HELDERSCHE-
NIEU WEDIEPER COURANT.
Jaargang 49.
Jtë.57. Woensdag 13 Mei 1891.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
E N
J. H. VAN BALEN.
DOLORES.
,En doseiperoert nimmer I"
Jmn PUtertz. Coen.
Hat Vaderlandt ghatnmwa
Blijl ick tot in dei daot>
Veraoliljnt lederen Diasdag;, Donderdag; en Zaterdag.
A'onnemcntsp ij» pa:: I
Voor de courant biui'en e ^emee- i
nanr de overige plai tsen var "ederlaad
naar alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen Ooet-
Indië en Amerika)
y naar Znid-Afrika
maanden.
f 0. 0- met Zondagsblad 1.05
0.?0, 1.35
1.75,
2.50,
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prjja dar advertantiëa;
Van 15 regel» 50 cent, elke regel meer '0 eer';..B'j rbonnement, naar gelang val da
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tussehen den tekst, per regel II at
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand
Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles: N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
Binnenlandsch nieuws.
HELDER, 12 Mei.
Een pleidooi voor
Algemeen Kies- en Stemrecht.
De afdeeling Helder van den Bond voor Alge
meen Kies- en Stemrecht hield jl. Zaterdagavond
in „Musis Sacrum" eene vrij goed bezochte verga
dering, voor niet-leden tegen een matig entree
toegankelijk, waarin de heer D. de Oiercq, van Haar
lem, als spreker optrad, met het doel om de
beginselen, het streven der voorstanders van Alge
meen Kies- en Stemrecht meer ingang te doen
vinden.
Na de opening der vergadering door den Voor
zitter der afdeeling, den heer Leertouwer, nam de
genoemde spreker het woord. In zijne inleiding
stelde hij zich voor als èen vertegenwoordiger
van den zoogenaamden derden stand en als
iemand, wien het kiesrecht reeds sedert lang
is toegekend. Niet voor zichzelf vraagt spr. dus
dat recht, maar voor de lagere standen in de
maatschappij, voor hen die daarvan tot nu toe
verstoken zijn, overtuigd als hij is, dat algemeen
kies- en stemrecht bet middel is om betere maat
schappelijke toestanden te scheppen dan de bestaan
de. In de maatschappij, zeide spr., bestaan
twèe groote stroomingende aristocratie en de
democratie. Spreker behoort tot laatstgenoemde
categorie. Algemeen stemrecht kan als de toetssteen
worden beschouwd, waardoor men zich kan over
tuigen ol men een aristocraat dan wel een demo
craat vóór zich heeft. In den nristocratischen
staat veronderstelt men dat ééne bepaalde klasse
het recht en de bevoegdheid heeft over alle andere
klassen te regeeren en redeneert men aldus//Wij
zijn de knappe menschen en weten het best wat
het volk noodig heeft, terwijl van een eigen oor
deel van dat volk verschillende verkeerde toestanden
het onvermijdelijk gevolg zouden zijn", wat met
de beginselen der voorstauders van alg. kies- en
stemrecht natuurlijk lijnrecht in strijd is. Nagaande
waarop in den loop der tijden het gezag alzoo
gebaseerd werd, haalde spr. in de eerste plaats aau
het recht van den sterkste, dat in oude tijden
gold. Later werd ingezien dat dit recht maar
dwaasheid was, daar men het voordeel, met een paar
gespierde armeu begunstigd te zijn, niet mochtaanwen-
den om over anderen te heerschen. Men deed het
dus verdwijnen en plaats maken voor het recht
van geboorte. Adel en geestelijkheid kregen nu
de macht in handen en maakten daarvan al het
zelfde misbruik. Dat heeft zoo voortgeduurd tot de
groote Fransche revolutietoen beleefde men een
korten tijd, dat men meende het democratisch be
ginsel te zien zegevieren, maar het volk was daartoe
toenmaals nog te onontwikkeld. Men beging boven
dien de groote fout om ieder, die in kennis maar
Feuilleton van de Heldersehe- en Nieuwedieper Conrant.
114)
Roman van Gravin EUFEMIA BALLESTREM,
(Uit het Duitse h.)
„Eu omdat die tweede mau der weduwe het
jonge meisje nooit de zijne kon noemen, en omdat
zij hem geen wederliefde schonk, besloot hij haar
te dooden."
z/God, hoe romantisch," riep Lolo uit.
