HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
Jaargang 48.
Donderdag 25 December 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
M- 155.
V3 f v
J. H. VAN BALEN.
„Ei: descspurccrL nimmer!"
Jan rietersz. Coeti.'
Het Vaderlandt ghetroawi
Blijf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied.
V ersclilj ut lederen Olasdag, Donderdag en Zaterdag.
A bo
ementsprijs per 3 ma nu de
Voor de couruut binnen de gemeente
naar de overige pla-.iaen van Nederland
ii naar alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen Oost-
Indic en Amerika)
i, naar Zuid-Afrika
0.70. met Zondagsblad 1.
0.90, h 1.25
1-75,
2.50,
2.10
3.—
RED ACT E DU-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prijs der advertenticn:
Van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement naar gelang van de
hoe voel heid regels aanmerkelijk lager.
Ingezonden inededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel 10 et.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden3
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand8
Agenten in liet. buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
8 ERICH T.
Aan ad verteerenden wordt bericht:
1°. dat, wegens den Nieuwjaarsdag, onze
courant de volgende week zal verschijnen
in plaats van Dinsdag en DonderdagMaan
dag 29 en Woensdag 3! December.
Bij liet inzenden van advertentiën gelieve
men hierop indachtig te zijn.
2°. dat de prijs der advertentiën. te be
ginnen met primo Januari 1891. verhoogd
wordt van 6 cent tot 10 ct. per regel. De
thans gesloten overeenkomsten blijven echter
op den ouden prijs, tot zij afloopeu.
3°. dat Nieuwjaarswenschen niet anders
geplaatst worden dan tegen het gewone tarief
van 10 cent per regel.
Het kruisbeeld van den Verlosser.
Eene Kerstvertelling,
door
J. HENDRIK VAN BALEN.
Er werd feest gevierd in het Palazzo Strozzi,
want de eenige dochter van den graaf de Strozzi
was heden gehuwd met niemand minder dan
den graaf van Arezzo en er was niemand,' die
rijk en voornaam was in geheel Florence, welke
er niet aan had deelgenomen.
Ook Alessandro di Bassi bevond zich onder
de genoodigden, maar op zijn gelaat was niet
die vroolijkheid, die uitgelatenheid te bespeuren,
welke op de ge»ichten der anderen zoo iu het
oog vallend was. Somber en in zichzelven ge
keerd was hij aan den disch gezeten en even
somber was hij opgestaan, toen men zich gereed
maakte om naar het park te gaan, ten einde het
feest met eene wandeling in het overschoone park
van het paleis te besluiten.
Aan paren trok het jonge deel der gasten naar
buiten, de meisjes met kransen van rozen of
andere bloemen in het haar, de jonge mannen
met lauwerkransen om de slapen en gehuld in
de kleurige, rijke klepding di«r dagen.
Bij den ingang van den hof hadden zich een
paar kooplieden en bedelaars neergezet, hopende
dat de feestelijke stemming der gasten hun te
eerder de beurzen zou doen ontsluiten.
Met zijne uitverkorene, Bianca de Strozzi, de
nicht van den gastheer, aan de hand, liep Ales
sandro voort door de galerij, waar de oranje
appelen over de marmeren bank hingen, en hij
zou niet op die bedelaars gelet hebben, indien
niet de klagende stem van een oud man hem
getroffen had.
Om Godswil, edele heer, koop wat van
mijeen beeldje van den Verlosser, edele heer,
het brengt geluk aan en mijne kleinen vergaan
van gebrek!
Alessandro wendde zich om en bleef staan,
terwijl Bianca een oranjeappel plukte. Eene se
conde keek hij den man in het oude, vermager
de gelaat, toen vatte hij het uit hout gesneden
Christusbeeldje aan en wierp hem een goudstuk
toe.
Alle Heiligen beschermen u, edele heer!
stamelde de man. Gij hebt ons van den honger-
-dood gered. Ge zult zien, dat het u geluk zal
aanbrengen, dit beeldje van den Verlosser.
