Hoe 't Donderde.
•hen op het perron vóór den lansen trein
met den burgemeester, terwijl H. M. Koningin
jWilhelmina met haar gevolg op het balcon
-van den koninklijken wagen plaats nam.
Toen Z. M. de Keizer de eerewacht had
geïnspecteerd, stegen de Vorstinnen in den
fraai ingerichten salon wagen van de Holland-
sche Spoorwegmaatschappij, na den burge
meester hartelijk gegroet te hebben. De Keizer
drukte den burgemeester stevig de band, sprak
nogmaals zijne gröote erkentelijkheid uit voor
de ontvangst die hem en zijner gemalin bier
was bereid en stapte in den wagen.
Een schel gefluit. De trein zette zich in
beweging, ging langzaam voort, de Keizer, dc
Keizerin, de Regentes en op het balcon van
'den bekenden Koninklijken salonwagen, de
Koningin, allen wuifden vriendelijk met de
hand tot afscheid en de hooge gasten vertrok
ken uit deze hoofdstad, waaruit zij de sym
pathie van allen medenemen, als het hartelijk
ste geschenk dat Amsterdam hen geven kan.
Te 'sHage waren gisteren heel wat men-
schen op de been. Maar overigens had de
residentie een uiterst kalm aanzien. In de
nabijheid van het Paleis en in de hoofd
straten hadden sommigen gevlagt, maar
zelfs op den vorstelijken weg verre van
algemeen en er buiten zoo goed als nergens.
Van iets dat op geestdrift geleek, was dan
ook geen sprake; zelfs het gejuich hier en
i daar was spaarzaam.
i Precies op tijd kwam de trein onder
i tromgeroffel en hoorngeschal binnen, waarna
HH. MM. werden begroet door den burge-
meester. Daarna inspecteerde de Keizer, in
i admiraalsuniform, de schutterij-eerewacht
i van 200 man, onder bevel van kapitein
Horrix.
i Déar bevonden zich een 17-tal heeren,
iDuitschers, leden der Vereeniging «Laetitia,"
imet hun dames. Allen hadden de borst ver
sierd met blauwe korenbloemen, de lievelings
bloemen van wijlen Keizer Wilhelm. De
dames en heeren hieven, hun Keizer ter eere,
een krachtig «Hoch" aan en strooiden koren
bloemen in het rijruig, waarin de Keizer
met de Regentes plaats nam. Gedurende
den rit hield de Keizer een dezer ruikertjes
1 in de hand.
Onder het eerbiedig groeten der menigte
'trok het rijtuig, waarin de Keizer gezeten
was, voorbij. Maar een storm van toejuichin
gen barstte los, toen het rijtuig verscheen,
waarin de Keizprin plaats had genomen aan
de zijde onzer jeugdige Koningin, die voort
durend groette cn knikte. Eenige jonge
dames strooiden in de Rijnstraat bloemen in
het rijtuig van ons bevallig Koninginnetje,
dat met vriendelijken groet voor die attentie
dank zegde. Ook in de Parkstraat werd den
Vorstelijke personen een bloemenhulde ge
bracht.
Zoo reed men in draf, met den vereischten
eerbied gegroet, naar het Paleis, waar de
Koninklijke standaard in 't midden, de
Duitsche adelaar rechts en het Oranje links
wapperde.
Een eere-compagnie grenadiers was opge
steld. De stafmuziek stond in het midden,
front makende naar het Paleis. De compagnie
stond onder het bevel van jhr. Van der Wijck,
kapitein der Grenadiers.
De luit.-kolonel Benschop vertegenwoor
digde als oudste hoofdofficier aan het Paleis
den regiments-comra. Ook de luit.-kolonel
Scheltus v. IJsseldijk was mede op het voor
plein aanwezig.
De Prins en Prinses Von Wied traden de
gasten en verwanten in de vestibule tegemoet.
De verwelkoming was recht hartelijk.
De jeugdige Koningin was voortdurend
het voorwerp van geestdriftige huldebetui
gingen nit de rijen van het publiek.
Na te zijn binnengetreden, kwam de Keizer
na eenige oogenblikken uit het Paleis en in
specteerde, vergezeld van den vice-adrairaal
jhr. De Casembroot, de eerewacht der grena
diers. De vice-admiraal stelde Z. M. de aan
wezige hoofdofficieren en den bevelvoerenden
kapitein voor.