//Akelige kerel," mompelde Schinga. Dokter
Rusz echter begon luide te lachen. Anders lachte
hij altijd zachtjes.
z/Zijne vrouw geloofde dat namelijk," ging me
vrouw Rusz op haar gewone eentonige manier
voort. //Nog iets anders echter kon hem tot die
handelwijze voeren het vermogen. De zoon
der weduwe was namelijk de erfgenaam van het
meisje en als diens stiefvader dacht hij goed verzorgd
te zyn. Dit was willicht dan ook de ware redeu
maar de vrouw was jaloersch, omdat zij oud ge
worden was, omdat hij jonger was dan zij en zij
geene bekoring meer voor hem had. En omdat de
vrouw jaloersch was, ging zij hem overal na
o, zoo zacht, zoo geheimzinnig, zoo zeker 's Nachts
sliep zij niet meer, want haar man had de gewoonte
in den slaap te spreken en alle nachten bleef zij
met een pijnlijk en onstuimig kloppend hart toe
luisteren, of hij in zijn droom ook zou spreken
over het schooue meisje en zijne liefde voor haar.
Maar slechts zelden noemde bij haren naam. De
vrouw vernam echter iets anders uit zijn spreken
namelijk dat hij een moordenaar was, dat hij
het meisje wilde dooden. Zoo vernam zij ook, dat
hij haar aan den waterkant beluisterd had sa dat
iéts boven het gros van het volk uitstak, een hoofd
kleiner te maken, waardoor de meer ontwikkelden later
weer van onder moesten worden opgekweekt. Gaan
deweg is het volk echter weer in ontwikkeling voor
uitgegaan, ook in ons land, en het gevolg daarvan
is dat thans meer geldt, of dat men meer streeft naar
gelijkheid en broederschap, te komen tot den demo-
cratischen staat, die geluk wil voor allen door allen,
door gemeen overleg te bereiken. In zoodanigen staat
zullen de thans aan bepaalde standen verleende voor
rechten voor rechten der lagere standen plaats
maken. Onze voorouders tijdens de Fransche
revolutie (derde stand) waren democraten, die even
zeer voor de politieke rechten streden als nu de
vierde, vijfde eu zesde standen ook streed men
toen tegen de erfelijkheid van heerlijke rechten
en betrekkingen en tegen vrijstelling van belastingen.
Hiertegen moet ook nu nog worden te velde getrokken,
evenals tegen de voorrechten der hoogere standen.
Dat deze voorrechten vele en velerlei zijn, dat
trachtte spr. te bewijzen door o. a. voorbeelden uit het
huwelijk en uit den krijgsdienst aan te halen. Als
eene groote onrechtvaardigheid brandmerkte spr.
ook de wet, die verbod van onderzoek naar het
vadersehap voorschrijft. Daaraan, zeide spr., is op
te merken, dat de wet is gemaakt door de mannen
voor de mannen, want het onderzoek is verboden,
zelfs al wordt een meisje voor altijd onge
lukkig gemaakt (Applaus). De erfelijkheid van
betrekkingen bestaat in zeker opzicht nog, daar de
meeste hoogere ambten alleen voor bezittenden
openstaanhij die studeert moet gefortuneerde
ouders hebben. En toch, deze gefortuneerden juist
krijgen voortdurend cadeautjes van den Staat en worden
voor een groot deel op Staatskosten opgevoed,
Nader lichtte spr. dit toe met eene becijfering
der kosten van het onderwijs aan de Hoogere Burger
school te Haarlem en aan de Burger-avondschool
aldaar, waaruit bleek dat Staat en gemeente voor
eerstgenoemde inrichting jaarlijks f 60.000, voor
laatstgenoemde, die bezocht wordt door de kinderen
van miugegoeden, slechts f 7000 bijpassendus
een soort van bedeeling van de meergefortuneerden
door het Rijk en de gemeente, zeide spr., ofschoon
deze bedeelden niet behooren tot de categorie van
bedeelden, die men van het stemrecht zou willen
uitsluiten (Applaus). En aan de Universiteit te
Leiden is 't nog erger gesteld; daar wordt jaarlijks
voor eiken leerling f 800 uitgegeven. In het oog
van spr. wordt hierdoor een soort van erfelijkheid
van betrekkingen gehandhaafd, want slechts voor
de aldus op kosten der gemeenschap onderwezenen,
voor meesters in de rechten, ingenieurs enz. zijn de
meeste hooge posten bereikbaarvaudaar dat iemand
zonder geld zich zoo zeer zelden naar boven kan
werken.
