HELDERSCHE-
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
uoliöuilfe J^lMIUw iiWL
EN
aai gang ty.
J. H. VAN BALEN.
BERICHT!
4) Madame la Marquise,
#En deaespereert niminsrl*
Jan Piet er s. Coe*.
PsderiMuH chatraw»
lek tot ia «M doot
VersolalJnt lederen Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
A bo n tem e n t» prij per 3 maanden:
Voor de courant binnen de gemceente0.70, inet Zondagsblad 1.05
B K naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, na* L85
f alle landen, die in het postverdrag
lijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indie en Amerika). 1.75, 2.10
Zuid-Afrika2.50, aar 2.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein. Helder.
Telefoonnummer 20.
P r'ij der Advertentiën:
Van 15 rogels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang Tan de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel 10 Ct.
Advsrlentiën voor liefdadige doeleindena
Dienstaanbiedingen voor den werkenden standa
Agent in het buitenland: België, Mr N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles.
Aan HH. adverteerders
wordt kennis gegeven, dat zij
voortaan hunne adverten-
tiën in onze cour ant,
zonder prijsverhooging,
kunnen geplaatst krijgen
waar zij willen. Natuurlijk
bedoelen wij hiermede zoover die
plaats niet reeds is bedongen,
maar overigens op elke pagina.
Men geve slechts op onder
welke rubriek men de
advertentie wil geplaatst
hebben.
Zij, die zich met 1
October a. s. op deze
Courant abonneeren, ontvangen
de tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
NEDERLAND.
HELDER, 22 September.
Oordeel der pers over de troonrede.
De „N. Rott. Ct." wijst er op, dat de
Koningin-Regentes een woord kon spreken,
dat van vertrouwen in de toekomst ge
tuigde, en tal van hervormingen kon aan
kondigen.
Wel ligt tusschen voornemen en daad
een lange weg vol hindernissen, maar
er is' hoop, dat voor wat zoo duidelijk
volkswensch bleek, bij de volksvertegen
woordiging op welwillende krachtige mede
werking gerekend mag worden.
Twee dingen trekken in de rede de
aandacht van het blad.
Feuilleton ven de Heldersche- en Nieuwed. Conrant.
Novelle door OUIDA.
Doch het was een ijdele, nuttelooze strijd,
die hem de zonde, welke hij verachtte, slechts
te meer deed liefhebben, die hem steeds
diepere teugen deed drinken uit den be
dwelmenden beker hem voorgehouden, die
hem alles deed vergeten, alles deed wagen
voor één glimlach, één blik harer oogen,
voor een enkele liefkoozing harer lippen, ook
al moest die, volgens zijn overtuiging, met
het verlies zijner eeuwige zaligheid worden
gekocht.
Weinig vrouwen kunnen iets „voor eeuwig"
liefhebben, tenzij wellicht juweelen, kanten
en haar eigen schoonheid en tot die
weinigen behoorde Madame la Marquise
geenszins Zij wenschte ook niet
zich in dat opzicht van anderen te onder
scheiden, 'zich zoo excentriek en plebejisch
en ouderwetsch aan te stellen en een enkelen
man voor altijd lief te hebben Zij zou het
jammer hebben gevonden van hare schoon
heid, zooals men het van een kostbaar
kleinood jammer vindt, in een foedraal te
zijn weggeborgen en slechts door één paar oogen
te "worden bewonderd.
«Iemand voor eeuwig liefhebben
Madame la Marquise glimlachte onwillekeurig
op een avond dat zij gekleed was voor een
bal, en, voor den spiegel staande, zich in de
beschouwing harer bekoorlijkheden verdiepte
Het een is dat verbetering van het
Rijksbelastingstelsel „een dringende eisch
der rechtvaardigheid" wordt genoemd, in
welk woord de natie de stem van het
ontwaakte geweten en de vermogenden
een wenk zullen verstaan, dat de lasten
naar hunnen kant verschoven staan te
wordenverder doet weldadig aan de
paragraaf, die zoo hoopvol uitzicht opent
voor de koloniën. Reeds in den eersten
regel spreekt iets van liefde en zelfverwijt.
Om die liefde te toonen wil de nieuwe
Regeering den rechten weg inslaan. Wat
wordt aangekondigd, is wat Indie noodig
heeft, en als het der Regeering gelukt dat
tot stand te brengen, dan zullen Indie en
Nederland gelijkelijk het nieuw aangebroken
tijdperk zegenen.
