HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
Woensdag 15 Juli 1891.
Jaargang 49.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
B E R I C H T.
Edith en Nora
Mijn eerste Moord,
„Kii 'lesc^pcrciTt nimmerI"
Jan Pieterz. Cuen.
Het Vaderlandt ghetroowo
Blijf ick tot in den doot.
VersolitJnt lederen Dinsdag, DonderdaK en Zaterdag;.
Abonnementsprijs per 8 maanden:
Voor dc courant binnen de gemeeentef 0.70, met Zondagsblad 1.05
i Daar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.35
alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indiê en Amerika). 1.75, ».2.10
t Znid-Afrika2.50, 8.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein 162/163.
HELDER.
Prjjj» der AdvertentiSa:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang ni de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschcn den tekst, per regel 16 Ct.
Ad verten tien voor liefdadige doeleinden 6
Dienstaanbiedingen voor don werkenden stand6»
Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic.
en
de aan de lezers van het oude Zondags
blad bekende verhalen, zijn thans
afgedrukt en liggen ter verzending
gereed. Allen, die in 1890 abonne's
van het Zondagsblad waren, kunnen nu
dat restant op aanvraag gratis bekomen,
tegen vergoeding van de portkosten,
zijnde 5 cent, die men ons in postzegels
kan zenden. De
VERKEERDE PAGINEERING
in dat verhaal doet weinig tot de zaak
af. Bij lezing zal men zien, dat de
lectuur geregeld volgt.
NEDERLAND.
HELDER, 14 Juli.
Door de „Vereeniging van Handel
en Nijverheid", in vereeniging met het
hoofdbestuur van den Nederlandschen Bond
„Maatschappelijk Belang", is het vol-
geude adres aan de Koningin-Regentes aan
geboden
Geven met den diepsten eerbied te kennen
de ondergeteekenden, allen ingezetenen van
Nederland;
dat het U. M. en Ur. Ms. Regeering niet
onbekend zal zijn, dat door de wet van
17 Nov. 1876 (Stbl. No. 227) tot regeling
der Coöperatieve vereenigingen duizenden in
huu beroep of bedryf ten zeerste worden be
nadeeld, omdat de voordeelen van genoemde
wet, bestemd voor de mingegoeden, door de
tegenwoordige toepassing, bijna uitsluitend
worden genoten door die standen der maat
schappij, ten behoeve waarvan die wet niet
in het leven werd geroepen
dat met die toepassing in strijd is de ver
klaring, afgelegd bij de behandeling der ge
noemde wet, dat die (coöperatieve) vereeni
gingen voor de kleine industrie dezelfde voor
deelen trachten te verwerven, die de meer
Feuilleton vin de Heldereche- en Nieuwed. Conrant.
i») M A R U J A,
DOOR
BRET HARTE.
„En is het waar, dat gij den knappen
kapitein Carroll een schrik voor Amita aan
gejaagd hebt P" vroeg Dolores Briones achter
haar waaier aan Raymond.
„Juist," zeide Raymond met ongekunstel
de vrijmoedigheid. „Ik maak te er een kwestie
van leven of dood van. Hij is soldaat en
gaf natuurlijk de voorkeur aan het leven,
daar hij dan meer kans op promotie had."
„Ha I wij dachten dat Maruja u het meest
in den smaak viel."
„Dat was twee jaar 'geleden zoo," zeide
Raymond ernstig. „Gij Amerikanen kunt
in zulk eeu korten tijd van gevoelen veran
deren."
„Ik heb juist bij ondervinding, dat het
nog in minder tijd geschieden kan," antwoordde
hij, over den waaier heen, met een verbaste
renden nadruk. Deze vertrouwelijke gesprek
ken waren echter niet tot éene nationaliteit
alleen beperkt.
„Ik dacht altijd, dat gij Spanjaarden allen
erg donker van uitzicht waart en lange
snorren en een mantel droegt," zeide de
aardige kleine miss Walker, terwijl zij den
oudsten Pacheco vierkanl in zijn helder,
rond gelaat keek, „en gij ziet er evenzoo
uit als ik."