Met flink militaire houding liep de Keizer
angs de gelederen onzer grenadiers en, op
5)
Een verhaal voor jonggehuwden
en schoonmama's,
naar
EMIL COHNFELD.
I
een bijzonder langen, flinkcn krijger wijzende,
zeide hij ,/Cet liomme la, au front, je crois
qu'il a presque denx mètresLater weer
betuigde de Keizer aan jhr. Van der Wijck
«C'est une trés-belle compagnie I"
Het was enkele minuten voor twaalven,
toen de Keizerlijk-Koninklijke stoet zich weder
in beweging zette.
Men begaf zich naar het Mauritshuis.
Het bestuur van „Pulchri Studio (Mesdag,
Israëls, Bisschop, De Josselin de Jong e. a.),
He Hollandsche Teckenmaatschappij en de
Academie voor Beeldende Kunsten waren
vertegenwoordigd.
In de zalen strekte dr. A. Bredius, de
directeur, den bezoekers ten geleide.
Nn een half uur toevens verlieten Hunne
Majesteiten het Museum.
Daar van een bezoek aan de Trèves-zaal
was afgezien, ging de tocht nu naar het „Huis
ten Bosch."
Teneinde de Hooge bezoekers van het
wonderschoon Bosch te doen genieten, wer
den de schoonste lanen gereden.
De intendant der Koninklijke Paleizen
wachtte de Vorstelijke gasten op en onder
zijn geleide werd een vluchtig bezoek aan
enkele zalen gebracht.
Inmiddels was 't nu al bij half 2 gewor
den. In flinken draf reed men dan ook
langs den bepaalden weg Scheveningen om.
Alleen langs het Kurhaus, op welks grond
gebied fraaie versieringen voor den Souve-
rein waren aangebracht en het «Philharmo-
nisches Orchester* den //Kaisermarsch"
speelde, terwijl de schutterijkapel was
belast met het spelen van de «Wacht am
Rhein," gevolgd door 't «Wilhelmus", ging
't stapvoets, terwijl de badgasten «Hochl*
riepen.
Langs den ouden Scheveningschen weg
teruggekeerd, was men 5 min. over tweeën
aan het Paleis terug, waar toen iu degroote
danszaal het dejeuner van 70 couverts plaats
had, waartoe genoodigd waren de in de
residentie aanwezige generaals, de burgemees
ter en de Commissaris des Konings,nadat
vooraf de eerewacht namens den Keizer was
bedankt en ingerukt.
Even over half vier verlieten prins en
prinses Von Wied het Paleis en kort daarna
reden de vorstelijke personen weer naar het
station, op dezelfde wijze als ze gekomen
waren
Onder het donderen van het geschut stelde
de trein zich in beweging naar Rotterdam.
Langzaam stoomde de trein het perron
langs. Koningin Wilhelmina stond, bij het
passeeren, van haar zitplaats op en wuifde
de menigte met haar hand loe.
Een flink hoerageroep beantwoordde dezen
minzamen groet.
Ook Rotterdam had zich natuurlijk iu feest
gewaad gestoken. Had Rotterdam het Duitsche
Keizerpaar niet zulk een uitmuntende gelegen
heid geboden om van daaruit zee te kiezen,
ten einde de reis naar Engeland voort te
zetten de stad was, naar alle waarschijn
lijkheid ten minste, voor ditmaal van een be
zoek verstoken gebleven.
De ontvangst, welke het Duitsche Keizer
paar en onze Koninginnen te Rotterdam ten
deel viel, was de tweede koopstad des Rijks
dan ook ten volle waardig.
In het Centraal-Station was de wachtkamer
2de kl. tot ontvangsalon ingericht en op recht
vorstelijke wijze gedecoreerd.
De geheele Stationsweg was van vanwege
de gemeente prachtvol versierd.
De geheele stad had een recht feestelijk
aanzien. Het einde van den tocht door de
stad was, zooals men weet, de hoek Boom
pjes-Leuveha ven.
«De «Hohenzollern," die Donderdagavond
omstreeks 11 uren te Rotterdam arriveerde,
lag daar gemeerd.
De rivier leverde een prachtigen aanblik
ophonderden schepen lagen daar in den
sierlijksten vlaggentooi, terwijl voor de Park
kade het eskader, onder bevel van den schout
bij-nacht C. H. Bogaert, was opgesteld.
