HELDERSCHE NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. EN J. H. VAN BALEN. t deaespereort nimmarl* Jmh Piettrt. Cotn. Het Yaderlandt ghetroawa Blijfjiclc tot in den doot. VersolilJnt loderon Dinsdag, Donderdag ©n Zaterdag. A b o n m n t p r ij per 3 maanden: Voor de courant binnen de gemeeente0.70, met Zondagiblad 1.05 naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.35 000 0 alle lauden, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.10 m b 0 0 Zuid-Afrika2.50, 000 3. REDACT EUR-UITGE VER Molenplein. Helder. Telefoonnummer 20. PrijaderAivert'entiën: Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang *an de hoevcolheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden raededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnssohen den tekst, per regel 10 Ct. Advartentiën voor liefdadige doeleinden5, Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand0 5 Agent in liet buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles. NEDERLAND. HELDER, 7 November. Men deelt mede, dat spoedig een wets ontwerp zal worden ingediend tot besten diging der schorsing van het uitvoerrecht op suiker in Ned.-Indië. De heeren W. Groen, J. den Breems en J. den Duik zijn jl. Woensdag bij de minister van Marine ter audiëntie geweest om namens de reeders te Scheveningen aan te dringen op scherper toezicht op de Noordzee. De minister heeft hen zeer wel willend ontvangen, zich op alle punten laten inlichten en hun allen mogelijken steun verzekerd, om aan de rooverijen en vernieling van netten een einde te maken. Terwijl sommige leden der Tweede Kamer bij het afdeelingsonderzoek van de Oorlogs-begrooting hun verwondering te kennen gaven over het optreden van den heer Seyffardt als minister, daar zij niet begrepen dat na den bijval, van liberale zijde deze het onderwerp ten sterkste had bestreden, antwoordden andere leden hier op, dat men 't ten onrechte doet voorkomen alsof de aanneming van het ontwerp- Bergansius in de vorige Kamer verzekerd was; aan beide zijden der Kamer, zoo constateerden deze „andere leden", beston- len bij velen daartegen zoo overwegende •zwaren, dat het geenszins aanging 't voor stellen, alsof alleen het optreden van 1 minister te verwachten ware geweest, e. medeging met de denkbeelden, in dat mtwerp belichaamd. Vele leden drongen natuurlijkaan op een uiteenzetting van de beginselen, die volgens den minister aan de toekomstige organisatie der levende strijdkrachten ten grondslag behooren gelegd te worden, daarbij aandringende op spoed met de indiening van de definitieve legerwet een wensch die (men vermoedde het zeker al wel) „vele andere leden" niet deelden. Voorts werd in de afdeelingen de wensch uitgesproken, dat de minister gedurende de wintermaanden geen miliciens met verlof naar huis zou zenden, tenzij zij het ver langen. Ten sterkste werd de houding aange vallen van den luitenant-kolonel, die bij de behandeling van een duelzaak tusschen een student en een officier te Utrecht aan den president der rechtbank had verklaard, dat z. i., als het duel niet ware doorgegaan, een raad van onderzoek noodig zou zijn geweest en hij persoonlijk zou geadviseerd hebben tot verwijdering van den officier uit den dienst. Hierin zag men miskenning van de Strafwet. Men deelt aan het „Vad." mede, dat de Tweede Kamer terstond na haar terug komst zich zal bezighouden met het afdee lingsonderzoek van de ontwerpen tot wijzi ging van de militie- en schutterij wet en met het leeningsontwerp. Waarschijnlijk zal Vrijdagd. a. v. de openbare behande ling der Indische begrooting aanvangen. De minister van Koloniën brengt ter kennis van belanghebbenden, dat het rap port van het lid van den Raad van Nederl.