HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
Zondag 5 Juli 1891.
Jaargang 49.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
i desespereert nimmer I"
Jan Pieterz. Coen.
Het Vnderlandt ghetrouwe
Blijf iele tot in den doot.
WUfulmuilUd.
Versolatlnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementspriji
Voor de courant binnen de gemeeenle
t nanr de overige plaatsen van Nederland
H alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Tndiè en Amerika).
Zuid-Afrika
3 maanden:
f 0.70, met Zondagsblad 1.05
0.90, 1.85
1.75,
2.50,
RB n ACTBUR-ÜTTGB VER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prijs der Advertenticn:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden rnededeelingen en nanbe velingen, geplaatst tusschen den tekst, per regel 15 Ct.
Advertentiën voor liefdadige doeleindenw 3»
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5*
Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jeusey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
NEDERLAND.
HELDER, 4 Juli.
De „St-Ct." van jl. Maandagavond
bevatte het volgende bericht:
„HH. MM. de Keizer en de Keizerin
van Duitschland zullen Woensdag omstreeks
den middag te Amsterdam aankomen.
„Dit bezoek van HH. MM. wordt door
H. M. de Koningin-Weduwe, Regentes, en
door de Nederlandsche nhtie op hoogen
prijs gesteld."
Aannemende, zegt de „Haagsche Ct.",
dat de natie op dat bezoek inderdaad
prijs stelt, meenen wij toch dat het beter
ware, indien de „St. Ct." zich van der
gelijke lyrische ontboezemingen namens
het volk onthield en zich bepaalde tot
hare taak als officieel orgaan der Regee
ring.
Het „Vad." zegt
Beleefdheid ofDe betee-
kenis der mededeeling in de „St. Ct.,"
dat het bezoek van den Duitschen Keizer
door de Koningin-Regentes en door de
natie op hoogen prijs wordt gesteld, wil
ons niet duidelijk worden.
Wij meenden, dat de „St. Ct." het orgaan
was, waardoor de Regeering sprak tot de
natie. Aan haar behoeft men niet mede
te deelen, dat -de Regentes een beleefd
heidsbezoek waardeert, wat vanzelf spreekt.
Nog minder, dat de natie het bezoek op
hoogen prijs stelt, iets wat de Regeering
trouwens verzekert, zonder dat blijkt, op
welken grond zij tot deze^ verzekering ge
rechtigd is. Natuurlijk, dat de natie een
beleefdheidsbezoek, der Regentes gebracht,
om Harentwille waardeert en dat zij be
reid moet zijn den hoogen bezoeker van
haar Vorstin beleefd en waardig, desnoods
met eenige staatsie te ontvangen, maar wat
reden heeft zij voor zich dit bezoek op
hoogen prijs te stellen
En in elk geval, waartoe zoo iets in de
„St. Ct." gezegd Is het nommer met
deze conventioneele phrase bestemd, om.
met of zonder zwart-wit-rood randje, aan
den Duitschen Monarch te worden gezon
den
Wij vreezen hier de sporen te ontwaren
van een meer Duitschen dan Nedcrland-
schen karaktertrek en van een onderdanig-
Feuilleton van de Heldersche- en Nieuwed. Convant.
MARUJA,
DOOR
BRET HARTE.
„Wat zal ik u zeggen zeide Maruja met
een licht schouderophalen. „Hij betaalde
zijn geld aan den falsaris. Uwe corregidores
ondersteunden hem en zeiden, dat hij gelijk
had," vervolgde zij tot Carroll.
Ondanks het tot hem gericht verwijt,
voelde Carroll zich verlicht. Hij begon over
Garniers tegenwoordigheid ongeduldig tte
worden en verlangde zijne poging te her
nieuwen. Wellicht was zulks op zijn gelaat
te lezen, want Maruja voegde er met de
haar eigenaardige kalmte bij
„Het is altijd vervelend, de oudste zuster
te zijn maar denk eens even na, wal het
zeggen wil in direct verband met eene
vervloeking gebracht te worden Daar heb
je nu Amita die is vrij om te doen wat
zij wil, zonder eenige verantwoordelijkheid
tegenover hare familieterwijl ik daaren
tegen Zij sloeg hareoogen neer, doch
niet vóórdat zij CarroU's vurigen blik
ontmoet en zij hem daarmede even berispt
had.
