HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. Jaargang 49. M. 50. Av Zondag 26 April 1891. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. DOLORES. Brieven uit de Oost. .En desespcreert nimmerI" J*n Piet erts. Coen. Het{j Vader land t-ghetrouwe Bliji ick tot in^den doot. WUMmutlied. VersolUJnt lederen Diasdag, Donderdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per I Voor de courant binnen de gemeente nanr de overige plaatsen van Nederland naar alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost- Indié en Amerika) naar Znid-Afrika maanden. f 0.70, met Zondagsblad f 1.05 0.90, 1.35 2.10 REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Prijs der a d v e r t s n t i n Van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tn3sohea den tekst, per regel 15 et Advertentiën voor liofdadige doeleinden5, Dienstaanbiedingen voor den werkendsn stand5. Agenten in liet buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic. De verlenging van den diensttijd der militie Het is wel de moeite waard een oogenblik onze aandacht te wijden aan de zitting der Tweede Kamer van 17 dezer, eene zitting die, hoe kort ook, de aanneming ten gevolge had van een allergewichtigst besluit, welks aanneming wij zeer betreuren. Er was niet meer of minder aan de orde dan de Verlenging van den diensttijd voor de ingelijfden bij de militie te land der lichtingen van 1885 en 1886 en voor de ingelijfden bij de zeemilitie der lichting van 1887. Ieder die eenigzins op de hoogte is, weet dat de diensttijd bij de militie te land vijf en bij de militie ter zee vier jaar duurt. De militiewet (en vroeger ook de Grondwet) bepaalt in art. 6, alinea a, dat een wet, jaar lijks te vernieuwen, de ingelijfden tot langeren dienst kan verplichten, mits de Staat verkeere „in oorlog oj in andere buitengewone omstandig heden." Tot vóór eenige jaren werd van deze bevoegd heid slechts in zeer exceptioneele omstandigheden gebruik gemaakt, en, voor zoover wij weten, slechts tweemaal verlenging van diensttijd toegestaan, eens in 1859, en andermaal in 1870, toen men als buitengewone omstandigheid kon aanmerken in 1859 den Italiaanschen en in 1870 den Fransch-Duitschen oorlog. Sinds de laatste jaren echter is van de boven genoemde bevoegdheid een onredelijk ruim gebruik gemaakt. Eerst vroeg de Regeering drie jaar achter elkaar verlenging van diensttijd voor een lichting land- en een lichting zeemilitie. Als „buitengewone omstandigheid" kon toen tenminste nog met eenigen schijn van grond worden gewezen op de verwikkelingen in het Oosten en de onrustige houding der groote mogendheden. Er bestond tot voor twee jaar alle hoop, dat de Regeering nu tenminste met dien zesjarigen diensttijd tevreden zou zijn; immers in 1889 verzekerde de Regeering nog„verder dan het verlengen van den diensttijd van één lichting meent de Regeering niet te mogen gaan, omdat de omstandigheden niet aanwezig zijn om nog een tweede lichting onder de wapenen te hou den" en in de Memorie van Antwoord verklaar de ze toen verder, dat zij slechts bij een meer dreigenden toestand de vrijheid zou gevonden hebben een voorstel te doen om ook nog een zevende lichting in dienst te houden. En hoewel dus nog slechts één jaar te voren bovenstaande verklaringen werden afgelegd, komt Feuilleton tui de Helderiche- en Nieuwedieper Courant. 107) i oman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM. (Uit het Duitach.) Polores bleef nog slechts een oogenblik en na de officieren te hebben begroet, verklaarde zij naar huis Ie moeten. Falkner bracht haar tot aan de deur. „Dat was een stap van u, Dolores, die uw goed liart alle eer aandoet, eene groote zelfverloochening. Maar ge hebt nu ook gezien hoe Lolo het opvat. Het verwende kind is er volstrekt niet door over tuigd van haar eigen onrecht." „Dat is ook mijn verlangen niet," zeide zij, „want ik had moeten bedenken, dat zij mijn gast was." „O, was zij maar half zooals gij!" mompelde hij, maar zij had zich reeds haastig verwijderd. Iu het park aangekomen, liep rij minder snel. De in de laatste oogenblikken zeer geschokte zenuwen deden zich gelden de oude raadselachtige zwakte, moeheid en lusteloosheid, kwamen weer over haar, afgewisseld door oogenblikken van bittere droefheid en toorn jegens Keppler. Wal