n heer D., maar wel het financieel belang
I n de gemeente, daar door de plaatsing
1.1' |n den heer S. een onderwijzer aan den
8.4 irg minder zal zijn. De heer F. Keijser
''•t kennen, dat er, naar hem bij inge-
mnen inlichtingen is gebleken, moeielijk een
ïfo derwijzer aan de school te den Bnrg kan
j V >mist worden, doordat de lokalen te klein zijn
ii -p twee klassen te combineeren. De heer
ft.1 f-os stelt voor om zijn voorstel, de beslissing
K verdagen tot een volgende vergadering,
stemming te brengen. In stemming
'fj bracht, wordt het met 10 tegen 2 stemmen,
'tg- s van de heeren Dros en Boon, verworpen.
Jy» Daarna brengt de Voorz. in 9teraming het
U ,1 .orstel van B. en W., om het verzoek van
'tv Jn heer Deuzeman toe te staan. Wordt
E ogenomen met 10 tegen 1 stem, die van
ti, n heer Dros. De heer Boon hield zich
jtj, iten stemming.
|L .Verder brengt de Voorz. ter tafel een schrij-
jjL 11 van raej. Schreuder te de Cocksdorp,
'£0 *vattende verzoek om ontslag uit haar be-
Ty skking als onderwijzeres in de nuttige hand-
1 irken. Wordt besloten dat ontslag eervol
I verleenen.
Vervolgens komt in behandeling het in de
-£\ rige vergadering aangehouden verzoek van
*j. Boeling-Hesse, om eene gratificatie.
ii(| Voorz. verklaart namens R. en W. dat
vengenoemd verzoek na ingewonnen infor-
itiea is gebleken, niet voor inwilliging vat-
t>, ir te zijn en adviseert het te wijzen van
band. Met algemeene stemmen wordt
jfh
movereenkomstig besloten.
5*«,Oe heer C. Keijser vestigt de aandacht op
Daarna gaat de vergadering over in ge-
r me zitting tot behandeling van reclames
;en den hoofdelijken omslag.
Na heropening wijst de heer Mets op het
noodzakelijke om bij de nieuwe haven alsnog
-lantaarns te plaatsen, nl. 1 aan de noord-
j 1 aan de westhoek. Verder wijst boven-
V| ïoemde spr. op het padje onder den dijk
'j^! 1 het Oudeschild naar de haven, dat reeds
leeltelijk behard is, maar dat spr. noodig
i^-'jt, dat zoo mogelijk nog voor den winter
j 'j.'fieel behard en opgchdbgd wordt, daar het
1 Iers gedurende dien tijd waarschijnlijk on-
aanhaar zal zijn. De Voorz. zegt, dat in
~V:rweging te zullen nemen.
.jail!,"
j slechte toestand van het stukje straat aan
j(i'! begin van den schelpweg aan den Burg.
1 .V I De heer F. Keijser zegt dat dit reeds door
,j'. 1 en W. is opgemerkt en besproken.
^iets meer te verhandelen zijnde, sluit de
,V ijrz. de vergadering.
kchagen. Naar de „Sch. Ct." uit
ïde bron verneemt, zal op 9 dezer
i>-' het Noord-Hollandsch Koffiehuis van
- 1 heer C. Kos Pz. eene lezing gehou-
iip'i"» worden door mejuftrouw W. Drucker
v'"V Amsterdam, die dan tot onderwerp
kiesenDe vrouw in Staat en Kerk.
ï,j|J."Iieuwe Niedorp. Door den heer
v C. Visser is, naar aanleiding van den
l'l j 1 der onlangs gehouden verkiezing voor
-n van den Gemeenteraad, alsmede tot die
ïr) rbij eenige weken geleden de heer Koop-
Jt 11 benoemd werd tot lid van den Gemeen-
0 I ad alhier, onderstaande circulaire aan de
iL era in deze gemeente gezonden:
'1 ernomen hebbende dat eenige mij oer vrienden liun-
naam willen geven, om mijn candidutnur aan te
I len, ontraad ik hun dit, wyl het nuar mijne
.1 ling gevaar kan opleveren in Nieuwe Niedorp
I J;%'''ehjke aanbevelingen te onderteekenen.