Vrijstelling van den adel of van de aristocratie
van het betalen van belastingen, zooals vroeger,
komt wel niet meer voor, maar toch is de minge-
goede veel zwaarder belast dan zijn meer gefortu
neerden natuurgenoot. Door dr. Vitus Bruinsma
zij een ander beminde wien zeide hij niet. Op
woesten toon sprak hij er van, dat hij haar in het
water gestooten en een ander haar gered had.
«Wie had ook kunnen voorzien, dat zij zou
schreeuwen!" zeide hij dien nacht gedurig."
Onder dit verhaal hadden de meesten van het
gezelschap reeds weer een gesprek met elkander
aangeknoopt. Alleen Dolores luisterde hoog opge
richt, maar doodsbleek toe, dokter Rusz bladerde
zenuwachtig in een boek en Falkner stond als aan
den grond genageld en keek naar Dolores.
z/Toen het meisje uit het water gered was, be
proefde hij een ander middel," ging mevrouw Rusz
voort. //Het meisje had namelijk een vuurwapen,
dat hij van haar wegnam, als zij afwezig was en
waarmede hij zich oefende. Hij wilde haar dood
schieten en haar dan het pistool in de hand geven,
als zou zij het zelve hebben gedaan. Hij bereidde
alles voor, terwijl hij overal vertelde, dat het meisje
door eene ongelukkige liefde het leven moede was.
Het schot miste echter, maar hij vond nog tijd,
om het wapen weer op zijn plaats te leggen, vóór
het meisje terugkwam. O, zijue vrouw sloop hem
wel goed na en zij zag alles, alles, alles! Zij ge
voelde een wilde vreugd in zijne handelwijze, omdat
zij het meisje haatte, haatte, haatte! Omdat zij
jaloersch was! Toen de man nu zag, dat hij zoo
niets kon uitrichten, begon hij het meisje vergif
in te geven, een langzaam, sluipend vergif, dat de
anders zoo gezonde jonge dame deed verwelken,
evenals een bloem in den herfst. Bij het zien van
deze verwelkende lelie ontwaakte het geweten der
vrouw; zij sloeg zich op de borst en zeide: „mea
culpa, mea culpa, mea maxima culpa," zooals zij in
de mis dikwijls zoo gedachteloos gedaan had. Zij
zeide haren man echter niets van hetgeen zij ontdekt
had, omdat zij dan zeker van haar dood was ge
weest. Zy trachtte echter zijne wegen te kruisen
en het invretende vergif in het meisje tegen te
gaan, om haar zoo mogelijk te redden. Het meisje
is berekend dat de werkman die f 18 en minder
per week verdient, 5| a 6 pCt. van zijn inkomen
aan accijnzen op de eerste levensbehoeften moet
betalen. De meergegoede draagt naar verhouding
veel minder bij in de kosten van Stnat-en gemeente
huishouding. De zwaarste lasten zijn dus door de be
zittende klasse, die de wetten maakte, op de
raingegoeden gelegd, niettegenstaande de vertegen
woordigers der lagere standen toch evenzeer men
schen zijn als zij. De emancipatie van die stan
den kan dan ook niet dan gunstig werken op de
maatschappelijke toestanden, op de algemeene
ontwikkeling.
Hierop ging spr. na wat de derde staud (vóór de
Fransche revolutie de verdrukte) alzoo door het
kiesrecht heeft verkregen. In de eerste plaats eenen
normalen arbeidsdag, getuigen de onderwijzers, kan
toorbedienden, ambtenaren, enz., die niet langer dan
8 a 10 uur daags werken. Een minimum-loon is
voor dezen stand vastgesteld, zelfs doorgaande bij
ziekte. Kinderarbeid komt in den derden stand niet
voor, terwijl goede voeding, kleeding en woning
kunnen worden verkregen. Eene levensverzekering
kan de mindere man zich niet koopen en hij moet
daarin wel berusten (Applaus). De spoorwegen en an
dere middelen van verkeer bestaan feitelijk alleen voor
den meergegoede. De mindere kan zich niet de
weelde veroorloven daarvan gebruik te maken, al
leven wij ook in de als verlicht geroemde 19de
eeuw. Dit ware te veranderen, wanneer men besloot
de onvermogenden kosteloos te vervoeren, wat geen
bezwaar zou zijn, daar bij de Holl. spoor toch ge
middeld 72% van het aantal beschikbare plaatsen
ledig worden medegevoerd (Applaus).