Wat hebt ge daar gekocht, Alessandro?
laat eens zien, o wat een mooi, fijn beeldje, riep
Bianca uit, haar oranjeappel in den steek latend.
Bevalt het u vroeg Alessandro, wiens ge
laat een weinig opklaarde, behoud het dan Bianca.
Mag ik O, gaarne dan. Ik zal het als een
reliquie bewaren. Nooit zal het mij verlaten,
Alessandro, wat er ook gebeure, en zelfs al ware
het in het graf niet.
Alessandro's somber uiterlijk klaarde op en
een glimlach gleed over zijn regelmatig gevormd
gelaat.
Zij waren intusschen in den tuin aangekomen
en namen op eene fraaie marmeren bank plaats.
Ik moest vroolijk zijn, begon Alessandro
nu, daar ik het geluk heb den geheelen dag
uwe zonnige nabijheid te genieten, en toch gaat
het mij niet goed af, ik kan die sombere stem
ming niet van mij afschudden.
Kom, kom, niet te zwaartillend zijn, Ales
sandro, zeide Bianca: geeft gij den moed ver
loren, mijn dappere ridder?
Bij mijn schutspatroon, men zou er moede
loos onder worden, antwoordde Alessandro, of
spant niet alles samen om onze vereeniging te
verhinderen. Uw oom, de graaf de Strozzi, heeft
mij kort maar beslist uwe hand geweigerd, zoo
als ge weet. Nu dacht ik, dat hij vandaag, onder
den indruk van de gelukkige gebeurteuis van het
huwelijk zijner dochter met zoo'n machtig en
rijk heer als de graaf van Arezzo, wat mee
gaander zou zijn, en ik waagde 't het onderwerp,
wat ons zoo na aan het hart ligt, nogmaals ter
sprake te brengen, maar hij gaf mij barsch ten
antwoord, dat ik dit punt nimmer behoefde aan
te roeren, want dat er nooit iets van kon komen.
Bianca zuchtte en drukte de arm van haren
Alessandro innig.
En om de maat vol te meten, vervolgde
Alessandro, komt daar straks een gezant van
Zijne Hoogheid mij mededeelen, dat de vorst mij
met eene zending naar Rome heeft belast, dat
ik nog hedenavond bij Lorenzo om orders moet
komen en morgenochtend gereed moet zijn tot
vertrek. Oordeel nu zelf, of ik reden tot onte
vredenheid heb.
Heilige moeder Gods! riep Bianca uit,
morgen reeds? Doch zich als een kloek meisje
terstond herstellend, vervolgde zijMaar dat
is dan toch eene niet te verwerpen onderschei
ding voor mijn Alessandro.
Gij ziet in uwe onschuld alleen het mooie
van dé zaak, Bianca. Maar als ge hetbegreept
zooals ik het begrijp, dan zoudt ge anders oor-
deelen.
Wat wilt ge daarmede zeggen?
Dat uw oom hier in het spel is. Die zen
ding naar Rome dient nergens anders voor dan
om mij te verwijderen, om mij, en misschien
voor altijd, uit Florence te bannen. Daarom,
Bianca, is het, dat ik zoo treurig gestemd ben.
Het is alsof ik een voorgevoel heb, dat wij voor
altijd gescheiden zulien worden, en daarom liefste,
bewaar de laatste herinnering van uwen Ales
sandro goed.
Hoe zou ik die uit mijn hart kunnen ver
bannen, Alessandro? En uw kruisbeeld verlaat
mij ook nimmer. Ik heb een beter voorgevoel
dan gij. Het kruisbeeld van den Verlosser, dat
gij mij gegeven hebt, zal onze verlosser worden,
dat voorspel ik u. En daarom ook denk eraan,
Alessandroals ge ooit mocht vernemen, dat ik
het niet meer bezit, geloof het dan niet. Tot
aan mijn laatste uur zal ik het bij mij dragen
en slechts wanneer ik er niet meer zal zijn, zal
het tot u terugkeeren. Zweer mij, waar gij en
ik ook zijn mogen, als gij nog in het land der
levenden zijt, dat ge uw eigendom zult komen
halen, wanneer ik er niet meer zijn mocht.