- Indie, den heer W. P. Groeneveldt, betref fende het opium-monopolie in Fransch-Indo- China, bij de Landsdrukkerij tegen den prijs van f 0.30 is verkrijgbaar gesteld. Door de Regeering is thans het wets ontwerp ingediend tot het aangaan van een leening van 45 millioen gulden A 3J pCt., met jaarlijksche aflossing van ten minste -J percent. FsuiUetcm vaa d« H.Id.riche- Nisuwed. Courant. V Herfstdagen. NAAR HET HOOGDUITSCH van Friedrich Jacobsen. 1 September. Wanneer de herfst nadert eu wij de rijpe appels binnen halen, dan zijn wij recht vroolijk gestemd. Daarna komt de nevel en eindelijk de storm Er liggen al vele jaren tusschen toenmaals en hedenik was achttien jaar oud en bezocht de eerste klasse van het gymnasium in de Noord-Duitsche handelsstad F welke aan een inham der Oostzee ligt. Mijn vader was vroeger predikant in de West-Friesche marsch geweest en sinds eenige jaren naar een dorp aan de oostkust overge plaatst, dat ongeveer drie uren van F af lag. Eens het was in het begin van Sep tember en de korte herfstvacantie was nabij bracht onze knecht mij een brief van mijn vader. «Er is haast by," z®i de oude man, dominé heeft mij opgedragen hem dadelijk af te geven; ik geloof dat we bezoek krijgen." En zoo was het. Mijn vader schreef «Moeder en ik denken morgen een reisje naar Holstein te ondernemen naar uw moe- der's broeders. Ge zult ons daarom in de najaarsvacantie ni*t thuis treffen en doet beter in F te blyven. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Uit de Indische Begrooting 1892. Memorie van antwoord. De Minister zegt ernstig er naar te zullen streven, het koloniaal verslag zooveel mogelijk dienstbaar te maken aan dejuiste kennis van de toestanden in Indie. Omtrent de vraag of de opiumpacht moest behouden dan wel door een regie vervangen moet worden, wacht de beslis sing op nadere gegevens en het advies van de Indische regeering. Ook ten aanzien der gouvernements koffiecultuur kan de Minister nog geen bepaald plan voordragen. De ingekomen rapporten en adviezen zijn nog in studie. Zoo spoedig mogelijk hoopt de Minister de beslissing der Kamer in te roepen, j Voorshands komt de Minister niet terug op zijn vroeger (als Kamerlid gedaan) voorstel tot scheiding van de Nederl. en j de Indische financien. Richtsnoer zijner i financieele politiek is geen directe baten j meer voor het moederlandvoorziening aan den anderen kant in de uitgaven voor i Indie uitsluitend door Indische middelen. Het tijdstip voor eene wettelijke regeling I daaromtrent is thans niet gunstig. Andere j voorzieningen verdienen nu den voorrang. I Met den gouverneur-generaal is de Minister van meening, dat de dwangmaat- Verder zal vandaag met de namiddagtrein uw nichtje Margaretha te Faankomen en zich vervolgens met den postwagen naar hier begeven. Zij zal eenigen tijd bij ons blijven en gedurende onze afwezigheid de huishouding waarnemen. Haal ze aan het station af en bezorg haar een plaats in den postwagen. Misschien herinnert ge u haar nog van vroegervoor alle zekerheid wil ik ze u echter beschrijven. Het is een slank meisje van zeventien jaar ongeveer eu volgens moeders zeggen draagt ze een gele jurk, een stroohoed met een witte veer en een grijzen regenmantel. Het ga u wel, mijn lieve jongen en leer maar vlijtig Ik legde eenigszins misnoegd den brief op zijde. Dat ik in Fmoest blijven, bracht mij niet zoozeer uit mijn humeur, maar dat ik met zoo'n nichtje opgescheept werd en dan nog wel met Margreet, dat hinderde mij. Een beeld uit mijne kindsheid rees voor mij op ik bracht met mijne moeder een bezoek aan onze familie in Holstein en zoo ook aan Margeretha's ouders. Het waren fijne lui, die nog al op een net uiterlijk gesteld waren en in mijn plompe Friesche gestalte niet veel behagen schepten. Toen werd mij mijn nichtje als voorbeeld gesteld en zooals mij toescheen, zonder eenigen grond want het was een leelijk mager kind met roode haren en zomersproeten. Maar in hare bewegingen