Het eskader bestond uit de pantser-korvet
«Sumatra", het ramschip «Guinea", hetram-
schip «Buffel* en de «Suriname*.
«En gij weet zeker," vroeg de rentmeester,
toen we op het punt waren van af te rijden,
«dat er op den straatweg niets van een ge
broken rijtuig te bespeuren was
«Geen spoor. Ik heb nauwkeurig toegezien."
«Goed. AU het rijtuig zoo gebroken is, dat
het noch naar L., noch terug hierheen kon
komen, dan moet het in ieder geval toch
eigens aan den weg liggen, want om het
verder vervoerbaar te maken, heeft men bij
gemU van de noodige hulpmiddelen tot het
aanbreken van den dag moeten wachten,"
zoo berekende de rentmeester, «'t Kan ook
niet ergens onder dak gebracht zijn, want
dan was er geen enkele reden geweest om
niet dadelijk den knecht naar huis te zenden.
Waren ze verongelukt, dan moesten ze toch
ook nog op den weg liggen," voegde hij er
bij, «want waren ze gevonden en ergens heen
gebracht, dan hadden we reeds bericht ontvan
gen. Op den straatweg hebt ge niets van
hen gezienderhalve zullen wij den zandweg
inslaan."
«Den zandweg
«Ja, er is nog een zandweg naar L.,
die een heel eind korter is dan de straatweg,
hoewel men er even lang over doet, omdat
men in stap moet rijden. Ongetwijfeld hebben
te, zooaU mijnheer Röhlich meermalen
doet, dien weg genomen, omdat bet zachter
rijdt. We volgen dus den zandweg. Vooruit I" I
De zandweg liep niet door 't bosch, maar
voortdurend door uitgestrekte, stille, eentonige
velden, een rustige vlakte langs den zoom
van het bosch, welke men overdag tot aan den
horizont kon overzien. We keken ons schier
de oogeu uitmaar we zagen niets, noch
't spoor van een gebroken rijtuig, noch een
zweem van oom en tante, noch eenig kenteeken
dat ze zich ergens hadden opgehouden. We
waren om halfdrie afgereden en we reden steeds
voort in* den stillen nacht, staarden over de
wijde vlakte, maakte kleine verkenningstochten
op de zijwegen, alles vruchteloos. Om
halfvier brak het helder daglicht langzaam
door de nachtwolken de zon steeg met ver
nieuwden glans en gloeiend omhoog, en ver
woed balde ik mijn vuist tegen haarde lieve
zon vertelde me immers, dat de nacht nu
voorbij was, mijn bruidsnachtO, ik had
ze willen aangrijpen en achter de kim terug
slingeren, die wijsneuzige, onbeschaamd lachen
de morgenzon, als ik ze maar had kunnen
bereiken! 't Was kwart voor vijven, toen we
met dampende, afgejaagde paarden, maar
zonder een spoor van oom, tante of rijtuig
gevonden te hebben, voor het station te L.
aanlandden. Kouwelijk stond de nog onge-
wasscheu stationsbediende voor de deur in de
koele morgenlucht, terwijl de ongekamde kaste
lein uit het venster keek en ons een slaperigeu
morgengroet toezond.
«We hebben hen niet gevonden riep de
lange rentmeester hem hoofdschuddend toe
en zette toen peinzend zijn beide vuisten in
de zijden.
«Wie
«Mijnheer Röhlig en mevrouw en het rijtuig,
ze zijn verdwenen
«Hé, hoe is dat mogelijk 1" geeuwde
de kastelein met de verveling op 't gelaat.
Verder lagen daar de «Merwede I", welke
boot door den Duilschen Vcrein was afgehuurd
ten einde het Duitsche Keizerpaar als hulde
op hun tocht door den Nieuwen Waterweg
te begeleiden.
Met ditzelfde doel had ook de heer Krupp
een tweetal booten gezonden eu werd ook
nog een jacht van baron A. v. Rothschild
verwacht.
Voorgaats zou de «Hohenzollern" eindelijk
worden opgewacht door het schroefstooraschip
«Koningin Emma" en liet schroeTstoomschip
«Johan Willem Friso", die haar tot de grens
der territoriale wateren zullen begeleiden.
Ziedaar de wijze, waarop de ontvangst van
het Duitsche Keizerpaar en onze Koningin
nen te Rotterdam werd voorbereid.
Aan het station stond de schutterij met d«
muziek der hoornblazers als eerewacht opge
steld. De burgemeester en verdere stedelijke
en verschillende militaire autoriteiten waren
aanwezig.