de kiezen wil ik mededeelcn, dat ik bij de
J' j', temming tusachen den heer G. HaltT en mij
I I im aanmerking wensch te komen,
f l-jj mijne aanvrage om ontalag verklaarde ik, dat
I r 7 ay "'"t meer achtte te zijn de meest geweuschtc
lji'4: de meerderheid der kiezera en deze meening is
hfjiri ^,n Q't*'aK der verkiezing, waarbij ik (buiten
1 weten en ondanks mijn wil) weder candidaat
I j^Xj gesteld, niet gewijzigd. Is dit op zich zelf
.oende grond voor aftreding, ik voeg daarbij, dat
1 fi goede behartiging der gemeentebelangen zeer
1 tijd eischl, die ik in eigen zaken altoos kan
0^3 oiken, alsmede dat ik hoop als ambtelooBburger
ijd tc geraken van den laster en vau bet voorf-
r> nd besmetten van mijn naam. Met het oog daarop
wetende, dat onbekendheid met de dingen vaak
oordeel ten gevolge heeft, wensch ik nog iets
HET GEHEIM TAN WILDE-MEG.
Hl Naar TAKGEON.
len zgner geliefkoosde spreekwoorden was,
bj l men aan het onmogelijke niet gehouden
Hij gaf dus zijn plan op en berustte
et noodlot. Een groote hoop droge bladeren
spoedig bij elkander geraapt en diende
tot een bed, waarop bij zich in zijne
s lengte voor het vuur uitstrekte.
'Het is warm en koesterend," zei hij glim-
end om zijne zwakheid „en wèl beschouwd,
ik even veilig liggende als staande. Stel
2 ernst. Als je tijd daar is, dan kan slapen
r 1 waken je redden dus Fred, oude jon-
V zeg je gebed op en ga slapen als een
'e woorden van een kindergebedje kwamen
1V' i
11 i kind."
llM i e woor<
in het geheugen, en hij zfeide z^netl
ogen gemoed fluisterend op. Daarna viel
/!t .in slaap en een korten poos waren zijn
'»men zoet en schuldeloos.
[aar de gebeurtenissen van den nacht
:n te schokkend geweest, om geen invloed
E zijne droomen te hebben en den loop
'l'j;r verbeelding bracht hem tot minder
- p dzame onderwerpen. Het verschijnsel van
iJH man aan de kreek, de vrouw te paard,
1ft ichoftige Mijk, begonnen op verwarde en
ige wijze hunne parten te spelen.
1» 1 ij waren, zooals het hem toescheen, nauw
T elkander verbonden. De vrouw reed als
i*i door het bosch, brak door het struikgewas,
'il— ng over gevallen boomstammen; achter
V; P draafde Mijk, scheldend en vloekend;
ïoon hij te voet was, won hij op haar,
jijt gilde van angst, toen zij dit bemerkte,
l' O achterhaalde baar en knelde haar in zijne
tn, waarin zij liggen bleef, terwijl zij hem
jj ustig in het gemeene gelaat staarde, dat
aet haar fraai gevormde handen streelde.
in het midden te brengen omtrent de meest besproken
zaken, tc weten: 1. dc wcczcnadminiatratie. 2. de
artnvoogdg. 3. het zoogenaamde badhuis. 4. de zoo
genaamde hoogeacho.il.
I. Toen ik Raadslid weid, was de weézenkas liet
ouderwerp van veler belangstelling. Zeer duidelijk is
mij te kennen gegeven, dat men van mij verandering
verwachtte. Al spoedig achtte ik het mijnen plicht
een tipje van deu sluier op te lichten, die immer
over deze zaak hing. Ik hoopte dit zonder hevigen
strijd en door geduld te oefenen te knnnen doen.
Tot mijne verbazing bevond ik, dat die administratie
rekenplic/ilig was aan den Raad en daaraan ver
antwoording schuldig was. Tevens vernam ik, dat
de weesmeesters door den Raad moesten worden
benoemd. Wat geschiedde evenwel?
De wethouders fungeerden als weesmeesters, meestal
onder advies van den burgemeester en deden, naar
mij gezegd is, verantwoording aan burgemeester en
wethouders. Voeg hierbij, dut de wethouders beweer
den, dat ook de burgemeester weesmeester was, dan
deden zij das verantwoordiug aan zich zeiven. Aan
den Raad werd eenvoudig geene rekening gedaan.
Weesmeesters traden niet op tijd nf en werden ook
niet herbenoemd. Toch werden gelden ontvangen
en uitgezet, alsof er een wettig bestuur bestond, zelfs
beproefden de zoogenaamde weesmeesters het toezicht
over het kapitaal der weezen bij hst bestuur der
Hervormde Kerk over te brengen. Nadat dit mia-
lukt was en er nog dringerder redenen ontstonden,
kwam eindelijk deze zaak in den Raad om advies.
