„van het licht des levens, heeft daar geen toe-
„gang. Gij treedt binnen Hoe somber en
„doodsch is het vertrek, waar vrienden en be
dekkingen bijeen zijn, om straks de laatste eer
„te bewijzen De uurwerken staan stil. Onder
„een zwart kleed rust de doode. En zwart is
„de koets, waarin de doode gebracht wordt naar
„de laatste rustplaats. En zwart de baar, gedragen
„door mannen, welke gehuld zijn in somberen
„dosDeze woorden zijn te vinden in eene
indertijd door mij uitgegeven toespraak.
Hoe weinig had ik toen kunnen denken, dat
ik nog eens zoo geheel andere plechtigheden zou
aanschouwen Toen ik onlangs de betrekkingen
van een overleden Chinees van het kerkhof zag
terugkeeren, was het mij, of ik een bruiloftsstoet
voor mij had. Het kon mij niet bevreemden,
dat die zonen en dochteren van het Hemelsche
Rijk in het wit gekleed waren, en evenmin het
feit, dat de naaste betrekkingen met laag neer
hangende kappen, van witte stof vervaardigd,
het aangezicht bedekt hadden. Wit is nu eenmaal
bij de genoemde zonen en dochteren de kleur
der rouw. Maar wel maakte het op mij een
wonderlijken indruk, dat de stoet werd vooraf
gegaan door een paar mannen, waarvan de een
duchtig op de gong*) sloeg en de ander een paar
bekkens tegen elkander liet klinken. Zoo onver
schillig mogelijk was aller houding, en de vele
Maleiers, die den stoet vergezelden, hadden blijk
baar schik in de hun gebodene afwisseling.
Het kerkhof der Chineezen heb ik hier nog
niet gezien, maar wel een kerkhof der Maleiers,
dat door zijn overeindstaande steenen gemakkelijk
van een Europeesch kerkhof kan worden onder
scheiden. Om eene mij onbekende reden hingen
hier en daar boven pas gesloten graven aan lange
bamboestaken smalle wimpels van witte of gele
kleur, maar wel heb ik vernomen, dat de stukken
wit katoen, die ik over enkele graven gespannen,
en de zonneschermen, die ik daarboven geplaatst
zag, de kinderlijke bedoeling hadden, om de
dooden te verkwikken met de in Indie zoo be
geerlijke schaduwDan is er zeker meer poëzie
te ontleenen aan de gewoonte, die ik reeds enkele
malen bij de begrafenis van leden mijner gemeente
opmerkte, om de kist, wanneer zij in de diepte is
neergelaten, geheel te bedekken met witte- en
roode rozenbladeren, die dan met allerlei reuk
werk worden bevochtigd, en waarboven een grooter
of kleiner aantal kransen van levende rozen ge
legd worden. Om die kransen te kunnen ver
vaardigen, worden door vrienden en bekenden
de prachtigste rozen, die men geven kan, naar
het sterfhuis gezonden, doch de vraag is bij mij
opgekomen, of zulk een bewijs van deelneming
niet wel eens eene al te groote tegenstelling vor
men moet met de stemming, waarin men dan
verkeert. Mij althans hinderde het, toen ik on
langs een om verschillende redenen zeer treurig
sterfgeval vernam, en ik mij spoedde naar de
woning, waar de man en vader van een zevental
nog onverzorgde kinderen plotseling was weg
gerukt, dat ik daar de tafel beladen zag met
bloemen en met de rangschikking daarvan de
huisgenooten bezig vond. Misschien lag het aan
mij, die bij dergelijke gelegenheden te voren zoo
geheel andere dingen waarnam, doch vooralsnog
kan ik tot geene andere gevolgtrekking ko
men dan dat in deze dingen overdrijving, zoowel
aan de eene als aan de andere zijde, mogelijk is.