„Als ik dat dacht, zou ik voor eeuwig
ongelukkig zijn," antwoordde hij op zwaar-
moedigen toon. In de doodelijke stilte, die
bevoorrechten in de maatschappij deelachtig
worden door de macht van huu geld
dat wel verre van aan de mingegoede klas
sen ten nutte te komen, de voordeelen van
genoemde wet, ten nadeele van duizende bur
gers, hoofdzakelijk worden genoten door ge-
fortuneerden, die voor zich de grondslagen
dier wet hebben benuttigd tot het behalen
van eigen geldelijk voordeel;
dat adressanten geenszins ontkennen, dat
aan het stelsel van coöperatie in het algemeen
voordeelen voor de samenleving zijn verbon
den, maar dat naar hunne overtuiging de
onoordeelkundige toepassing van dat stelsel
door een eenzijdig winstbejag, dat met
het juiste begrip der coöperatie in strijd is
in de praktijk nadeelen heeft teweeg ge
bracht, die zich te sterker doen gevoelen in
onze eigenaardige Nederlandsche toestanden
dat tenzij men aanneme dat de tegen
woordige cliëntèle van „Eigen Hulp," die
toch zeker niet behoort tot den werkmans
stand of de neringdoenden, voorschotten noo-
dig heeft om ambacht of nering uit te oefe
nen, onmogelijk op die leden van toepassing
kon zijn art. 2 der coöperatie wet, luidende
„Onder coöperatieve vereenigingen verstaat
de wet, vereenigingen van personen, waarbij
de in- en uittreding van leden is toegelaten,
en die de bevordering van de stoffelijke be
langen der ledeu ten doel hebben, als door
middel van gemeenschappelijke uitoefening
van hunne nering of ambacht, door aanschaf
fing van hunne benoodigdheden of het hun
verstrekken van voorschotten op crediet"
dat hiermede geheel overeenstemt de ver
wachting, destijds in de Eerste Kamer der
Staten-Generaal uitgesproken, dat de vereeniging
zich zou bepalen tot verkoop desnoods aan
derden van voorwerpen, die de leden zelve
hebben vervaardigd
dat deze rationeele toepassing echter geheel
verijdeld zal worden, wanneer de door de
Staatscommissie, benoemd bij Z. M. besluit
van 22 November 1879 No. 26, voorgestelde
omschrijving der coöperatieve vereeniging tot
wet mocht worden verheven, dewijl dan
gewettigd zou worden, wat thans, tegen de
kennelijke bedoeling der wet, wordt toege
laten, nl. de coöperatie uitgestrekt tot hen,
voor wie deze soort van samenwerking nimmer
is uitgedacht;
dat de coöperatie alleen wettelijke regeling
vereischt voor hen, die gewoonlijk onder
ongunstige levensvoorwaarden verkeeren, en
dat mitsdien wellicht een voldoende oplossing
zou zijn te vinden door de volgende omschrij
ving van de coöperatieve vereeniging
„De coöperatieve vereeniging is de, op den
grondslag van vrije in- en uittreding van
leden ingerichte vereeniging van personen
nu volgde, had hij tijd genoeg een passend
slot aan zijn zin te maken. „Omdat ik het
noodlot van Narcissus niet ontsnappen zal."
Mr. Bachanan had, met de onwederstaanbare
en onverantwoordelijke opgewektheid, den
reiziger eigen, waar hij zich ook vervoegde,
het hoogste woord. Hij vond zelfs woorden
om Aladdins lof te verkondigen, wiens
buitensporigheden hem eerst tegen hem
ingenomen hadden.
„Nu, ik durf ook niet verklaren, dat hij
gek is," zeide hij tegen zijn vriend, den
bankier van San Francisco.
„Zij, die er hem voor zouden willen laten
doorgaan," antwoordde de bankier, „zouden
zich erg vergissen. Zijne manier van ver
kwisten is eene zoodanige, die behalve zijn
eigen beurs ook die van anderen los maakt.
Iedereen is er op uit, zijne wijze van geld
onder den man te brengen te bcoordeelen,
maar ook iedereen is bereid zijne manier om
geld te maken te volgen."
Het diner was meer formeel en toen de
meesteres des huizes, gestoken in zwarte
zijde met fluweel en goud borduursel afgezet,
als eene pauw naar het midden der tafel
stapte, waar zij als een priesterbeeld neer
zat, kon zelfs de tegenwoordigheid van den
praktischen Schot aan hare zijde de alles
overheerschende benepenheid niet wegnemen.
Een poosje scheen het discours teruggebracht
tot den tijd, waarin de oude karikels nieuw
waren, want het was zoo gerekt, als vervelend
als onbeduidend. Generaal Pico vertelde
van de festiviteiten, die te Monterey hadden
plaats gehad, bij gelegenheid dat Sir George
Sirapon in het begin dezer eeuw aldaar eeu
bezoek brachth ij was getuige van deze
feesten geweest en verhaalde alles zoo precies
en gedetailleerd mogelijk. Don Juan Estudillo
hetzij een ambacht, handwerk of nering uit
oefenende, hetzij beambten, bediendenjof arbei
ders in openbaren of anderen dienst, welke
eensdeels uitsluitend tot voorziening in de
eerste levensbehoeften harer leden een bedrijf
uitoefent, anderdeels beoogt aan de leden het
voor hun handel, nering of bedrijf benoodigde
kapitaal te verschaffen.