had deze man er aan, om den sluier weg te rukken, die de verbor- genste hartsgeheimen bedekte? Welk recht had hij, zich met hare geheimen te bemoeien P Doodmoede, koortsig en ellendig naar lichaam en ziel, kwam zij op den Valkenhof aan en zette zich te; stond om een brief te schrijven aan den Erfprins, die hem het jawoord zou brengen. Maar haar hoofdpijn werd zóó erg, dat zij hare gedachten niet bij elkander kon houden eu afgemat legde zij zich dezelfde regeering reeds het volgend jaar, in 1890, vragen om twee lichtingen meer in dienst te mogen houden en zulks op grond dat, hoewel de algemeene toestand in Europa den laatsten. tijd al iets vredelievender is geworden, „snel opkomende politieke verwikkelingen daarin on verwachte veranderingen kunnen brengen I f I" Wij vragen ieder onbevooroordeelde of dit een motief is. De regeering scheen dat zelf ook te begrij pen en haalde daarom nog een ander argument er bijzij beriep zich ditmaal mede op den overgangstoestand, waarin de organisatie onzer levende strijdkrachten verkeerde, daarbij doe lende op de toekomstige legerwet. Dat wij niet de eenige zijn, die dergelijke argumenten van nul en geener waarde noemen, bewees de tegenkanting, die het voorstel in de Kamer ondervond. De heer Van Vlijmen ontkende, dat er buitengewone omstandigheden waren, welke de aanneming van het wetsontwerp noodig maakten. Hij zeide o. a. Wel verre van in het aanhangig zijn eener regeling van den krijgsdienst te zien eene buiten gewone omstandigheid, die mij zou moeten nopen om mijne stem aan dit wetsvoorstel te geven, ben ik daarentegen van oordeel dat juist deze omstandigheid mij moet af houden van een goed keurend votum. De Regeering heeft van haar optreden in 1888 af zorgvuldig geheim gehouden dat zij gestemd was voor een langdurigen diensttijd, en als zij in 1888, in 1889 en in 1890 kwam met een voor stel tot het tijdelijk verlengen van den diensttijd voor enkele categorieën dienstplichtigen, heeft zij bij herhaling plechtig verzekerd, dat door het aannemen dier voorstellen, wat den diensttijd aan gaat, niets werd gepraejudicieerd. En nu, wat zien wij thans? Thans is het dui delijk, kristalhelder, dat al die voorstellen slechts hebben moeten dienen om de Kamer als ware het met een blinddoek voor de oogen te voeren op den weg van langdurigen diensttijd. De Kamer is onwetend gevoerd van de eene prejudice in de andere en schijnt nu waarlijk door de opeen volgende vota reeds gebonden te zijn om den langdurigen diensttijd te aanvaarden. Ik vraag of dit moet genoemd worden eene nobele staatkunde? En ontkennend, beslist ont kennend is mijn antwoord. Deze wijze van han delen herinnert aan de politiek van Koning Lodewijk XI van Frankrijk. Het is eene politiek van misleiding. Het doet mij leed, dat ik met betrekking tot de verlenging van den diensttijd een paar keeren een goed keurend votum heb uitgebracht, in blind vertrouwen op deze Regeering. Het doet mij geweldig leed, omdat ik een diensttijd langer dan vijf, hoogstens zes jaar beschouw als in strijd met 's lands belang. En hier heb ik niet alleen het oog op de belangen der burgers, die door derhalve te ruste. Een korte maar verkwikkende slaap deed haar wel goed, maar toch liet zij zich des middags ver ontschuldigen, dat zij niet aan tafel zou verschijnen, met verzoek dat mevrouw Rusz hare plaats zou in nemen. Eerst tegen den avond ging zij uit om Engels een bezoek te brengen, maar zij vond hem niet tehuis. Hij was met de officieren gaan jagen. Zij ging door het park terug, plukte onderweg een paar rozen en ging toen naar het terras, waar Ramo juist het theegoed gereed zette, terwijl de heer en mevrouw Rusz er reeds zaten. Nu, gaat het wat beter, lieve Dolores vroeg Rusz, haar te gemoet tredend. „Dank u, ja," antwoordde zij, „ik verlang naar een kop thee." En met die woorden begon zij de thee klaar te maken, terwijl dokter Rusz zijn boeken in huis bracht en zijn sigarenkoker haalde. „Onze heeren officieren zijn allen op de jacht," begon hij, weder plaats nemend. „Er is heden aan het diner veel jagerlatijn gesproken en de hoop uitgedrukt vandaag den steenarend te schieten." „Zoo, werkelijk?" zeide Dolores, de thee in de kopjes doende en er heet water op gietend. En toen kreeg zij opeens een gevoel, alsof zij dit