En nu over iets anders
Sinds ik U mijn laatsten brief schreef, heb ik
andermaal een bezoek gebracht aan de Protes-
tantsche gemeenten van Fort de Cock en Padang-
Pandjang. Deze vrij aanzienlijke gemeenten
hebben mij heel wat werk gegeven, doch over
gebrek aan belangstelling had ik daar niet te
klagen. Mijn voornemen evenwel, om op den
Prinsessedag in eerstgenoemde plaats eene gods
dienstige toespraak te houden, heb ik moeten
prijs geven. Men had voor niets anders oog en
hart dan voor de Parade van het Garnizoen, een
Militair Assaut, en een groot gecostumeerd kin
derbal. Vooral van het laatste zou ik gaarne
getuige zijn geweest, doch plichtsbesef dwong mij
tot het gebruiken van dien dag voor mijne reis
naar Padang-Pandjang, wijl ik dan met het
werk, dat ik daar te doen had, reeds den daarop-
volgenden morgen een aanvang kon maken. En
de deugd werd hier beloond Nog tijdig genoeg
kwam ik aan, om ook daar een Militair Assaut
bij te wonen, maar vooral had ik voldoening
yan de wijziging van mijn reisplan, omdat ik,
dank zij de welwillendheid van den Assistent-
Resident, op dien dag een Maleisch feest heb
kunnen bijwonen. Dat feest stond in hoege
naamd geen verband met den geboortedag
onzer Prinses, maar gold de inwijding van een
huis, dat naar het echt Bovenlandsche model
gebouwd was. De wanden waren aan de buiten
zijde veelkleurig geverfd en voorzien van eene
smalle strook geel katoen, die het bewijs leveren
moest van de aanzienlijke afkomst der bewoon
ster. Het huis was lang genoeg, maar des te
meer viel het op, dat de verschillende afdeelingen
niet zeer diep, maar evenmin hoog waren. Van
uit de voorgalerij zag men op een ruim erf,
waar twee sierlijke rijstschuren waren opgeslagen.
In het middelste gedeelte was het vrij donker,
doordat men de geheele achterzijde met doeken
behangen had, maar deze verdienden alleszins
eene aandachtige beschouwing. Ze waren van
donkere stof en veelvuldig afgezet met witte en
gele strooken, waarop allerlei figuren van goud
en zilverdraad. Ik ben er zeker van, dat ook
de Heldersche dames ze mooi zouden vinden.
Het achterste gedeelte van het huis, waar ge
slapen en ook gekookt wordt, was door die
doeken geheel aan ons oog onttrokken. Merk
waardig bovenal is het dak van zulk eene woning.
Het geeft aan den bovenkant eene holle lijn te
zien,die uitloopt in twee lange, spitse punten.
Die punten waren hier met verguldsel bekleed,
en blijven bestaan, ook al moet later de woning
vergroot wordenin zulk een geval wordt er
eenvoudig een stuk dak aangehecht, eveneens
hol oploopend, en in een punt eindigend.
Bij de inwijding nu van dat huis ben ik
Gong is een groote. gesloten halve bol van koper, met
eene kleine ronde verhevenheid in het midden van het
platte gedeelte, op welke verhevenheid geslagen wordt, en
waardoor een zwaar klinkend geluid wordt verkregen, dnt
teel op het geluid van eene klok gelijkt.
tegenwoordig geweest. Met den assistent-resident
reed ik daarheen, zoover namelijk als dat huis
met een rijtuig te bereiken was. Op dat punt
gekomen, stonden de Hoofden der afdeeling,
waar wij ons bevonden, den genoemden eerst
aanwezende van het Nederlandsche bestuur op
te wachten. De gebruikelijke sembah een
gebaar van eerbied, en bestaande in het brengen
van de tegen elkander gelegde, uitgestrekte handen
met de duimen vooruit aan het voorhoofd
werd gemaakt en ook mij dat gebaar niet ont
houden, nadat ik aan de Hoofden als de toèican
pendita (predikant) was voorgesteld. Toen de
wandeling ondernomen werd mocht ik met den
Assistent Resident onder eenzelfde pajong (regen
en zonnescherm) loopen, die achter ons aan ge
dragen werd, wat ook als een bewijs van hulde
geldt, terwijl, toen het doel van den tocht be
reikt was, bij wijze vansaluut zoo hard mogelijk
op een soort van trom geslagen werd.
