van officieren en mariniers, aangeven het personeel
voor
a. het Departement van Marine,
b. de directiën,
c. de werven,
d. de kolen- en ammunitie-bergplaatsen,
e. de wachtschepen,
f. het artillerie-instructieschip,
g. de bestaande havenversperring van het Nieuwc-
diep,
h. de drijvende versperringen,
i. de torpedo-versperringen,
k. de lichte vaartuigen,
1. de aviso's.
m. de hospitalen,
n. de waterliniën,
o. de torpedo-inrichtingen,
p. de torpedo-booten,
q. de kanonneerbooten
r. de riviervaartuigen,
8. de monitors,
t. de ramschepen.
Er is waarschijnlijk geen bezwaar te voldoen aan
het verzoek zulk eene lijst alsnog over te leggen.
Eerst na het ontvangen van die inlichting is het
mogelijk een oordeel te vellen over de sterkte van
het personeel.
Maar tevens zou het voor de Kamer nuttig zijn
te weten
hoeveel wachtschepen er als depots zullen blijven
en hoeveel dienstplichtingen zij redelijkerwijze kun
nen bergen, behalve de mariniers en kernbemanning;
of de havenversperringen te Nieuwediep, liggende
tusschen de batterij „Wierhoofd" en het fort op
de „Harssens" daardoor niet voldoende is bewaakt
en niet kan worden gelegd en onderhouden door
werfpersoneel
of er werkelijk drijvende versperringen zijn voor
zeegaten, enz.
of de bewaking der torpedoversperringen is ge
regeld in overleg met de landmacht
hoeveel lichte vaartuigen er zijn en hoeveel van
die, nergens vermelde, vaartuigen nog zullen wor
den aangeschaft
of de bemanning der loods-stoomtransportschepen
onder militair verband staat of zal komen
de bestemming der ongeveer 1000 mariniers,
overblijvende na het bemannen der schepen.
Waarschijnlijk zal de Begeering geen bezwaar
hebben om ook die inlichtingen te geven.
d. De Staatscommissie wenschte een diensttijd
even lang als bij de landmachtde reden door de
Begeering voor hare afwijkende opinie gegeven, nl.
dat de dienst aan boord toch onder vele omstan
digheden zwaarder is dan die te lande, kan den
toets niet wel doorstaan. De eerste oefening duurt
niet langer dan bij de onbereden wapens, de dienst
plichtige is niet slechter gehuisvest, zijne voeding
is beterslechts 6 of 1 l weken is hij aan boord
van het varend materiëel. Die tijd valt in den
zomerde nachten worden bijna geregeld ten anker
liggende doorgebrachthet is een gezond, opw ek-
kend leven. Vervalt hiermede de bilUjkheidsgrond,
ook uit een oogpunt van utiliteit is het niet noo-
dig een verkorten dienst bij de zeemacht te be
houden. De voordeelen, tot nu toe aan den zee-
milicien toegekend (korteren diensttijd en gemis
aan herhalings-oefeningen) deden wel een ruim
aanbod ontstaan, maar van miliciens welke die
voordeelen wilden genieten, niet van hen die door
hun beroep voor den dienst bij de zeemacht de
voorkeur verdienden.
Wanneer ondergeteekende de toelichting op bladz.
140 der Memorie van Toelichting goed begrijpt,
dan zal voortaan vrijwillige aanmelding voor den
dienst bij de actieve zeemacht alleen mogelijk zijn
voor hen, die behooren tot een der beroepen, telken
jare door het Departement van Marine aan te geven.
Mocht hun aantal onvoldoende zijn, dan geeft toch
de wet de bevoegdheid de overige benoodigden aan
te wijzen, waarbij dan te recht zeevarenden het
eerst in aanmerking komen. Het aantel door elke
gemeente te leveren is zoo klein, dat bij die aan
wijzing geen practische bezwaren kunnen ontstaan.
