HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURAN1
M 108.
Woensdag 9 September 1891.
Jaargang 4
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
De laatste Veldslag.
,En de3ejpereert nimmer 1*
Jan Pieten. Co en.
Het Verlaadt gfetraWM
Blnf iek tot ia hm imL
"Verso tl IJ rit lederen Dlrasdetsr, Donderdag era Zaterdag.
Abonnement»prij» per 3
Voor de courant binnen de gemeeente
w w naar de overige plaatsen van Nederland
alle landen, die in bet postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Ooit-Indië en Amerika).
t - Zuid-Afrika
itaoden:
0.70, met Zondagsblad f 1.05
0.90, 1.35
1.75,
r 2.50,
RED ACTEÜR-UITGE VER
Molenplein. Helder.
Telefoonnummer 18.
Pr (ja der Advertenties:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, na
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tntschen den tekst, I
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand
I 10 Cl
Agent in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles.
Een Amerikaansch sprookje.
In „de Century Magazine" van Augustus
komt een eigenaardig opstel voor, getiteld
„De Witte Kroon", door Herbert T. D.
Ward. Het heet een oud manuscript te
zijn, gevonden in het jaar 2891 en moet
gelden als de beschrijving van de wijze
waarop er een einde kwam aan het oorlog
voeren.
De schrijver begint met mede te deelen
hoe de krijgstoerustingen steeds grooter
werden, totdat Rusland, Duitschland en
Frankrijk bijna hunne geheele bevolking
onder de wapenen geroepen hadden.
„Maar Christus kwam weder op aarde
als een vreemdeling en stichtte in elk
land vereenigingen van „De Witte Kroon".
Hij trok geheimzinnig van het eene land
naar het andere, overal de volkstaal
sprekende en officieren en manschappen
overtuigende door de tooverkracht van zijn
goddelijk woord. Zoo vormde zich zijn
Vredebond. Ieder droeg de kroon
ministers en soldaten, allen zonder uitzon
dering".
Het verhaal begint met de verscnijning
van den geheimzinnigen vreemdeling te
Berlijn, waar hij op een goeden morgen
aankwam met eene afdeeling der Pommer-
sche infanterie uit Potsdam.
„Zijn voorhoofd welfde zich hoog boven
de oogen en had de doorschijnende tint
van de bleeke onyz. Zijne oogen lagen
diep en zwart als kolenmijnenmaar er
schoot voortdurend licht uit en warmte
en gloed. Toen de menschen die oogen
voor de eerste maal zagen, zeiden zij
„Wij hebben tot heden niet geweten, wat
licht was en wat warmte; nu weten wij
het." Fraai gevormd en ernstig was zijn
mond, maar bij dien ernst speelde er zulk
een vriendelijke glimlach om de hoeken,
dat de kinderen hem spelend naliepen.
Maar zij durfden hem nooit aanraken.
Waarom Dat wisten zij niet. Zwaar hing
zijn baard hem over de borst en zijne
bruine haren golfden hem op de schouders
neer. Vrouwenzachtheid en mannenkracht
spraken uit de kleur zijner haren en de
Feuilleton vu de Helderiche- en Nieawed. Courant.
81> M A R U J A,
door
BRET HARTE.
Carroll, die volstrekt den schijn niet
wilde aannemen alsof hij zich verkleed
had, maar zicli geen tijd gunnende om daar
veel complimenten over te maken, deed het
ding om en ging tegelijk met Pedro de deur
uit waardoor hij binnengekomen waszij
kwamen in een langen donkeren gang, welke
door den uitersten vleugel naar den kant
van het park scheen te loopen. Terwijl hij
zijn gids in de ondoordringbare duisternis
volgde, was bij zich zeer goed bewust dat,
indien zijne krankzinnigheid verergeren
mocht, er een strijd op leven en dood
ontstaan zou en dat er van hulp in dit
afgelegen gedeelte geen sprake kon zijn
doch zij bereikten weldra een klein deurtje,
waardoor zij in een afgelegen laantje,
tusschen twee hooge hagen verborgen, te
recht kwamen. Het met grasscheuten bedekte
pad en de ongesnoeide hagen bewezen
duidelijk, dat het weinig gebruikt was.