„Maar," zeide Garnier, die eensklaps zijne
lichtgeloovigheid en hoffelijke onverschillig
heid liet varen en een barsch ongeduld aan
den dag lei„Maar Mademoiselle gij wilt
toch niet zeggen, dat gij eenig geloof aan
dit dwaze, belachelijke sprookje slaat?"
Maruja's ongekunstelde, fijne lippen sloten
zich terstond onverbiddelijk op elkaar. Zij
heid.die tegenover niemand zoozeer als tegen
over den Duitschen Keizer behoorde te
worden vermeden.
De Prins Von Wied is jl. Donderdag
voormiddag uit Amsterdam in de residen
tie aangekomen en is dadelijk naar het
huis „De Pauw," onder Wassenaar, ver
trokken.
Van goed onderrichtte zijde schrijft
men aan de „Arnh. Ct."
„Onwaar is het bericht van het Nieuws,
dat de Regentes de kosten van de ver
siering van Amsterdam betaalt. Alles wordt
uit de gemeentekas bekostigd, maar het
gemeentebestuur hoopt, dat uit de Staats
kas een tegemoetkoming zal gegeven wor
den. Dat is de zuivere waarheid. De
Koningin betaalt alleen de kosten van het
inwendig opknappen van het paleis."
Door de antirevolutionaire Kiesveree-
niging in Schoterland is tot candidaat ge
steld de heer P. van Vliet te Leeuwarden.
De liberale Kiesvereeniging Oude-
schoot (Schoterland) heeft het volgende
tweetal candidaten gesteldH. Pijttersen
te Sneek en mr. Ferf te Heerenveen.
HET BEZOEK VAN DEN KEIZER
EN DE KEIZERIN VAN DUITSCH
LAND AAN NEDERLAND.
Jl. Donderdagmorgen te halftien heeft liet
Duitsche Keizerpaar ten Paleize audiëntie ver
leend aan de Duitsche deputatie. De hecren
werden door den heer Goebring, consul-gene
raal, de dames door zijne echtgenoote ann de
Vorstelijke bezoekers voorgesteld.
De Keizer en de Keizerin ontvingen de
deputatie allerliefst. Zij verklaarden bijzonder
getroffen te zijn door de ontvangst in Holland.
De Keizer zeide: „het verblijf te Amsterdam
blijft mij een onvergetelijk oogenblik mijns
levens."
Na de eigenlijke voorstelling las de heer
Westenberger het adres van den Hulfsverein
voor, waarbij een album is gevoegd, gelijk
vroeger is vermeld.
De Keizer zeide in antwoord daarop, dat
de Koningin hem reeds had verzekerd hoe
goede en nuttige onderdanen de Duitschers
in Nederland waren. Met vreugde had Z. M.
ontwaard, dat zij ook goede Duitschers zijn
gebleven. Na nog eenige oogenblikken was de
audiëntie geëindigd.
Te halfelf zyn de Keizer, gezeten in een
rijtuig met de Regentes, en de Keizerin,
rijdende met de Koningin, met het geheele
gevolg naar het Burgerweeshuis gereden. De
regenten ontvingen hen aan den hoofdingang
(St. Luciensteeg). Drie weesmeisjes, van 5 tot
8 jaren oud, boden bouquetten aan. De Keizer
droeg de uniform van garde-generaal, de
j Vorstinnen waren als Woensdag gekleed. Onze
Koningin in den halven rouw.
I De regentenzaal werd het eerst bezichtigd.
