HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
6) WIE IS DE EERSTE?
NabetracMinpn m dea Raad.
,En dempereurt nimmerI"
Jan Püttrz. Cotn.
■VT
TTT
Het Vaderlandt ghetrouwe
Blijf ick tot in den doot.
WiUahnuliai.
VersolilJnt locleron Dinsdag, Donderdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden:
Voor de couraut binnen de geraeeentef 0.70, met Zondagsblad f 1.05
naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.35
a alle landen, die in het postverdrag
rijn opgenomen (inbegrepeu
Oost-Indié en Amerika). 1.75, a a a 2.10
a a a a Zuid-Afrika2.50, a a a 3.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein. Helder.
Tclcfoounaaiuier 20.
Prjjs der A d v er t e n t i n
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement,naar gelang ran de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsschen den tekst, per regel 10 Ct.
Advartentiën voor liefdadige doeleinden5
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand0»
Agent in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles.
NEDERLAND.
HELDER, «7 October.
Te 's Gravenhage is telegraphisch
bericht ontvangen uit Suriname, dat de
heer J. F. A. Cateau van Rosevelt, agent-
generaal voor de immigratie, lid van den
Raad van Bestuur en onder-voorzitter der
Koloniale Staten, is overleden. In hem
verliest de kolonie een harer bekwaamste
en rechtschapenste ambtenaren, een man
die haar gedurende meer dan een halve
eeuw in verschillende betrekkingen heeft
gediend.
In de afdeelingen der Tweede Kamer
is over het vraagstuk der ridderorden,
volgens het verslag over hoofdstuk II
hooge collegien) der Staatsbegrooting het
volgende in het midden gebracht.
Verscheidene leden meenden, dat in de
regeling der ridderorden verbetering moest
worden gebracht. Zij wenschten die ver
betering niet tot stand gebracht te zien
door eene wijziging van de bepalingen
omtrent de orde van den Nederlandschen
Leeuw, als die, vervat in het onafgedaan
gebleven wetsontwerp van den minister
Heemskerk (1884), maar door instelling
van een nieuwe orde. Het zou dan niet
noodig. zijn, bij gelegenheid van het bezoek
van buiten!andsche Vorsten tal van groot
kruizen, commandeurs- en ridderkruizen
in de 01de van den Nederlandschen Leeuw
uit te reiken, waardoor de waarde van
zoodanige onderscheiding in niet geringe
mate wordt verminderd.
Andere leden kwamen hiertegen met
aadruk op. Zij meenden, dat de instelling
van eene nieuwe ridderorde geen einde
zou maken aan het begiftigen van buiten
landers met de orde van den Nederlandschen
Leeuw. Wilde men hieraan werkelijk een
einde maken, dan zou men, naar het
voorbeeld van Engeland, moeten bepalen,
dat Nederlandsche ridderorden alleen aan
Nederlanders mogen worden gegeven.
Ook werd de vraag gedaan of door de
Koningin buiten wettelijke regeling geen
Huisorde zou kunnen worden ingesteld.
Hiertegen werd echter opgemerkt, dat
wettelijke regeling noodig is, omdat ridder-
l-'ouilletoi t»u de Heidereehe- en Nieuwed. Courant.
NAAR HET HOOGDUITSCH
van
Margareth Von Bülow.
Daar klonk buiten een zware, slepende tred.
Hij schrikte op en zag naar den ingang van
de deur, waarin weldra na eenig gestoot en
gestommel een mensch verscheen, in wien
hij den molenaar herkende. Zijne gestalte
was gebukt, zijne armen hingen slap en
krachteloos langs het lichaam, zijn aangezicht
had een lijkkleur, haar en baard waren vol
en donker. Met waggelende schreden na
derde hij den tafel, hield zich aan het blad
vast en keerde zich naar den gast toe.
«Wien heb je daar nu weer, vrouw
klonk zijne terugstootende, heesche stem.
Wronkow was, zoodra hij de dranklucht
gewaar werd, met afschuw voor den dronk
aard op zijde gegaan en zag nu vol span
ning naar de molenaarsvrouw deze ant
woordde even kalm als altijd«Mijnheer
den onderwijzer uit Laptow
«Eiken dag een ander, ka vrouwtje
stotterde de molenaar en lachte, want dit
moest een grap verbeelden. Toen hij evenwel
op de vrouw toeliep en met onzekere hand
naar haar greep, stond ze van haar zitplaats
op en duwde hem, naar het scheen zonder
eenige inspanning, op een stoel neder.
«Zit stil, ik zal je wat te drinken geven."