Carroll, die Pedro vlak op de hielen volgde,
bemerkte dat hij plotseling stilstond en
begon te beven. „Kijk zeide hij, op eene
niet duidelijk te onderscheiden gedaante
wijzende, welke vóór hen uitliep; „kijk, daar
loopt Maruja en alleen 1
Met een handige beweging stak Carroll
zijn arm door dien van den ouden man,
zoodat hij hem niet ontsnappen kon en
ging half en half voor hem staan, alsof hij
alle mogelijke moeite deed om de gedaante
te herkennen.
veerkracht van zijn tred. Wanneer hij
ging, was zijn blik eer peinzend dan
onderzoekendeen machtig vraagstuk scheen
hem te boeien. De menschen werden
verschrikt en angstig, zelfs nederig, wan
neer zij hem aanzagen en hem telkens
weer aanzagen. Men voelde dat bij dezen
man hart en geest gericht waren op één
verheven doel, dat den ganschen mensch
bezielt. Toch ging hij gebogen als iemand
die een zwaren last draagt en zijne wan
gen gloeiden en verbleekten alsof eene
hopelooze taak de zijne was
Het tooneel wordt verplaatst naar
Parijs, waar hij verschijnt in de hoofd
kwartieren van het leger en den opper
bevelhebber tot zijn denkbeeld bekeert.
„Frankrijk is ons. Duitschland is ons...."
„WatDuitschland Mon Dieu t Wie
zijt gij SpreekEn de Franschman
sloeg zijn handen ineen, zooals alleen een
Franschman dat doen kan.
„Oostenrijk is ons", vervolgde de gewel
dige vreemdeling, zonder op de vraag te
letten. „Italië is ons. Spanje helt naar
ons over. Rusland buigt voor mijn wil.
Engeland heeft zich aan mij overgegeven.
Zie, ik houd Europa in mijne hand en
wanneer ik die open, sidderen de vorsten".
„Neem mij ookriep de krijgsman
uit. „Neem mij aan als uw makkerIk
geef mij aan u over. Geloof mij", zijne
stem beefde van ontroering „ik zweer
het bij mijn degen
„Niet bij uw degen, maar bij dit",
sprak de vreemdeling en hij glimlachte.
En hij gaf den generaal een plat voorwerp
in de hand, gelijk aan dat hetwelk de
soldaten vertoonden. Voor iets dat zooveel
aanspraak maakte op gezag scheen het
merkwaardig, eenvoudig en goedkoop. Het
was van ruw zilver, zonder eenige bewer
king. Het dunne plaatje was gesneden
in den vorm van eene kroon en het was
zeldzaam blinkend wit gepolijst, zoodat
het oog betooverd werd door den glans.
Was dit simpele teeken behekst of
gezegend
„Het is alleen eene militaire orde", zei
de vreemdeling langzaam, „maar het bezit
ervan stelt hooge eischen aan uw moed.
Draag het, generaal La Guerre; niet in
mijn naam, maar in naam van uw volk
en in een grooter naam dan die van
Frankrijk: In Christus' naam is het wacht
woord van hen, die de witte kroon
dragen."
Hij gaat ook naar Petersburg, waar hij
gevangen genomen en in den kerker
geworpen wordt. Maar de directeur der
gevangenis behoort tot de orde der Witte
Kroon en laat hem ontsnappen.
I Dan voert de schrijver ons weer naar
j Berlijn, waar de keizer in een slechte
luim aan Frankrijk den oorlog verklaart,
j De twee legers trekken bij millioenen
aan de grenzen dreigend bijeen. Op den
vooravond van den slag gaat de geheim
zinnige Vredevorst de gelederen langs. De
generaals van het Fransche leger brengen
den nacht in gebed door.
I En te midden van hen stond de statige
vreemdeling en hief zijne handen ten
hemel en zijne stem klonk ver in den
omtrek.
„En gij, Hemelsche Vader, zegen het
werk van deze handen. Duld niet, dat
het in de laatste ure mislukt. Geef aan
allen de kracht en het geloof die gij mij
gegeven hebt. Worde de overwinning der
Kroon geleid en gezegend door U. In
Christus naam".
En toen zij opstonden, zei hij„Laat
hij, die de kroon bezit, haar morgen
openlijk dragen op zijne borst ieder,
van den hoogste tot den laagste".
Den volgenden morgen zag de Keizer
dat al zijne manschappen eene nieuwe
decoratie droegen. Hij vroeg wat dat
beteekende en kreeg ten antwoord, dat
het talismannen tegen den dood waren,
door de liefste betrekkingen meegegeven.