De heer Backer (regent) toonde den bezoekers
eenige historische portretten. Op de binnen-
plaats stonden weesmeisjes geschaard. Zij
zongen tweestemmig het „Heil dir im Sieger-
kranz," in het Duitsch. Het lieve gezang der
weezen (door den onderwijzer Stam ingestu
deerd) maakte blijkbaar veel indruk op de
Vorstin. De Keizerin en de Duitsche dames
waren zeer nieuwsgierig ten aanzien van de
lieve kleederdracht der meisjes en lieten zich
daarover door haar zeiven inlichten. De bezoe
kers onderhielden zich allen met de regenten
en weezen.
Na het vertrek werd een rijtoer gedaan,
onder andere door de Kalverstraat, waar een
ontzaglijke menigte zich in de cafés, de hotels,
de winkelkasten, op daken en tribunes ver
drong. Het aantal personen was fabelachtig.
Vervolgens toog men naar het Raadhuis.
Ten Raadhuize werden de Hooge Gasten
ontvangen door den Burgemeester, de Wet
houders en den gnnschen Raad. Bij den ingang
boden twee dochtertjes van den heer Van
Tienhoven en een van den heer Dyserinck
(Wethouder) bouquetten aan. De Raadzaal
werd belangstellend bezichtigd; de antichambre
was smaakvol met bloemen, planten en deco
ratief versierd. De schilderyen (portretten van
de Vorsten van Oranje) trokken zeer de aan
dacht. Het Keizerpaar en de Koninginnen
onderhielden zich met alle autoriteiten. De
Burgemeesterskamer was als in een museum
herschapen alle kostbare "«orwerpen betref-
feilde de geschiedenis van Amsterdam waren
daar geëtaleerd.
I De Gasten gebruikte eenige ververschingen
en bezochten ten slotte het archief. Aldaar
I werd den Hoogen Bezoekers in een reeks
van plannen en prenten een denkbeeld gegeven
van de ontwikkeling en uitbreiding der stad.
Mr. N. De Roever, archivaris, leidde de
Hooge Bezoekers rond en gaf den noodigen
tekst en uitleg. Ook de prachtige collectie
stedelijke penningen en eenige der fraaiste
geschenken uit het legaat Suasso, werden
bezichtigd.
Blijkbaar echter waren het met name de
schrifturen op 's Keizers voorvaderen betrek
king hebbende, die hem in het bijzonder troffen
en den dankbrief van den Keurvorst van
Brandenburg, gedateerd uit Cölln an der Spree
(den ouden naam van Berlijn) en gericht tot
„Denen Edlen unseren besonders lieben Nach-
baren, Burgemeistern und Rath der Stadt
Amsterdam," betrekking hebbende op het door
wierp een veelbeteekenenden blik op Carroll
en hernam weldra hare vorige manieren.
„Het doet er weinig toe, wat een jong
meisje, als ik, gelooft. De overige familie,
zelfs de bedienden en kinderen, gelooven het
allen. Het hoort bij hunnen godsdienst.
Kijk eens naar deze bloemen rond den
perenboom en op het Indianenbergje. Op
heilige- en feestdagen werden zij daar geregeld
gestrooid. Zij zijn geene uitingen van dwaas
heid, het zijn zoenoffers. Pedro zou gelooven,
dat een orkaan ons huis zou verwoesten,
indien wij deze gebruikelijke godsdienstige
plechtigheden achterwege lieten. Is het louter
dwaasheid geweest, welke mijn vader er toe
drong, deze nieuwerwetsche bijgebouwen
rond het middengedeelte van het overoude
huis zoodanig te laten optrekken, dat het
eigenlijke gebouw onaangeroerd bleef, opdat
de vloek niet van kracht zou zijn, doordat
het oude huis als het ware in een ander
gezet werd."