Toen bleek, dat het reglement van 1857 steeds
overtreden was, dat, in strijd met de wet, welke
belegging eischt op het Grootboek of op eerste hy
potheek met voldoende overwaarde, vele gelden op
onderhandsche obligatie of op tweede hypotheek waren
uitgezet en dat zelfs, ondanks alle ruchtbaarheid,
een met de weesmeesters bevriend lid van den Raad
p. ra. drie maanden te voren nog geld ontving op
hypotheek met borgstelling, omdat anders het onder
pand niet «oliede genoeg geacht werd. Natnnrlijk
begreep ik, dat het Gouvernement, waar de weezen-
zaak reeds aanhangig w&s, dergelijke handelingen
onmogelijk kon goedkeuren. Vroezende, dat daardoor
personen, aan wie die gelden onrechtmatig waren
verstrekt, schade zonden lgden, bepleitte ik persoon
lijk voor hen bij den Commissaris des Konings, dat
bij de regeling dezer zaken zooveel mogelijk in het
oog zou worden gehouden, dat deze mensohen er niet
ongelukkig door zonden worden gemaakt. Op de
audiëntie bij den Commissaris des konings te Nieuwe
Niedorp verkreeg ik zelfs gunstige toezeggingen
daaromtrent, terwijl mij niet bleek, dat andere
Raadsleden pogingen in het werk stelden in het
belang dier geldnemers. Vrij zeker was ik dus de
eenige, die voor heu in de bres sprong.
Aan de Commissie uit den Raad, benoemd om de
weesenrekening na te zien, bestaande uit de Heeren
P. Haringhuizen, J. F. Mirandolle en mij. bleek, dat
de onwettige beheerders, behalve genoemde onjuist
heden, ook nog gelden gegeven hadden aan de naai
en breischool en aan de Diaeonie in het kerkezakje.
Voor het laatste werd zelfs den édelen gever of
geefster in het openbaar dank betuigd. De conclusie
der Commissie strekte daarom ook om bedoelde be
heerders aansprakelijk te stellen voor de niet goed
gekeurde posten van hun beheer.
Ziedaar in korte trekken de geschiedenis der
weezerzaak, om te vergelijken met wat door sommi
gen hieromtrent is verteld. 2. Be armvoogdij. Ook
te dien opzichte werd veel gezegd, toen ik Raadslid
werd en hard geoordeeld. Hoogst onaangename beje-
gingen heb ik daardoor bij herhaling ondervonden.
Ik heb zooveel in mijn vermogen was medegewerkt
om de bekende hardheid van een der armvoogden
te temperen en ik stel er prijs op, geen gering aan
deel te hebben gehad in het bezorgen van ontslag
aan dien armvoogd, wat ik nog altijd gelukkig acht
voor de armen en voor den goeden naam van het
Nieuwe Niedorper-armbestnur. Ik durf gerust ver
klaren, dBt ik steeds ijverde voor toepassing der
armenwet in milden zin en dat ik krachtig heb
medegewerkt aan de samenstelling van een nieuw
reglement, dat krachtens die wet moest worden
vnstgesteld.
3. Het badhuis. Grooter onzin is moeilijk te ver
tellen. "Waarover moet ik mij het meest verbazen,
over de lichtgeloovigheid van eenige kiezers of over
den opzettelijken leugen, die onder den schijn van
waarheid is verteld? Weet gij, dat dit eene zeer
oude koe is?
Iu 1887 zag ik jongens op verschillend® plaatsen
aan den openbaren weg zwemmen. Op den Wester-
weg zag ik, dat jongelieden in Adamskostuum vrou
wen en meisjes achterna draafden. Daarom stelde
ik aan den Raad voor om het zwemmen aan den
openbaren weg te verbieden en eene plaats aan te
wijzen, waar het baden geoorloofd zon zijn en daar
dan een houten gebouwtje van ongeveer 50 gulden
te zetten, om kleeren in te bergen. Niemand der
Raadsleden sprak in het nadeel van dit plan, doch
de Voorz. wilde liever, dat zoo iets per request werd
gevraagd. Mij ontbrak tot het rondgaan met een
adres tijd cn lust en de zaak is in den doofpot ge
rankt. Dat houten gebouwtje ia dus het badhuis
wnardoor de gemeentebelastingen zooveel hooger
zouden wordendat is de zoogenaamde badhuiszaak,
door mij voorgesteld in het belang der openbare
zedelgkheid en van de bewoners van het Veld en
IneeDS werden zij, en de plaats waar zij
zich bevonden, in bloedroode kleuren gehuld
zij werden er ah 't ware in opgenomen, en
verdwenen er geheel in. Daarna was alles
doodstil en de droomer wandelde alleen door
het plechtige, stille woud. Uren, dagen en
weken liep hij voort, zonder eenig geluid te
hooren. De wolken waren verblindend wit
en onbeweeglijk geen windje bracht de bla
deren van het statig geboomte in beweging
insect noch vogel waren zichtbaar. En hij
liep en liep altijd door, eenzaam en verlaten.
