HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. Zondag 26 Juli 1891. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. EN J. H. VAN BALEN. „Ifln deseapcreert nimmer!" Jan Pieter*. Co en. Het Vedeilandt ghetrouwe Blijf iok tot ia den doot. VersoliUnt locloron Dinsdag, Donderdag on Zaterdag. Abonnementsprijs per 3 maanden: Voor do courant binnen de gemeeente0.70, met Zondagsblad 1.05 naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.85 alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Ooat-Indië en Amerika). w 1.75, u «.2.10 Znid-Afrika2.50, ,8.— REDACTEUR-UITGEVER Molenplein 162/163. HELDER. Prjqa der Advertentiën: Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst toaschen den tekat, per regel 15 Ct. Advertentién voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand Agenten in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles.; N.-Jersey en Omstreken: Mr. P. Langeveld Mz., Okonite Co, Passaic. DIT DE SIBERISCHE GEVANGENISSEN, door EEN VEROORDEELDE. n. Er waren onder de veroordeelden echter ook ijzeren, onverschrokken karakters, die hun geheele leven lang gewoon geweest waren te bevelen. Dezulken genoten eene soort van hulde, die zij zich genadig lieten welgeval len en waarop zij zeer gesteld waren. Zij bemoeiden zich niet met al die kleine plage rijen en zoo voorts en hielden eene zekere waardigheid op. Ik herinner mij een geval met een dezer, een onverschrokken kerel, met wien men altijd eeuigszins voorzichtig omsprong. Voor het een of ander misdrijf moest hq straf ontvangen en de man meende onrechtvaar dig te zqn behandeld. De majoor, de chef der gevangenis, was zelf gekomen om bij de strafoefening tegenwoordig te zijn. Deze majoor had het zoover weten te brengen, dat alle gevangenen voor hem sidderden. Hij was onzinnig streug en het meest vreesde men zijne lynxenoogen, voor wie niets te ver bergen viel. De veroordeelden noemden hem AchtoogZijne manier van doen was valsch en hij maakte de boosdoeners nog erger, dan zij waren. Zonder den komman- dant, een best man, die zijne dwaasheden nu en dan „te keer ging, zou hij veel onheil hebben aangericht. Ik begrijp nu nog niet hoe deze man zonder letsel den dienst heeft kunnen verlaten. Na zijn pensioen te hebben gekregen, kwam hij echter toch nog voorde - rechtbank. Onze veroordeelde dan, die meende in zijn recht te zijn, verbleekte toen hij vóórgeroe pen werd. Gewoonlijk verdroeg hij eene afstraffing kalm en zwijgend als een nood zakelijk kwaad. Hij verbleekte van woede en het gelukte hem een scherp Engelsch schoenmakersmes, ongemerkt in zijne mouw te verbergen. Alle veroordeelden ijlden naar de omhei ning en keken door de palissaden heen. Allen waren overtuigd, dat Petrow zich niet kalm zou laten slaan en dat de oogenblikken van den majoor geteld waren. Maar juist op het oogenblik dat de strafoefening zou beginnen, stapte de majoor in zijn rijtuig en reed been, een ander officier opdragend zijn dienst waar te nemen. Feuilleton v»n de Heldereche-en Nieuwed. Courant. ,5> M A R U J A, door BRET HARTE. Het was zijn schuld niet, dat hij dien avond zijne jaren meer voelde dan anders hoe dapper hij ook was, zijne krachten waren niet geëvenredigd aan de onvermoeide, jeug dige halsstarrigheid van zijn ongetemden mustangeen oogenblik dwaalden zijne ge dachten met een gevoel van spijt bij de ver waarloosde, half ontwikkelde krachten van zijn zoonééne seconde slechts kwam het denkbeeld bq hem op, dat deze krachten de zijnen moesten vervangenop deze moest hij kunnen steunen en zoodoende, maar ook op deze wijze alleen zou hij, hetgeen hij in zijn eigen jeugd gemist had, kunnen herstellen en zijn eigene krachten op zijn eigen bloed overbrengen, en hij, wiens innerlijk geloof in de menschen ongeveer nul was, ondervond er thans de onwederstaanbare kracht van. Maar