Wij troffen in de voorgalerij reeds eene menigte
inlanders aan, die allen bogen als knipmessen,
en nadat wij met nog een drietal Europeanen,
die even na ons waren aangekomen, aan een
tafeltje hadden plaats genomen, waar het weldra
aan de noodige ververschingen niet ontbrak,
namen op het voorerf dezelfde spelen een aan
vang, die ik u reeds in mijn laatsten brief be
schreef. Inmiddels lieten zich de bewoonsters
van het huis, eene weduwe en haar kleindochter,
aan den Assistent-Resident voorstellen. Prachtig
was beider kleeding, maar in geen deemoediger
houding hadden zij kunnen naderen, dan wan
neer zij eene aalmoes hadden komen vragen;
tijdens de receptie zaten beide vrouwen neer
gehurkt op den grond. Na afloop daarvan
werden wij aan de rijsttafel genoodigd, die in
het middelste gedeelte der woning stond aan
gerecht. Geen plekje bleef onbezet. Ik houd
het er voor, dat met ons Europeanen, wel een
zestig Inlanders waren aangezeten, maar ik ver
zeker u, dat wij geen gebrek hebben geleden.
Welk een verbazende hoeveelheid en verschei
denheid van spijzen werd er opgedragen en hoe
uitmuntend was alles toebereid! Zoo'n rijsttafel
zal ik niet licht meer genieten, en ook de wijn,
die ons, Europeanen, in bierglazen werd aange
boden, liet zich uitmuntend smaken. Het dessert
bestond uit vruchten van allerlei naam en vorm
en uit zoogenaamd Inlandsch gebak. Gelukkig
waagde ik me aan het laatste niet. Mijne Euro-
peesche vrienden, die daarvan gebruikten, lag
het als steenen in de maag. Zij misten dagen
achtereen allen eetlust. Aangezien de Inlandsche
gasten dat gebak verslonden, zoodat aan hunne
zijde de schotels nog eens gevuld moesten worden,
en ik van geen sterfgeval onder hen vernomen
heb, meen ik daaruit te mogen afleiden, dat
Inlanders eene andere maag hebben dan Euro
peanen.
Op dezelfde wijze waarop wij gekomen waren,
werden wij naar ons rijtuig gebracht, na nog
namens onze gastvrouw, die zich na hare voor
stelling aan den Assistent-Resident niet meer zien
liet, eene dankbetuiging te hebben ontvangen
voor de eer,, die door onze tegenwoordigheid
haar huis was aangedaan!
Te laat keerden wij in Padang-Pandjang terug
om nog van het in Indie gebruikelijke middag
slaapje te kunnen genieten, maar daardoor deed
zich na de avondtafel zoo spoedig de behoefte
aan rust bij mij gelden, dat ik van de uitnoo-
diging, om het kinderfeest, dat daar op kleiner
schaal dan te Fort de Cock gevierd werd, bij te
wonen, geen gebruik heb gemaakt. Ik kan u
dus van dat feest geen verslag geven, maar wel
kan ik de mededeeling doen, dat in deze streken
de tiende veijaardag van ons geliefd koningskind
met groote geestdrift is gevierd.
Met mijne hartelijke groeten voor u en voor
vrienden en bekenden,
t.t.
L. VAN 'T SANT.
Marine en Leger.
Men zendt ons de volgende oproeping, met ver
zoek die in onze kolommen op te uemen
Vereeniging „Moed, Beleid en Trouw."
Beschermheer Z. M. de Koning.
