HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
Jaargang 48.
Zondag 28 December 1890.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
M-156.
J. H. VAN BALEN.
B E R I C H T.
57> DOLORES.
a
„En desesperecvt nimmer I*
Jan Pieterti. Coett.'
Het Vaderlandt ghetrouvre
Blijf ick tot in den doot.
Wilhelmuslied.
VersoHt)nt lederen Diasdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden.
Voor de courant biunen dc gemeente
uanr de overige plaatsen van Nederland
urtar alle landen, die in het postverdrag
zgn opgenomen (inbegrepen Oost-
InJic en Amerika)
naar Znid-Afrika
0.70, met Zondagsblad ƒ1.
0.90, 1.25
s 1.75,
2.50,
2.10
3.—
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prjjs der ad ve r t e n tië n
Van 1—5 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement naar gelang van de
boeveelheid regels aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeolingen en aanbevolingen, geplaatst tusschcn den tekst, per regel 10 ot.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand
Agenten in liet buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
Aan ad verteerenden wordt bericht:
1°. dat, wegens den Nieuwjaarsdag, onze
courant de volgende week zal verschijnen
in plaats van Dinsdag en DonderdagMaan
dag 29 en Woensdag 31 December.
Bij het inzenden van advertentiën gelieve
men hierop indachtig te zijn.
2°. dat de prijs der advertentiën, te be
ginnen met primo Januari 1891, verhoogd
wordt van 6 cent tot 10 ct. per regel. De
thans gesloten overeenkomsten blijven echter
op den ouden prijs, tot zij afloopen.
3°. dat Nieuwjaarswenschen niet anders
geplaatst worden dan tegen het gewone tarief
van 10 cent per regel.
Onze toekomstige Zee-officieren
als schrijvers en dichters.
Jaarboekje der Adelborsten van het Koninklijk
Instituut voor de Marine te Willemsoord. Twin
tigste jaargang. (1891). Den Helder. C. de
Boer Jr.
Aan het verzoek om bovenstaand boekske
aan te kondigen, voldoen wij gaarne. De eigen
aardige wordingsgeschiedenis van dit jaarboekje,
geheel samengesteld door onze toekomstige zee
officieren en dat als zoodanig onder de hun
toegestane uitspanningen moet geteld worden,
wettigt zeker de uitweiding,die wij ons veroorloven.
In de eerste plaats zij vermeld, dat het boekje
het rouwkleed heeft aangetrokken. De zwart
linnen band prijkt met zilveren stempels, terwijl
de snede verzilverd is. Ook van binnen ontmoet
men rouw, waarover straks. Het geheel maakt
dan ook een uitstekend aan het doel beantwoor-
denden indruk. Het goedgelijkend portret van
den luitenant ter zee iste klasse M. C. van Doorn,
die vele jaren als instructeur aan het Instituut
is werkzaam geweest, siert de pagina, tegenover
den titel
De eerste helft van het boekje wo:rdt ingeno
men door den gewonen inhoud van alle jaar
boekjes kalender, statistieken, enz. eoiz. Alleen
maken we in het bizonder melding van de „Al
manak voor alle jaren," een vernuftig saamge-
Peuilleton van de Heldersche- eu Nieuwedieper Couraut.
Jftomau van Gravin EUFEMIA BALLESTREM",
(Uit het Duitse h.)
Op dit oogenblik kwam dokter Rusz, alsof
Trij heel toevallig daar verscheen, van achter
een groep boomen aanslenteren, deed een
oogenblik alsof hij zeer verrast was en nam
dan met veel gratie den hoed af. Hij had
goed uitgerekend juist op het geschikte oogen
blik te verschijnen, want de verrekijker, waar
mede hij van het slot uit de groep onder de
eiken had gadegeslagen, had men in zijn
jaszak kunnen vinden.
Het gezelschap groette en de erfprins zeide,
terwijl hij zich tot Ealkner wendde
„Dokter Rusz waarschijnlijk 'Wilt ge hem
■ons voorstellen
Alfred ging met een alles behalve vrien
delijk gezicht hiertoe over en dat hij daarbij
inog de beleefdheid betrachtte, geschiedde al
leen ter wille zijner moeder.
Wat Rusz reeds lang verlangd had, d.at was nu
eindelijk geschied hij bevond zich. in den
uitgezochten kring van Monrepos, en was
voor zich zelf overtuigd, dat zijne statige
persoonlijkheid en zijne manieren als man
van de wereld, niet zouden nalatea een goe
den indruk te maken.
