„van het licht des levens, heeft daar geen toe- „gang. Gij treedt binnen Hoe somber en „doodsch is het vertrek, waar vrienden en be dekkingen bijeen zijn, om straks de laatste eer „te bewijzen De uurwerken staan stil. Onder „een zwart kleed rust de doode. En zwart is „de koets, waarin de doode gebracht wordt naar „de laatste rustplaats. En zwart de baar, gedragen „door mannen, welke gehuld zijn in somberen „dosDeze woorden zijn te vinden in eene indertijd door mij uitgegeven toespraak. Hoe weinig had ik toen kunnen denken, dat ik nog eens zoo geheel andere plechtigheden zou aanschouwen Toen ik onlangs de betrekkingen van een overleden Chinees van het kerkhof zag terugkeeren, was het mij, of ik een bruiloftsstoet voor mij had. Het kon mij niet bevreemden, dat die zonen en dochteren van het Hemelsche Rijk in het wit gekleed waren, en evenmin het feit, dat de naaste betrekkingen met laag neer hangende kappen, van witte stof vervaardigd, het aangezicht bedekt hadden. Wit is nu eenmaal bij de genoemde zonen en dochteren de kleur der rouw. Maar wel maakte het op mij een wonderlijken indruk, dat de stoet werd vooraf gegaan door een paar mannen, waarvan de een duchtig op de gong*) sloeg en de ander een paar bekkens tegen elkander liet klinken. Zoo onver schillig mogelijk was aller houding, en de vele Maleiers, die den stoet vergezelden, hadden blijk baar schik in de hun gebodene afwisseling. Het kerkhof der Chineezen heb ik hier nog niet gezien, maar wel een kerkhof der Maleiers, dat door zijn overeindstaande steenen gemakkelijk van een Europeesch kerkhof kan worden onder scheiden. Om eene mij onbekende reden hingen hier en daar boven pas gesloten graven aan lange bamboestaken smalle wimpels van witte of gele kleur, maar wel heb ik vernomen, dat de stukken wit katoen, die ik over enkele graven gespannen, en de zonneschermen, die ik daarboven geplaatst zag, de kinderlijke bedoeling hadden, om de dooden te verkwikken met de in Indie zoo be geerlijke schaduwDan is er zeker meer poëzie te ontleenen aan de gewoonte, die ik reeds enkele malen bij de begrafenis van leden mijner gemeente opmerkte, om de kist, wanneer zij in de diepte is neergelaten, geheel te bedekken met witte- en roode rozenbladeren, die dan met allerlei reuk werk worden bevochtigd, en waarboven een grooter of kleiner aantal kransen van levende rozen ge legd worden. Om die kransen te kunnen ver vaardigen, worden door vrienden en bekenden de prachtigste rozen, die men geven kan, naar het sterfhuis gezonden, doch de vraag is bij mij opgekomen, of zulk een bewijs van deelneming niet wel eens eene al te groote tegenstelling vor men moet met de stemming, waarin men dan verkeert. Mij althans hinderde het, toen ik on langs een om verschillende redenen zeer treurig sterfgeval vernam, en ik mij spoedde naar de woning, waar de man en vader van een zevental nog onverzorgde kinderen plotseling was weg gerukt, dat ik daar de tafel beladen zag met bloemen en met de rangschikking daarvan de huisgenooten bezig vond. Misschien lag het aan mij, die bij dergelijke gelegenheden te voren zoo geheel andere dingen waarnam, doch vooralsnog kan ik tot geene andere gevolgtrekking ko men dan dat in deze dingen overdrijving, zoowel aan de eene als aan de andere zijde, mogelijk is. En nu over iets anders Sinds ik U mijn laatsten brief schreef, heb ik andermaal een bezoek gebracht aan de Protes- tantsche gemeenten van Fort de Cock en Padang- Pandjang. Deze vrij aanzienlijke gemeenten hebben mij heel wat werk gegeven, doch over gebrek aan belangstelling had ik daar niet te klagen. Mijn voornemen evenwel, om op den Prinsessedag in eerstgenoemde plaats eene gods dienstige toespraak te houden, heb ik moeten prijs geven. Men had voor niets anders oog en hart dan voor de Parade van het Garnizoen, een Militair Assaut, en