oogenblik reeds eenmaal beleefd hadHier de theetafel, daar het gloeiende avondrood en nu zou men misschien ook den arend brengen. Men noemt deze herinnering aan iets dat ons onbekend is hallucinatie, omdat zij gewoonlijk hare oorsprong in een droom heeft, en men heeft het tot nog toe niet kunnen verklaren hoe het komt, dat men soms het gevoel heeft, alsof men het een of ander reeds vroeger heeft gezien of beleefd, terwijl dit toch werkelijk niet het geval is. Zonderling, maar juist toen Dolores haar kopje een langdurigen diensttijd schade lijden, maar vooral op het landsbelang met betrekking tot Nederlands staatkundige positie in Europa. Trouwens, de minister zelf zag geen kans een flink motief voor het voorstel aan te voeren. „Ik erken", zeide hij „dat buitengewone om standigheden, indien daardoor enkel onmiddellijk oorlogsgevaar bedoeld zoude worden, gelukkig werkelijk niet aanwezig zijn. Maar ik geloot, dat wij op dit oogenblik volkomen in dezelfde omstandigheden verkeeren als ten vorigen jare, en dat wanneer toen de aanneming van een degelijk wetsontwerp gewettigd was, zulks op dit oogenblik niet minder het geval is." Nog duiderlij ker deed de heer van Houten uitkomen, dat de omstandigheden den maatre gel niet wettigen. De Groningsche afgevaardigde zeide „Buitengewone omstandigheden, iD den zin van oorlogsomstandigheden, onmiddellijke gevaren waartegen men de meest mogelijke manschap pen beschikbaar moet hebben, zijn niet aan wezig; zij worden ook door de Regeering niet tot toelichting van het wetsontwerp gebruikt. Ik voor mij ben daarom wel geneigd om, evenals bij het amendement op de legerwet, in den 6- jarigen diensttijd toe te stemmen, maar het ook daarbij te laten. Ik heb dus de eer voor te stellen uit het artikel weg te laten de woorden„en de dienst tijd van de ingelijfden bij de militie te land der lichting van 1885 wordt opnieuw met één jaar verlengd". De daarop volgende woorden „een en ander" moeten naar mijn oordeel in het artikel blijven, omdat de Regeering de bevoegdheid moet be houden om de miliciens te land en ter zee, naar mate van de omstandigheden, ongelijk te behan delen. Mijns inziens slaan de woorden „een en ander" in het voorgestelde artikel niet alleen op de beide lichtingen te land, maar ook op de lichtingen te land en ter zee, die in het eerste gedeelte van het artikel zijn bedoeld." En verderMijnheer de Voorzitter 1 Wij heb ben tot dusver geleefd en leven nog onder de militiewet van 1861 en die wet bakent de ver plichtingen van de ingezetenen en van de Regeering af. De miliciens hebben een diensttijd van vyj jaren, tenzij er buitengewone omstandig heden zijn. Het erkennen van buitengewone omstandigheden, als grond om eene lichting een jaar langer in dienst te houden, moet niet en mag niet zijn het invoeren in beginsel van een langeren diensttijd dan den normalen. Nu is men eenmaal begonnen met zes lichtingen en later heeft men gedaan alsof zes jaren was de normale diensttijd. Verleden jaar is er geheel exceptioneel eene zevende lichting bijgekomen en nu spreekt de Minister al alsof die zevende lichting permanent behoort bij de levende strijd krachten volgens de wet van 1891. Het vorige jaar zeide de minister dat de maatregel excep aan de lippen bracht, kreeg zij opeens Engels in het oog, die om den hoek van den toren aankwam, gevolgd door twee jagers, die een vreemde last droegen. Reeds van verre nam hij zijn hoed af en zwaaide daarmede hoog in de lucht. „Een zeldzame buit," riep hij„wij hebben hem, den koning der lucht En werkelijk, het was de arend en in het vol gende oogenblik lag die aan Dolores' voeten op de trappen van het terras. „Drie schoten hebben hem geveld, het mijne deed het," zeide Engels trotsch en met schitterende oogen. „De officieren wilden hem aan uwe voeten neerleggen, juffrouw Dolores, maar nu is mij die eer beschoren." Geroerd reikte Dolores hem de hand, die hij met de hoed in de hand eerbiedig aan zijne lippen bracht. „We laten hem opzetten," zei Dolores verheugd, „en dan zal hij een eereplaats in mijn kamer krijgen." „Wat een vlucht," merkte dokter Rusz aan, „ik zou wel eens willen weten hoe groot die is." „Daar ligt een maatlint, in mijn werkmandje," zeide mevrouw Rusz, terwijl zij wilde opstaan. Maar vóór zij dat doen kon, was Rusz