Zoodra uitgestapt, hield de Keizer een
inspectie over de schutterij eu speelde de
muziek het «Heil dir ira Siegerkranz."
Zoodra de stoet, bestaande uit 20 rijtui
gen, in het gezicht der menschenmassa kwam,
werd hij met een daverend hoera begroet.
Over den geheelen weg heerschte groot
enthousiasme.
Te 5 uur 55 arriveerde de stoet op den
hoek van de Boompjes, waar een afdeeling
mariniers met de muziek der marine uit
Hellevoetsluis de eerewacht vormde.
Het Keizerlijk paar begaf zich in het
«chalet" en na een kort oponthoud aan
boord. De Keizer met de Regentes, de
Keizerin met de Koningin. Weldra keerde
de Keizer aan den wal terug en inspecteerde
de troepen, terwijl de muziek de volksliederen
speelde. Weer aan boord teruggekeerd,
begeleidde het Keizerlijk paar onze Koningin
nen weer aan wal.
De Koninginnen bleven aan den Steiger
tot de boot in beweging ging, onder de
daverende boerah's der menigte. Aan de
Parkkade genaderd, werd de Leizerlijke boot
door het eskader met paradeeren, salueeren
en pavoiseeren begroet en zette het zich
daarna achter de «Hohenzollern" in bewe
ging, gevolgd door tal van andere stoom-
booten.
Hiermede was het bezoek aan Rotterdam
geëindigd.
HH. MM. de Keizer en de Keizerin van
Duitschland, na afscheid te hebben genomen
van HH. MM. de Koningin en de Koningin-
Weduwe, Regentes, hebben gisteren te zes
uren te Rotterdam Nederland wederom ver
laten.
Het door Hunne Keizerlijke MM. afgeleid
bezoek zal ongetwijfeld veel bijdragen tot de
instandhouding en voortduring van de goede
betrekkingen en vriendschappelijke verhou
dingen, die tusschen de beide Vorstenhuizen
en tusschen Nederland en Duitschland van
oudsher hebben bestaan.
Benoemd zijn tot Ridder Grootkruis van
den Ned. Leeuw: Freiherr Murschal Von Bieher-
stein, staats-secretaris en geheimraad van Z. M.
den Keizer van Duitschland Von Hahnke,
generaal-adjudant, generaal der infanterie van
Z.M.graaf Zu Eulenburg, opperhofmaarschal
Von Wittich, generaal-adjudantgeneraal-
luitenant Von Mirbach, opperhofmeester. En
tot commandeur vleugel-adjudant Von Kessel
en de consul-generaal van Duitschland te
Amsterdam, de heer Göhring.
Door Z. M. den Keizer vau Duitschland
zijn benoemd tot Grootkruis van de orde van
den Rooden Adelaar de minister van Buiten-
landsche Zaken, Hartsende minister van
Binnenlandsche Zaken, De Snvornin Lohman
de minister van Mariue, schout-bij-nacht
Kruijsde minister van Oorlog, gen.-majoor
Bergansius, en de vice-admiraal De Casem
broot
tot commandeur der Duitsche Kroonorde
de vice-admiraal Cramer, en tot ridder de
schout-bjj-nacht Bogaert. Terwijl Z. M. den
intendant van het Paleis, baron De Constant
Rebecque, vereerde met een prachtigen gouden
Ik was reeds van het rijtuig gesprongen en
trad op hem toe.
«Wees zoo goed en laat terstond de dames
vrekken," zei ik driftig «ze rijden met ons
mede."
«De dames wekken vroeg de kastelein
ten hoogste verbaasd.
«Nu ja, spoedigWe hebben geen tijd
te verliezen de dames rijden met ons mede."
«Ja, dat mocht de duivelriep de
man verwonderd. «De dames zijn sinds lang
weg
«Weg riep ik, verschrikt terugspringende.