een groot gecostumeerd kin derbal. Vooral van het laatste zou ik gaarne getuige zijn geweest, doch plichtsbesef dwong mij tot het gebruiken van dien dag voor mijne reis naar Padang-Pandjang, wijl ik dan met het werk, dat ik daar te doen had, reeds den daarop- volgenden morgen een aanvang kon maken. En de deugd werd hier beloond Nog tijdig genoeg kwam ik aan, om ook daar een Militair Assaut bij te wonen, maar vooral had ik voldoening yan de wijziging van mijn reisplan, omdat ik, dank zij de welwillendheid van den Assistent- Resident, op dien dag een Maleisch feest heb kunnen bijwonen. Dat feest stond in hoege naamd geen verband met den geboortedag onzer Prinses, maar gold de inwijding van een huis, dat naar het echt Bovenlandsche model gebouwd was. De wanden waren aan de buiten zijde veelkleurig geverfd en voorzien van eene smalle strook geel katoen, die het bewijs leveren moest van de aanzienlijke afkomst der bewoon ster. Het huis was lang genoeg, maar des te meer viel het op, dat de verschillende afdeelingen niet zeer diep, maar evenmin hoog waren. Van uit de voorgalerij zag men op een ruim erf, waar twee sierlijke rijstschuren waren opgeslagen. In het middelste gedeelte was het vrij donker, doordat men de geheele achterzijde met doeken behangen had, maar deze verdienden alleszins eene aandachtige beschouwing. Ze waren van donkere stof en veelvuldig afgezet met witte en gele strooken, waarop allerlei figuren van goud en zilverdraad. Ik ben er zeker van, dat ook de Heldersche dames ze mooi zouden vinden. Het achterste gedeelte van het huis, waar ge slapen en ook gekookt wordt, was door die doeken geheel aan ons oog onttrokken. Merk waardig bovenal is het dak van zulk eene woning. Het geeft aan den bovenkant eene holle lijn te zien,die uitloopt in twee lange, spitse punten. Die punten waren hier met verguldsel bekleed, en blijven bestaan, ook al moet later de woning vergroot wordenin zulk een geval wordt er eenvoudig een stuk dak aangehecht, eveneens hol oploopend, en in een punt eindigend. Bij de inwijding nu van dat huis ben ik Gong is een groote. gesloten halve bol van koper, met eene kleine ronde verhevenheid in het midden van het platte gedeelte, op welke verhevenheid geslagen wordt, en waardoor een zwaar klinkend geluid wordt verkregen, dnt teel op het geluid van eene klok gelijkt. tegenwoordig geweest. Met den assistent-resident reed ik daarheen, zoover namelijk als dat huis met een rijtuig te bereiken was. Op dat punt gekomen, stonden de Hoofden der afdeeling, waar wij ons bevonden, den genoemden eerst aanwezende van het Nederlandsche bestuur op te wachten. De gebruikelijke sembah een gebaar van eerbied, en bestaande in het brengen van de tegen elkander gelegde, uitgestrekte handen met de duimen vooruit aan het voorhoofd werd gemaakt en ook mij dat gebaar niet ont houden, nadat ik aan de Hoofden als de toèican pendita (predikant) was voorgesteld. Toen de wandeling ondernomen werd mocht ik met den Assistent Resident onder eenzelfde pajong (regen en zonnescherm) loopen, die achter ons aan ge dragen werd, wat ook als een bewijs van hulde geldt, terwijl, toen het doel van den tocht be reikt was, bij wijze vansaluut zoo hard mogelijk op een soort van trom geslagen werd. Wij troffen in de voorgalerij reeds eene menigte inlanders aan, die allen bogen als knipmessen, en nadat wij met nog een drietal Europeanen, die even na ons waren aangekomen, aan een tafeltje hadden plaats genomen, waar het weldra aan de noodige ververschingen niet ontbrak, namen op het voorerf dezelfde spelen een aan vang, die ik u reeds in mijn laatsten brief be schreef. Inmiddels lieten zich de bewoonsters van het huis, eene weduwe en haar kleindochter, aan den Assistent-Resident voorstellen. Prachtig was beider kleeding, maar in geen deemoediger houding hadden zij