zijn paard, dat wellicht merkte, dat de teugels iets losser gelaten werden, profi teerde van deze gelegenheid, om eene poging te wagen hem uit den zadel te lichten. Het beest kromde zijn rug als een kat en sprong onverwachts met alle vier zijne pooten van den grond, waarop hij een oogenblik later met een verbazenden schok terugkeerde, zoodat de riemen van het zadel gebarsten zouden zqn, indien de vlugge oude man niet onmiddellijk zijne scherpe sporen in de beide zijden van Backeye gezet had. Het laatste „God zelf heeft hem gered I" zeiden de veroordeelden tot elkander. Petrow liet zich nu kalm afstraffende majoor was weg en met hem verdween zijne wraakzucht. Zooals ik reeds meer gezegd heb, was er onder deze menschen geen spoor van berouw over hunne misdaden te ontdekken. Zoo komt mij een vadermoorder te binnen. Hij was van adel en in staatsdienst; hij woonde in bij zijn zestigjarigen vader. De levens wijze van dit jonge mensch was in één woord liederlijk en hij geraakte dientengevolge hoe langer hoe dieper in schulden. Zijn vader poogde op alle manieren hem op den goeden weg te brengen, maar het hielp niet. De oude man had een huis, een klein land goed en men zeide ook geld, en de zoon vermoorde hem om aan het geld te kunnen komen. Eerst een maand later werd de misdaad ontdekt. Hij maakte de politie wijs, dat zijn vader verdwenen was en dat hij er niets van wist. Een geheelen maand lang leidde hij een verschrikkelijk liederlijk leven, totdat de politie, terwijl hij afwezig was, een onderzoek instelde en het lijk vond, in een verdroogd afvoerkanaal. De ongelukkige lag daar geheel gekleed met het afgesneden hoofd aan den romp gelegd en een kussen onder het hoofd. De misdadi ger werd vervallen verklaard van zijn, adel dom en kreeg 20 jaren dwangarbeid. Dit jonge mensch nu verkeerde altijd in de beste stemming. Hij was lichtzinnig in den hoogsten graad en toch geen domkop. Nooit kon ik iets van berouw bij hem bespeuren. Eens sprak hij van de goede gezondheid, die in zijne familie erfelijk was en zeide toen o. a. „Ziet ge, mijn vader b. v. is tot aan zijn dood toe altijd gezond ge weest." Zulk een dierlijke gevoelloosheid kwam mij onbegrijpelijk voor. In het eerst kon ik aan zijn misdaad niet gelooven, maar menschen die hem gekend hadden verzeker den het telkens en ik moest dus wel geloo ven. Des nachts in zijn slaap schreeuwde hij dikwijls: „Houdt hem vast, houdt hem vast, snijdt hem den kop af, den kop, den kop I" De dwangarbeid in de vesting was ver plichtend de gevangene volbracht er zijn taak, werkte de bij de wet bepaalde werkuren en keerde dan in de gevangenis terug. De lange zomerdag werd bijna geheel door arbeid ingenomenin den korten nacht was natuur lijk slechts tijd om uit te slapen. Maar in den winter moest de gevangene, als het don ker werd, reeds in de gevangenis opgesloten zijn. Wat moest men in de lange, vervelende uren van den winteravond beginnen En daarom was, ondanks het verbod, bijna ieder gevangenverblijf een groote werkplaats. Eigen- verzet van den hengst was overwonnen. Het verslagen dier gehoorzaamde en stapte onder danig en zich als het ware verontschuldigend, bedaard voort en voerde zijn berijder, met diens twijfelingen en vrees, ver door de uit gestrekte landerijen en bosschen. V. Ondertussohen wandelde het voorwerp van des dokters overpeinzingen langzaam langs den hoofdweg naar de fonda. Hij liep rech ter zijne houding was minder gluiperig of dit nu kwam omdat hij zijn oude plunje weggeworpen had, waarbij een sluipende tred hoorde en wijl hij nu beter gekleed was, of omdat zijne gedachten eene geheel andere richting hadden gekregen, zou moeielijk te zeggen zijn. Op de uitdrukking van zijn gelaat afgaande, zou men niet zeggen, dat zijn positie zooveel rooskleuriger was gewor den als er eenige verandering