„Het is mij een waar genoegen kenaus met
21 te maken, mijnbeer de dokter,'* zeide de
steld staatje met gebruiksaanwijzing. Dat tot
dezen inhoud verder behooren bijdragen als
Aanwijzing van titels, enz., Uniformen en onder
scheidingsteekenen, enz., Uitrusting voor Oost-
Indie, Algemeen overzicht van de sterkte onzer
Marine, Tractementen der officieren, Personeel
van het Instituut en van het Departement, zal
iedereen begrijpen en moeten uiteraard in zoo'n
boekje te vinden zijn. Wij komen ook tot de
kennis van het familieleven, zouden we geneigd
zijn te zeggen, op het Instituut, als we zien dat
de adelborsten zich verheugen in eene scherm-
vereeniging „Olympia", eene gymnastiek-vereeni-
ging „Achilles", eene dispuut-vereeniging „Pro-
sehon", eene muziekvereeniging „Euterpe" en
een voetbal-club „Concordia".
De tweede helft bevat de rubriek Mengelwerk,
maar vóór wij onzeaandacht daarbij bepalen, moe
ten wij nog even teruggaan naar het begin. De
Kalender n. 1. vermeldt de belangrijkste geschied
kundige feiten der Marine, maar daarbij is onze
Koloniale geschiedenis wel een beetje stiefmoe
derlijk bedeeld. Wij geven der Commissie van
redactie dan ook in overweging deze rubriek
een weinig uit te breiden. Er zijn nog data's
te over die met roemrijke feiten kunnen prijken
en voor onze marine, die misschien even langen
tijd in onze koloniën dient als in het Vaderland,
kan de herinnering aan die feiten geen kwaad
doen. Ons dunkt dat feiten als, om een paar
voorbeelden slechts te kiezenDe verschijning
van de eerste Hollandsche vloot voor Bantam
(23 Juni 1596), de schitterende overwinning door
Wolfaert Harmensz in December 1601 voor
Bantam behaald, met eene vloot van vijf tegen
dertig Portugeesche schepen, de zeeslag voor
Malakka in October r6o6, de inneming van
Kediri, 26 Oct. 1678 door Hurdt, aan welk glans
rijk wapenfeit de marine een goed aandeel had,
enz. enz. wel der moeite van het vermelden
waard zijn. Ook de gebeurtenis, dat wij voor
het eerst met een vloot deelnamen aan een
buitenlandschen krijg,de veroveringen vanDamiate,
een feit dat, vooral door de marine, moest
genoteerd zijn als het begin van haar bestaan,
zou in dit boekske op zijn plaats zijn.
Vóór het Mengelwerk, omgeven van een rouw
rand,geven de volgendeniet onverdienstlijke dicht
regelen uiting aan de smart, zoo onlangs nog
geleden
Gaen grootspraak op dit blad
geen hoogverheven woorden,
Getuigen van de smart,
die heel de natie torst,
Want waartoe dicut beloog,
wnni- slechts gevoeld kan worden?
De Koning, die ontsliep,
was een Oranjevorst!
erfprins levendig. //Uwe degelijke weten
schappelijke kennis en in bet bijzonder het
gerucht, dat mijn eigen studiën reeds uwe
belangstelling hebben gaande gemaakt, deden
mij eene persoonlijke kennismaking reeds
lang verlangen."
Rusz boog met waardigheid en zelfbe
wustzijn.
,/Deze wensch van Uwe Hoogheid had
door mijn stiefzoon gemakkelijk kunnen wor
den vervuld", zeide hij ietwat scherp, wat
ïalkner zich echter niet aantrok, want bij
vond het volstrekt niet noodig eenige reden
c>f verontschuldiging voor zijne nalatigheid
oi liever onwilligheid aan te voeren.
De erfprins, die zeer goed op de hoogte
was van hunne verhouding, deed alsof hij
het niet begreep. «Ik hoop zeer, dat ik u
voor mijne studiën belang kan inboezemen,"
zeide hij, //altijd in de hoop dat gij mij af
en toe eens een uurtje van uwen tijd daar
voor zoudt kunnen schenken."
Er kan geen sprake zijn van schenken,
als Qffe Hoogheid mij de eer aan wil doen
naar mij te luisteren," zeide Rusz fijn. „Ik
weet door verschillende geleerden, met wien
ik correspondeer, dat Uwe Hoogheid zich
het droomleven der menschen tot studie ge
kozen heeft. Voor dat onderwerp zult u
eene opmerkzame toehoorderes vinden in
barones Dolores"
z/Is het mogelijk riep de erfprins ver
heugd uit. Ik had niet kunnen denken dat
dezer mysteriën voor u eenige aantrekkings
kracht hadden, barones."