Zweer mij dat, Alessandro
Ik zweer het u, waar en wanneer het ook
zijn moge.
De avond was reeds gevallen. Een gloeiend
roode hemel hulde de boomen en planten van
het park als in vuurgloed.
Ik dacht de geboorte van den Verfosser
morgen hier met u te vieren, en nu moet ik
morgen reeds heen, klaagde Alessandro.
Mij ook smart het, en te meer, daar ik,
als gij heen zijt, mijn eenigen vriend verlies.
Wend u, zoo ge ooit hulp noodig hebt,
tot Scala, zeide Alessandro.
Scala? vroeg het meisje met bevreemding;
is die te vertrouwen
Hij heeft zich steeds een warm vriend voor
ons betoond en een vijand van uw oom, Bianca.
Ge kunt hem vertrouwen.
Nu, we zullen hopen dat het nimmer noodig
zal zijn, mijn Alessandro. En nu vaarwel!
Een kort maar innig afscheid, nog eens en nog
eens, en Alessandro verliet het Palazzo Strozzi
en wandelde, diep in gedachten veragmken, den
weg op naar het paleis van den vorst.
II.
Alessandro had zeer juist geoordeeld, toen hij
tegenover Bianca de meening opperde, dat haar
oom, graal de Strozzi, hem die zending van den
vorst naar Rome had op den hals geschoven.
Niemand anders dan graaf de Strozzi had dit
bewerkt.
Graaf Giovanni Lorenzo de Strozzi behoorde
te dien tijde tot de machtigste edelen van Flo
rence, maar, zooals men elkander fluisterend ver
telde, niet tot de rijksten. Zijn schijnbare rijk
dom, of liever de welvaart en rijkdom, die er
in zijn huis heerschten, had hij alleen te danken
aan de onmetelijke schatten, welke aan zijne
nicht Bianca di Strozzi, het kind van zijn eenigen
broeder, toebehoorden.
Deze broeder, vóór eenige jaren bij een oproer
te Rome gesneuveld, had stervend hem zijne
eenige dochter toevertrouwd en hem tot voogd
benoemd, met bepaling dat Strozzi het vrucht
gebruik van Bianca's goederen zou genieten zoo
lang tot zij een huwelijk zou sluiten, of in geval
dit niet mocht gebeuren, dan tot zij den leeftijd
van dertig jaar zou bereikt hebben. Tot een
van die momenten zou Bianca in het paleis
haars ooms wonen en door hem met al de ach
ting, aan eene Strozzi verschuldigd, behandeld
worden.
Men begrijpt dat Strozzi hoogelijk ingenomen
was met deze schikking. Daardoor toch ontving
hij jaarlijks vele duizenden guldens, waarvoor
hij niets had te doen dan Bianca eene behoor
lijke "opvoeding te geven. Het was dus in .zijn
belang dat Bianca óf nooit huwde, öf niet voor
haar dertigste jaar, daar hij, zoodra zij mocht
huwen-, var. datgroote inkomen verstoken zou zijn.
Huwde zij niet, dan behield hij het in ieder ge
val nog vele jaren, want Bianca was eerst een-
en-twintig jaar.
Dit was dan ook de reden, dat Strozzi zoo
zeer tegen een huwelijk van Bianca was. Had
Alessandro di Bassi zijne dochter ten huwelijk
gevraagd, dan zou hij geen enkel bezwaar hebben
geopperd, maar integendeel verheugd zijn geweest
doch zijne nicht, neen, die wilde hij, zoolang
het in zjjne macht stond, beletten te huwen.
Om nu voorgoed een eind aan de aanzoeken
van Alessandro te maken, had hij den vorst op
behendige wijze weten over te halen, Alessandro
met eene zending naar Rome te belasten.