Het blad besluit aldusMet vertrouwen
ziet het Nederlandsche volk den op te
vatten arbeid te gemoet, die een einde
moge maken aan de reeds te lang gedoog
de verkeerdheden en aan zoovele, steeds
dringender wordende behoeften bevrediging
geve. Mogen alle partijen daartoe ernstig
medewerken, de eene in het besef harer
tekortkomingen, de andere in het gevoel
van hare verplichting. Veel van hetgeen
thans aangekondigd is, zal ongedaan
blijven de oude geschiedenisZoo
maar eenige van de goede voornemens
ten uitvoer gebracht worden, en de sluitings
rede geen al te pijnlijke tegenstelling vor-
me met het hoopvolle en moedige woord,
waarmee onze geëerbiedigde en beminde
Koningin-Regentes de werkzaamheden
heeft mogen inwijden."
Op het „N. v. d. D." maakt de rede
aanstonds door haar vorm een aangenamen
indruk. Zonder overdrijving wordt de
toestand des lands geschetst. Er is reden
tot tevredenheid in menig opzicht. Het
blad verdeelt de aangekondigde hervor
mingen in beloften voor aanstonds en
beloften voor later, bij welke laatste rubriek
het blad het kiesrecht indeelt.
De belofte der koloniale paragraaf acht het
blad minder scherp belijnd.
De slotwoorden der beschouwing behelzen
de hoop, dat de beloften vervuld zullen
worden, en een aansporing tot eendracht.
Te groot zijn de belangen, om er niet kleine
verschillen voor te vergeten.
Het „Utr. Dagblad" acht het programma
van werkzaamheden niet zoo duidelijk als
het zich van deze ministers had voorgesteld,
maar toch getuigt het van ernstig streven
om met kracht en in vooruitstrevende rich
ting werkzaam te zijn.
Het bevreemdt het blad dat de belasting-
quaestie als het meest noodige niet meer
op den voorgrond is gesteld, en dat de
«Iemand voor eeuwig liefhebben Welk een
dwaze gedachte! Is het niet voldoende dat
ik hem eenmaal heb liefgehad
Het was in elk geval meer dan voldoende,
om hem door zijn mededingers bitter te doen
benijden. Onder hen bevonden zich hoofsche
abten met diplomatische glimlachjes, jonge
kanunniken met geurige lokken en fluweelen
baretten, geestelijken en hovelingen, die,
lachend over deze nieuwe gril van Madame
la Marquise, den priester uit Languedoc niet
zeer welwillend gezind waren en in de salons en
corridors te Versailles of Petite Forêt menige
hoffelyke of ironische opmerking uitten, die hem
het bloed in donkere golven naar de slapen joeg,
hem veel dieper kwetste dan een meer openlijke
beleediging zou hebben gedaan.
«Die mannen Die mannen Zou hij haar
ooit ter wille van een hunner moeten ver
liezen dacht hij telkens en telkens weder
en dan klemde hij in machtelooze woede de
handen ineen, wijl hij zich niet als een sol
daat met den degen kon wreken, wijl hij
hen niet met zijn handschoen kon tuchtigen
voor den glimlach, waarmede zij haar naam
op de lippen namen, niet met hun bloed den
spotlach, de ironische toespelingen kon uit-
wisschen, welke den man, die zich niet kon
wreken, als slagen in het aangezicht striemden.
«Pardieu 1 Madame schijnt haar knappen
priester op ongewone wijze trouw te blijven,"
zeide de Vicomte de Saint-Elix met een zekere
ergernis. «Twee maanden lang heeft zij haar
coquetteriëu met alle anderen gestaakt? Welk
een bewonderingswaardige standvastigheid!"
«Gij zijt jaloersch, Leonce?" lachte de oude
hertog, tot wien hij gesproken had. «Troost
u echter; als het weder zoolang gestadig is
bewoordingen ons omtrent de richting der
hervorming niet uit het onzekere brengen.
Van dezen minister van financien had het
blad een meer afdoende en beslissende
verklaring verwacht.
De belofte van leerplicht heeft het „U. D."
het meest verblijd. Het blad hoopt dat
de belasting-hervorming en leerplicht het
eerst op de rol gebracht en ook het eerst
behandeld zullen worden.