Zij had zich wat opgewonden en de ernst,
die op haar gelaat te lezen was, stond haar
allerliefsthaar satijnen gezichtje was als
het ware door een zachten, hemelschen glans
verlicht, waarop meer outroering dan kleur
zichtbaar was, zoodat Garnier, geheel bekoord,
hoffelijk vleiend uitbarstte
„Maar deze vloek moet, zonder eenige
schade te veroorzaken, wijken voor den
verlichamelijkten zegen miss Saltonstall heeft
evenmin te vreezen als de engelen. Zij is
de eenige, die door hare bekoorlijkheid en
door hare goedheid den vloek voor eeuwig
van het huis kan bannen."
Carroll kon het niet helpen, indien hij
met de ontboezeming van zijn medeminnaar
ingestemd had, indien de volgende woorden
van de meesteres van zyn hart hem niet
met naamlooze schrik vervuld hadden.
„Duizendmaal dank, Senor. Wie zal het
zeggen? Maar ik word gewaarschuwd, als
het gebeurt. Een of twee dagen voordat
de verafschuwde overweldiger komt, zal een
wolf zich plotseling op klaar helderen dag,
zonder dat iemand weet van waar, bij ons
huis verschijnen. Deze nachtelijke roover,
die thans naar het dichtste woud verbannen
is, zal dan weder te voorschijn komen om
den geboortegrond zijner voorvaderen met
een bezoek te vereeren. In 's hemelsnaam
Senor kapitein, wat ziet gij er uitGy
maakt mij aan het schrikken. Houd ermee
op, zeg ik u
Zij was op hem toegetreden en stampte
met haar kleine voetje op eene driftige
kinderlijke wijze op den grond.
„Het is niets," lachte Carroll, terwijl het
bloed snel op zijne wangen terugkeerde.
„Maar gij moet niet boos zijn, als iemand
geheel door uw dramatische kracht medege-
sleept wordt. Bij JupiterIk dacht dat
ik alles zag, terwijl gij aan het vertellen
waartik zag den ouden Indiaan, den
priester en den wolf!" Zijne oogen von
kelden. Op eens schoot het hem te binnen,
dat hij wellicht, ondanks zich zelf, de aan
gewezen persoon was om de jonge vrouw
noodlottig te maken en in het overgroot
egoïsme van zijne gevoelens, lachte hy om
1 de gedachte, dat het verlies van land eD
1 invloed daarvan het gevolg zouden zijn.
I „De wolf speelde dus altijd een groote
rol bij uwe familie, als er verandering in
geldelijke aangelegenbeden op til was?"
vroeg hij stoutweg.
„Op mijn moeders trouwdag," zeide Maruja
i op gedrukten toon, „vroeg mijn vader, nadat
het gezelschap uit de kerk teruggekomen
de stad aanvaard peetschap over des Keur-
vorst's zoon en de jaarlijksche dezen laatsten
toegezegde stedelijke gift van 1000 carolus-
gulden.
Na het bezoek aan het Raadhuis werd de
rit voortgezet, onder de toejuichingen der
ontelbare menigte, en keerde mer. terug naar
het Paleis. Na daar even vertoefd te hebben
begaven de Vorsten zich te voet naar de
Nieuwe kerk.
Nadat daar de praalgraven waren bezichtigd, in
't bijzonder dat van De Ruyter, ging men
dejeuneeren, waarna de watertocht naar het
Merwedekanaal en de roeiwedstrijd op den
Amstel begon.
Te 3 uur kwamen de Keizer, de Keizerin
en de Koningin van het Paleis aan den
prachtig gedecoreerden steiger van den West-
Indischen Maildienst. Aan boord van de
„Ceres", die smaakvol was ingericht, geko
men, bleven de Vorsten op 't dek zitten. De
afvaart, onder muziek van af den wal, had
daarna plaats. De „Ceres" werd gevolgd
door enkele booten, een met den Gemeente
raad. Men ging langs de Handelskade, voorbij
en door een kolossaal eskader van 20 groote
en kleine oorlogsschepen, tot Schellingwoude
en terug. Toen werd overgegaan op keurig
ingerichte havenbooten (twee) en voer men
langs 'tDok, langs het wachtschip en de
Was9enaer, het Zeemanshuis, de Nieuwe
Héerengracbt, Binnen- en Buiten-Amstel.