Die vreeselijke stilte woog zóó zwaar op hem
en vervulde hem zoo met schrik, dat hij vurig
bad om het geluid eener stem, het fladderen
van vleugels, het geritsel van bladeren, het
vallen van regen om onverschillig welk
geluid ook, ten teeken dat er buiten hem nog
leven was.
Hij scheen in eene doode wereld te loopen.
Zijn lijden was op het hoogst, toen zijn gebed
verhoord werd. Een zacht, ^welluidend lachen
trof zijn oor.
Zoo groot was zijne dankbaarheid, dat hij
met een vreugdekreet opsprong en ontwaakte.
„Goddank I" fluisterde h|j en luisterde of
hij het aangename geluid nog eens hooren zou.
Hoewel hij wakker was, werd zijne aan
dacht beloond. Hij hoorde het lachen weder,
zacht, langzaam, welluidend, op nog geen tien
pas van hem af.
Hij greep eene brandende spaan en hield
die boven zijn hoofd. Hij liep voorzichtig
het bosch in, maar nauwelijks had hij eenige
passen gedaan, of hij sprong verschrikt terug.
Het licht van den brandenden tak viel op
het gelaat van een man, die op den grond
lag uitgestrekt. Had Fred zijne gloeiende
zwarte oogen niet gezien, die al zijne bewe
gingen volgden," dan had hij met reden kunnen
denken, dat de man dood was, zoo onbewe
gelijk lag hij.
Hij droeg een vuurrooden boezeroen en een
de Kampen, die bijna allen geloof hebben geslag<
uan het kinderachtig verkieziugsprnatje, door minder
waarheidslicveude verkierings-agenteu uitgestrooid.
4. De hoogeschool. leder verstandig ïuensch be
grijpt, dat ik niraincr aan eene hoogeschool heb
gedacht, zelfs niet aan eene hoogcre. De nfdeoling
Waard en Groet" van de Holl. Maatschappij vnn
Landbouw vorzocht eens, bij ndres, aan den Raad
vau Nieuwe Niedorp om geldelijken stenn tot op
richting van eene school voor meer uitgebreid lager
onderwijs, waarvoor bereide door den Raad van
Winkel 600 gulden cu een lokaal beschikbaar was
gesteld. De Raad alhier was zoodanig met dit plan
ingenomen, dat hij met algemeene stemmen 300
gulden daarvoor toestond, onder voorwaarde, dat op
bedoelde inrichting 6 minvermogende leerlingen
onderwijs zouden mogen ontvangen. Dit besluit is
echter nimmer tot uitvoering gekomen. Wanneer dat
de zoogenaamde hoogeschool is, dau waren alle toen
malige leden van den Raad voorstanders van eene
hoogeschool.
Ik zou over nog meer onuitgevoerde beslniteu
kunnen spreken, o. a. over de verbetering van het
schooltoezichtik laat dit echter gaarne nan mijne
opvolgers over, in dc hoop, dat die gelukkiger zul
len zijn.
Ik gun den heer Hall! z|jn zetel, maar kom met
kracht op tegen de onware voorstellingen omtrent
mijn werk eu de opzettelijke leugens omtreut mjjn
karakter, aan u gegeven cn verteld. Al wat hierboven
staat wil ik bewijzen en ik tart ieder tot het bewijs
van het tegendeel.
Intnssehen aan hen die mij stemden, wat ik als
bewijs van vertrouwen ten hoogste waardeer, mij
nen dank.
Nieuwe Niedorp, 28 Juli 1891. W. C. Visser.
Marine en Leger.
De mach. 3de kl. A. Herweijer is, met
ingang van 6 dezer geplaatst op Hr. Ms.
wachtschip alhier.
Per 89. „Zuid-Holland" vertrekt 8 Oct.
a. s. een detachement schepelingen der marine
van Rotterdam naar Oost-Indië.