Elk der leden is persoonlijk als borg voor
hare verbindtenissen aansprakelijk.
De coöperatieve vereeniging kan, indien de
akte dit veroorlooft, baren werkkring ook
tot derden uitstrekken alleen voor wat betreft
den verkoop van voorwerpen door haar leden
zelf vervaardigd."
dat een zuivere toepassing van dit beginsel
het aan gefortuneerden onmogelijk zou maken
lid eener coöperatieve winkelvereeniging te
worden en hierdoor de belangen van duizenden,
wier bestaan door die verbruiksvereenigingen
van vermogenden bedreigd wordt, zouden
worden behartigd
dat ook de verkoop aan derden, behalve
van voorwerpen door de leden zelve vervaar
digd, moet worden verboden, aangezien ver
koop aan niet-leden een zeer ongelijke con
currentie in het leven roept en aan de coöpe
ratieve vereeniging bet karakter geeft van eeu
gewone handelsonderneming
dat adressanten, tevens de vrijheid nemen
Uwer Majesteits aandacht te vestigen op de
wenschelijkheid om dc handhaving van voor
noemd artikel te waarborgen door eene straf
bepaling, waarbij de coöperatieve vereeniging,
die andere personen blijkt te omvatten dan
in het artikel zijn bedoeld, of die in strijd
handelt met hare verplichtingen, bij vonnis
van den bevoegden rechter na een vervolging
ambtshalve of op aanklacht van derden, zal
worden verklaard te zijn ontbonden
dat adressanten te meer aandringen op een
wet die de grens der coöperatie in den boven-
aangegeven zin beperkt en juister omschrijft,
omdat in het stelsel der Staatscommissie in
allen geval de billijkheid en rechtvaardigheid
zouden medebrengen, de coöperatieve vereeni
gingen op gelijken voet te belasten als de
naamlooze vennootschappen, hetzij door heffing
van zeker percentage van de winst of van
de winstuitdeeling (dividend), hetzij door eene
belasting naar het ledental, op zeker tijdstip
van het jaar te kennen uit het authentiek
register dat zij verplicht zijn aan te houden,
een en ander als equivalent wegens het
gemis voor de schatkist van patentrecht, het
welk de leden verplicht zouden zijn te betalen
indien zij hoofdelijk uitoefenden het ambacht
of de nering, waarvoor de vereeniging al9
geheel in de patentbelasting is aangeslagen,
tot dusver tot een te gering bedrag in ver
houding tot het debiet en de winst;
was betrekkelijk vervelend met zijne anecdotes
van Louis Philippe, dien hij te Parijs ont
moet had. De ver vooruitziende Pedro
Guitierrez verkeerde onder de hem drukkende
gedachte van eenen mogelijken inval der
Chineezen in Californië, tengevolge waarvan
de daar heerschende godsdienst door de
heidenschen vervangen en de veelwijverij bij
de wet geregeld zou worden. Iedereen was
het daaromtrent eeus, dat tot de voornaamste
questies, die thans hangende waren, de rege
ling der wettelijke aanspraken op de eigen
dommen behoorde de Amerikanen, die
het recht van voorkoop vorderden, en de
oorspronkelijke houders der Spaansche
toewijzingen waren van gelijke opinie. Midden
onder het discours hoorde men de muzikale
stem van Maruja boven alles uit, die vroeg
„Wat een landlooper toch eigenlijk voor een
soort van mensch was?"
Raymond, die aan haar rechterzijde zat,
was fluks met een antwoord klaar, dat
echter niet afdoende was. Een landlooper,
die zingen kon was een troubadourdie
bidden kon was een pelgrim iu beide
gevallen was hij natuurlijk een voorwerp der
vrouwelijke belangstelling, maar als hij geen
van beiden kon doen, was hij gewoon weg
een vloek der maatschappij.
„En denkt gij dan, dat de vrouwen in
zulke menschen ook geen belang stellen
Maar daarmee weet ik nog niet wat hij is."
Een dozijn heeren, door deze zacht uit-
vorschende blikken aangetrokken, trachtten
i haar het gevraagde uit te leggen. Het bleek
toen, dat zulk een ding als een landlooper
in Californië onbekend was en tevens, dat
er wel twaalf soorten van dat ras in Califor
nië vertegenwoordigd waren.