kunnen naderen, dan wan neer zij eene aalmoes hadden komen vragen; tijdens de receptie zaten beide vrouwen neer gehurkt op den grond. Na afloop daarvan werden wij aan de rijsttafel genoodigd, die in het middelste gedeelte der woning stond aan gerecht. Geen plekje bleef onbezet. Ik houd het er voor, dat met ons Europeanen, wel een zestig Inlanders waren aangezeten, maar ik ver zeker u, dat wij geen gebrek hebben geleden. Welk een verbazende hoeveelheid en verschei denheid van spijzen werd er opgedragen en hoe uitmuntend was alles toebereid! Zoo'n rijsttafel zal ik niet licht meer genieten, en ook de wijn, die ons, Europeanen, in bierglazen werd aange boden, liet zich uitmuntend smaken. Het dessert bestond uit vruchten van allerlei naam en vorm en uit zoogenaamd Inlandsch gebak. Gelukkig waagde ik me aan het laatste niet. Mijne Euro- peesche vrienden, die daarvan gebruikten, lag het als steenen in de maag. Zij misten dagen achtereen allen eetlust. Aangezien de Inlandsche gasten dat gebak verslonden, zoodat aan hunne zijde de schotels nog eens gevuld moesten worden, en ik van geen sterfgeval onder hen vernomen heb, meen ik daaruit te mogen afleiden, dat Inlanders eene andere maag hebben dan Euro peanen. Op dezelfde wijze waarop wij gekomen waren, werden wij naar ons rijtuig gebracht, na nog namens onze gastvrouw, die zich na hare voor stelling aan den Assistent-Resident niet meer zien liet, eene dankbetuiging te hebben ontvangen voor de eer,, die door onze tegenwoordigheid haar huis was aangedaan! Te laat keerden wij in Padang-Pandjang terug om nog van het in Indie gebruikelijke middag slaapje te kunnen genieten, maar daardoor deed zich na de avondtafel zoo spoedig de behoefte aan rust bij mij gelden, dat ik van de uitnoo- diging, om het kinderfeest, dat daar op kleiner schaal dan te Fort de Cock gevierd werd, bij te wonen, geen gebruik heb gemaakt. Ik kan u dus van dat feest geen verslag geven, maar wel kan ik de mededeeling doen, dat in deze streken de tiende veijaardag van ons geliefd koningskind met groote geestdrift is gevierd. Met mijne hartelijke groeten voor u en voor vrienden en bekenden, t.t. L. VAN 'T SANT. Marine en Leger. Men zendt ons de volgende oproeping, met ver zoek die in onze kolommen op te uemen Vereeniging „Moed, Beleid en Trouw." Beschermheer Z. M. de Koning. Landpenooten Op den 30 April 1890, den 75 jarigen gedenk dag van het bestaan der Militaire Willemsorde, werd onder de hooge bescherming van Z. M. den Koning eene Vereeniging gesticht, die onder de zinspreuk „Moed, Beleid en Trouw", werkzaam wil zijn in het belang van de Ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang van Officier. De Vereeniging wil die ridders bij hun terugkeer in de Burgermaatschappij zoo mogelijk aan eene passende betrekking helpen; hen geldelijk steunen, wanneer zij, voor werken ongeschikt buiten hun schuld in armoede vervallenna hun dood zoo veel mogelijk zorgen voor hunne weduwen en wcezeu. Om dat doel te kunnen bereiken is er geld, ja zelfs veel geld noodig, doch bij het stichten der Vereeniging rekenden wij op Uwen steun. Nederland zendt zijne zonen naar Oost en West, ingedeeld bij Land- of Zeemacht, om te waken voor de eer van Nederland's vlag, om het gezag van onzen geliefden Koning ook in onze schoone Ko loniën hoog te houden, doch Nederland vergeet die zonen niet. De braven, die voor dat doel hun leven veil hadden, die blootgesteld aan de verwoestende ziek ten van een tropisch klimaat, aan deduizende gevaren van een hardnekkigen strijd tegen een dapperen vijand, uitmuntten boven velen, hunnen kameraden ten voorbeeld waren, en den roem van Nederland's leger en vloot verhoogden die braven worden door U landgenooten hooggeschat; gij volgt lien op hun moeielijk pad. Wanneer die dapperen in het Vaderland terug keeren, versierd