Landpenooten
Op den 30 April 1890, den 75 jarigen gedenk
dag van het bestaan der Militaire Willemsorde,
werd onder de hooge bescherming van Z. M. den
Koning eene Vereeniging gesticht, die onder de
zinspreuk „Moed, Beleid en Trouw", werkzaam wil
zijn in het belang van de Ridders der Militaire
Willemsorde beneden den rang van Officier.
De Vereeniging wil die ridders bij hun terugkeer
in de Burgermaatschappij zoo mogelijk aan eene
passende betrekking helpen; hen geldelijk steunen,
wanneer zij, voor werken ongeschikt buiten hun
schuld in armoede vervallenna hun dood zoo veel
mogelijk zorgen voor hunne weduwen en wcezeu.
Om dat doel te kunnen bereiken is er geld, ja
zelfs veel geld noodig, doch bij het stichten der
Vereeniging rekenden wij op Uwen steun.
Nederland zendt zijne zonen naar Oost en West,
ingedeeld bij Land- of Zeemacht, om te waken voor
de eer van Nederland's vlag, om het gezag van
onzen geliefden Koning ook in onze schoone Ko
loniën hoog te houden, doch Nederland vergeet die
zonen niet.
De braven, die voor dat doel hun leven veil
hadden, die blootgesteld aan de verwoestende ziek
ten van een tropisch klimaat, aan deduizende gevaren
van een hardnekkigen strijd tegen een dapperen
vijand, uitmuntten boven velen, hunnen kameraden
ten voorbeeld waren, en den roem van Nederland's
leger en vloot verhoogden die braven worden
door U landgenooten hooggeschat; gij volgt lien
op hun moeielijk pad.
Wanneer die dapperen in het Vaderland terug
keeren, versierd met het kruis voor Moed, Beleid
en Trouw, doch dikwerf met eene zwaar geschokte
gezondheid, mogen zij niet in armoede vervallen,
niet zijn blootgesteld aan zorgen en. gebrek.
Helpt ons dat te voorkomen. Met vol vertrouwen
doen wij een beroep op Uwe medewerking, Uwe
offervaardigheid, Uwen steun.
Aan een jaarlijksche gift van minstens f 5.is
volgens de Statuten het lidmaatschap der Vereeni
ging verbonden. Donateurs zijn zij, die eene jaar
lijksche gift van f 25.dan wel eene gift in eens
van f 200.storten. Maar elke gift, hoe gering
ook, is als blijk van belangstelling in het door ons
ondernomen werk hartelijk welkom.
Vergeet niet, dat met vele kleine giften een groot
doel kan worden bereikt.
Amsterdam, Juli 1890.
was get. door Jhr. G. M. VERSPIJK, gep.
Luit.-Generaal, Adjudant-Generaal
des Konings en vele anderen.
Naar men ons bericht, is het aannemen van
jongelingen beneden de achttien jaren bij het korps
mariniers beperkt.
Onder leiding van den luit. ter zee 2de kl. L.
N. de Bruijne is 11. Maandagnamiddag op het Ha
ringvliet bij Ilellevoetsluis, eene springproef,gehou
den met torpedoboot II. De proef slaagde volko
men. Onmiddellijk na het springen der torpedo,
welke geladen was met 25 Kg. buskruit, stoomde
de torpedoboot met volle kracht achteruit en kwam
weldra, zonder eenig averij, in de Marinehaven terug.
De luit. Ier zee 2de kl. L. A. Roijen, uit Oost
Indië in Nederlancf teruggekeerd, is op non-activi
teit gesteld.
Op 15 dezer zijn weer 6 pupillen van Nieuwer-
sluis bij de instructie-compagnie te Schoonhoven in
dienst gesteld.
De adjunct-administrateur bij de K. N. Marine
J. II. van Trooijen zal den 22den Nov. a. s. per
stoomschip „Suraatra" naar Tndië vertrekkeu.
In een Engclsch blad leest men het volgende
over het pas uitgevonden Giffard-geweer:
„Juli was een maand van vredekongressen en in
ternationale overeenkomsten en men bemerkt dat
bij het uitbreken van een oorlog zulks aanleiding
zal geven tot het oprichten van vredebonden.