Sarphatikade en Hoogesluis, waar rijtuigen
stonden om door de stad naar het Paleis
terug te keeren.
De blik op het eskader, waar verschillen
de muziekkorpsen op dek waren, onder de
saluutschoten van alle bodems, alle troepen
salueerende en matrozen en jo ngens paradeerend
in het want, was inderdaad prachtig.
Niet minder interessant wa9 de aanblik
der grachten met honderden groote en kleine
booten. Tienduizenden toeschouwers waren
op de kaden, schuiten en daken verzameld.
Vooral echter de aanblik van den Amstel,
met de prachtig versierde gebouwen der
Roeivercenigingen en tallooze gieken, jachten,
boeiers, cano's en de stoffage was wonder
schoon.
Bij de komst der Vorsten werd een aan
vang gemaakt met den wedstrijd, waarvan
enkele nummers werden bijgewoond.
De Keizer en de Vorstinnen lieten zich
door den burgemeester en den directeur der
publieke werken inlichten.' De jonge Prin
sen Von Wied, drie in getal, en de zonen
van den burgemeester waren aan boord van
een politie-vaartuig, dat de boot van den
Keizer voorafging.
Om kwart voor zessen was men in de
was, om in het oude huis te soupeeren
„Welke hond ligt daar onder de tafel?"
Toen men het tafelkleed oplichtte om te
kijken, vloog een wolf midden onder de
gasten van daan en holde over het voorplein
de bosschen in. Niemand wist, hoe of
wanneer hij binnenkwam."
„De hemel geve, dat wij de ervaring niet
opdoen, dat hij ons ontbijt opgepeuzeld
heeft!" zeide Garnier guitig, „want ik denk,
dat het daarvoor ty'd wordt. Ik hoor de
stemmen uwer zusters boven de. anderen
uit in de laan. Zullen wij ons aan de
graven onzer voorvaderen onttrekken en ons
bij hen voegen
„Ik niet, ik dank u," zeide Maruja, terwijl
zij de voile om haar hoed sloeg, „ik zie er
te fraai uit en zal mijzelf niet onderwerpen
aan eene vergelijking met hare frisschere
gezichtjes en toiletten in uw beider tegen
woordigheid. Gaat naar haar toe. Ik zal
hier nog wat blijven en een Ave opzeggen
voor de ziel van Koorotora en langs den
zelfden weg den terugtocht aanvaarden, dien
ik gekomen ben."
Zij had moedig den smeekenden blik van
Carroll ontweken en ofschoon haar frisch
voorkomen en haar net toiletje het onvol
doende van hare verontschuldiging duidelijk
bewees, zoo was het klaar als de dag, dat
haar wensch om alleen te zijn oprecht was
en niet uit coquetterie voortsproot. Zij kon
den dus niets anders doen, dan hunne
hoeden afnemen en vol spijtige gevoelens
heengaan.
Toen de roode pet van den jongen officier
tusschen de heesters verdween, slaakte het
jonge meisje een zucht van verlichting, welke
een oogenblik later herhaald, in een soort
van geeuw ontaardde. Toen opende en sloot
stad terug en toog de stoet naar het Paleis.
Het vuurwerk, Donderdagavond op het IJ
ontstoken, is geleverd door een Engelsche
firma, vermoedelijk om den Duitschen
Keizer te doen zien, dat wij op pyrotechnisch
gebied achterlijk zijn.
IIeé voornaamste stuk stelde het gevecht bij
Chatham voor, waarin zeven beweeg
bare schepen voorkwamen. Het stuk had een
i lengte van 300 Eng. voet. In het midden was
j het Engelsche admiraalschip geplaatst, dat op
j een gegeven oogenblik in de lucht vloog.