met het kruis voor Moed, Beleid en Trouw, doch dikwerf met eene zwaar geschokte gezondheid, mogen zij niet in armoede vervallen, niet zijn blootgesteld aan zorgen en. gebrek. Helpt ons dat te voorkomen. Met vol vertrouwen doen wij een beroep op Uwe medewerking, Uwe offervaardigheid, Uwen steun. Aan een jaarlijksche gift van minstens f 5.is volgens de Statuten het lidmaatschap der Vereeni ging verbonden. Donateurs zijn zij, die eene jaar lijksche gift van f 25.dan wel eene gift in eens van f 200.storten. Maar elke gift, hoe gering ook, is als blijk van belangstelling in het door ons ondernomen werk hartelijk welkom. Vergeet niet, dat met vele kleine giften een groot doel kan worden bereikt. Amsterdam, Juli 1890. was get. door Jhr. G. M. VERSPIJK, gep. Luit.-Generaal, Adjudant-Generaal des Konings en vele anderen. Naar men ons bericht, is het aannemen van jongelingen beneden de achttien jaren bij het korps mariniers beperkt. Onder leiding van den luit. ter zee 2de kl. L. N. de Bruijne is 11. Maandagnamiddag op het Ha ringvliet bij Ilellevoetsluis, eene springproef,gehou den met torpedoboot II. De proef slaagde volko men. Onmiddellijk na het springen der torpedo, welke geladen was met 25 Kg. buskruit, stoomde de torpedoboot met volle kracht achteruit en kwam weldra, zonder eenig averij, in de Marinehaven terug. De luit. Ier zee 2de kl. L. A. Roijen, uit Oost Indië in Nederlancf teruggekeerd, is op non-activi teit gesteld. Op 15 dezer zijn weer 6 pupillen van Nieuwer- sluis bij de instructie-compagnie te Schoonhoven in dienst gesteld. De adjunct-administrateur bij de K. N. Marine J. II. van Trooijen zal den 22den Nov. a. s. per stoomschip „Suraatra" naar Tndië vertrekkeu. In een Engclsch blad leest men het volgende over het pas uitgevonden Giffard-geweer: „Juli was een maand van vredekongressen en in ternationale overeenkomsten en men bemerkt dat bij het uitbreken van een oorlog zulks aanleiding zal geven tot het oprichten van vredebonden. Het is echter mogelijk dat al deze veelbetee- kenende internationale staatkundige handelingen en betoogingen in de toekomst voor veel minder gel den dan de door een frausch werktuigkundige, Giffard genaamd, sedane uitvindingen welke in de kazerne van het Engelsch-Schots tirailleur-vrijwilli- gers-regiment, d. d. 18 Juli 1890, is tentoonge steld Oppervlakkig beschouwd is het een veer eenvou dig voorwerp, bestaande uit een klein kokertje van hard staalnegen engelsche duimen lang, niets be vattende wat geopend zijnde, zicht-, hoor-, tast-, reuk- of proefbaar is. Toch zal dat kleine kokertje evenwel bestemd zijn om een kolossale omwenteling in de wereld te weeg te brengen. Of de oorlog er door zal worden afgeschaft is eene zaak waarover vele besprekingen kunnen plaats hebbenwanneer echter alles wat er vau verhaald wordt waar is, dan zal 't het gebruik van 't kruit afschaffen en in de geheele bewapening of krijgsuitrusting van den tegenwoordigen tijd een groote verandering brengen. Dat harde stalen kokertje van 9 Engelsche duimen lang wordt met vloeibaar koolzuur geladen, het zelfde wat wij uitademen, maar dat, na vloeibaar gemaakt te zijn, in een der meest krachtige ont- ploffingsiuiddelen verandert. Het wordt op zoodanige wijze in het cilinder vormige buisje, dat zich aan het wapen bevindt, gebracht, dat, wanneer de haan of trekker is over gehaald, een droppel van het vloeibaar gemaakte koolzuur met kracht achter den kogel in den loop van het geweer gedrongen wordt, alwaar het oogen- blikkelijk weer in gasvormigen toestand verandert, eeu kracht ontwikkelt, welke gelijk staat aan den druk van 500 paardenkracht op den vierkanten duim. Men kan dan den kogel elke snelheid geven die men verlangt, omdat de kracht vermeerderd of verminderd kan worden door een geringen draai aan de schroef te geven. De druk wordt gelijk