//Ik vroeg dokter Rusz of bij aan droomen
En evenzoo het sonnet:
23 November 1890.
Helaasde trouwe Vorst, die meer dan veertig jaren
Ïïi voorspoed «n in smart met ons is één geweest,
Is van ons heengegaan en gaf den moeden geest
Dien ons de wetenschap onmaohtig was te sparen.
En als een donderslag weerklinkt de droeve mare
„De onheilsdag brak aan, zoolang vooraf gevreesd
«Kleed u in krip en floers tot 't somber doodenfeest.
„Uw koning is niet meer 1" verkondigt zg de schare.
Een somber klokgebrom galmt droef uit eiken toren.
De treurmaar dreunt alom den volke in de ooren,
En 't ziet in rouw gehuld de dierb're Oranjevlag.
Arm Nederland! wat lot werd u dien dag besohoren
Een Willem van Oranje is 't, dien gij hebt verloren
En heel de natie krimpt bij 't treilen van den slag.
Aanhalingen te doen uit alle bijdragen, een
25tal, die het mengelwerk vormen, ligt niet in
ons plan en zou onze beschikbare ruimte ook
verre overschrijden. Wij doen slechts hier en
daar een greep.
Effès en Raubar, Perahoe en Ben-Hassan le
verden de meeste bijdragend
Raubar's „Drie kleurenwaarvan we hier het
eerste gedeelte laten volgen, is zeer goed geslaagd.
Fraaie Rooi, hoe zou het komen,
Dat uw donzen schoonheid mij
Immer lokt tot droomcrij,
Lokt tot peinzen, lokt tot droomen?
Ligt het in uw zoeten geur?
Och, zoovele and're bloemen
Kunnen op die gave roemen
't Is die teed're roode kleur
Bood, als de lippen van mjjn liefste
Nek*. INav's „Levensbeeld" eveneens. Men zal
zich raisechien verbazen over de levenswijsheid,
en «rust die uit de volgende regelen spreken:
Och, treft u een bui, of een duistere dag,
Gedenk, hoe eens blij was uw lot;
"Wees dankbaar voor 't goede, en draag er uw pijn.
Verhef dan uw hart tot uw God!
•en niet geheel ten onrechte. Men kan zich veel
gemakkelijker voorstellen, dat een adspirant-
oorlogsheld eenigszins minder gevoelig is voor
zachtere indrukken. Maar we erkennen gaarne,
dat juist zulke eigenschappen hem sieren. On
willekeurig denkt men daarbij aan die in oorlog
en stormen geharde zeebonken van de Compagnie,
die, in het begin van 1600 meenen wij, ergens aan
de kust van Madagaskar, aan land komend na
•een kort gevecht een dorp binnendrongen. Ieder
een was voor de blanke krijgers gevloden, be
thal ve een, die niet had gekund eene zwarte
vrouw, die, bijna op 't zelfde oogenblik, het
levenslicht had geschonken aan een knaapje. Het
schepsel lag daar alleen en verlaten in de hut
en onze ruwe krijgers waren door dat tafereel
:zóó geroerd, dat zij het zwaard in de schede
staken en hunne buizen uittrokken om het mensch
eene zachtere ligplaats te verschaffen. Het bloed
mocht hunne zwaarden verven, dat deerde hun
niet, maar zooiets deed hen misschien onwille
keurig denken aan moeder de vrouw, in het lieve
vaderland achtergelaten.
Ben Hassan dichtte in zijn „Leef zoo t" een
les, die elke Hollandsche jongen zich in het hart
moest griffen. Daarom kunnen wij niet nalaten
die hier neer te schrijven
Nou retrorsom, immer hooger,
Nooit terug.
StcedB omzichtig in uw haud'len,
Nooit te vlug.
In het doen van schoone daden
Nooit te stout.
Tot het leeren van veel laken
Nooit te oud.
Op het geven van beloften
Nooit verzot.
Handelingen eu begrippen
Nooit bespot.
In het leven, in het leeron
Nooit te stom.
Tot het honden van geheimen
Nooit te dom.
Tot het helpen van uw broed'ren
Nooit te traag.
In 't verklaren van uw meeqing
Nooit te vaag.
In 't beminnen van een meisje
Nooit te laat.
In de ruzie met uw makkers
Nooit te kwaad.
Met het geven van uw bijstand
Nooit te vroeg.