«Ja, natuurlijk ze zeiden, dat ze geen rust
of duur hadden, en ze lieten terstond met
het aanbreken van den dag den boer Peters
zijn wagen inspannen; ze zijn juist kwart over
vieren weggereden. Hebt gij ze dan op den
straatweg niet gezien
«Op den straatweg? Wij zijn den zandweg
gereden
Ik kon 't niet helpen, maar ik vloekte thans
zoo helder en onbedwongen tegen den reinen
zomermorgen in, dat het me ongetwijfeld min
stens tien jaren langer verblijf in 't vagevuur
zal kosten, als er namelijk een i9 en als vloe
ken in een toestand als den mijnen zonde
mag heeten. Maar ik klom vastbesloten
weer in den mande wagen. «Vooruit, rent
meester riep ik. «Vooruit, wat de paarden
loopen kunnen, over den straatweg naar
PopelbergLaat oom zijn waar hij wilwe
zullen hem later wel zoeken maar eerst naar
huis; eerst moet ik mijn vrouw terug hebben I"
«Ah-zooWas die jonge dame uw
vrouw vroeg de kastelein, als viel hij eens
klaps uit de wolken, met een uitgerekt ge
zicht «Zoo? Waarom hebt u dat
niet dadelijk gezegd
«Laat me met vree!" riep ik woedend.
sigarettendoos, waarop het portret des Keizers
geëmailleerd cn in diamanten vervat, is.
De heeren Wunderlich, Duïtsch vice-consul
te AmsterdamKürnitz, idem te Rotterdam
Von Stückrad, secretaris-generaal van het
consulaatElsbacher en Westenberger (van
den Deutschen Hülfsverein) zijn benoemd tot
ridder 4de kl. van den Adelaar of do Kroonorde.
Naar het «Vad." is ook de kapt. Apol
benoemd tot ridder 3de kl. en de heer Van
der Linden tot ridder 4de kl. van de Adelaar. I
Door den Keizer zijn verder toegekendj
Aan mr. G. van Tieuhoven, burgemeester
van Arasterdam, de Ster van de Kroonorde
2de klasse.
aan de kols. J. A. de Bergh, plaatselijk
commandant, en Masschart van het 7de reg.
inf., de orde van den Rooden Adelaar
2de klasse
aan majoor Von Schermbeek van het 7de
reg. dezelfde ridderorde 3de kl.
aan den 1ste luit. Ditmar van het 7de
reg. inf. en den lsten luit. Twiss van het
3de reg. huzaren, dezelfde ridderorde
4de klasse;
aan kapt. v. Maren van het 7de reg. inf.,
aan den ritmeester Snouck Hurgronje van
het 8de reg. huzaren, en kapt. Schuurman,
commandant van de pantserfort-compagnie,
de Kroonorde 3(le kl.
aan den 2de luit. Masschart van het 7de
reg. int., de Kroonorde 4de kl.
aan den Burgemeester der Residentie, den
heer mr. Roest, het Commandeurskruis van
de Kroon-orde en den Hoofdcommissaris van
politie, den heer Van Schermbeek, de orde
van den Rooden Adelaar 3de klasse.
Verder benoemde de Keizer nog den heer
Van der Heyde, opzichter van het Paleis te
Amsterdam, tot ridder 4de kl. van den Roo
den Adelaar, en de heeren Steers, onderstal
meester, Stevering en Warnas, hoffouriers, tot
ridders 4de kl. der Kroon-orde.
Over de houding van Keizer Wilhelm te
Amsterdam sprekend, zegt de Engelsche «Stan
daard" Zoolang de vrede in Europa zal
gehandhaafd worden, zal Holland, voor zoover
dit van Duitschland zal afhangen, er op kun
nen rekenen, dat zijn onafhankelijkheid en
vrijheid zullen worden geëerbiedigd. Holland
en België maken voor een groot deel het
Europeesch status quo uit, dat voor Engeland
onmisbaar is. De minste bedreiging tegen
Holland zou den toorn en het verzet van de
groote Mogendheden opwekken. Het bezoek
van den Duitschen Souvcrein in een zuiver
beleefdheidsbezoek. In geval van een Euro
peesch conflict zou Holland door zijn belan
gen, België door zijn verplichtingen een on
zijdigheid in acht nemen, die Duitschland
nauwgezet zon eerbiedigen.
Binnenlandse!) nieuws.
Wieringerwaard. In dc jl. Dinsdag
gehouden vergadering van den raad waren
zes leden tegenwoordig. De heer Grone-
raan was afwezig. Na opening der ver
gadering, lezing en goedkeuring der notu
len, werd met algèmeene stemmen besloten
tot het doen van eenige af- en overschrij
vingen, zoomede tot het doen van eenige
betalingen uit den post van onvoorziene
uitgaven, beide op de begrooting van 1890.