Toen hem dat gelukt was, keek hij, met de
tevredenheid van iemand die iets zeer schoons
heeft verricht, terug op hetgeen hij had gedaan.
Maar toen kwam eensklaps de gedachte aan Ales
sandro weer bij hem op en dat die na verloop
van niet al te langen tijd weer zou terugkomen,
en hij derhalve nog niet zeer veel gevorderd was.
En van het eene tot Iret andere komend, geraakte
de oude graaf verdiept in beschouwingen omtrent
het vermogen varf Bianca en dacht hij ook, welk
een fortuintje het voor hem zou zijn, als Bianca
eens mocht komen te overlijden vóór zij gehuwd
was. Want dan kwam haar geheele vermogen
aan hem.
Er was reden tot nadenken, ja, tot kalm na
denken, want de zaak was wel der moeite van
het beschouwen waard. Maar het' gelukte den
graaf niet om kalm te denken. Allerlei koorts
achtige gedachten verdrongen zich in zijn brein,
gedachten, die hoe langer hoe meer den vorm van
schrikbeelden aannamen, van gedrochtelijke visi
oenen en van dat oogenblik af verliet de gedachte
„als Bianca stierf was ik rijk" hem niet.
III.
Fernando della Scala, Alessandro's vriend, had
zeker staats- of regeeringszaken met den graaf de
Strozzi behandeld, dat hij nog zoo laat het paleis
verliet, want het was toch niet te denken, dat
vriendschap hem daarheen zou drijven. Dat
deze twee edellieden elkander niet mochten
lijden, was te bekend in Florence, dan dat men
zoo iets zou onderstellen. Toch zou men aan de
beleefdheid, ja de hartelijkheid, waarmede de
oude graaf Scala uitliet, het tegenovergestelde
gedacht hebben.
In gepeins verzonken, doorliep Scala de enkele
straten, die zijne woning scheidden van het Pa
lazzo Strozzi en bleef, in zijne vertrekken ge
komen, evenzeer iu diep gepeins verzonken.
Slechts nu en dan, maar ook meer werktuiglijk
dan des bewust, bracht hij den beker met drui
vennat aan den mond, alsof hij in dien drank
iets zocht, het mocht dan klaarheid of vergetel
heid zijn. In ieder geval duurde die toestand
van afgetrokkenheid zóó lang, dat de bediende
reeds driemalen had geklopt eer hij antwoord
ontving.
Ook toen nog, toen de man, ongerust gewor
den, ongevraagd binnentrad en, het zware voor
hang op zijde schuivend, eene verontschuldiging
stamelde, ook toen nog ontwaakte Scala slechts
met een lichten schrik uit zijn gepeins.
Verschoon mij, Excellentie, maar Manasse
is daar en wil zich niet laten afwijzen, ofsdhoon
ik hem op het vergevorderd uur heb gewezen.
Laat den Jood binnenkomen, was het on
verschillige antwoord.
De God van Abraham zal u genadig zijn
in uwe laatste oogenblik ken, Excellentie! dat ge
den armen ouden man niet voor den vijfden
keer laat heengaan zonder hem gehoord te heb
ben, begon de Israëliet binnentredend.
Spreek op, maar wees kort, wat wilt ge?
Uwe Excellentie zou niet weten, wat ik kom
doen? Net alsof de oude Manasse geen wissels
op uwe Excellentie heeft, die al lang vervallen
zijn, en geld net zoo graag zou zien als de Is
raëlieten in de woestijn het manna!
Laat me met vrede met je Joden en
Jodengenooten, barstte Scala uit, en kom ter
zake! Kom je enkel om je geld!
Als 't anders niks is, dat me de eer doet
hebben
Zwijg en kom over twee dagen hier terug,
maar niet vroeger, of, bij mijn schutspatroon, ik
laat je door mijne knechts doodranselen!
Zal Manassa dan het geld hebben?