geleek zij eene hagedis en in haren aard eene kleine duivelin. „Margaretha, wees toch lief," zeide moeder dikwijls, als zij hare tong naar mij uitstak, regel, tegenover een deel der kust van Atjeh toegepast, krachtig behoort te worden gehandhaafd, totdat hij doel zal hebben getroffen. De Minister wil, als de afsluiting kan ophouden, eene scheepvaartregeling, die den algemeenen handel beperkt tot enkele plaatsen, waar wij de middelen onderhouden om hem te beschermen. Daarin acht hij het beste middel gelegen om tot rust en orde in Atjeh te geraken. Plannen tot het in werking brengen te zijner tijd van den maatregel, zijn in Indie in behandeling. De gouverneur-generaal heeft inmiddels den gouverneur van Atjeh eerst mondeling en daarna nog eens telegrafisch aangespoord alles te vermijden wat tot verzwakking van den sluitings maatregel zou kunnen leiden en met het geven van licentiCn niet verder te gaan dan het laten vervoeren van rijst van Edi naar Kerti en Telok Semawé ter voor ziening in de Paseistreek en zulks alleen als uitzonderingsmaatregel. In Indie wordt overwogen of uitbreiding van den sluitingsmaatregel tot de Oost kust van Atjeh aanbeveling verdient. De Minister treedt in nader overleg met de Indische regeering over het vroeger beoogde doen optreden van Toeankoe Alaïdin Mohamad Daoed onder Nederlands souvereiniteit als sultan. Blijkens een zeer recent rapport van den tegenwoordigen commandant der zeemacht is de in Indie aanwezige marine volstrekt niet uitgeput en zal zij nog geruimen tijd in staat zijn om den sluitingsmaatregel vol te houden. Inmiddels wordt voor aanvul ling zorggedragen van de buiten dienst rakende schepen. Met 'toog daarop is de aanbouw van twee nieuwe schepen voor gesteld. De sedert 1888 gebleken weerspannigheid van de Tebidah-Dajaks, een sterke stam binnen het grondgebied van den Pauem- bahan van Sintang aan de Boven-Kanjan- rivier (Wester afd. van Borneo), heeft tot de bekende tuchtiging geleid maar het doel was ons gezag te handhaven en al aanstonds te zorgen dat de stammen, welke, aanvankelijk medegesleept in de oproerige beweging, zich bereid hadden verklaard om zich aan de beslissingen van het bestuur te onderwerpen, niet weder ééne lijn gingen trekken met de Tebidah- Dajaks. Er bestaat thans geen vrees meer dat hunne weerspannige houding door andere stammen zou worden gevolgd. Dit blijkt uit de berichten van 24 Augustus. Van den geest onder de Tebidah's zeiven was toen nog niets met zekerheid mede te deelen. maar Margreet wilde niet. Ik had mij in de onaangename herinnerin gen mijner eerste jeugd zoozeer verdiept, dat ik niet aan mijn tijd gedacht had. Toen ik het spoorwegperron betrad, was de trein reeds aangekomen en hadden de reizigers zich al verspreid. Slechts een jong meisje stond, besluiteloos om zich heen ziende, midden op het verlaten plein. Wanneer men op een vrije, open vlakte een mensch alleen ziet staan, dan valt de blik onwillekeurig het eerst op de voeten. Zoo ging het ook mij en nog heden maakt zich een dwaas, vreemdsoortig gevoel van my meester, als ik aan die kleine, smalle voetjes denk. Daarna gleed mijn blik langzaam opwaarts, tot hij op een lief meisjesgezicht rustte. Het signalement, dat mijn vader mij gezon den had, paste volkomen, maar waar bleven de herinneringen uit mijne kinderjaren Toch stak ik het meisje mijne haud toe. «Margreet Een klein handje, als een reêr zoo licht, legde zicb in de mijne. „Ge zijt heel wat veranderd, neef, toch heb ik u terstond herkend." „Waaraap, Margreet „Aan uwe nalatigheid lachte zij en trok hare hand terug. Dat klonk bitter en in mijne ooren suisden de lang vergeten woorden weer„Margreet, wees toch lief." Maar de tijd verandert veel en ik greep nu naar de hand, die ik voor tien jaren zou hebben weggestooten. Zij had zich met eene lichte beweging