hij eenvoudig, en zij legde zonder aarzelen hare hand in de zijne. „Daaraan herkent men weer den trotschen Falkner een echte Falkner." „Ook ik ben een echte Falkner," zeide Dolores, „en als de twijgen van dezelfde stam elkander niet verstaan kunnen, dan komt dat omdat hij het zoo gewild heeft, niet ik, daarvoor is God mijn getuige!" (Vervolg in het Tweede Blad.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 1