In de wijze waarop die ontwerpen wer
den aangekondigd, meent het blad de be
doeling te zien, die volgorde in acht te
nemen.
Het blad vertrouwt verder, dat de tijde
lijke versterking der nationale militie niet
de spijker zal blijken, waaraan de invoe
ring van den persoonlijken dienstplicht
zal worden opgehangen.
Van den minister van koloniën gelooft
het blad, met het oog op zijn eervolle,
van talent en veerkracht getuigende loop
baan, verzekerd te kunnen zijn, dat zijn
woorden in daden zullen worden omgezet.
De eindindruk is, dat het programma
een niet onbelangrijk veld van werkzaam
heden aanbiedt.
„Al hadden wij die werkzaamheden dui
delijker en bepaalderomschreven gewenscht,
wij drukken niettemin de vurige hoop uit,
dat het ministerie door den eenparigen steun
zijner geestverwanten in de beide takken
der Wetgevende Macht zal worden in staat
gesteld, zijn programma te verwezenlijken
en daarmede nieuwe wegen te openen
voor den bloei en den welvaart van ons
land.
„Dan zal de geestdriftvolle strijd aan de
stembus de vruchten dragen, die de meer
derheid van ons volk zich daarvan heeft
voorgespiegeld'
De „Arnh. Court." noemt de troonrede
een uitgebreid en belangrijk programma
van gouvernementeele en parlementaire
werkzaamheid voor het vierjarig tijdperk,
en kan bij den eersten oogopslag een gun
stig oordeel over den inhoud vellen. Wel
zou het blad hier en daar een vraagteeken
kunnen stellen en b. v. gaarne eenig licht
ontvangen betrekkelijk de frase, welke het
eigenlijk uitgangspunt van het programma
uitmaakt. Dat de wenschelijkheid van her
vorming in wetgeving en staatsbestuur op
zichzelve bij de laatste verkiezing en wel
„duidelijk" en „opnieuw" zou gebleken
zijn, komt het blad niet recht helder voor.
Voortgaande, zegt het blad „De troon
rede bewijst, dat de 'nieuwe ministers de
eischen van den tijd wèl in het oog vat
ten, dat zij gevoelen welk een zware, veel
omvattende taak na het laatste driejarig
geknutsel en gehaspel hun op de schouders
is gelegd, maar dat zij ook de vereischte
geestkracht en den moed hebben om het vele
werk, dat voor hunne handen gereed ligt,
aan te grijpen om het met medewerking
en bijstand van de Staten-Generaal zoo
mogelijk te voltooien."
In het programma zelf vindt het blad
de meeste punten terug die het onlangs
bij het formuleeren zijner verwachtingen
opnoemde.
Over de kieswet-paragraaf zegt het blad
„Wel kan daarvan niets meer worden ge
zegd dan dat zij „wordt voorbereid," doch
de veelbeteekenende bijvoeging, „deze
noodzakelijke voorwaarde van blijvende j
verbetering," ontneemt aan dezen term het j
onbestemde en achter-de-bank-schuivende,
dat daaraan gewoonlijk vastkleeft." Verder
zou het blad zich verblijden als men de
aangekondigde herziening der administra
tieve organisatie zoo had op te vatten,
dat eene meer omvattende herziening van
de provinciale en gemeentewetten, die reeds
nagenoeg een halve eeuw onveranderd heb
ben gegolden, in de plannen der Regeering
gelegen is.
De militaire paragraaf komt de „A. C."
niet bijzonder gelukkig voor. Zij heeft
van het adverteeren van den steen der
wijze. Een verklaring van de wijze hoe
men de intrekking der Legerwet heelt op
te vatten of niet op te vatten, had deze
zinsnede door de natie met meer voldoening
doen lezen.
De koloniale zinsnede bevat in het oog
van dit blad eenige groote, meer versie
rende dan beschrijvende uitdrukkingen.
De heer van Dedem is echter als poli
tiek persoon te goed bekend dan dat aan
zijn bedoelingen eenigen twijfel kan bestaan.
In de toespeling op samenwerking in
Suriname ziet het blad een veelbeteekenende
hulde aan het koloniaal zelfbestuur, dat
bij de vorige regeering en haar lasthebhers
in de kolonie zelve weinig achting genoot.