zijwaarts gekeerd en ging nu naast mij de wachtkamer door. Daar zette zij haar hoed Provinciale Staten van Noord-Holland. De hulde, jl. Donderdag in de Statenzit- ting van Noordholland, bij monde van mr. N. J. den Tex, aan Ged. Staten gebracht, voor de talentvolle wijze, waarop zij eenige reglementen van polderbesturen hadden saamgesteld, had voornamelijk betrekking op het reglement van den polder Kortenhoef en op dat voor het heemraadschap Mijzen, twee «tukken, die getuigenis gaven van de groote kennis en het beleidvolle optreden van Gedeputeerde Staten. Met genoegen zal door het bestuur der afdceling „Haarlem en Omstreken" van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw kennis worden genomen van het rapport der commissie, waaruit blijkt, dat deze het niet eens is met het afwijzend advies van Ged. Staten op hun verzoek om subsidie voor den cursu» in het hoefbeslag, doch dat zij dezen cursus, als wel degelijk van algemeen provin ciaal belang beschouwende, voorloopig voor 1892 met f 200 wil subsidieeren. Met meer genoegen althans dan de heer Arkes, te Enkhuizen, die had gevraagd om den termijn, waarop hij moet aantoonen 15 November a. s. dat zich een vennoot schap had gevormd en het kapitaal bijeen was, benoodigd voor den aanleg van een stoomtram Hoorn [Schagen, te verlengen, van het besluit der Staten om op dat verzoek afwijzend te beschikken. Hij had dit wel kunnen voorzien. Den 3den Nov. jl. diende hij daartoe bij de Staten het verzoek in, op een tijd aldus, dat geen gelegenheid voor Ged. Staten meer bestond om inlichtingen in te winnen omtrent het duistere gedeelte van dat verzoek. Hij gaf toch kennis, dat hij meende op 15 Nor. wel het kapitaal te zullen bijeen hebben, doch dat nog geen uitvoering was gegeven aan de door de Staten gemaakte bepalingeu. Aan welke bepalingen Daar stond men. Aan het samenstellen van de vennootschap of wat anders Dat op zulk een verzoek een afwijzende beschikking moest volgen is begrijpelijk. Een staatscollege mag niet door de regels door lezen. Het rapport, door den heer Mouthaan uit gebracht, over de subsidie van het openhouden van het Noordzeekanaal bij winter, was zeer belangrijk. Hij begon te betoogen, dat eigenlijk het Rijk, dat alleen de lusten heeft van het kanaal, ook de lasten alleen behoorde te Nu het Rijk dit blijkbaar niet wilde, was het practisch gezien van de provincie om daaraan mede te helpen, doch dit moest niet geschieden op de wijze als Ged. Staten voorstelden. af en begon haren regenmantel los te knoopen. Ik heb nooit van grijze nachtvlinders gehou den en daarom hielp ik yverig mede. Maar het ging knapjes onhandig, want telkens weder moest ik den stroom van goudblonde haren bewonderen, die onder haar hoed te voorschijn gekomen was. Onderwijl stond zij lachend voor mij met gevouwen handen en ik sprak tot haar. „Het was goed, Margreet, dat ik te laat kwam, want onder de menigte zou ik u werkelijk niet meer herkend hebben." Er moet in den toon mijner stem meer gelegen hebben dan de zin dier weinige woorden, welke ik tot haar sprak, althans er verscheen een lichte blos op hare wangen. Nu merkte ik ook op, welk een fijne blanke huid zij hadslechts boven haar neus tus schen de wenkbrauwen schenen enkele zomer sproeten door men noemt die een der zeven schoonheden van de vrouw. Er zijn toen niet veel woorden tusschen ons beiden gewisseld reeds blies de postil jon. Toen de postwagen, beschenen door de stralen der dalende herfstzon, weggereden was, maakte ik eene lange, eenzame wande ling buiten de stad, tot de zon geheel ver dwenen was en de maan aan den hemel verscheen. De September-maneschijn is schoon en brengt een mensch tot wonderlijke gedachten. Den volgenden dag begon de vacantie. Ik wandelde weer naar het station, om mijne doorreizende ouders te groeten. „Wees maar vlijtig," zei mijn