Wronkow zag met afkeer, hoe ze hem een
glas vol jenever inschonk en dat altijd met
diezelfde rustige, onverschillige uitdrukking
0p haar gelaat. Zij scheen noch smart, noch
fschuw, noch zelfs deernis te gevoelenzij
was volkomen onverschillig voor al wat dezen
orden alleen behooren gegeven te worden
voor diensten aan den Staat bewezen, en
dat de Grondwet bovendien wettelijke
regeling voorschrijft.
Voorts verzochten eenige leden te mogen
vernemen of de Regeering voornemens is
het kapittel van de Militaire Willemsorde
weder in te stellen. Anderen verklaarden
zulks niet wenschelijk te achten. Zij
herinnerden aan hetgeen te dien aanzien
is gezegd in de memorie van antwoord
omtrent hoofdstuk II van de Staatsbegroo
ting voor 1888. De toenmalige minister
betoogde destijds, dat de instelling van het
kapittel groote vertraging en groot bezwaar
zou opleveren voor het nemen van beslis
singen omtrent de toekenning der Willems
orde, en dat de bemoeiing van het kapittel ook
niet in overeenstemming zou zijn met de
ministrieele verantwoordelijkheid. Aan
instelling van het kapittel zou dus in elk
geval wijziging van de wet en van het
reglement moeten voorafgaan.
Voor enkele jaren bevatte «De Econo
mist" eenige berekeningen vau den heer C.
M. Boissevain betreffende de grootte van het
particulier vermogen in ons land en de ver
deeling der beleggingen, in hoofdzaak gegrond
op hetgeen de statistiek van het successierecht
dienaangaande aan het licht bracht. (In Juni
1875 had «het Hbld." reeds zulk een bere
kening beproefd). In de Bijdragen van het
Statistisch Instituut van 1888 behandelde de
heer C. A. Verrijn Staart hetzelfde onder
werp en beschouwde niet alleen de jaren
18791886, doch ook het tijdperk 185457.
De heer Boissevain heeft, nu weder drie
jaarstatistieken betreffende het recht van
successie verschenen zijn, zijne berekeningen
hervat en in «De Economist" van deze maand
deelt hij het een en ander daaromtrent
mede.
Wij zullen de becijfering van den heer
Boissevain niet in bijzonderheden nagaan,
doch vestigen de aandacht op zijn eind-uit
komsten.
Volgens zijn berekeningen bedraagt de
kapitaalswaarde der bezittingen van particu
lieren
Onroerende zaken f 4,160,000,000
Rentegev.schuldvorderingen 1,862,400.000
Staatsschuld563,000,000
Prov. en gem. leeningen 160,700,000
Part. binnenl. fondsen 709,500,000
Buitenlandsche fondsen. 2,770,200,000
Andere onroerende zaken 1,676,200,000
Totaal van het actief f11,902,000,000
man haar man betrof.
«Welk een vrouw I" dacht hij en staarde
haar vol ontzetting aan, als een verschrik
kelijk raadsel. De molenaar intusschen was
door het genot van het geestrijke vocht
spraakzaam geworden en begon een reeks
deels dwaze, deels smerige vertelseltjes op te
disschen. Wanneer het dan de vrouw begon
te vervelen en zij hem het zwijgen oplegde,
zuchtte hij eu hield een oogenblik zyn mond,
om daarna weer opnieuw te beginnen. Maar
het verschrikkelijkst vond Wronkow, dat
tusschen dit onzinnige gebabbel telkens een
helder verstand doorschemerde, dat, hoewel
reeds grootendcels verwoest, toch nog zijne
eigen opmerkingen en beschouwingen ten beste
gaf.
En weder, even als toen hij hem voor het
eerst zag, boezemde de persoon hem afkeer
en tevens belang in, en terwijl zijn blik op
den ongelukkige rustte, dacht hij
«Zou deze vrouw het wel ooit beproefd
hebben, hem van het verderf terug te houden,
of zeide zij van den beginne aanweg,
duivel 1"
Het was voor Wronkow eene aangename
afleiding, dat de bruin voor den molen stil
hield de knecht trad binnen en met hem
drong een stroom koude, frisschc lucht de
kamer in. Maar terstond betrok Brinkey's
gelaat, en toen hij daarop achter zijn koffie
plaats nam, geleek hij sprekend een nijdige
hofhond, die gereed is te brommen of te
bijten, onverschillig naar wien.