De „Fakkel" zegtWat sinds geruimen
tijd in het land werd gevoeld en beprepen,
heeft nu bevestiging gevonden in de
Troonrede. Het ministerie-Tak wil zijn een
ministerie van hervormingen.
Deze eerste positieve uiting van het uit
den hervormings-aandrang der verstreken
periode voortgekomen ministerie verdient
den naam van een kordaat stuk.
Met forsche, maar niettemin scherpe
lijnen bakent het ministerie zijn werkplan
af, de volksvertegenwoording als het ware
aansporend tot een krachtige werkzaamheid.
Het toont geen vrees voor de bedenking,
dat het te veel op eens wil, het spreekt
niet met terughouding of in de orakeltaal
der algemeenheden. Het zegt flink en
geweest, is er altijd een verandering ophanden.
Aha! Mr. de Launay heeft ons gehoord I Hij
ziet er uit alsof hij ons zou willen vermoorden.
Voor een priester is dit niet zeer christelijk."
Ja, Gaston de Launay had hen gehoord.
Hij stond bij een venster te Petite Forêt en
speelde met Osmin zelfs de hond was
hem dierbaar, wijl haar hand zoo dikwerf
liefkoozend op zyn kopje rustte en met zijn
zilveren halsband speelde en hoewel ge
bonden aan den dienst der kerk, hoewel met
zijn geheele ziel gehecht aan het geloof zijner
jeugd, verafschuwde hij thans het geestelijk
gewaad, dat hem belette wraak te nemen, dat
hem tegenover eene beleediging even machte
loos maakte als een vrouw. Een woest,
wraakzuchtig gevoel bezielde hem ten opzichte
dier mannen, die hij niet kon tuchtigen;
onstuimige gedachten en wenschen, koorts
achtige opwellingen, waarvan hij vroeger zelfs
niet gedroomd had, woelden hem door het
brein. Zelfs al ware bij in een wereldsche
omgeving grootgebracht, nooit zou hij zich
hare diplomatieke vormen hebben eigen ge
maakt, nooit zou hij geleerd hebben dien
luchtigen, schertsenden toon aan te slaan, die
de eigenliefde streelde en den tijd hielp
dooden, of zijn haat onder een hoofschen
glimlach te verbergen doch nu hij nimmer
in de wereld verkeerd had en plotseling in
haar maalstroom werd geworpen, zonder eenig
vermoeden te hebben van hare zoetvloeiende
leugens, hare oppervlakkige levenswijsheid,
besefte hij niet de gemakkelijkheid, waarmede
die wereldlingen van huu liefde afstand deden
en hun haat wisten te verbloemen. Beide
hartstochten deden zich plotseling gelden, te
krachtiger naarmate zij in ai die vele jaren
fierdit alles wenschen wij tot stand te
brengen; gij, volksvertegenwoordiging, steun
ons.
Wat in deze troonrede een goeden
indruk maakt, dat is de forsche toon, de
kloeke openbaring van wat aan te durven,
wat te willen. Het liberale Kabinet heeft
zich duidelijk onomwonden in de troonrede
verklaard als een Kabinet van hervormingen,
dat er niet tegen op ziet om op elk gebied
van wetgeving de spade in den grond te
steken.
Wij willen hervormenziedaar wat
de troonrede ons toeroept.
Naar men aan het „Vad." mededeelt,
is H. M. de Koningin-Regentes voornemens
met H. M. de Koningin in den loop van
de maand November van „Het Loo" naar
de residentie terug te keeren en er tot het
voorjaar te verblijven.
Omtrent de plannen van den nieuwen
minister van Oorlog naar het „Vad."
verneemt, in twee verschillende wetsont
werpen tot tijdelijke voorzieningen ver
vat deelt men mede, dat de Minister op
groote schaal de vrijwillige oefeningen in
den wapenhandel wenscht te steunen,
waartoe hij gedurende de wintermaanden
2 of meer compagnien van elk bataljon
tot éen wil vereenigen, zoodat de overige
officieren en onderofficieren beschikbaar
komen om in nabijgelegen plaatsen, waar
geen garnizoen ligt, met het onderwijs in
den wapenhandel te worden belast. Voorts
wil hij ruimschoots gelegenheid geven aan
de miliciens om des winters met verlof te
vertrekken.
De miliciens der lichting van 1892
zullen niet meer bataljonsgewijze, doch
compagniesgewijze hun eerste opleiding
ontvangen.