I Waarlijk een zeer geschikt stuk om in Enge
land te laten maken
Voorts kwamen voor de Nederlandsche en
Duitsche wapens, het portret van den Duitschen
Keizer en vele kleinere' stukken, palmen,
draaiende zonnen, enz. Het geheele vuurwerk,
in één lijn opgesteld, had een lengte
van 500 meters. O. a. zag men een nieuw
soort vuurpijlen, die, na 300 meters
gestegen te zijn, uiteenspatten en een scherp
fluitend geluid voortbrengen.
Gisterenmorgen hebben de vorstelijke be
zoekers de hoofdstad verlaten.
Even vóór het vertrek bezocht de Keizer
met den vice-admiraal jhr. De Casembroot
nog eens de Nieuwe Kerk en legde een groo-
ten lauwerkrans op het graf van De Ruyter
neder, zeggende tot den heer De Casembroot,
op de graftombe wijzende„Es ist ein
grosses Land, dass so seine grosse Miinnerehrt".
Voor de graftombe van Van Galen maakte,
de Keizer nog het militair saluut.
Kort voor tien uur kondigden de militaire
bevelen de komst der vorstelijke personen aan,
sabels en geweren werden gepresenteerd, en
de tonen van bet Heil dir im Sicgeakranz
klonken voor liet laatst over den Dam, juist
op het oogenblik dat H. M. de Regentes, op
den voet door den Keizer gevolgd, uit de
portiek te voorschijn kwam. De eerste helft
van het escorte zwenkte en was weldra in
vollen draf verdwenen om den hoek van het
Damrak.
Na het vertrek der laatste koetsen van het
gevolg rukte de politiebezettiug in.
Te ruim tien uur kwam het vorstelijk ge
zelschap in het station aan.
De tamboers en pijpers der Marine sloegen
den roffel en bliezen het Heil dir ira Sieges
kranz. De eerewacht matrozen presenteerde het
geweer. Toen inspecteerde Z. M. deze eere
wacht, die eene zoo gunstigen indruk op hem
maakte, dat hij er met groote ingenomenheid
met de vice-admiraals De Casembroot en
Cramer over sprak. H. M. de Keizerin en
H. M. de Regentes onderhielden zich intus-
zij haar waaier een paar malen, tikte er mede
tefen den palm van haar hand, hield de
slippen van haar sjaal in de eene en haar
waaier en den sleep van haar japon in dc
andere hand, boog haar hoofd voorover cn
verdween in het bosch. Aan den anderen
kant kwam zij bij eene lage omheining uit,
die het park van een smal laantje scheidde,
dat op den hoofdweg uitliep. Toen zij de
omheining naderde, sloop eene gluiperige
gedaante in het laantje voor haar uit. Het
was de landlooper, dieu we 's morgens vroeg
gevolgd hebben.
Zij lichtten tegelijk hunne hoofden op
en keken elkander aan. De landlooper ver
toonde bij het heldere daglicht een magere
doch gebogen figuur, in eeu ruw mijnwer
kersbuis en een kanafas broek gestoken, die
er slikkerig en vuil uitzagen. Over zijn
schouder hiug in een blauw overtrek, half
verborgen, zijn geweer. Zijn smal, door de
zon verbrand gelaat, was niet vrij van eene
boosaardige, sluwe uitdrnkking en evenmin
misdeeld van een blik, die spotlust en wan
trouwen verried. Blij hield terstond op met
loopen als een verschrikt vinnig dier, dat
door een ougewoon geluid in zijn loop
gestoord wordt, maar toonde geene andere
teekenen van vrees. Maruja stond op het
zelfde oogenblik aan den anderen kant van
de haag stil. De landlooper nam haar eens
goed op en keek eindelijk voor zich. „Ik
zoek naar den weg van San José, die
hier zoowat zijn moet. Weet gij hem bij
toeval?" vroeg hij, terwijl hij naar de om
heining toekwam.
(Wordt vervolgd.)