in op te merken viel, dan was het, dat de ontevreden trek van zijn mond nog scherper geworden was. Waarschijnlijk had het onderhoud met zijn vader alleen dit gevolg gehad, dat een zeker gevoel van vijandschap, dat door de lange jaren werktuigelijk verdoofd was geworden, weder met nieuwe kracht tot hem weder keerde en hem bestormde. Hij was voortaan geen vervolgd beest meer, maar iemand, die zich van zijn macht op anderen bewust was In zijn net werkmanspak was hij oneindig meer te vreezen dan. in zijn lompen in de flikkering zijner neergeslagen oogen bespeurde men het bezit eener verderfelijke kracht. Nu zijn toestand veranderd was, scheen het alsof de beschaving zich tegen hem verzette. De fonda was een laag, lang gebouw met eeu dak van roode pannen, dat zich over lijk waren arbeid en bezigheid niet verboden, maar wel in de gevangenis gereed schappen bij zich te hebben, en zonder deze was de arbeid onmogelijk. Men werkte in het geheim en het bestuur zag er niet bij zonder scherp op toe. Allen werkten ijverig en verdienden eenig geld. De bestellingen kreeg men uit de stad. Geld is voor iemand, die van zijn vrijheid beroofd is, tienmaal meer waard. Als het hem slechts in zijn zak klinkt, is hij reeds, half getroost, zelfs als hij het niet uitgeven kan. Maar geld kan men altijd en overal kwijtraken, te meer, als de verboden vrucht dubbel zoet is. En men kon zelfs brandewijn krijgen. Pijpen waren ten strengste verboden, maar allen rookten. Geld en tabak waren een voorbe hoedmiddel tegen scheurbuik en andere ziekten. Dikwijls hadden in den nacht plotseling onderzoekingen plaats, al het verbodene werd weggenomen, en hoe ook altijd het geld verborgen was, toch viel het soms den soldaten in handen. Gedeeltelijk om deze reden werd het dan ook niet bewaard, maar in der haast verdronken, en daarom was er de gevangenis ook brandewijn. Na ieder onderzoek werd de schuldige, behalve dal hem zijn geheele vermogen ontnomen werd, gewoonlijk zwaar gestraft. Maar ook werd na ieder onderzoek bet ontbrekende onmid dellijk aangevuld, terstond nieuwe zaken inge slagen en alles ging als vroeger. Wie geen handwerk had, dreef op aDdere wijze handel. Er waren tamelijk eigenaardige middelen. Eenigen dreven met gunstig gevolg woeker. De gevangene bracht liet laatste wat hij had naar den woekeraar en kreeg van hem eenig kopergeld tegen ongelooflijk hooge procenten. Ah hij zijn zaken niet op den bepaalden tijd inkocht, werden ze zonder erbarmen verkocht. De woekerhandel bloeide zóó, dat zelfs geld voorgeschoten werd op voorwerpen, die aan den Staat behoorden, alslinnen, schoeisel, enz., voorwerpen, die de gevangene ieder oogenblik noodig had. Maar dan nam de zaak dikwijls een onver- wachten keerde verpander ging naar den oudsten onderofficier en bracht het helen van goederen aan, die aan den Staat behoorden, die men dan den woekeraar ontnam, zonder het zelfs de moeite waard te oordeelen, er aan het opperste beheer kennis van te geven. een voorhuis of liever gezegd over een wit geverfde warande uitstrekte, waarin dronken vaqueros gewoonlijk hunne paarden uitspan den een erg aanlokkelijk verblijf scheen het den jongen Guest niet toe, toen hij bij het vallen van den avond het huis naderde. Een of twee half getemde rossen waren aan de stevige palen vastgebonden, die voor het ge bouw in den grond stonden en waarbij pri mitieve, uitgeholde steenen bakken gezet waren. Aan den anderen kant van het huis zag men een soort van woest met gras be dekt tuintje, waarin ledige pakkisten, manden en tonnen verward door elkander lagen, die van den winkel afkomstig waren, welke in het andere gedeelte van het huis gehouden werd. Door de open deur der fonda zag men een laag, van balken voorzien vertrek, waarin men eene ruwe nabootsing van een Amerikaansch buffet geplaatst had, waarbij, aan