Omtrent deze voornemens heeft de
minister althans het gevoelen der korps-
commandanten ingewonnen.
Het plan schijnt ook te bestaan om de
schutterijen onder het beheer van het Depart.
van Oorlog te brengen.
In verband met de voorgenomen
nieuwe regeling van het kiesrecht zijn Ged.
Staten der verschillende provinciën door
den minister van Binnenl. Zaken gehoord
over de vraag, of en in hoever de kiezers
lijsten en het stemmen der kiezers (afge
scheiden van hetgeen omtrent de kiesbe
voegdheid is bepaald) bij de toepassing
bezwaren hebben opgeleverd en wijziging
behoeven.
Hetzelfde verlangt de minister omtrent
de lijst der hoogstaangeslagenen te vernemen.
kunstmatig onderdrukt waren geweest. De
kille, onveranderlijke, doodsche kalmte van
het kloosterleven had zijn eigenlijke natuur
in boeien geslagen, had een vurigen, leven-
digen, onstuimigen aard in een onnatuurlijke,
kleurlooze eeutonigheid geketend, evenals de
wintervorst den snellen stroom eeuer rivier
tot een koude, gladde, beweginglooze opper
vlakte doet verstijven. Even vurig als hij
in de dagen van weleer zijn Kerk had aan
gebeden, elk harer geloofsartikelen onvoor
waardelijk belijdend, even vurig aanbad de
priester thans zijn aardsche liefde, even krach
tig was thans zijn haat.
„Hij begint lastig, jaloersch, veeleischend
te worden hij vermaakt mij niet langer, hij
verveelt mijdacht Madame la Marquise.
„Dit spelen met eeuwige liefde is voor korten
tijd wel aardigmaar zooals het met derge
lijke dingen gaat, het moet niet te lang duren.
Arme Gaston, hij heeft zulke provinciale
denkbeelden, maar hij zal die dwaasheden
langzamerhand wel afschudden en het met
ons eens worden, dat oprechtheid lastig en
zelfs de trop is, en bijna altijd in ons nadeel.
Hij heeft mij werkelijk liefmaar St. Elix
en al de anderen hebben mij ook liet, en
een jaloersche echtgenoot, zooals De Nes-
mond, zou nauwelijks lastiger kunnen zijn
dan mijne jonge de Launay het tegenwoor
dig is
En Madame la Marquise wierp een blik
in haar spiegel en wenschte, dat zij het ge
heim van Madame de Maiutenon kende aan
gaande haar Breuvage Indien wenschte dat
zij een billet de faveur had kunnen bemach
tigen, om toegang te hebben tot de Grande
Salie du Parlement; wenschte «lat zq de
couronne d'Agrippiite bezat, die haar vriendin
Athénaïs haar kort te voren getoond had
wenschte dat Le Brun, in plaats van al zyn
tijd te wijden aan de zoldering van de
Koninklijke Galerij, de fresco's van haar eigen
nieuwgebouwde kapel had kunnen schilderen;
wenschte, zooals alle troetelkinderen der for
tuin, die gewoon zijn elke gril bevredigd te
zien, duizenderlei onbereikbare dingen en
daalde eenigszins ontstemd waarom wist
zij zelve niet de groote trap van bet kas
teel af, om hare gasten te ontvangen bij ge
legenheid van een feest, gegeven ter eere
van het huwelijk van Mademoiselle de Blois
en den Prince de Conti.
Tot de genoodigden behoorden onder ande
ren de jonge Comte de Yermandois, die in
den Dauphin niet zijn meerdere doch alleen
zijn oudsten broeder erkende, vervolgens Mle
petit bossu" Prince Eugène, die thans naar
een bisschopszetel dong, doch evenzoo bespot
weid als toen hij een plaats in het leger
wenschte; la Palatine de Bavière, met haar
Duitsche onvorinelijkheid, die Madame de
Montespan op grove wijze trachtte te belee-
digen door het salon binnen te treden met
een grooten dashond, aan een lint geleid, en
denzelfden naam dragend als de geliefkoosde
Montespan-poedelook was er La Montespan
zelve met haar prachtig gouden haar, haar
duivenoogen en haar slangentongMadame
de Sévigné en Madame de Grignan, de
Duchesse de Richelieu en de Duchesse de
Lesdiguières, Bussy Rabutin en Hamilton
(Wordt vervolgd.)