De kapt.-luit. ter zee C. Hoffman, staf
officier in de stelling Amsterdam, is benoemd
tot scheidsrechter bij de gecombineerde
manoeuvres van zee- en landmacht, van
28 dezer tot 9 Sept. a. s. in het Zuider-
frontier te houden.
De mach. 1ste kl. J. J. Kenp is den lsten
dezer geplaatst op Hr. Ms. schroefstoomschip
lste kl. „Van Galen".
Tijdens de afwezigheid van de 5de comp.
van het 4de reg. vest.-art. vertoeft te Helle-
voetsluis een detachement vest.-art. van hier,
ter sterkte van 25 onderoff. en minderen,
onder bevel van den lsten luit. baron Van
Wassenaar van St. Pancras.
De luits. ter zee 2de kl. E. E. Dullemoud,
J. E. J. Eijbergen eu lste luit. der mariniers
L. De Jonge Oudraat, dienende a. b. Hr. Ms.
schroefstoomschip lste kl. „Johan Willem
Friso", werden jl. Zaterdag vervangen door
de luits. ter zee 2de kl. J. A. Van der Star,
W. H. Von Leschen en lsten luit. der
mariniers C. N. Cazaux van Staphorstmede
(met gelijken datum) i9 daarop geplaatst de
ofF. vau gez. lste kl. C. J. P. VerhoefF.
Hr. Ms. zeilkorvet „Urania" en stoomka-
nonneerboot „Ever", onder bevel van de luits.
ter zee lste kl. D. Stolp en W. J. Cohen
Stuart, zijn jl. Zaterdag op gebruikelijke
wijze buiten dienst gesteld.
Blijkens bij het Depart. van Marine ingeko
men bericht is Hr. Ms. schroefst. lste kl.
„Koningin Emma der Neder!.", onder bevel
van den kapt. ter zee H. Quispeljl. Zaterdag
van Leith te Edinburg aangekomen. Aan
boord was alles wel.
De adelborsten der lste kl. J. P. F. Pool,
P. Kruys, W. Van Braam, J. F. Obbes,
jhr. J. O. E. Von Schmidt auf Altenstadt en
P. J. Lucardie, dienende aan boord van
Hr. Ms. stoomschip „Koningin Emma der
Nederlanden", en M. Wijt en R. W. Hart
man, dienende aan boord van Hr. Ms.
instructiekorvet „Nautilus", worden met den
22 dezer en de luit. ter zee lste kl. S. K.
Sybrandi, dienende als oudste officier aan
boord van Hr. Ms. torpedo-instructieschip
„Marnix", wordt met 1 Sept. op non-activi
teit
rooden pet, beiden oud en gescheurd.
Zijn verlompte bombazijnen broek reikte
nauwelijks tot aan zijn enkelszijn voeten
waren bloot.
Het was een lange magere man, met holle
wangen, laag voorhoofd, sluik zwart haar en
donkere, dwalende oogen, die Fred, hij wist
niet waarom, aan de vrouw herinnerde, die
zoo onbesuist door het woud reed.
Zijn borst en schouders waren door de
scheuren van zijne armoedige kleeding zicht
baar, zijne gelieele verschijning was wild en
terugstuitend. Maar eene wonderlijke uit
drukking van zachtzinnigheid en vriendelijk
heid om den mond pleitten in het voordeel
van dit vreemdsoortige wezen, hoe weinig
innemend het overigens was.
Hij keek beschroomd naar Fred en uitte
een vreemdsoortig gorgelend, welluidend gelach,
met een bovennatuurlijken klank, die meer
medelijden dan vrees verwekte, en Fred be
hoefde niet lang na te denken, om te be
seffen, dat iemand, die zoo stil op zijn rug
tegen de wolken lag te lachen, niet zeer ge
vaarlijk was.
„Mag ik bij uw vuur slapen vroeg dit
arme schepsel, met een begeerigen blik naar
de vroolijke vlammen, die nu en dan door
het geboomte schenen.
„Kom maar," zei Fred en stak hem de
hand toe, van welken steun hij gretig gebruik
maakte. Maar nauwelijks had de man zich
opgericht of eene zwakte overviel hem, zoodat
hij naar een boom moest wankelen om zich
te steunen.
„Geef armen Pieter iets te eten," zei hij
met zwakke stem.
„Heeft Pieter honger?" vroeg Fred, die
begreep, dat de man niet goed bij het hoofd
was.