In herinnering brengende, welke bedenkingen al
niet tegen eene uitbreiding van het kiesrecht, zooals
de voorstanders van algemeen kies- en stemrecht
die wcnscliaa,- worden gemaakt, zeide spr. het onbil
lijk te vinden, dat men de bedeelden, zijnde 20%
van de bevolking, wil uitsluiten. Kinderachtig noemde
spr. het, iemand die 's winters geen werk heeft en
dan moet worden bedeeld, omdat hij 's zomers zoo
bitter weinig verdient, het kiesrecht te onthouden.
In eene goedgeordende maatschappij wordt toch
feitelijk elkeen bedeeld. Ieder die gebruik maakt
van een rijksweg, gemeente-gaslicht of onderwijs,
van de Academie te Breda, van het Instituut te
Willemsoord, van het onderwijs aan eene Hoogere
Burgerschool, die allen zou men bedeelden kunnen
noemen en wil men eerlijk zijn, dan moet men het
zoo opvatten (Applaus). Ook de vrouwen wil men
buitensluiten, de vrouwen, die 50% der bevolking
uitmaken en waarvan de maatschappij eveuveel, soms
meer eischt dan van den man. Spreker zou dit eene
groote onrechtvaardigheid noemen. Verders wil men
ook de gevangenen van het kiesrecht uitsluiten,
niettegenstaande ook deze categorie 4% der bevol
king vertegenwoordigt. Vier procent onzer bevolking
in de gevangenissen, zoo heerlijk is onze Staat
tegenwoordig ingericht, roept spr. uit (Applaus).
Neen, kiesrecht voor allen is het beste
begreep haar echter niet en verzette zich tegen de
waarschuwingen, die zij haar gaf. Het vergif werkte
den man te langzaam en hij besloot de zaak te
bekorten. Weer vertelde hij overal van het verdriet
van het meisje en van hare gedachte om een zelf
moord te begaan, want hij wilde haar nu met een
snelwerkend vergif dooden en naast haar lijk een
valschea brief leggen, waarin zij haar zelfmoord
bekende
Toen mevrouw Rusz zoover gekomen was, wendde
zij zich tot de weinigen, die hadden toegeluisterd
eu keek hen zegevierend aan.
z/Dè vróuw had echter een valsche sleutel. Zij
wierp het vergif, dat het opschrift //blauwzuur"
droeg, weg, en daar het naar bittere amandelen rook,
vulde zij het zorgvuldig schoongemaakte fleschje
met water, vermengd met bittere amandelen. De
man, die hiervan uatuurlijk niets wist, haalde het
etiquette vau het fleschje, zette er een ander op en
bracht het toen aan het meisje voor slaapdrank en
zonder de rusteloos wakende vrouw sliep zij nu den
eeuwigen slaap
z/Den eeuwigen slaap herhaalde Dolores zacht,
terwijl zij een zonderling gevoel van machteloosheid
in zich voelde opkomen.
z/Welnu, eu hoe eindigde de geschiedenis vroeg
de commandeur belangstellend.
/,Ik ken het slot niet," zeide mevrouw Rusz, zicht
baar outroerd.
//Waarschijnlijk eindigde zij met den dood van
het arme meisje," meende de commandeur.
«Wellicht met tuchthuisstraf voor den ellendeling,
die zijne misdaad zoo onmenschelijk wilde uitvoeren,"
zeide Falkner met warmte.
z/Zeer zeker eiadigde zij daarmede, dat de vrouw
in een gekkenhuis werd opgesloten, want zulk
eene geschiedenis kan alleen eeu waanzinnige zich
denken," viel dokter Rusz koel en glimlachend in,
terwijl hij ongeloovig het hoofd schudde.
Dolores zeide niets. Niet in staat zich te ver
middel om de bedeeling op te schorten. Liever dan
al die uitsluitingen, zou spr. wenschen den tegen-
woordigen kiezers het kiesrecht eens te ontnemen
en het toe te kennen aan allen, die nu geen kiezer
zijn.
De bedenkingen die men verder aanvoert tegen
de invoering van het allemaus-kiesrecht, alshet
volk stelt geen belang in de algemeene zaken het
volk kan niet lezen en schrijven het volk laat zich
leiden, enz., zij hebben voor spr. niet de minste
waarde. Het volk laat zich omkoopen, zegt men
verder, en spr. acht dit niet geheel onwaarschijnlijk.