zelf reeds opge sprongen en zocht met den rug naar het gezelschap gekeerd, dat bij den dooden arend stond, in het op tafel staande mandje, zoodat niemand kon zien wat hij daar uitvoerde. Plotseling kreeg Dolores een stoot, die haar, daar zij naast den arend neergeknield lag, haast omwierp. Het was mevrouw Rusz, die haar gestooten had en zich nu met een vuurrood gelaat weder oprichtte. „Vergeef me," mompelde zij, „ik wilde de arend zien en kon het niet helpen." Vóór Dolores tijd had zich over het zonderlinge gedrag harer tante te verbazen, was dokter Rusz tioneel en slechts voor één jaar was, dat men er op terug kon komen en dat de dan over compleet rakende officieren weder voor speciale diensten konden worden aangewezen. Nu meent de minister dat het zeer inconsequent zou zijn dat de Kamer, die verleden jaar die zevende lichting in dienst wilde laten houden, dit thans niet zou toestaan. Dat noem ik praejudicieeren, niet in den geest van den heer Rutgers van Rozenburg, maar in dien zin, dat, aannemende dat de nieuwe legerwet het volgende jaar nog niet in werking is, de Regeering weder zal betoogen, dat het voor de Kamer, die dan twee jaren den maat regel heeft goedgekeurd, inconsequent en wel in dubbele mate inconsequent zou zijn dit niet een derde jaar te doen. Ik meen dat wij ons moeten gedragen naar de wet en dan zie ik volstrekt geen bezwaar, om die zevende lichting naar huis te laten gaan." Dat snel opkomende politieke verwikkelingen op het onverwachts verandering in den vrede- toestand kunnen brengen, zal niemand ontken nen. Maar als dit een reden is om de lichtingen over hun tijd onder de wapens te houden, dan ware het concequent eeuvoudig voor altijd de diensttijd te verlengen, want die rede is altijd aanwezig. Het einde van de zaak was, dat het araende ment-van Houten met 47 tegen 32 stemmen werd verworpen en het wetsontwerp tot verlen ging van den diensttijd voor de ingelijfden bij de militie te land der lichtingen van 1885 en 1886 en voor de ingelijfden bij de zeemilitie der lichting van 1887 werd aangenomen met 51 tegen 29 stemmen. Het spijt ons zeer, dat ook onze afgevaardigde, de heer Land, vóór de aanneming van dit wets ontwerp heeft gestemd en tegen de motie-van Houten. VII. Padang, 23 Maart 1891. Waarde Redacteur Geruimen tijd ontbrak het mij aan de noodige stof voor een „brief uit de Oost." Thans ontbreekt het mij daaraan niet, want „Een, die verre reizen doet, Die kan me wat verhalen. Ik ben toch eenige weken reizende geweest, in dat gedeelte van Sumatra's Westkust, dat „Tapa- noeli" genoemd wordt. reeds naast haar geknield en begon met behulp der anderen de vleugelwijdte van den vogel te meten. „Een, twee, meter 7 centimeter," zeide hij, zich oprichtend en wischte zich de dikke zweet droppels van het voorhoofd, zoodat Engels, hem goedmoedig aanziende, zeide „Nu dokter, je mag ook wel eens een kuur ondergaan, anders wordt ge nog krachteloos. Wat duivel, zweet je nu al van even bukken." Dokter Rusz lachte een beetje zenuwaehtig. „Ja, ja, wij worden oud," zeide hij. „Nu een kop thee met veel rum, hè Engels t" zeide Dolores, en maakte een kop klaar, die veel beter thee-rura-grog had mogen genoemd worden. Toen zij nu nog den gelukkigen jager een schoteltje vol Sandwichjes had toegeschoven, nam zij eindelijk haar kopje op en bracht het kopje aan den mond. Toen zij toevallig opkeek, zag zij boe mevrouw Rusz haar strak aanzag, onbeweeglijk, met eene zonderlinge uitdrukking in hare oogen, een menge ling van angst, dreiging, haat en nieuwsgierigheid. Als gebiologeerd door die oogen, bleef Dolores haar aanzien. De blik van mevrouw Rusz was zóó star en toch zóó vol uitdrukking, terwijl zij, zonder een enkele maal met de oogen te knippen, haar bleef aanstaren, dat een vreeselijke afkeer Dolores bekroop, een zóó vreeselijke angst, alsof zij ten doode gewijd was en gaarne zou willen vluchten zonder te kunnen, geboeid door die demonische oogen, die haar onafgebroken aankeken. Daar viel opeens -het slechts half geledigde kopje kletterend op den grond, op de steenen trappen van het terras, zij stiet een half gesmoorde kreet uit, tuimelde een paar schreden terug en viel bewusteloos op het krachtige lichaam van den dooden arend neer. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1