„Maar moet het altijd iets onbeschaafds
Redenen waarom adressanten, met een
dringend beroep op Uwer Majesteits belang
stelling in het welvaren van het neringdoende
en nijvere deel der natie, tot Uwe Majesteit
de eerbiedige bede richten een voorstel van
wet, berustende op de hierboven ontworpen
omschrijving, bij de Staten-Generaal aanhangig
te willen maken, hoedanig voorstel eenmaal
wet geworden, dit nut zou hebben
dat de coöperatie tot hare oorspronkelijke
bestemming wordt teruggebracht, het gevaar
zou worden afgewend dat de neringdoende
en winkelstand, die kern der bevolking wier
welzijn zoo ruimschoots medewerkt tot de
bevordering van 's Lands stoffelijke welvaart,
zich zou oplossen in een klasse van onte
vredenen en de rechtvaardigheid zou worden
betracht jegens duizenden, wier bestaan thans
■met ondergang wordt bedreigd.
Moge het Uwe Majesteit gegeven zijn, op
vervulling van deze onze bede terug te zien
als op eene van de vele zegeningen van Uwer
Majesteits Regentschap, op welke de hoop
der natie is gebouwd.
Nader verneemt men, dat jl. Don
derdag de ministers van Oorlog, Marine
en van Justitie en de oud-minister van
Marine, de gep. schout-bij-nacht H. Dyse-
rinck, Muiden hebben bezocht, tot het
in oogenschouw nemen van de buskruit
fabriek aldaar.
Naar men verneemt, is door het
Ministerie nog in staat van voorbereiding
gebracht een wetsontwerp tot het vaststellen
eener nieuwe Nederlandsche ridderorde,
aan welke men den naam zou willen
geven van Oranje-Nassauorde, verdeeld in
vijf klassen, in den geest van de vroegere
orde van den Gouden Leeuw van Nassau.
Te 'sGravenhage wordt verzekerd,
dat de oud-minister Heemskerk door de
Koningin-Regentes wordt geraadpleegd en
dat de heer Tak van Poortvliet bij H. M.
ontboden is. Beide heeren hebben zich
jl. Zaterdagvoormiddag naar Het Loo
begeven.
Arbeidsraad. Den 2den Juli jl.
had de eerste vergadering van den Arbeids
raad, onlangs te 'sGravenhage gevormd,
plaats en werden de heeren F. H. van
Malsen tot voorzitter, en K. Stoffels tot
secretaris benoemd. Uit de ingekomen
stukken bleek, dat de heeren M. L.
Schroot, M. A. Kramers en S. J. Slotboom,
patroons, en W. van Sassen, werkman,
hun benoeming nog niet hadden aanvaard,
zoodat, mochten die heeren niet aan h§t
nader verzoek van den Arbeidsraad vol-
zijn vroeg Maruja.
Wederom waren de gevoelens verdeeld.
Er waren er, die men op het eerste gezicht
een schot hagel achterna zou zenden, maar
in ieder geval moest men ze op een afstand
houden. Toen de quaestie geheel van alle
kanten bekeken was, was Maruja reeds weder
met iemand anders in een diep gesprek
gewikkeld.
Amita, een slankere copie van Maruja, en
meer regelmatig schoon, had een klein sta
peltje broodkruimels tusschen haar en Raymond
opgebouwd en luisterde met zekere beschroom
de, kinderlijke belangstelling naar hem, welke
even zoo onbestaanbaar was met de kalme,
regelmatigheid harer gelaatstrekken, als
Maruja's rijp verstand, zelfbeheersching en
vlug begrip bij haar jeugdig figuurtje pasten.
Als Raymond het woord tot Amita richtte,
was zijn stem zacht en ernstigniet dat hij
daarmede eenige beteekenis had, maar louter
het gevolg van eenen ongedwongenen, ver-
trouwelijken omgang.
„Zij spreken nu over den aanleg van
een nieuwen spoorbaan en uwe betrekkingen
verzetten zich er allen tegenen morgen
zullen zij zich ieder afzonderlijk naar Aladdin
begeven en hem verzoeken voor de leening
in te mogen schrijven."
„Ik heb nog nooit een spoor gezien," zeide
Amita met een blosje„maar gij zijt een
ingenieur en ik weet, dat gij er veel verstand
van moeten hebben."