Toen de Keizer daarop bevel gaf het
vuur te openen, viel er geen enkel schot.
„En wat beduidt dat vroeg de Keizer,
terwijl hij een luitenant bij den arm vaile.
I Deze zag den Keizer strak aan. Zijn blik
werd streng en hooghartig. Zijne stem
sprak van triomf, evenals die van Cromwell,
toen hij van zijne zedelijke hoogte koningen
beheerschte.
„Dat beteekent, Sire, dat de Duitsche
legers gezworen hebben, bij die zilveren
kroon die gij in uwe hand houdt, geen
moord te begaan in Christus' naam".
Toen sprak de minister van oorlog
„Uwe Majesteit, wij willen voor u bevelen
en voor u voortrukkenwe willen voor
u lijden en sterven maar de tijd is
voorbij dat wij die soldaten kunnen
dwingen op een mensch te schieten, hem
te dooden, noch voor u, noch voor eenig
ander vorst. Dat hebben zij gezworen".
Ernstig stemden de generaals toe en
sloten zich aaneen. Een electrische schok
sprong door de gelederen en bracht aan
den versten post de tijding, dat de crisis
op handen was.
„Daar gaat Majura en alleenzei
Pedro bevende. „Alleen wel, welEn
de wolf is hier niet Hij streek zijn
hand over zijn starende oogen. „Zoo, zoo!"
Eensklaps draaide hij zich geheel naar
Carroll„Ziet gij niet dat het een valsche
af reek Is De wolf is er met Taquita van
door VooruitWat Wilt ge niet Dan
ga ik alleen Zijn krankzinnigheid schonk
hem onverwachte kracht, zoodat hij zijn
arm uit dien van Carroll bevrijdde en de
laan instormde. Maruja's gedaante, doorzijn
nadering blijkbaar verschrikt, gleed door den
haag, toen Pedro voorbij vloog, die door
zijn woeste inbeeldingen met nieuwe ijver
bezield was. Zonder zich verder om zijn
compagnon of om de ongelukkige Taquita
te bekommeren, kroop Carroll ook door de
haag, ten einde Maruja na te snellen. Maar
toen hij dat deed stak zij het andere eind
der laan reeds over en haastte zich zooveel
mogelijk om het patio te bereiken. Carroll
aarzelde niet haar te volgen. Het gelukte
hem echter niet haar in te halen voor dat
zij het patio genaderd was, ofschoon hij haar
geen oogenblik uit het oog verloren had.
Hier echter verloor hij voet, toen zij, in
plaats van rechtsaf naar het binnenplein te
slaan, den weg naar de stallen insloeg. Hij
was toch dicht genoeg bij baar om te
spreken.
„Een oogenblikje, miss Saltonstall," zeide
hij in haast, „wees niet bangik ben alleen
en ik moet u spreken."
Het jonge meisje scheen hare pogingen
om te ontvluchten te verdubbelen. Eindelijk
bleef zij voor een klein deurtje, in den muur
verborgen, stil staan en zocht in haar zak
naar den sleutel. Op dat oogenblik kwam
hij bij haar.
„Pardon, miss Saltonstall Maruja,
luister toch naar mijGij zijt veilig, maar
ik vrees voor uwe dienstbode, Taquita
Een soort van gegiegel volgde op zijne
woorden de deur week voor hare gestalte,
die er achter verdween één oogenblik werd
de voile, welke haar gelaat bedekte, opge
wipt, toen zij de deur achter zich dichtsloeg
en op slot deed. Carrol ging van verbazing
een paar schreden achteruit. Het waren de
lachende oogen en het onbeschaamde gelaat
van Taquita
XII.
Een uur voordat kapitein Carroll van den
hoofdweg de laan opreed, hadden Maruja
en Taquita reeds het huis langs denzelfden
geheimen gang en door dezelfde deur ver
laten, waardoor hij en Pedro naar buiten
waren gekomen. De jonge meisjes hadden
klaarblijkelijk van kleederen gewisaeld Maruja
droeg het pak harer meid Taquita was ge
heel gekleed en gesluierd als hare meesteres,
maar het was wel opmerkelijk dat Maruja,
terwijl Taquita er in haar geleenden opschik
dwaas uitzag, de korte aaija, het nette keurs
lijf en de gestreepte sjaal, welke haar hoofd
bedekte, veel aardiger en betooverender ston
den dan aan hun wettige eigenares.