Voordeelen behoeven dus niet langer te worden
toegekend.
e. Wordt dan de duur van den diensttijd even
lang gesteld als bij de landmacht en wordt voor-
loopig afgegaan op het cijfer der Begeering van
'100 diensplichtigen, dan wordt
3100
het jaarlijksch contingent a 447, of
6.94
rond 450 man, zoodat het maximum zou kunnen
vastgesteld worden op 500, evenals door de Staats
commissie werd voorgesteld.
f. Volgens de Memorie van Toelichting gelukt
het de zeemilitie, «zij het ook met de uiterste
krachtsinspanning," in 8 maanden op te leiden.
Met het resultaat evenwel, dat reeds sedert 1881
alle commandeerende officieren van oordeel waren,
„dat de verkregen geschiktheid, in verband met
den eersten korten oefeningstijd. spoedig zou ver-
verloren gaan, zoodat de zeemilicien, na een of
meer jaren met groot verlof te hebben doorge
bracht, bij mobilisatie opgeroepen, zouden blijken
na renoeg al 't geleerde te hebben vergeten." Met het
geweer doet de zeemilicien in den regel slechts
25 schoten. Aan boord der defensie-vaartuigen
blijft hij slechts 6 of 11 weken, en het is vreemd
dat zulk eene eerste oefening met hare „uiterste
krachtinspanning" en weinig blijvende gevolgen zal
worden bestendigd.
g. De oppervlakkigheid der eerste oefening werd
reeds in 1881 erkend bij de toelichting op art. 142
van het ontwerp tot regeliug der natiouale militie.
Sedert dien tijd werden echter geene pogingen aan
gewend de zoo noodige herhalingsoefeningen in te
voeren. Behalve om het vergetene in het geheugen
terug te brengen, zijn herhalingsoefeningen temeer
noodig wanneer getracht zal worden kader te vor
men.
h. Eerst, bij de herhalings-oefeningen zal kader
kunnen worden uitgezocht uit hen, die niet alleen
voor een beepaalden post zijn afgericht, maar die
een blik over het geheel hebben verkregen. Het
zelfde geldt voor de officieren en machinisten. De
Begeering schijnt van de mogelijkheid om deze en
om verder kader te verkrijgen niet geheel over
tuigd, maar dan is het toch zeker, dat de kans
zulke met gezag bekleede personen te vinden zal
toenemen, naarmate men komt in de oudere lich
tingen. Daarin treft men aan mannen van meer
ondervinding en die verder door voorkomen en
leeftijd geschikt zijn tot het uitoefenen van gezag,
iets waarin de dienstplichtige door korteren effec
tieven dienst anders allicht zou tekortschieten. Ook
hierom diene.n eensdeels herhalings-oefeningen inge
voerd, anderdeels bij de marine geen korteren
diensttijd gesteld te worden dan bij de landmacht.
i. De dienst bij de zeeweer zal op 5 jaar worden
bepaald. Tegenover 2639 man der actieve zeemacht
wordt dan de beschikking gekregen over eene reserve
van 2400 a 2500 man. Eene bloote beschouwing
der cijfers geeft reeds aan, dat die reserve te groot
is en practische bezwaren zouden worden onder
vonden, daar op elk wachtschip, behalve de vaste
bemanning, 800 man van die reserve zouden moe
ten worden ondergebracht.
Die reserve is dan ook veel grooter dan zij vroeger
noodig werd geoordeeld, alvorens de Begeering voor
de marine, in het zog der landmacht meegaande,
eene 5de lichting zeemilitie vroeg en zelfs eene 6de
lichting verlangde. De Begeering erkent dit dan
ook indirect. Er wordt namelijk voor die reserve
emplooi gezocht in „bediening van landingsgeschut
bij het verdedigen der maritieme positien, het ver
richten van bewakingsdiensten en van verkenning
en patrouillediensten op plassen en vaarten, verde
diging van sommige liniën en stellingen, diensten
op uitleggers en dergelijke." Het gaat niet aan
het personeel voor die diensten onbeperkt uit te
breiden, terwijl daarvoor reeds een gedeelte van het
leger en van de actieve zeemacht is aangewezen.
k. Ondergeteekende meent dan ook dat de dienst
tijd der zeeweer kan worden beperkt tot 3 jaren.