De molenaarsvrouw liet zich nu van de
zaken op de hoogte brengen, waarbq niet
veel woorden gewisseld werden.. Toen ook
de molenaar zich in het gesprek wilde men
gen, werd hij terstond terecht gezet, maar
de aanwezigheid van den gast scheen hem
tot verzet te prikkelen, hij wilde nu eenmaal
niet stil zijn. Plotseling snauwde de knecht
Hiervan gaat een passief af van f'1,202.000,
zoodat het netto-bedrag van het particulier
vermogen in Nederland 10.700 millioen gul
den bedraagt. Deze eindsom geelt intusschen
tot enkele opmerkingen aanleiding. Aller
eerst de post der staatsschuld.
Volgens de cijfers der begrooting voor 1891
en de beurskoersen van 1 Januari van dit
jaar was het totale bedrag der staatsschuld
op dien bodem, na vertrek van bet waarborg
fonds der muntbiljetten f 910,806,826.
Daarvan gaat al de staatsschuld in de doode
hand volgens de statistiek van 1877
f 165,351,785, zoodat overblijft f745,455,041.
Van dit bedrag zou verder moeten worden
afgetrokken het bedrag der schuld in het
bezit van vreemdelingen, alsmede dat waar
mede de bezittingen in.de doode hand sedert
1877 zijn vermeerderd. Voorzeker is dit
aanzienlijk, doch bezwaarlijk meer dan het
verschil tusschen het genoemde cijfer van
745 millioen en dat van 563 millioen,
door den heer Boissevain eerst langs anderen
weg gevonden.
I)e berekening van het bedrag van 10.700
millioen als het totaal der bezittingen van
particulieren in Nederland is gegrond op de
overgangen bij versterf. Wilde men echter
berekenen welk het kapitaal zou zijn, dat
b. v. als belastings-object in aanmerking zou
kunnen komen, dan zou het eenige verraiu-
dering "moeten ondergaan. Het meubilair
b. v dat toch eigenlijk geen deel uitmaakt
van het vruchtdragend kapitaal en volgens die
jongste statistiek van het personeel ko
hier 188990) f170,417,000 waard is, zou
buiten berekening moeten blijven. Boven
dien worden echter bij overlijden alle activi
teiten als één geheel beschouwd en worden
daaronder ook die opgenomen, welke voor
den kapitalist bij zijn leven eer een deel uit
maken van zijn loopende inkomsten, dan van
zijn kapitaal. Ook op grond hiervan dient
de hooldsom ietwat verminderd te worden.
Er blijft evenwel in ieder geval een bedrag
van tien milliarden over, waarop het
particulier kapitaal in Nederland te stellen is.
„Waarop de kerkelijke strijd ten
slotte uitloopt." Dr. Kuyper ondertee-
kende jl. Zaterdag in „De Heraut" de vol
gende mededeeling
„In Transvaal is het al eveneens als in
Nederland. Ook daar staan Synodalen,
Gescheidenen en Doleerenden naast elkaar.
Wel eenigszins anders gegroepeerd en op
andere wijze uiteengeraakt, maar toch in
hoofdzaak als representanten van dezelfde
richtingen als hun geestverwanten hier.
hem toornig toe
«Scheer je naar bed toe, dronk zwijn
en daarbij sprong hij op, om zijne woorden
desnoods met daden te ondersteuneu. Klets!
een geduchte oorveeg van de molenaarsvrouw
deed hem op zijn plaats terugtuimelen. Zij
evenwel stond in hare volle lengte opgericht
voor hem en riep hem met vonkelende
oogen toe: «Hebt gij iets te bevelen, Brin-
key? Hier in huis beu ik baas, denk daar
wel aan.
De molenaarsgezel keek de vrouw aan en
keerde zich toen beschaamd om. Wronkow
echter ging heen, hij schudde zijn hoofd en
zwoer in stilte, dat de molen hem nimmer
meer terug zou zien.
IV.
Den volgenden dag stond hij alweder op
den heuvel van den tweesprong, terwijl de
wind hem ora de ooren woei. Hij staarde
naar omlaag in den hollen weg en dacht
Zouden zij elkander nu weer schelden 'en
slaan? Dien nacht had hij gedroomd: de
molenaarsvrouw verlangde dat hij haar tot
een voetveeg zou worden, en toen hij zich
op den grond wilde werpen, zeide hem
iemand: «dat past toch niet voor een onder
wijzer 1"
«Of ze mij ook zou slaan dacht hij nu
weer, terwijl hij het dal in zag «zij moest
het toch nog eens zoo erg maken, dat die
daar het huis uitging. Maar dat doet hij
niet ik weet het en zij weet het ook
wel. Hij gaat niet en waarom nietP Omdat
hij wel weet, dat zij van hem houdt. O,
hoe onbegrijpelijk is me dat alles. Hoe
gaarne zou ik het vergeten
Hij ging den weg terug en liep ernstig
in zijne eenzame, donkere woning heen en
weer. Maar zijn gejaagdheid dreef hem van
den eenen hoek in den anderen.