Genoemde besluiten zullen aan de goed
keuring van heeren Gedeputeerde Staten
onderworpen worden. Wegens vertrek uit
de gemeente van den heer D. Sleutel is
een vacature ontstaan in het college van
zetters; op een desbetreffende voordracht,
waaruit door den Commissaris des Konings
eene keuze moet worden gedaan, worden
geplaatst de heeren A. K. Kaan en P.
SchoorL Door den heer D. Kooy werd
met het oog op de op verren afstand van
de kom der gemeente wonende kinderen,
er wederom- op aangedrongen, de school
niet, zooals in de zomermaanden het geval
is, des morgens te acht uren, doch te half
negen te doen aanvangen, hetgeen ook in
alle naburige gemeenten geschiedt. Hierop
wordt voorgelezen een van het hoofd der
«Vooruit, Miehalk
Andermaal reden we voort, 't Ging er wer
kelijk langs zoo hard de paarden konden
loopen maar ze konden, helaas, niet hard
loopen 't waren nu eenmaal geen Engelsche
renners, maar wel stevige werkpaarden, en
afgejaagd waren ze ook al. Maar ze gingen
toch in een plompen, hotsenden galop en we
kwamen vooruit. Ik keek me bijna de oogen
uit het hoofd naar het rijtuig van den boer
Peters, dat mijn dierbare Alma bevatte, maar
te vergeefs ze waren ons te ver vooruit,
bijna drie kwartier. De rentmeester keek zich
ook nog altijd de oogen uit naar oom Robert,
diens vrouw en rijtuig maar ook te vergeefs.
Hij wilde in de beide dorpen, die we door
moesten ophouden, om te vragen of men
nergens een spoor van de verlorenen had
bemerktmaar ik wilde het niet gedoogen
dat kon later gebeuren eerst wilde ik mijn
vrouw terughebben, verklaarde ik.
Tegen zeven uren kwamen we op het land
goed terug, waar de oude juffrouw Triessel
ons in de deur stond op te wachten. De
rentmeester en ik sprongen tegelijk van den
wagen, nog voordat bij stilhield, en ijlden op
de oude toe. «Zijt ge daar riep ze, en toen
schreeuwde de rentmeester haar in het eene
oor toe«Zijn ze hier Snel trok ik haar
van hem af en schreeuwde haar in het andere
oor, dat ik in beslag had genomen, toe: «Is
mijn vrouw gearriveerd
«Uw vrouw, ah zoo, juffrouw Alma, meent
u, hè?" vroeg ze naïef.
«Ja, zeker, jaantwoordde ik knarse
tandend.
«En uw moeder, mevrouw Güuther, niet
waar vroeg de oude, om zich te vergewissen,
dat ze wel goed had verstaan.
«Ja, zeker, uatuurlijk riep ik ougedul-
schoöT^ntvangëï^<nmjvën,! waarin w'AMl™
uiteengezet, welke redenen er toe leidden,
de school in de maanden Mei, Juni, Juli
en Augustus te 8 ure te doen aanvangen.
De heer Kooy, hoewel de in dat schrijven
aangevoerde gronden niet deelende, stelt
zich tevreden, nadat de voorzitter hem toe
gevoegd had, dat met 1 September de
aanvang op half negen is bepaald en dat
bij eene latere wijziging van het leerplan
met de aangevoerde bezwaren rekening
zal worden gehouden. Vervolgens wordt
racdedeeling gedaan van een dezer dagen
gehouden kasverificatie. Bij de omvraag
verzocht de heer Kaan den voorzitter voor
het houden van eenden en zwanen in de
gemeente zooveel mogelijk beperkende be
palingen te willen stellen. Na eenige toe
lichting zegt de heer Kaan bij de a. s.
herziening der verschillende politie-veror-
deningen op deze aangelegenheid terug
te zullen komen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt
de vergadering gesloten. (Alm. Ct.)
Wieringen. Stand der spaarbank,
gevestigd te Hippolitushoef bij afsluiting
van het boekjaar over 189091, op 30
Juni 1890;
Aantal deelhebbers 33. Te zamen inge
bracht een kapitaal van f 1314.10^; daarop
door hun tegoed zijnde rente a 4 en 5
pCt. f 29.40te zamen f 1343.6o£ Uit
gezet kapitaal f 1362daarop aan de
Bank verschuldigde rente f 109.7 2 te zamen
f1471.72. De stortingen of inbrengsten
over het afgeloopen boekjaar zijn ongunstig
geweest, terwijl die der terugbetaling het
verre overtrof, zoodat er belangrijke op
zeggingen moesten plaats hebben wegens
uitgeleende gelden.