Ondanks den koelen avond trok de volle
maan de gasten naar de warande, waar de
koffie gepresenteerd werd en waar het gezel
schap, geheimzinnig in mantels en sjaals
gewikkeld, het voorkomen had, alsof men
een groep van domino's voorziene maskerade-
gasten voor zich zag, die zich onder de
doen, te gelegener tijd andere leden geko
zen zullen moeten worden. Voorts werd
een commissie uit den Raad belast met de
samenstelling van het ontwerp voor een
huishoudelijk reglement.
Als vaste datum, waarop de arbeidsraad
vergadert ter behandeling van geschillen,
waarin zijn tusschenkorast wordt verlangd,
werd vastgesteld de derde Donderdag van
elke maand.
Geen andere klachten zullen worden
behandeld dan die schriftelijk en onder
teekend zijn ingekomen, terwijl de leden
van den arbeidsraad zich allen persoonlijk
beschikbaar stelden klachten aan te hooren,
desgevorderd in schrift te brengen ter inleve
ring, mits de klager dat stuk onderteekene.
Werden de journalisten tot heden
door de autoriteiten meer geduld dan erkend,
hoogstens toegelaten door de „porte de ser
vice", bij de Keizersfeesten werd zoo
schrijft men uit Amsterdam aan de
„N. R. Ct." de voordeur voor hen ge
opend en hun rechtens toegang verleend,
overal waar hun taak hen riep. Door
zich vast aaneen te sluiten en in onmid
dellijke betrekking te stellen met de
opperste machthebbers, verhoogden zij hun
kracht en konden zij in ruil voor de
rechten die zij vroegen de waarborgen
geven, de grens dier rechten niette zullen
overschrijden. Hun optreden als corpora
tie, waarin dagbladen van elke richting
vertegenwoordigd waren, viel bij de auto
riteiten onmiddellijk in de flank. Blijk
baar wenschten onze overheden niets lie
ver dan in onderhandeling te treden met
een syndicaat, dat uit den aard der zaak
zich verantwoordelijk kon stellen voor de
stipte nakoming der voorwaarden, waar
onder de noodige vrijheden aan de pers
verleend werden. En zoo is hetgekomen,
dat verslaggevers van verschillende bladen
van den minister van Marine en van den
schout-bij-nacht Bogaert, comm. van het
eskader, de veelbeteekenende vergunning
erlangden, op de oorlogsschepen het kei
zerlijk jacht in de territoriale wateren te
gemoet te varen zoo is het geschied, dat
te Amsterdam zelf door de burgemeester
ten volle is voldaan aan de wenschen van
het syndicaat.
Slechts van één zijde mocht het Pers
comité niet die medewerking ondervinden,
die het in billijkheid mocht verwachten,
namelijk van de zijde van ons Hof. De
omgeving onzer Koninginnen schijnt in
deze hare roeping niet te begrijpen. De
vreemde journalisten nemen hieromtrent
een indruk mede naar huis, die alles
warande en op de breede treden van het
voorhuis als in een zigeunerkamp gegroepeerd
hadden. Twee of drie dezer groepjes hadden
zich in afzonderlijke paren ontbonden en
wandelden de laan met accasia's op en neer,
waar de toonen eener harp, of nu en dan
het gezang van een Spaanschen tenor in het
groot salon vernomen werden. Twee dezer
paren waren Maruja en Garnier, door Amita
en Raymond gevolgd.
„Watzijt gij van avond ongedurig, Maruja!"
zeide Amita, terwijl zij alle mogelijke moeite
deed haar zusters jongensachtigen gang,
ondanks Raymonds pogingen om dit te
verhinderen, bij te houden. „Je niet naar
bed gaan breekt je al op
Beide mannen dachten evenzoo over deze
aangelegenheid. Zy miste het voor haar
zoo opwekkende gezelschap van kapitein
Carroll.
„Buiten 's huis is het bijzonder frisch,"
zeide Maruja, met eene poging om alle
sporen van lichamelijke of geestelijke ver
moeidheid ver vau zich af te zetten. „Het
verveelt me, om telkens in de boschjes en
laantjes tegen die tortelduiven aan te loopen.
Laten wij de groote laan wat op en neer
wandelen. Als gij moe zijt, zal mr. Raymond
u wel een arm willen geven."
Zij keerden op bevel van de onbedwing
baar kleine persoonlijkheid om,| die het er
nu eenmaal op gezet had, op de aardige en
teedere attenties, waaraan Gardier zijne
krachten verspeelde, te letten. Gegevens
een schaduwrijke laan, een heerlijke mane
schijn, een paar heldere en niet onvriende
lijke oogen, een bekoorlijk en lang niet
verwerpelijk figuurtje wat kan men dan
nog meer verlangen P
(Wordt vervolgd.)