Zij wordt dan sterk 1080 man, vermeerderd met
300 gewezen vrijwilligers, 1380, en na verminde
ring met 1/10 voor afwezigen, totaal 1240 man.
Die reserve is zeker groot genoeg, wanneer moet
worden voorzien in de verliezen van eene hoofd
macht van 2639 dienstplichtigen, te meer omdat
bij het laatste getal is gerekend op 5 pCt zieken
en verder in oorlogstijd het materieel niet kan
worden aangevuld en naar alle waarschijnlijkheid
sneller zal afnemen dan het personeel. Bovendien
zal de oproeping van den landstorm geschieden naar
klassen van leeftijd, en wanneer de diensttijd bij de
zeeweer slechts 3 jaren duurt, zal de oproeping
van de jongste klasse van den landstorm de be
schikking geven over 3 lichtingen gewezen zeeweer.
Het aangevoerde resumeerende, schijnt het dus
den ondergeteekende wenschelijk, om wel volgens
het voorstel van de Begeering den gezamenlijken
diensttijd te stellen op elf jaar, maar dien te ver-
deelen in acht jaren dienst bij de actieve zeemacht
en drie jaren bij de zeeweer. Die verdeeling brengt
de zeeweer tot de gewenschte sterkte en maakt de
jaarlijksche lichting kleiner, het laatste zeer in het
belang van het verkrijgen van geschikte personen,
van hunne oefening en van het slagen der pogingen
tot kadervorming.
De „uiterste krachtsinspanning" dient bij de
oefening der dienstplichtigen voortaan te worden
vermeden, en toch dienen blijvender gevolgen te
worden erlangd dan bij het tegenwoordige stelsel
van oefening. Die voordeelen kunnen worden ver
kregen zonder den eersten oefeningstijd te verlengen,
wanneer, na eene eerste gezamenlijke oefening van
bij voorbeeld ééne maand, de dienstplichtigen, naar
gelang van beroep en gebleken aanleg, worden
verdeeld in stokers, matrozen, kanonniers, vletroeiers,
enz. en dan individueel of in groepen in die bij
zondere richting worden opgeleid.
De oefening der dienstplichtigen bij de zeemacht
dient voor volle vier maanden plaats te vinden op
de schepen en vaartuigen voor binr.enlandsche
verdediging.
Zelfs bij een kleinere jaarlijksche lichting zal in
dat geval meer drijvend materieel in dienst moeten
worden gesteld, maar dit ligt ook geheel in de
richting van die verbetering der practische vorming
van het binnenlnndsch aanwezige officiers- en vrij-
willigers-personeel, welke door ondergeteekende
dringen 1 noodig worden geacht.
De physieke toestand van dat laatste personeel
moet worden verbeterd. Verkorting van het ver
blijf in Oost-lndië treed bij de daartoe te nemen
maatregelen op den voorgrond. Het personeel moet
op tijd worden afgelost en voltallig worden ge
houden, de bepaalde reserve steeds aanwezig zijn.
Een van de grootste hinderpalen tegen die aan
gegeven maatregelen en tegen het geven van een
verblijf in de gematigde luchtstreek van voldoende
duur, is het incompleet aan vrijwilligers.
Snelle aanvulling van dat tekort is dus voorge
schreven, ook met het oog op de binnenlandsche
verdediging, want zelfs al worden alle wenschen
omtrent aanvulling door dienstplichtigen en omtrent
kadervorming vervuld, dan zullen toch eerst over
elf jaren een voltallig personeel en de noodige
reserve aanwezig zijn.
LAND.