Zij liepen de lange laan snel door, sloegen
aan het eind rechtsaf, kropen door eene
gedeeltelijk verborgen opening in de haag en
kwamen zoo in een ouden wijngaard, welke
uit den tijd der padres dateerde, en welke
thans voor den wisselvalligen tuinbouw der
bedienden en politiesoldaten dienst deed. Hier
verliet Maruja hare dienstbode en ging verder
nlleen, na haar sjaal dichter om haar gelaat
getrokken te hebbenzij liep tusschen de
druivenranken voort, totdat zij een oud ver
vallen gebouwtje bereikt had, dat bij een
heuvel stond. Het was het oorspronkelijk
De Keizer stond verbluft en smaalde op
zijn leger.
„Is dat dan de beteekenis van die
vervloekte kronen
„Dat is het", antwoordde Von Eisenach
lakoniek.
Toen kwamen van alle zijden tijdingen,
dat de troepen niet wilden vechten, dat
zij naar elkaar overliepen en dat vijanden
elkaar als broeders bejegenden. Ook de
Franschen verkeerden in hetzelfde geval
en de president der Fransche republiek
was radeloos en zond een wanhopig bericht
aan den Duitschen Keizer. Toen brak
diens hoogmoedig harten weende hij
De Keizer zeide daarop
„Ik zou wenschen te spreken met den
gebieder van Europa. Hoe heet hij?"
De generaal deed den ontroerden vorst
omzien. Op een hoogte in het dal beneden
hen, tusschen de twee legers in stond een
man van statige gestalte. Zelfs op zulk
een grooten afstand zag men hem omgeven
door een stralenkrans van grootschheid,
die hem van gewone menschen onder
scheidde. Von Eisenach fluisterde den
Keizer eerbiedig toe:
„Wij weten zijn naam niet. Hij wordt
de Fredtvorst genoemd."
„De Keizer beefde, maar sprak niet.
Juist terwijl hij den vreemdeling aanzag,
bewoog deze. Hij hief zijne handen
zegenend opde eene scheen zich over
het Fransche leger uit te strekken, de
andere over het Duitsche en hij zegende
ze te gelijk. Toen hij daar zoo stond,
knielden allen neer. Zij trachtten hunne
blijdschap in vreugdekreten lucht te geven,
maar zij konden het niet. Tranen blonken
in het zonlicht. Toen de vreemdeling die
millioenen voor zich geknield zag
verhelderde een zachte glimlach zijn
gelaat.
„Maar terwijl hij zijne handen zegenend
over de geknielde legers uitgebreid hield,
daalde er een witte nevel in het dal.
Zachtkens, als een droom, gleed die naar
den vreemdeling toe en toen de witte damp
voorbijgetrokken was, was de vreemdeling
verdwenen. En hij werd niet meer gezien".
NEDERLAND.
gedeelte vau de eetzaal der missie, dat thans
als hut door den wijngaardenier gebruikt werd.
Toen zij er dichterbij kwam, vertraagde zij
hare schreden zij aarzelde of zij de deur
open zou doen, op welker knop haar handje
bevend rustte. Het volgend oogenblik opende
zij haar met een vriendelijken lach onmid
dellijk daarop werd zij achter haar gesloten
en daar lag zij met een klein gilletje in de
armen van Henry Guest.
Het duurde slechts één oogenblikhare
blanke handjes in smeekende houding tot
hem opgeheven, hadden zich van zijne om
arming bevrijdzij zeiden hem honderdmaal
meer dan hare smeekende blikken en haar
fijn mondje, waaruit geen geluid vernomen
werd, waaruit zelfs geen ademtochtje scheen
te ontsnappen. Toen hij haar zacht op den
stoel neergevleid had, welken hij juist verlaten
had, ging hij een paar schreden met gevou
wen handen achteruit en zag haar met zijn
zwarte, half woeste oogen ernstig aan. Wel
mocht hij haar zoo aanzien. Het was niet
meer de trotsche, heerschende, zichzelf be
wuste schoone, die daar over hem zatmaar
het was een beschroomd, vreesachtig meisje,
dal met hare eerste, diepgevoelde liefde streed'.