matig verdeeld en gedurig vermeerderd, totdat de kogel het bolvormig buisje verlaat. Een licht ge suis, evenals het binnendringen der lucht in een limonade- of gemberbierfleschje, is het eenige geluid dat men verneemt, als de kogel, welke op een af stand van 1200 ellen neervalt, de loop van het geweer verlaat. Het nieuwe, zich een weg banende werktuig is onvatbaar voor hitte of damp (vocht), kan den druk van zware slagen weerstaan en is zoo goedkoop, dat men voor 5 centen 250 kogels er mee schieten kan." „Indien dat waar is (en -we hebben alle reden te gelooven dat het zoo is, omdat de heeren Coli, de Amerikaansche geweermakers voor de uitvinding en het recht hetzelve in den handel te brengen, gekocht hebben voor 200.000 p. st. (f 2400.000) zoo hebben we dan tenminste iets wat veel beter is dan alle tot heden bestaan hebbende en nog bestaande vuurwapenen. Het afschieten van een geweer (vuurwapen) verraadt steeds de plnats van degene die het gebruikt; het nieuwe wapen doet dat niet Kunst- 6n Letternieuws. Californië. No. 2. Inhoud Hoe Californië een staat werd. Buitengew. vergad. van aandeel houders der Rott. Mpij. tot Land-exploitatie in Californië. Financieele resultaten der Olijvcncnl- tuur. Het dragen van vruchten. De graanoogst in de San Joaquin-Vallei. Californië het boomen- land par excellence. Uit Merced-County. Een bezoek aan'de omstreken van Merced.Gemengd nieuws. Feuilleton Uit den goudzoekerstijd, door J. S. Hittel. Kerknieuws. PREDIKBEURTEN. Herv. gem. te Texel Zondag 19 Oct., Burg, voorm. 9.30 en Oude- schild, nam. 1.30, ds. Ludwig, van Heer-Hugo- waard. Doopsgez. gem. te Texel Zondag 19 Oct., voorm. 10 u., ds. ICuperus, Avondmaal. Doopsgezinde Gemeente te Zuidzijpe Zondag 19 Oct., voorm. 9.30. Zuidzijpe, ds. van Calcar. Herv. kerk te St. Maarten Zondag 19 Oct., voorm. 9 u., Valkoog, ds. Mühring. Herv. kerk te Eenigenburg Zondag 19 Oct., voorm. 9.30, ds. Reede, van Zuidscharwoude. Noord- en Zuidzijpe. 19 October, ds. Molière, Oudesluis nm., St.- Maartensbrug vm. 26 Oct., ds. Hobus, Schagerbrug voorm., Bur- gerbrug nam. 2 Nov., ds. Pareau, Schagerbrug nam., Bur- gerbrug voorm. Huisduinen en Wieringerwaard. 19 October, ds. Pareau, W.Waard vm. 26 Oct., ds. Bron, Huisduinen voorm., Wie ringerwaard nam. 2 Nov., ds. Bommezijn, Wieringerwaard nam. Bedankt voor het beroep naar de Herv. gem. te Burg op Texel door ds. A. J. 't Hooft, pred. te Noorddorp. Aangenomen het beroep naar de Herv. gem. te Castricum door ds. A. G. Reede, pred. te Zuidscharwoude. Rechtszaken. Jl. Maandag diende voor de rechtbank in Den Haag de zaak tegen Freiherr von Barnekow, beklaagd van in het bureel van den hoofdcom missaris van politie den hotelhouder van „De Toelast" een klap te hebben gegeven. Debekl. was bij de zitting niet aanwezig. Het O. M. vorderde tegen bekl. f 25 boete of 2 weken hechtenis. Uitspraak a. s. Maandag. Naar de „Haagsche Ct." verneemt moet de rechtbank in raadkamer geweigerd hebben rechts ingang te verleenen tegen Aatke Kuypers. De officier van justitie zou tegen deze beslis sing verzet aangeteekend hebben. Wanneer het hof de beslissing der rechtbank bevestigt, moet de rechtskundige raadsman van mej. K. eene actie tot schadevergoeding willen instellen tegen die dagbladen, welke het woord giftmengster bezigden. Uit onze Koloniën. Den 17 Sept. vertrekt waarschijnlijk, want men is nu nog bezig met het uitzoeken der mennekes, een expeditie naar Flores. Zij zal ditmaal bestaan uit 3 compagnieën, te Semarang te recruteeren en op oorlogssterkte gebracht, benevens uit artillerie, genie en ambulance. Aan die expeditie zullen worden toegevoegd 500 dwangarbeiders en het .geheel staan onder commando van den majoor Bosboom. Het plan is op Noord- Flores te Landen, ten einde zich in het binnenland te vereenigen met de thans te Flores aanwezige