Ja, je zult het hebben en dan moge de
Satan mijne zondige ziel halen, eer ik weer ooit
iets met een van je volk te doen wil hebben!
Zwijg of ik doorsteek je als een hond En nu,
scheer je weg en kom over twee dagen terug.
De man verdween sneller dan hij gekomen
was, en toen Scala alleen was, wierp hij nog
maals een beker wijn naar binnen en strekte zich
in zijn stoel uit.
Het moet, mompelde hij. O! die oude
schavuit van een Strozzi heeft wel geweten wat
hij deed, door mij dit v >orstel te doen. Hij weet,
hoe mij de nood perst, hoe ik in schulden zit
en hoe ik daarom geen rijke vrouw kan krijgen,
die mij uit de war helpt. En Bianca moet ver
dwijnen, sterven, opdat hij erfgenaam van hare
schatten zijn zal. Ja, 't moet, want het is geen
kleinigheid, wat hij mij heeft voorgespiegeld.
Behalve van al mijne schulden verlost te zijn,
zal ik bovendien een mooi vermogen hebben.
Ja, bij alle duivels! het moet, al zal ik er ook
voor eeuwig- door onteerd zijn. Zóó kan ik het
niet langer uithouden. En de verzoeking is te
sterk.
IV.
De dagen en de weken verliepenmaanden
gingen voorbij en weder naderde het Kerstfeest,
en nog altijd was Alessandro niet teruggekeerd
uit Rome. Allerlei opdrachten hadden hem daar
teruggehouden, maar eindelijk was zelfs de ver
tegenwoordiger van den vorst uitgeput iu voor
wendsels om den jongen ridder langer daar te
doen vertoeven, en op zijn dringend verzoek had
Alessandro verlof gekregen naar huis terug te
keeren.
Zonder dralen had hij de reis aangevangen
en tijdig genoeg was hij op weg gegaan om het
Kerstfeest tehuis te kunnen vieren. Geen op
onthoud, zoo licht mogelijk in die dagen, over
kwam hem en geen roovers randden hem aan.
Het was in den morgen, toen hij de poort
binnenreed. Een troep bedelaars verdrong zich
daar, en in de vreugde van het tegenwoordige,
haalde Alessandro een handvol kleine munten
te voorschijn, die hij hun toewierp.
Slechts een van dien troep grabbelde niet mede
in het stof van den weg, maar volgde terstond
onzen jongen vriend, die, met twee bedienden
achter zich, langzaam voortreed.
Wat zou hij doen? vroeg hij zichzelf af. Zou
hij regelrecht naar de Strozzi's durven gaan?
Neen, dat zou toch wel wat zonderling schijnen,
maar langs het Palazzo Strozzi gaan, dat kon hij
toch niet nalaten.
Maar wat zag het er daar somber en verlaten
uit! Het was, alsof het paleis uitgestorven was.
Zou het mogelijk zijn, dat er het een of ander
ongeluk gebeurd was Hij verbleekte en dwong
zijn paard eerst tot een draf om het in het vol
gende oogenblik weer stapvoets te laten gaan.
Hij reed de binnenplaats op en ondervroeg
met bevende lippen de bedienden, die toege
schoten waren, maar als van den bliksem ge
troffen deinsde hij terug.
Bianca? Bianca dood? Maar dat was
immers onmogelijk.
Hij waggelde onder den plotseling toegebrach-
ten slag, maar zich herstellend, gelastte hij hen,
hem bij den graaf aan te dienen.
Helaas! dat kon niet, want de graaf was te
ongesteld en hield zijn kamer. Voor niemand
was hij te spreken dan voor Scala.
Voor della Scala? vroeg Alessandro, die
dacht krankzinnig te worden bij zooveel onge
woons; maar die gedachte week even snel, toen
de bedienden verklaarden hem bij den graaf van
Arezzo te brengen, zooals men weet 's graven
schoonzoon.
Deze, een eerlijk nobel man, bekend met de