Het is echter mogelijk dat al deze veelbetee-
kenende internationale staatkundige handelingen en
betoogingen in de toekomst voor veel minder gel
den dan de door een frausch werktuigkundige,
Giffard genaamd, sedane uitvindingen welke in de
kazerne van het Engelsch-Schots tirailleur-vrijwilli-
gers-regiment, d. d. 18 Juli 1890, is tentoonge
steld
Oppervlakkig beschouwd is het een veer eenvou
dig voorwerp, bestaande uit een klein kokertje van
hard staalnegen engelsche duimen lang, niets be
vattende wat geopend zijnde, zicht-, hoor-, tast-,
reuk- of proefbaar is.
Toch zal dat kleine kokertje evenwel bestemd
zijn om een kolossale omwenteling in de wereld te
weeg te brengen. Of de oorlog er door zal worden
afgeschaft is eene zaak waarover vele besprekingen
kunnen plaats hebbenwanneer echter alles wat er
vau verhaald wordt waar is, dan zal 't het gebruik
van 't kruit afschaffen en in de geheele bewapening
of krijgsuitrusting van den tegenwoordigen tijd een
groote verandering brengen.
Dat harde stalen kokertje van 9 Engelsche duimen
lang wordt met vloeibaar koolzuur geladen, het
zelfde wat wij uitademen, maar dat, na vloeibaar
gemaakt te zijn, in een der meest krachtige ont-
ploffingsiuiddelen verandert.
Het wordt op zoodanige wijze in het cilinder
vormige buisje, dat zich aan het wapen bevindt,
gebracht, dat, wanneer de haan of trekker is over
gehaald, een droppel van het vloeibaar gemaakte
koolzuur met kracht achter den kogel in den loop
van het geweer gedrongen wordt, alwaar het oogen-
blikkelijk weer in gasvormigen toestand verandert,
eeu kracht ontwikkelt, welke gelijk staat aan den
druk van 500 paardenkracht op den vierkanten
duim. Men kan dan den kogel elke snelheid geven
die men verlangt, omdat de kracht vermeerderd of
verminderd kan worden door een geringen draai
aan de schroef te geven. De druk wordt gelijk
matig verdeeld en gedurig vermeerderd, totdat de
kogel het bolvormig buisje verlaat. Een licht ge
suis, evenals het binnendringen der lucht in een
limonade- of gemberbierfleschje, is het eenige geluid
dat men verneemt, als de kogel, welke op een af
stand van 1200 ellen neervalt, de loop van het
geweer verlaat. Het nieuwe, zich een weg banende
werktuig is onvatbaar voor hitte of damp (vocht),
kan den druk van zware slagen weerstaan en is
zoo goedkoop, dat men voor 5 centen 250 kogels
er mee schieten kan."
„Indien dat waar is (en -we hebben alle reden
te gelooven dat het zoo is, omdat de heeren Coli,
de Amerikaansche geweermakers voor de uitvinding
en het recht hetzelve in den handel te brengen,
gekocht hebben voor 200.000 p. st. (f 2400.000)
zoo hebben we dan tenminste iets wat veel beter
is dan alle tot heden bestaan hebbende en nog
bestaande vuurwapenen. Het afschieten van een
geweer (vuurwapen) verraadt steeds de plnats van
degene die het gebruikt; het nieuwe wapen doet
dat niet
Kunst- 6n Letternieuws.
Californië. No. 2. Inhoud Hoe Californië
een staat werd. Buitengew. vergad. van aandeel
houders der Rott. Mpij. tot Land-exploitatie in
Californië. Financieele resultaten der Olijvcncnl-
tuur. Het dragen van vruchten. De graanoogst
in de San Joaquin-Vallei. Californië het boomen-
land par excellence. Uit Merced-County. Een
bezoek aan'de omstreken van Merced.Gemengd
nieuws. Feuilleton Uit den goudzoekerstijd,
door J. S. Hittel.