Pieter knikte toestemmend en greep Freds
hand weder, door wien hij zich lgdzaam naar
het vuur liet brengen, llij hield er zijne
Opgave van met 1 Sept. Geplaatste, over
geplaatste en op non-nctiviteit gestelde offi
cieren, enz.
Luit. ter zee lste kl. J. C. van Wesscm,
op non-actief; luit. ter zee 2de kl. J. P.
Guépin, op „Koningin Emma der Neder
landen" luit. ter zee 2de kl. Jhr. H. J. A.
Pompe van Meerdervoort, detacheering
aan boord „Castor" ingetrokken luit. ter zee
2de kl. A. C. W. Baron van Haersolte van den
Doorn, op non-actiefolf. van gez. lste kl.
dr. A. J. Jelgersma, op non-actiefluit. ter
zee lste kl. H. G. J. Wolterbeek, belast met
de betrekking van lste off. aan boord „Ad
miraal van Wassenaerluit. ter zee 2de kl.
P. H. Cool en J. L. von Leschen, beiden op
non-actiefoff. van gez. lste kl. O. Engel
ken, op non-actiefluit. ter zee lste kl. W.
A. Cambier, op non-actiefluit. ter zee 2de
kl. F. J. Goedkoop, op non-actiefluit. ter
zee 2de kl. A. H. C. Heydeman, op non-
actief luit. ter zee 2de kl. A. J. van Stockum
op „Koningin Emma der Nederlanden".
Het hoofdbureau van den marine-torpedo-
dienst is met 1 dezer van 's rijks-marinewerf
te Amsterdam verplaatst naar het departement
van marine en de chef van dien dienst, de
kapt. ter zee jhr. T. E. De Brauw en de
luit. ter zee lste kl. J. A. M. Jansen, aan
dien chef toegevoegd, zijn, ten gevolge dier
verplaatsing naar 'sGravenhage vertrokken.
Bij Kon. besl. zjjn, met 2 dezer, benoemd
tot adj.-adm. b|j de zeemacht, de adspir-adm.
W. Obbes, F. Bezemer, P. Gaade, J. R. J.
de Raadt en W. M. E. Bervoets.
Bij Kon. besl. zijn met ingang van 2 de
zer benoemd a. tot adelb. lste kl. bij
de zeemacht, de adelborsten 2de kl. lste afd.
bij het Kon. Instituut voor de Marine alhier
C. H. Julius, L. A. C. Steffelaar, B. C. A.
Van Renterghem, J. C. Van Iterson, J. A.
Barrau, E. H. Friderichs, D. E. Keus, F. C.
Brust, G. J. Leverland, W. R. H. Van Leer-
sum, J. Lugt, A. Quispel, W. H. De Waal,
M. K. Medenbach, H. P. A. Buysing Damsté,
G. J. te Winkel, W. P. de Eerens, J. Tissot
van Palot, F. J. van der Esch, J. de Lange,
A. van der Sluis, Jhr. Ii. H. Röell, E. B.
J. Elias, C. van der Burg, H. H. O. van
Hecking Colenbrander, J. A. M. J. Beretta,
A. F. A. Graaf van Hogendorp, W. A. van
Aken, G. A. E. Ruland, H. van Schreven,
J. J. de Vries en C. W. F. Baron Mackay;
b. tot 2de luit. bij het korps mariniers, de
adelborsten der 2de kl., lste afd., bij gemeld
InstituutG. C. Dibbelz, J. van Haaften en
F. J. P. Sachse.
Aan de Nederlandsche Fabriek van Werk
tuigen en Spoorwegmateriéel te Amsterdam,
is opgedragen het afwerken en opstellen der
stoomwerktuigen voor Hr.Ms. pantserdekschip
„Koningin Wilhelmina der Nederlanden",
welk schip in aanbouw is op de Landswerf.
Den off.-mach. lste kl. A. Jongkees is het
toezicht over dat werk opgedragen.
De konstabelsmaat H. de Bie, dienende
uan boord van Hr. Ms. schroefstoomschip
„Van Galen", heeft aan boord van Hr. Ms.
art.-instructieschip „Aruba" met zeer gunsti-
gen uitslag examen afgelegd voor den graad
vnn konstabel.
De marine-torpedobooten „Etna," „Dempo,"
„Krakatau," XIII, XVI en XVIII vertrokken
gisteren van hier naar Hellevoetsluis, om zich
aldaar aan te sluiten bij de divisie voor bin-
nenlandsche dienst, onder bevel van den kapt.
ter zee D. G. Brand.
Onderwijs en Examens.