Van het houdeu van pleiziertjes
Nooit genoeg.
Eflès beproefde, en met goed gevolg, een
sprookje. Hij maakte kennis met de Poëzie der
Zee" in haar onderzeesch rijk zelf. En dat die
kennismaking hem ten goede kwam, bewijzen
ons de volgende regelen
lk was aan 't strand- en 't watervlak
Was glad en helder als kristal.
En als een heerlijk koepeldak
Boog zich de hemel over 't al.
Dc zon scheen hel op 't blauwe meer.
Ik tuurde mijm'rend in den vloed,
Keek op de kleiue golfjes neer,
Goud glinst'rend in den zonnegloed.
en ook elders toont hij dat.
Maar wij kunnen op deze wijze niet voortgaan.
Ons artikel zou te uitvoerig worden. Genoeg,
dat wij op een en ander nog de aandacht vesti
gen. Raubar's Scheppingsfantasie, Toewan Me-
rah's Abriana, Ben Hassan's Een jaar, Perahoe's
Spookhistorie, het uit het Fransch door Coston
IV vertaalde gedicht De schipbreukelingen, Eflès,
Eene vraag, enz. zijn allen waard gelezen te
worden. Ook de, in den trant van den School
meester, bewerkte Voordracht over manoeuvres is
goed geslaagd.
•geloofde en hij antwoordde mij met uwe theo-
riën, prins," zeide Dolores en zij voegde er
ibij „Het zou mij werkelijk veel waard zijn
(oens eene wetenschappelijke verklaring van
•droomen te hooren."
,,Eene verklaring, barones? Wij hebben
slechts vermoedens, die wij op psygologie
baseeren," hernam de prins snel.
„Gij hebt dus droomen gehad wier oorsprong
u raadselachtig toeschijnt
„Ja,'- zeide Dolores aarzelend, „dat wil
zeggen, ik noem het een droom."
„En hebt ge die op den Valkenhof ge-
droomd?" aldus mengde Alfred zich in het
^gesprek.
„Ja," zeide Dolores, weer aarzelend.
„O, daar hebt ge niets van gezegd," riep
<«ie dokter verrast uit.
„Neen, en ik wilde er ook liefst niet over
qpreken, ten minste nu nietherhaalde
IDolores, met eene rilling en op gedempten
toon.
„Neen, daar hebt ge gelijk in, wij zullen
er op een andere keer eens over spreken, gij,
mmijm broeder en ik," zeide prinses Alexan-
tilra, -die zwijgend geluisterd had en zeer goed
liad gezien, dat Dolores door eene herinne
ring onaangenaam aangedaan was.
Intusschen was de heete zon achter de
"boomen gedaald en het werd tijd naarMon-
lepos terug te keeren. Langzaam brak het
gezelschap op en slenterde, in twee groepen
verdeeld, door het park naar den uitgang,
1 "begeleid door Dolores, wie prinses Alexandra
'■een arm had gegeven. Aan hare zijde schreedt
IFalkner en aan die van Dolores Keppler.
Vooraan ging de erfprins met zijne jongste
zuster en dokter Rusz, die het prinsesje door
zijne welbespraaktheid en door de moeite,
die hij deed om zich eigen te maken met
hare gedachten, geheel voor zich scheen 111
te nemen.
„Dat is nu de eenige man met wien men
een ernstig gesprek kan voeren," verklaarde
zij later aan haren broeder, tot diens groot
genoegen.
„Dit park is waarlijk heerlijk," zeide prin
ses Alexandra, staan blijvend en een blik van
bewondering over het op fluweel gelijkende,
smaragdgroene grastapijt latende dwalen, dat
zich daar ver voor lien uitbreidde, en dan
weer naar de frisch groene boomgroepen
kijkend, wier koloriet zoo prachtig werd
afgewisseld door de hier en daar staande
donkere dennen en bruine beuken, die weder
scherp afstaken tegen den goud-rooden
hemel.
„Ja, het is een zeldzaam schoon plekje
gronds," merkte Falkner bijna bewogen aan
en toen trof hem een blik van Dolores, die
zeggen wilde „Het kon het uwe zijn, dit
plekje, maar gij hebt het versmaad, omdat
mijne hand het u aanbood".
„Reeds sinds jaren verheug ik er mij in
den zomer hier door te brengen," zeide prin
ses Alexandra. „Hoe heerlijk moet het voor
u zijn, barones, met die koningsdochter te
kunnen uitroepen
This plot of groaud I call my ovrn
Swect with the breath of flowers,
Of memory of pure delight
And toil of summae houra.