kleine smalle tafeltjes gezeten, zich een half dozijn mannen met rooken, drinken en kaartspelen den tijd verdreven. De flets ge kleurde aankondiging van het laatste stieren gevecht te Moterey en eene Amerikaansche rechterlijke publicatie hingen aan de muren van het vertrek. Eene dikke, gele atmos feer van cigarettenrook, waartusschen de voorwerpen als bruine schaduwbeelden uit kwamen, vervulde het vertrek. De jonge man aarzelde, dit verpeste ver trek binnen te treden en ging op de bank onder de warande zitten. Een oogenblik later kwam de gele eigenaar van de inrich ting eens een kijkje nemen wie er was, wel ken blik Guest beantwoordde door hem te vragen, of hij wat te eten en een slaapka mer kon bekomen. Toen de herbergier weder in den cigarettendamp verdwenen was, NEDERLAND. HELDER, 25 Juli. Naar aanleiding van het berichtje over het decoreeren van hoofdambtenaren bij de Ministeries van Oorlog en van Binnenl. Zaken, doet men ons opmerken, dat een dezer heeren, mr. De Bruijn, aan de ontwerp-legerwet hoegenaamd geen aandeel heeft gehad. Ook is het geven van een orde aan ambtenaren, die aan een belangrijke wet hebben medegewerkt, ook al kwam de wet niet tot stand, niet zonder precedent. Zoo ontving een der voornaamste mede werkers van den Minister, generaal Van Stirum, bij de samenstelling van zijn militiewet, den Ned. Leeuw, niettegen* staande dat ontwerp door de Tweede Kamer weid verworpen. En bij het Departement van Buitenl. Zaken werd onder het tegenwoordige hoofd een soortgelijke weg gevolgd. Aldaar werd aan een referendaris den Leeuw verleend, terwijl de Lawa-quaestie nog in een moeilijk stadium verkeerde en aan een ander, toen de Congo-quaestie hangende was. Trouwens aan onderscheidingen lietjhr. Hartsen het niet ontbreken. Aan zijn Departement zijn, behalve de secretaris-generaal, acht hoofdambtenaren werkzaamdaarvan bezorgde hij aan één een hoogeren titulairen rang, den Leeuw, twee commandeurs- en een groot officierskruis éen den Leeuw éen den Leeuw en een commandeurs kruis éen een hoogeren titulairen rang en tweef officierskruisen éen een officiers- en een ridderkruis éen een officierskruis, en éen een hoogeren rang. Ziedaar nog eens een Minister, die weet wat besturen is(„Vad.") In een artikel over de Mac-Kinley- wetten, in de „Revue des Deux Mondes", schetst Aug. Moreau de gevolgen, die de tariefverhooging voor de Vereenigde Staten heeft gehad. I Voor hen, die in ons land dezelfde denkbeelden zijn toegedaan, is het leer zaam, eens te vernemen wat er plaats greep, toen dat beschermend tarief in wer king was getreden. „Mac-Kinley en zijne vrienden zooj schrijft Moreau o. a. hadden aan het Amerikaansche volk voorgespiegeld, dat; het eerste gevolg van de aanneming van hun stelsel zou wezen een algemeene ver hooging der loonen. Zonder het te zeg-t gen, dachten zij wel, dat de prijsverhoo- ging van alle artikelen een gevolg van de. wet zou zijn, maar zij rekenden er op, dat het eerste economische verschijnsel het tweede zou doen voorbijzien. Het), volk sloeg geloof aan die voorspiegeling, In den loop der theoretische beschouwin gen bij de discussien in het Congres kwam niemand daartegen op. Het publiek blee: onverschillig bij de berekeningen, die m\ de dagbladen voorkwamen omtrent del waarschijnlijke werking der wijzigingen, welke in het tarief zouden worden gebracht Maar het tarief was nog geen acht-en-b veertig uren in toepassing, of van alle zijdei^ werden kreten van woede aangeheven Bij geen enkelen tak van nijverheid werJ' den de loonen hooger, en de meeste dage- lijksche verbruiksartikelen stegen met det dag aanzienlijk in prijs. De protectionisten van het Congres had den volstrekt geen prijsverhooging voorzier van de voortbrengselen der inheemschi ijverheid, daar de wet slechts de strek king had om de gelijksoortige