Schagen. Met de „Westfriesche
kanaal-vereeniging" gaat het bedaard en
rustig voorwaarts.
Drie deskundigen zijn reeds gedurende
eenige weken bezig met een onderzoek
naar de mogelijkheid om enkele bestaande
wateren binnen den omringdijk door uit
dieping liier, verbreeding daar en afsnij
ding elders zoodanig met elkander in ver
binding te bréngen, dat de verschillende
deelen van Westfriesland voor schepen
van eenigen omvang van uit de Zuiderzee
en het Groot Noordhollandsch kanaal
zijn te bereiken.
De gemeentebesturen, die in den beginne
wellicht zijn afgeschrikt door het ideaal-
plan met eene roode lijn op de bekende
schetskaartjes voorgesteld, beginnen blijk
baar meer en meer aan de uitvoerbaarheid
van een meer bescheiden plan te gelooven.
Nog dezer dagen zijn als leden der West
friesche kanaal-vereeniging toegetreden de
gemeente- en banbesturen van Spanbroek,
Opmeer en St. Pankras.
Onder het aantal particuliere leden, dat
nog steeds grooter wordt, telt men mede
van de aanzienlijkste en invloedrijkste
personen onzer provincie. (Sch. Ct.")
Alkmaar. In de zitting van den
Gemeenteraad van jl. Maandag is besloten
de wik- en weegloonen te verminderen
van f 0.70 tot f 0.65 per 100 kilo, met
ingang van 1 Januari 1892.
Alkmaar. De heer H. Tusschen-
broek is benoemd tot gymnastiek-onder-
wijzer bij de Rijksnormaallessen alhier.
Marine en Leger.
De nieuwe cursus aan de opleiding van
machinist-leerlingen 2de kl., te Hellevoetsluis,
begint 14 Juli a. s. met 23 leerlingen van
het jongste en 16 van het oudste studiejaar.
Hr. Ms. stoomschip «Koningin Emma der
Nederlanden," onder bevel van den kapt.ter
zee H. Quispel, vertrekt 16 dezer van hier
tot het houden van een kruistoch tin de Noord
zee.
De commissie, welke in dit jaar belast is
met het afnemen van het vergelijkend examen
tot toelating van jongelingen als adspirant-
administrateur bij de zeemacht, ia samenge
steld als volgt:
dig. «Waar zijn ze dan
«O, die zijn alweer weg 1"
«Weg brulde ik schier buiten mezelf.
«Jawelweer weggereden, naar L. terug,"
knikte de oude.
Thans moest ik een voorwerp hebben om
er mijn woede aan te koelen. Bij gebrek aan
iets beters greep ik den o«9chuldigen Miehalk,
die naast mij stond, met beide vuisten aan en
schudde hem zoolang heen en weer, tot mijn
armen lam waren. Toen ik hem losliet, maakte
Miehalk rechtsomkeert, nam zijn jaspanden
onder den arm en pakte zich voort, als zat
de duivel hem op de hielen.
De oude, die me verwonderd had staan
aankijken, vertelde toen het navolgende Mijn
nieuwe neef George was op den inval gekomen
om ook uit te rijden en in den omtrek naar
de verloren oom en tante te zoeken terstond
daarna waren ook de «juffers," namelijk
mijn nichtjes, in haar augst naar het
naburig landgoed Hazelveld geijld, om daar
bij den ambachtsheer een rijtuig te vragen,
waarmede ook zij op verkenning uit wilden.
Als goede huishoudsters hadden ze de heeren
woning, die ledig achterbleef, gesloten en de
sleutels meegenomen. Toen mijn schoonmoeder
met mijn vrouw aankwam en geen toegang
tot de heerenwouing kon krijgen, had zij de
voorloopige ontvangst in het dienstbodenvertrek
met verachting van de hand gewezen en was
dadelijk weer weggereden, vooraf verklarende,
dat ze voor goed terugkeerde en geen voet
meer op het buitengoed zou zetten, waar men
zich had durven vermeten haar zoo schandelijk
te ontvangen, of liever, niet te ontvangen.
Alma was bij haar gebleven, onder voorwaarde
dat men mij onmiddellijk zou tegemoet rijden.
(Wordt vervolgd.)