Anna Paulowna, 2 Aug. Was
het schoolreisje naar Callantsoog door goed
weder begunstigd, met twijfelende blikken
wees men elkander op de sombere lucht op
jl. Woensdag. De regen viel in vlagen neer
en het was tc voorzien dat het hemelwater
veel genot van Jiet voorgenomen reisje naar
Alkmaar, dat den volgenden dag zou plaats
hebben, zou bederven. Doch, hoe ongunstig
ook Donderdagmorgen de barometer de
handen - boven en lachte tevreden, en toen
Fred hem te eten gaf, at hij alsof hij uitge
hongerd was. Toen hij gegeten had, knikte
hij Fred dankbaar toe.
„Wie geeft de msuchjes eten P" vroeg hij
en richtte de oogen naar de zwarte lucht.
„Het moet waar zijn, Pieter zal nooit van
honger sterven."
Zijn stem was, evenals zijn lach, liefelijk
en zacht, als die vau een kind of van eene
vrouwen dit, gevoegd bij zijn geheel hulp
behoevend voorkomen, voltooiden Fred's ver
trouwen in hem.
„Waar komt gij vandaan vroeg h|j.
Pieter wees in de richting van de Meg.
„Daar, waar mijn zuster woont. Ik zal
het haar morgen vertellen, wat een goed
vriend gij zijt. Het was een aardige trek,
dien gij ruwe Mijk gespeeld hebt. „Man of
vrouw?" vraagt hij. „Het paard vraagt
gij Pieter schommelde, met zijn handen
over zijn knieën gevouwen, heen en weer en
lachte vroolijk. „Ik hoorde alles, want ik
lag in het boschje, zonder dat ik bemerkt
kon worden. Mijne zuster zal er u voor
kussen. „Breng hem van 't spoor," zegt
Wilde Meg. Gij deedt het, deedt het I
't Was heel grappig eu slim ook."
Fred gaapte hem verbluft aan. „Breng
hem van 't spoor, zegt Wilde Megher
haalde Fred. „Dat's de eerste maal, dat
ik van een rivier hoor die spreekt."
„Ik heb het dikwijls gehoord," zei Pieter,
die deze nieuwe wending volgde. „Ik heb
het dikwijls gehoord, waar de rivier bruist
en schuimt tusschen rle rotsen, die haar ge
vangen houden. Hoe springt en spartelt zij
in haar gevangenis. Zij kookt van woede,
en als ik er in kijk, dan roept zij „Spriug
er in Pieter I spring er in ik zal u mijlen
ver wegvoeren, mijlen, mijlen ver, totdat
wij een rustplaats vinden, waar gij kunt
liggen droomen" ik heb het mijne zuster
weergesteldheid teekende, het luchtje bad
een vriendelijk aanzien, het zonnetje scheen
vroolijk en in den vroegen morgen waren
reeds veel kinderen op de been om straks
per rij- of vaartuig naar Westeinde vervoerd
te worden. En waarlijk, de natuur zegende
ons. Om halfacht lag een der stoom boot en
van Alkmaar-Packet met wapperende vlag
gereed. Het dek zag er allergezelligst uiten
groepen van blijde kinderen zagen onophou
delijk hun aantal vermeerderen. Tegen 8 uur
waren allen present en de inscheping begon
op geregelde wijze,naar indeeling der kleuren
rood, wit en blauw voor de drie scholen;
200 leerlingen van de hoogste klassen
waren weldra aan boord. De stoomfluit gaf
het sein tot vertrek, het Hoerah klonk uit
200 monden en werd aanstonds vervangen
door het zingen van „Hoe zachtkens glijdt
ons bootje" enz. Onder gezang en vroolijk
gesnap, afgewisseld door gebruik van versna
peringen, werd tegen halfelf Alkmaar bereikt.
Aan de Roode Toren geschiedde de ontsche
ping weder op dezelfde wijze en wandelende
over het Bolwerk langs het monument toog
men naar den speeltuin. Hoezeer de lucht ook
dreigde en het gerommel van den donder de
vrees deed koesteren dat een geweldige bui
zou losbarsten, alle vrees werd beschaamd
het onweer trok Zuidwaarts af en wij behiel
den mooi weer.
In den speeltuin ging het er lustig en
jolig toe en ook de geleiders wisten zich
met de jeugd kostelijk te vermaken. Omstreeks
halfdrie klonk hoorngeschal en weldra voeg
den zich eenige muzikanten vau de Kon. Ned.