„En wat nog curieuser is, krek evenals
hier loopt ook daar de kerkelijke strijd ten
slotte op een strijd om gebouwen en
bezittingen."
We hebben nu ten laatste de officïeele
erkenning van iets wat wij steeds beweerd
hebben.
Welk een toorn, welk een omhaal van
theologie, scheldnamen, beleedigingen,
geweld zijn dus gebezigd,alleen om „gebou
wen en bezittingen." (Hbld.)
Tot de toelating van den heer Spruit werd
met algeraeene stemmen besloten. Dit was
wel te verwachten, want ook in andere ge
meenten heeft men in dergelijke gevallen bij
protesteeren geen baat gevonden. Dat niette
min gepoogd werd den heer Spruit de toe
gang tot ons bestuur te betwisten, had, zooals
wij jl. Zondag in ons artikel «Oneerlijke
kiesmanoeuvres" mededeelden, ten minste van
één zijde dan ook meer zijn grond daarin,
dat men vrij algemeen verontwaardigd was
over de onwaardige manier, waarop men eene
manoeuvre had uitgevoerd, die maar al te
goed slaagde en die den heer Spruit iu den
Raad bracht.
Maar behalve dat, was naar onze meening
het geval aanwezig, in art. 61 der kieswet
omschreven, en werd de persoon niet duidelijk
aangewezen. De bewering, dat men zeer goed
wist wie bedoeld werd, is o. i. een te zwak
ken grondslag voor de uitlegging van een
wetsartikel van zoo gewichtige beslissing.
Gesteld, dat eenige kiezers onder eede wil
den verklaren, niet te hebben gestemd
op den nu toegelaten heer Spruit, gesteld
een ander van dien naam legde aan
den Raad over een schrijven van kiezers of
Kiesvereeuigingen.die hem een candidatuur aan
boden. Wat zou men dan antwoorden
Wij zien daarom alsnog met verlangen te
gemoet of Ged. Staten zich deze zaak sullen
aantrekken.
Volgens art. 33 der Gemeentewet staat het
1. den niet-toegelateue, en 2. elk lid van den
Raad vrij tegen de beslissing van den Raad
bezwaren in te brengen bij Ged. Staten. Daar
nu in den Raad met algemeene stemmen is
besloten tot toelating van den heer Spruit,
kau van die zijde natuurlijk niets verwacht
«Zijt gij niet wel, meester?" riep hem de
knecht uit de keuken toe «tegen de jicht
kan ik u 't best eene inwrijving aanraden
Wronkow stond alweer voor den kapstok,
het was reeds voor de vijfde maal. Hij
begreep zelf niet, hoe hij daar telkens kwam.
Nu rukte hij hoed en mantel naar beneden,
kleedde zich en stormde naar buiten, alsof er
brand was.
In een oogwenk was hij aan den twee
sprong en nu liep hij met snelle schreden
den steilen weg af. Toen hij voor den
molen kwam en de beide verlichte vensters
zag, bleef hij staau. Het was toch onmoge
lijk, dat hij daar binnen wilde I Wacht,
hij bevond zich op weg naar Dahmsberg,
had wegens het gevorderde uur den kortsten
weg genomen en daar hij juist hier was,
wilde hij toch eens even door het venster
zien, de straat voerde er immers langs
iedereen had daar recht op.
Hij trad dicht op het gebouw toe en
tuurde door de ruiten ofschoon de glazen
door de kou een weinig beslagen waren, kon
hij toch tot midden in de kamer zien, wrmt
het lamplicht was reeds ontstoken. Daar
zat Brinkey op een stoel bij den haard eu
de vrouw stond voor hem met het hoofd
naar hem toegebogen hij hield hare beide
handen in de zijne.
Op dit gezicht had Hans Wronkow bijna
de ruiten met zijn hoofd ingedrukt. Hij
keerde zich om staarde in de duisternis
om zich heen, zonder het oog op iets te
vestigen, rukte zijn hoed van het gloeiende
voorhoofd en rende voort. Somwijlen nam
hij een kolos9alen sprong of liep recht tegen
een steilen heuvel op dan werkte hij
zich weer dwars door het jonge hout en
struikelde of viel. De dennenaalden staken
hem in 't aangezicht, zijn haar zat vol mos
en boomvuil en hoe donkerder het werd, des
worden, tenzij de heeren Klik of Over de j
Linden, die niet aanwezig waren, daarop plan j
hebben. Gaan ook zij er niet toe over, dan
kan de niet-toegelatene, d. i. de heer P.