in het bui tenland vervaardigde voortbrengselen t weren. De begeerigheid van den inheem schen Amerikaanschen detailhandel haald een streep door die rekening en brachjj onmiddellijk duizenden koopers en voora ontwerpers. Wollen waren stegen plotse ling van 10 tot 28 stuivers de el; paar Ie? moeren knoopjes van x tot 4 stuivers he dozijn. Dergelijke kleinigheden, in he 'oneindige herhaald, hebben de kiezer aan den heer Mac-Kinley niet kunne vergeven." Ondanks de schatten, aan zijne verkie zing besteed, viel hij met honderd va zijne protectionistische medestanders. En welke waren de gevolgen voor h< buitenland ,,De wet van Mac-Kinley is nu sede vele maanden in werking; alle voorspe lingen zijn gelogenstraftde uitvoer va Europa naar Amerika heeft geen noemen: waardige vermindering ondergaan. De slachtoffers der bescherming zijn du uitsluitend de ingezetenen van het lan< dat ze in toepassing bracht. Bij de verkiezing voor een lid d< Tweede Kamer in het hoofdkiesdistri kwamen al de andere gasten, de een na den ander, met hunne cigaretten in den mond en de kaarten nog in de hand, naar de deur en keken hem aan. Voor hunne nieuwsgierigheid bestond eenige reden. Zooals wij vroeger gezegd hebben, was er inG uest's verschijning met zijn wollen broek en buis iets eigenaardigs en hoe gek het ook klinken moge, maar hetzelfde gelaat en dezelfde gedaante, die niets bijzonders in eene vuile, armoedige kleeding te aanschou wen gaven, had men nu slechts in dit nette werkpak te zien, of men twijfelde niet langer dat men met iemand van hoogeren stand te doen had. Dit, gevoegd bij zijn norsch voorkomen en zijne korte manier om zich uitte drukken, maakte dat het gezelschap tot het vermoeden kwam, dat hij een aan de justitie ontvluchte was, bijv. een valsche munter, een bankroetier of misschien wel een moordenaar. Wij dienen hier echter billijk heidshalve bij te voegeu, dat de zedelijke overtuiging der toeschouwers door deze ver moedens niet geschokt was en dat een kracht dadig bewijs hunner sympathie niet geleverd werd, omdat hij hen zoo op een afstand hield. Een ongelukkig toeval scheen het vermoeden, tegen hem opgevat, te verster ken. Toen hij met een ongeduldig gebaar aan den eisch van den herbiergier voldeed, om zijn avondmaal vooruit te betalen, vielen er een paar goudstukkeu uit zijn zak op den vloer der warande. Terwijl hij bukte om ze op te rapen, las hij in de snelle blikken, die het gezelschap onderling wisselde, aan welk gevaar zijne zorgeloosheid hem bloot gesteld had. Hij verloor echter zijne tegenwoordigheid van geest geen oogenblikTerstond riep hij den winkelier, die in zijn deur stond om di Croesus eens goed op te nemen, en verzoc hem in het Engelsch, even bij her komen. „Wat voor soort van messen hebt gij koop P" „Messen, Senor?" „Ja jachtmessen of dolken. Zulke mei sen," zeide hij, terwijl hij deed alsof hij m een mes een uitval naar de tafel wilde doe die voor hem stond. De winkelier ging naar zqn magazqn kwam terstond met drie of vier korte dolki in rood lederen foudralen terug. Guest ko den stevigsten en probeerde de punt op tafel. „Hoeveel „Tres pesos." De jonge man wierp hem een van zijl goudstukken toe en stak mes en scheê in z laars. Toen hij geld van den koopm terug ontvangen had, kruiste hij zijne arm en leunde tegen den muur, alsof niema hem iets kon schelen. Deze eenvoudige da scheen elke vijandelijke bejegening te will beletten en toch niemand te beleedigen. E oogenblik later kwam een der maunen nu de warande. „Het is mooi weer vandaag, vriendje Guest antwoordde niet. Ja, 't is een prachtige avond," herhaal de man in gebroken Engelsch, terwijl zijne handen wreef, alsof hij ze in de lm waschte. Nog geen antwoord. „Je bent zeker van Sank Hosay gel men P" „Zeker niet 1" I (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1