Kerknieuws.
PREDIKBEURTEN.
Herv. gem. te Texel
Zondag 19 Oct., Burg, voorm. 9.30 en Oude-
schild, nam. 1.30, ds. Ludwig, van Heer-Hugo-
waard.
Doopsgez. gem. te Texel
Zondag 19 Oct., voorm. 10 u., ds. ICuperus,
Avondmaal.
Doopsgezinde Gemeente te Zuidzijpe
Zondag 19 Oct., voorm. 9.30. Zuidzijpe, ds.
van Calcar.
Herv. kerk te St. Maarten
Zondag 19 Oct., voorm. 9 u., Valkoog, ds.
Mühring.
Herv. kerk te Eenigenburg
Zondag 19 Oct., voorm. 9.30, ds. Reede, van
Zuidscharwoude.
Noord- en Zuidzijpe.
19 October, ds. Molière, Oudesluis nm., St.-
Maartensbrug vm.
26 Oct., ds. Hobus, Schagerbrug voorm., Bur-
gerbrug nam.
2 Nov., ds. Pareau, Schagerbrug nam., Bur-
gerbrug voorm.
Huisduinen en Wieringerwaard.
19 October, ds. Pareau, W.Waard vm.
26 Oct., ds. Bron, Huisduinen voorm., Wie
ringerwaard nam.
2 Nov., ds. Bommezijn, Wieringerwaard nam.
Bedankt voor het beroep naar de Herv. gem.
te Burg op Texel door ds. A. J. 't Hooft, pred.
te Noorddorp.
Aangenomen het beroep naar de Herv. gem.
te Castricum door ds. A. G. Reede, pred. te
Zuidscharwoude.
Rechtszaken.
Jl. Maandag diende voor de rechtbank in Den
Haag de zaak tegen Freiherr von Barnekow,
beklaagd van in het bureel van den hoofdcom
missaris van politie den hotelhouder van „De
Toelast" een klap te hebben gegeven. Debekl.
was bij de zitting niet aanwezig. Het O. M.
vorderde tegen bekl. f 25 boete of 2 weken
hechtenis. Uitspraak a. s. Maandag.
Naar de „Haagsche Ct." verneemt moet de
rechtbank in raadkamer geweigerd hebben rechts
ingang te verleenen tegen Aatke Kuypers.
De officier van justitie zou tegen deze beslis
sing verzet aangeteekend hebben. Wanneer het
hof de beslissing der rechtbank bevestigt, moet
de rechtskundige raadsman van mej. K. eene
actie tot schadevergoeding willen instellen tegen
die dagbladen, welke het woord giftmengster
bezigden.
Uit onze Koloniën.
Den 17 Sept. vertrekt waarschijnlijk, want men
is nu nog bezig met het uitzoeken der mennekes,
een expeditie naar Flores. Zij zal ditmaal bestaan
uit 3 compagnieën, te Semarang te recruteeren en
op oorlogssterkte gebracht, benevens uit artillerie,
genie en ambulance.
Aan die expeditie zullen worden toegevoegd 500
dwangarbeiders en het .geheel staan onder commando
van den majoor Bosboom. Het plan is op Noord-
Flores te Landen, ten einde zich in het binnenland
te vereenigen met de thans te Flores aanwezige
macht. (Bat. Hbl.)
In de „Javasche Ct." van 9 Sept. komen de vol'
gende berichten uit Flores voor
„Yan het gewapend escorte, bestaande uit tien
man, dat het transport (tusschen Watoeloko en
Wolowio op 12 Aug.) vergezelde voor- en achter
hoede er van uitmaakte, zijn degenen, die vóór de
dwangarbeiders marcheerden, allen gesneuveld of
gewond.