macht. (Bat. Hbl.) In de „Javasche Ct." van 9 Sept. komen de vol' gende berichten uit Flores voor „Yan het gewapend escorte, bestaande uit tien man, dat het transport (tusschen Watoeloko en Wolowio op 12 Aug.) vergezelde voor- en achter hoede er van uitmaakte, zijn degenen, die vóór de dwangarbeiders marcheerden, allen gesneuveld of gewond. „De dwangarbeiders wierpen de vruchten weg en vluchtten, doch door de goede houding van twee inlandsche fuseliers van de achterwacht en de komst ven het van Watoeloko onmiddellijk ter hulp gezon den detachement werd de roof van goederen voor komen. Het getal der aanvallers wordt geschat op 300 en het door hen geleden verlies op 30 man. „Van onze zijde sneuvelden de 2de luitenant A. J. Diemont en 4 inlandsche militairen gewond". Gelijktijdig is bericht ontvangen van een tweeden aanval op een transport en wel tusschen Wai Moke en Wawa op 22 Aug. jl. Te 8 uur des v.m. werd tusschen genoemde plaat sen het vivretransport, bestaande uit circa 300 dwang arbeiders, begeleid door een escorte van 16 man, overvallen door een bende Rokka's, naar schatting 300 man sterk, die het transport te gelijker tijd over de geheele lengte aanvielen van uit het kreupel hout, dat het pad, waarlangs gemarcheerd werd, begrenst. Bij dit gevecht sneuvelden de Europeesche sergeant Benjamins en 3 Inlandsche militairen, ter wijl 7 Inlandsche militairen werden gewond. Het verlies der Rokka's, voor zoover kon worden nagegaan wordt begroot op 25 man. Bij beide gelegenheden werden bovendien ver scheidene dwangarbeiders en eenige andere tot het transport behoorende Inlanders gedood, verwond of vermist, en wel op 6 Augustus gedood 1 dwang arbeider en l Inlandsche vrouw gewond 1 officiers- bediende, 7 dwangarbeiders en vermist drie. Op 22 Augustus werden gedood 2 Inlandsche vrouwen, 1 kind, 11 dwangarbeiders, terwijl werden gewond 4 Inlandsche vrouwen en 24 dwangarbeiders. In den namiddag van denzelfden dag werden vele Rokka's in krijgsdos waargenomen, die zich naar de kamponggroep Ekofelo-Weokholo begaven. Daarop werd van uit bivak Borewoe-oe 23 Augus tus met 73 man infanterie, 1 sectie berggeschut en genietroepen uitgerukt en de kampongs Efeto, Noa Mere, Boetoelie, Weokholo en Bo Poma met ge schutvuur getuchtigd, terwijl eerstgenoemde kam pong geheel werd verbrand. Door den colonne commandant is op 29 Aug. d. a. v. versterking aangevraagd en deze is twee dagen later uit Macasser per stoomschip „Zwaluw" gezonden. Uit Kota Radja wordt 0. a. aan de „Deli Ct." geschreven Roerapit heeft het thans zwaar te verautwoorden 's Vijands vuur is op die benting geconcentreerd. Hij heeft drie bentings daartegenover opgericht. Binnen onze veste is het rustig, jammer dat een grasvergiftiging nu onze paarden doodt, evenals de cholera de menschen. Een aantal dienst- eu par ticuliere paarden zijn daardoor ziek, terwijl eenige reeds bezweken zijn. Volgens een telegram aan de „Java-bode" heeft de excursie naar Toba weinig beteekenis. De aanleiding daartoe is, dat in Juni een inval door de onafhankelijke Battaks in het noordelijk gedeelte van Pandang-lawas werd gedaan, waarbij zij de kampong Passa Sorang brandschatten, plun derden en menschen roofden. Het bestuur eischte uitlevering der geroofde men schen en vergoeding voor de door de Battaks aan gerichte schade, doch dezen weigerden daaraan te voldoen. Daarop werd van Padang ten spoedigste een de tachement naar Lagoeboti gezonden tot versterking van het garnizoen, dat onder bevel van den kapi tein der infanterie Visser, commandant van Taroen- toeng, de excurcie zal maken. Tot de officieren van het garnizoen behooren de eerste luitenant der infanterie Vink, de tweede luitenant der infanterie Schauzleh en de eerste luitenant der artillerie Doyer,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1890 | | pagina 2