Maar de schande daarvan rust juist op hem die
omkoopt, niet op die wordt omgekocht en juist dien
omkooper zou spr. het kiesrecht willen ontnemen
(Applaus). En waar men beweert dat het volk
niets heeft te verliezen, zegt spr. het volk heeft
juist alles te verliezen en hoë minder zij verdienen,
hoe meer belang zy bij een goeden gang van zaken
hebben. Van datzelfde volk, waarvan zooveel kwaads
gezegd wordt, eischt men alle mogelijke en ónmo
gelijke deugden, de meeste toewijding, maar wan
neer meu aan de be/itters vraagtdenkeu jelui
zooveel aan de volksbelangeu, dan dient men daar
voorzeker een groot, groot vraagleeken achter te
plaatsen.
Niet vóór alles algemeen stemrecht, zegt men,
maar spr. is het daarmede geheel oneens. Wanneer
een afgevaardigde zich pertinent verklaart voor
algemeen kiesrecht, dau is dat meer dan een leus,
dan is dat het bewijs dat hij is doordrongen van eenen
(linken democratischen geest en dat hij ook zal
medewerken aan de totstandkoming van alle
andere gewenschte verbeteringen.
Met het voorlezen van een stukje uit eeu in
1796 uitgegeven werkje, waarin tegen de instand
houding van den census wordt te velde getrokken,
besloot spr. het eerste gedeelte, zyuer improvisatie.
Na eene korte pauze ontwikkelde hij de begin
selen, waarop in de samenleving het recht van vrije
burgers moest berusten Ieder mensch heeft krach
tens zijn bestaan recht op het leven, op de natuur
krachten. Aan de hand van eene redevoering, door
Henry George te Glasgow gehouden, betoogde spr.
dat het, in afwijking van dit recht, juist de bezit
tenden zijn, die beschikken over alles wat de natuur
oplevert. Er bestaan nog vlakten, mijlen bij mijlen
in den omtrek, die woest en dor en ledig zijn en
waar men toch geen voet mag of durft zetten, omdat
zij het eigendom zijn van den een óf anderen meer
gegoede. Dat heeft ook mr. Yau Houten, het lid
van de Tweede Kamer, ingezien en vaudaar diens
wetsvoorstel, om het gemeenschappelijk bezit te
bevorderen, om aan de geheele bevolking de gele
genheid te verschaffen te wonen eu te werken. Door
het grondbezit aan enkele personen af te staan, be-
nadeelen wij ons zeiven en de nakomelingschap
daarom is het een dringenden eisch, naar landna
tionalisatie te streven. Het individuëel belang behoort
plaats te maken voor het algemeen belang, want
het eerste druischt volkomen tegen het laatste in,
roeren, leunde zij tegen een boomstam, maar zij
voelde Falkners oogen met een uitdrukking van
angst op zich gericht, een angst, waaruit de vraag
sprak
«Is zij, die dat verteld heeft, werkelijk waan
zinnig, of sprak zij de waarheid, de ontzettende
waarheid, welker einde de dood moest zijn
«Neem mij niet kwalijk, maar waarom er nu
niets dan zulke afschuwelijke geschiedenissen ver
teld worden, begrijp ik niet," zeide Lolo. „Dat
hoort thuis iu den winter aan den haard, maar
hier, in den zomer, in het bosch, hoor ik liever
vroolijke dingen. Allous, Alfred," riep zij Falkner
toe, terwijl zij hem een afgebroken tak toewierp,
„allons, nu aan u de beurt om ons eens een vroo
lijke geschiedenis te vertellen
Falkner hoorde haar echter niet. Hij bleef staan
en zocht op het gelaat van Dolores te ontcijferen,
wat voor hem een verschrikkelijk raadsel was, welks
oplossing hij nu niet mocht uitvinden, omdat hij
den schijn moest geven, dat de vertelling zijner
moeder hem eigenlijk niets aanging. Want wat er
ook zou gebeuren, ieder opzien moest vermeden
worden
„Nu?" vroeg Lolo scherp, en toen hij nog niet
antwoordde, begon zy boos te worden. „Gij zwijgt,"
zeide zij. Wilt ge ons misschien niet een verhaal
doen van een nachtvlinder, die rondom een licht
vloog, dat een roos in haar diadeem droeg."
Nu schrikte Falkner eensklaps op en haalde
diep adem, alsof hij uit een benauwden droom ont
waakte.
„Pas op, straks zal hij ons nog vertellenhoe hij
Dolores uit het Heksengat redde," zeide Lolo tot
de haar omringende heeren. „Hij heeft haar namelijk
werkelijk daar eens uitgehaald, verzekerde zij, toen
men haar uiet scheen te gelooven. „Ik zou toch
wel eens willen weten, Alfred, of gij mij er uit zou
halen, als ik er inviel."
(Wordt vervolgd.)