„De dwangarbeiders wierpen de vruchten weg
en vluchtten, doch door de goede houding van twee
inlandsche fuseliers van de achterwacht en de komst
ven het van Watoeloko onmiddellijk ter hulp gezon
den detachement werd de roof van goederen voor
komen. Het getal der aanvallers wordt geschat op
300 en het door hen geleden verlies op 30 man.
„Van onze zijde sneuvelden de 2de luitenant A.
J. Diemont en 4 inlandsche militairen gewond".
Gelijktijdig is bericht ontvangen van een tweeden
aanval op een transport en wel tusschen Wai Moke
en Wawa op 22 Aug. jl.
Te 8 uur des v.m. werd tusschen genoemde plaat
sen het vivretransport, bestaande uit circa 300 dwang
arbeiders, begeleid door een escorte van 16 man,
overvallen door een bende Rokka's, naar schatting
300 man sterk, die het transport te gelijker tijd
over de geheele lengte aanvielen van uit het kreupel
hout, dat het pad, waarlangs gemarcheerd werd,
begrenst. Bij dit gevecht sneuvelden de Europeesche
sergeant Benjamins en 3 Inlandsche militairen, ter
wijl 7 Inlandsche militairen werden gewond.
Het verlies der Rokka's, voor zoover kon worden
nagegaan wordt begroot op 25 man.
Bij beide gelegenheden werden bovendien ver
scheidene dwangarbeiders en eenige andere tot het
transport behoorende Inlanders gedood, verwond of
vermist, en wel op 6 Augustus gedood 1 dwang
arbeider en l Inlandsche vrouw gewond 1 officiers-
bediende, 7 dwangarbeiders en vermist drie. Op
22 Augustus werden gedood 2 Inlandsche vrouwen,
1 kind, 11 dwangarbeiders, terwijl werden gewond
4 Inlandsche vrouwen en 24 dwangarbeiders.
In den namiddag van denzelfden dag werden
vele Rokka's in krijgsdos waargenomen, die zich
naar de kamponggroep Ekofelo-Weokholo begaven.
Daarop werd van uit bivak Borewoe-oe 23 Augus
tus met 73 man infanterie, 1 sectie berggeschut en
genietroepen uitgerukt en de kampongs Efeto, Noa
Mere, Boetoelie, Weokholo en Bo Poma met ge
schutvuur getuchtigd, terwijl eerstgenoemde kam
pong geheel werd verbrand.
Door den colonne commandant is op 29 Aug.
d. a. v. versterking aangevraagd en deze is twee
dagen later uit Macasser per stoomschip „Zwaluw"
gezonden.
Uit Kota Radja wordt 0. a. aan de „Deli Ct."
geschreven
Roerapit heeft het thans zwaar te verautwoorden
's Vijands vuur is op die benting geconcentreerd.
Hij heeft drie bentings daartegenover opgericht.
Binnen onze veste is het rustig, jammer dat een
grasvergiftiging nu onze paarden doodt, evenals de
cholera de menschen. Een aantal dienst- eu par
ticuliere paarden zijn daardoor ziek, terwijl eenige
reeds bezweken zijn.
Volgens een telegram aan de „Java-bode" heeft
de excursie naar Toba weinig beteekenis.
De aanleiding daartoe is, dat in Juni een inval
door de onafhankelijke Battaks in het noordelijk
gedeelte van Pandang-lawas werd gedaan, waarbij
zij de kampong Passa Sorang brandschatten, plun
derden en menschen roofden.
Het bestuur eischte uitlevering der geroofde men
schen en vergoeding voor de door de Battaks aan
gerichte schade, doch dezen weigerden daaraan te
voldoen.
Daarop werd van Padang ten spoedigste een de
tachement naar Lagoeboti gezonden tot versterking
van het garnizoen, dat onder bevel van den kapi
tein der infanterie Visser, commandant van Taroen-
toeng, de excurcie zal maken. Tot de officieren
van het garnizoen behooren de eerste luitenant der
infanterie Vink, de tweede luitenant der infanterie
Schauzleh en de eerste luitenant der artillerie Doyer,