Al het verstandige en liefelijke wat zij van
plan was geweest hem te zeggen, alles wat
haar helder verstand en hare ondervinding
haar aan de hand had gedaan, stierf op haar
lippen door dien eenen kus. Het eenige
wat zij doen kon, ten einde hare vrouwelijke
waardigheid en hare decorum, waarop zij zoo
prijs stelde, te bewaren, was hare kleine voet
jes onder haar stoel te verbergen, nadat zij
een wanhopige poging gedaan had haar kort
rokje er overheen te trekken, om hem te ver
zoeken niet naar haar te kijken.
„Ik heb met Taquita van kleeren moeten
verwisselen, omdat wij beloerd werden", zeide
HELDER, 8 Septemb*
Bij de Marine wordt een promotie t
moet gezien. Zooals men weet,
onder het bestuur van den afgetri
minister van Marine, schout-hij-nacht Ki
geen enkele benoeming in den rang
kapitein-luitenant ter zee plaats gehad
Wij zijn benieuwd of nu eindelijk
de heer Land zal worden bevorderd,
wordt tijd, dunkt ons.
De Haagsche correspondent
„Zutph. Ct." verneemt uit goede bron,
de minister Tak schielijk zal toonen,
groot voorstander te zijn van vak-ondei
en de invoering van leerplicht noodi
achten.
Wat de sociale belangen betreft,
moedt de schrijver, dat voortaan niet n
zooals tot dusver,het departement van Juj
voor zich het leeuwenaandeel zal ne
van de sociale quaestiën de voorbereh j
van maatregelen, die niet van streng j
dischen aard zijn, zal voortaan voor 1
groot deel aan het departement van Wa
staat, H. en N. geschieden.
Een eigenaardig voorval heeft
bij de Gemeenteraads-verkiezing te Otto! j
voorgedaan. Bij de eerste verkie I
behaalden de drie candidaten der dolee 1
den de overwinning op hun liberale te]
standers met 37 tegen 36 stemmen,
gekozenen verzuimden echter, ingev
de bepaling van art. 13 der Gemeente
binnen acht dagen na ontvangst van
proces-verbaal der stemopneming,
B. en W. kennis te geven van de aai
ming hunner benoeming, zoodat zij ge;
werden die niet aan te nemen. Een nie
verkiezing werd daarop uitgeschre
waarvan de uitslag was, dat de
liberalen werden gekozen met 37 tegei
stemmen op de doleerenden uitgebrach'
Men schrijft aan de „Haarl. Ct'
Daar de heer Noordtzij het lidraaatsc
van de Tweede Kamer voor het kiesdisl
Kampen niet aanvaardt, wordt in
plaats door velen genoemd de afgetre
zij, terwijl zy in haar stoel voorover leu
en haar gestreepte sjaal dicht rond haar scl
ders trok. „Ik beu uit het huis mijner n
der en door de velden moeten sluipen a
ik eeue landloopster was. Was ik maar
landloopster, Harry en niet
„En niet de trotsche erfgename van
heele land," viel hij haar met iets van z
oude bitterheid in de rede. „'t Is waar,
was ik vergeten. Maar ik heb er n*
aan herinnerd," zeide zij, hem aankijkei
„Ik heb er u nooit meer aan laten den
sedert dien dag, toen we in in het aq
rium samen waren nadat we na
gij mij gezegd hadt dat gij mij lief hadt
en sedert ik u voor het eerst er in toe
sterad heb u hier te ontmoeten. Qjj, Har:
hebt van verschil van rang en stand gesprok*
gij hebt van mijn fortuin, van mijne fami
van mijne opvoeding gesproken ofsch<
ik gaarne met Taquita zoude hebben wil
ruilen, evenals ik met haar van kleeren v
wisseld heb, indien ik er zeker van was
zulks u gelukkiger maakte."
„Vergeef het mij, lieveling zeide hij,
wijl hij op eene knie voor haar neerviel
zich over het koude, kleine handje boog,
hij in de zyne genomen had, tot zijn zn
gelokt hoofd bijna geheel in haar japon v
borgen was. „Vergeef het mijGij zijt-
trotsch, Maruja, om, zelfs aan u zelf, te bek
nen. dat gij uw hart geschonken hebt, w
uw hand en fortuin het niet volgen kunn<
Maar anderen mogen dit niet denken. Ik 1
ook trotsch en ik wil niet hebben dat er I
zegd wordt dat ik u verkregen heb, voor*
ik uwer waardig was."
(Wordt vervolgd.]