Marine b\j ons. Na de noodige verkwikking
werd nu den wandeltocht aanvaard met de
muziek voorop door Den Hout en verder tot
bij Heiloo. In de laan tegenover den huize
Nijenburg werd een poos gerust en daarop
trok men weder naar den speeltuin. Voor
het huis van Alkmaar's Burgemeester werd
even stil gehouden, een fanfare geblazen, de
jeugd salueeren met de vlaggetjes en de
Burgemeester groette vriendelijk terug. Spoe
dig was nu de speeltuin weder bereikt, nog
maals werd eenige verkwikking gebruikt en
verder trok men de voornaamste straten der
stad door, even stil houdende voor de woning
vau onzen geachten schoolopziener, den heer
Biichner, die ziju welmeenenden dank daar
voor betuigde. Nu weder aan boord. Onder
vroolijke en luide kreten stoomde meu af,
en onder de tonen der muziek werd in
opgewekte stemming ruim halfnegen de
steiger aan Westeinde weder bereikt, waar
honderden belangstellenden ons opwachtten.
De ontscheping geschiedde spoedig en in de
beste orde, hoewel het geruimen tijd duurde,
eer ieder zijn kinderen had, om de meeste
weder per rijtuig huiswaarts te brengen,
doch met inachtneming van de noodige
voorzichtigheid liep alles zonder ongelukken
af. Alles Neen, toch niet. Een tragisch-
comisch scèuetje valt toch te vermelden. Op
de terugreis viel op de hoogte van 't Zand
door het dartelen van een der dames geleid
sters haar hoed over boord. Onbarmhartig
snelde de boot voorwaarts, maar gelukkig
een barmhartige inwoner van 't Zand ont
fermde zich over den drenkeling, en deze kwam
een paar dagen later behouden aan ziju
adres terug, zonder merkbare sporen van het
bad achtergelaten te hebben. Met de grootste
voldoening mogen wij op de afgelegde reisjes
terugzien en wij eindigen zoo als wij in ons
eerste verslag begonnen De vereeniging tot
Bevordering van Schoolbezoek heeft eer van
haar werk gehad, terwijl de gedachte, dat
wij daarmede tevens een goed doel beoogen,
onze beste belooning is
Anna Paulowna, 8 Augustus. De
heer P. Steen alhier, onlangs tot arts bevor
derd, is uit een getal van 11 sollicitanten
benoemd tot gemeente-geneesheer te Kestereu-
Opheusden.
De Rijkscommissie tot het examineeren van
machinisten aan boord van koopvaardijschepen,
hield van 2831 Juli zitting in het Loge-
en haar gevraagd wat ik doen zou.
„Wacht, Pieter," zegt zij „de een of andere
nacht zullen wij er samen inspringen, en ver
weg gedragen worden, ver, ver weg, van
deze helsche aarde." En nu wacht ik, tot
zij klaar is."
„Hoe heet je zuster?" vroeg Fred, niet
in staat om zijn weg te vinden door dien
doolhof van woorden van ziju halfwijzen
makker.
„Wel, Wilde-Meg, gij kent haar,
want zij was het, die te paard voorbij kwam."
Fred 9tond verslagen. Was zijn moeilijke
tocht van drie honderd mijl voor nieta
geweest? Was Wilde-Meg eene vrouw en
geen goudveld „En, en is er dan geen
rivier, waar men goud vindt, die zoo heet
vroeg hij aarzeleud.
„Jawel, zeker!" riep Pieter haastig; „en
wat een wonderlijke rivier 1 als gij op den
bodem er van kondt komen, dan zoudt gij
het goud met schoppen kunnen scheppen.
Wij zullen het gaan halen, gij, mijne zuster
en ik en dan hij kwam naderbij en
fluisterde Fred in het oor dan zullen
wij Mijk doodmaken 1"
„Aangenomen I" riep Fred uit, en klopte
Pieter lachend op den schouder. „En nu,
Pieter, als je eens een paar uurtjes een oog
in 't zeil wou houden, dan zal ik eens een
dutje doen. Als je iemand aan hoort komen,
maak me dan dadelijk wakker. Er zijn
ruziemakera in de buurt, vriendje, en wij
moeten oppassen."
Pieter knikte en opstaande, liep hij voor
het vuur heen en weder, zijn oogen op Fred
gericht, die weldra vast insliep.
Spoedig de taak vergetende, die hem was
opgedragen, kroop Pieter op den grond, en
lachte tegen de vlammen, die hij in het
▼uur zag spelen.
(Wordt vervolgd.)