Spruit, die geen aannemer is, zich tot Ged. J
Staten wenden, doch alleen in het geval hij
bewijzen kan leveren, dat men op hem ge
stemd heeft of hem voor het lidmaatschap
heeft aangezocht.
Men heeft uit art. 39 afgeleid, dat kiezers,
die geen lid van den Raad zijn, zich in dit
geval nu niet tot Ged. Staten mogen wenden.
Dit is echter niet zoo. De Grondwet toch
waarborgt elk Nederlander het recht van
petitie. Art. 8 zegt
Ieder heeft het recht om verzoeken, mit8
schriftelijk, aan de bevoegde macht in te
dienen.
Elk verzoek moet door den verzoeker
onderteekend zijn. 11
Onderteekening uit naam van anderen kan jj
alleen geschieden krachtens schriftelijke, bij ij
het verzoek overlegde volmacht.
Wettig bestaande lichamen kunnen aan de
bevoegde macht verzoekschriften indienen,
doch alleen over onderwerpen tot hunnen
bepaalden werkkring beboorende.
Eu het recht door de Grondwet gewaar- jj
borgd kan door geen Gemeentewets-artikel j
vernietigd worden.
Naar wij vernemen, zal dan ook wel
degelijk bij Ged. Staten geprotesteerd worden.
Ten overvloede kunnen Ged. Staten ook ambts- j!
halve de beslissing van den Raad vernietigen. Ij
Verder was niets te behandelun dan de
benoeming van een Gemeente-apotheker en i:
directeur van het Ziekenhuis. Men mag, waar
het zoo groote belangen geldt, niet aannemen
dat lieht vaardig wordt omgesprongen met
zoo'n benoemingde betrekking is zeer ge-
wichtig en er hangt ontzettend veel van af, f
dat men iemand kiest op wien intellectueel j
noch moreel iets is at te dingen. Wij hopen
van harte, dat de Raad dit goed begrepen
heeft, want het trekt de aandacht dat de
heer Zurmuhlen terstond de vraag doet, of J
er tegen een der beide heeren geen bezwaar-
schriften zijn ingekomen. En het antwoord
van den Voorzitter, dat bevestigend luidt,
doet vermoeden, dat er bij deze benoeming
iets niet in den haak is. Ergo er zijn be-
zwaarschriffe» ingekomen betreffende de be
noeming van den heer Kluin te Delfshaven,
eu behalve dat wijst de heer Zurmuhlen er
nog op, dat ook hij informatiëli heeft gekre
gen, die niet zoo gunstig zijn als die welke f
de heer Van Neck ontving. Was dit geen f
reden genoeg om deze benoeming uit te jP
te doller vloog hij voort door dik en dun,
over hoogten en laagten. Nu eens floot de
wind om zijne ooren dan weer ritselde
het naast en boven hem in de takken en
klonk het akelige, droefgeestige geroep van
den boschuil door de duisternis.
Hij zag niets, hij hoorde niets daar r
sloeg hijuit alle macht met zijn voorhoofd
tegen een hard voorwerp aan, 't was of de
vonken hem uit de oogen spatten, een j
hevige pijn in 't hoofd was 't laatste, wat
hij gevoeldetoen verdween alles in een -
grauwen, duisteren nevel.
Een lantaarn verspreidde haar spaarzaam
licht, toen hij dc oogen opendenaast
zich voelde hij iets warms, het was een half
ontbloote arm, die langs zijn aangezicht heen
en weer streek aan zijne hand voelde hij
den natten snoet van een hond; hij rilde
er van.
„Weg, wegzei hijdaar klonk als aut-
woord een volle lach, die hem als een blik
semstraal door bet hoofd schoot.
„Weg van mij!" riep hij met verheffing
van stem en beproefde zich op te richten
maar de molenaarsvrouw, die half over hem
heen gebukt lag, drukte hem bij de schou
ders neer en zeide: „Ik ben dadelijk klaar
Hij sloot de oogen weder dat moest
een droom zijn. Zij wiesch hem het aange
zicht en legde een verband om zijn hoofd.
u't Is niet gevaarlijk 1" zeide ze daarna
en trok haar doek, die losgeraakt was, vast
om hare schouders. „Probeer nu eens opL,
te staan, ik meen, dat de slag tegen denlv
boom alleen maar de oorzaak van uwe ver-*
dooving is geweest."
(Wordt vervolgd.)