vader weder tot mij en mijne moeder voegde er met angstige bezorgdheid bij„Ge zult hier Deze wilden f 12.000 per jaar bijdragen m de vaste exploitatiekosten, d,och de toissel- vallige kosten laten voor rekening van de belanghebbenden, Doch wie zijn dat? De handel Neen, want die moet wordemj beschouwd als te zijn cosmopoliet en ging, waar hij het goedkoopst terecht komt. I' De scheepvaart dan Gedeeltelijk, want I waar de Amsterdamsche scheepvaart zou mede J betalen, zouden de «W-betalende concurrenten V teel mede profiteeren, doch niet mee bijdragen. Dit was dan ook de reden geweest dat dej Vereeniging voor algemeene Scheepvaartbe- langen bij de scheepvaart geen geld genoeg 1 had kunnen bijeen krijgen. j Daarom moesten alle kosten, behalve diejg van het openhouden binnen 'Amsterdam worden bijeengevoegd en de provincie daar- I van dragen het 1/8, hoogstens tot een bedrafJ van f 12,000, en dit op voorwaarde, de.*! het Rijk en de gemeente Amsterdam ditooêr1 zullen doen. Van het laten betalen van het openhoudeifl door de doorvarende schepen wilde de com-! I missie niets weten. De vaart was pas vrij 'l haar uu weder te belasten zou niet goecSx wezen. F Eerst den 19den komen de Staten wedei_| bijeen. Binnenlandtoh nieuws. J Texel. De benoeming van den heer I C. M. Kooij, alhier, tot burgemeester van Hengeloo, werd hier niet met onvermengd i genoegen vernomen. Sinds ongeveer twee- i en-een-halt jaar burgemeester, heeft de heerj C. M. Kooij zich op velerlei wijze doeriJ kennen als een waardig hoofd dezer gemeenteS Al wat nuttig en goed mocht heeten stonde hij krachtig voor en hij ijverde vooral voor,4! het openbaar onderwijs. Gedurende den korten tijd, dat burgemeester Kooij werk zaam was, heeft hij veel voor Texel gedaan. Zijn naam zal er ongetwijfeld steeds in dankbare herinnering voortleven.(N. v. d. D.) Zijpe. Gemeenteraad. Vergadering van 3 November 1891. Tegenwoordig 9 leden afwezig de heeren van Beusekom en Zeeman. De Voorzitter opent de vergadering, waarna de notulen der vorige vergadering worden voorgelezen en goedgekeurd. Alsnu wordt overgegaan tot de benoeming van een onderwijzer aan de school te Scbager- brugna voorlezing van de voordracht en stemming, blijkt dat met algemeene stemmen is benoemd de heer D. Groenendijk, waar nemend onderwijzer te Schagerbrug. Daarna is aan de orde, wijziging van d^1 verordening op het onderwijs. De Secreta rustiger kunnen studeeren dan thuis." Toen reed de trein verder. Een gebod, dat niet zoo juist omschreve™' is, prikkelt tot overtreding, want het is voo meer dan eene uitlegging vatbaar. Ik wf.s.t. het mijne uitlegging spoedig gereed, mis schien stond mijn besluit toch reeds vast. Met het voornemen alzoo, ook thuis vlijtigs te studeeren, pakte ik eenige boeken in een gemakkelijken schooltasch en wandelde, toen de zon baren hoogsten stand bereikt had,de stad uiti^ Het was een heete dag en de landweg. i zonder eenig spoor van schaduw lag vooij' my. Aan beide zijden van den weg rezen groene heggen omhoog, nu en dan vergunden^] de openingen daarin mij, een blik op hetf j land te werpen. Niets verbrak de stilte dan het grazen van het vee en de schrille roep eens trekvogels. Een adder lag bewegingloos in het stof en sloop bij mijne nadering op* zijde in het kreupelhout. Daar stonden haze- laars en braamstruiken, naast sleedoorn en vlier. Ik klom tegen den dijk op en plukte C» zoover ik met de hand maar reiken kon, onr mij heen. Het was minder de eetlust, die^ 0J mij biertoe dreef', dan wel het verlangen me'1 I onderweg wat op te houden, wat te talmen, I daar ik toch tijd genoeg overhield, om op mijn ejB gemak het ouderlijke huis te. bereiken. Aan den anderen kant van den dijk zag ik recht in de drooraerige oogen van eene J koe, die in gedachten verdiept scheen. Ze sloeg langzaam met de staart tegen hare zijden, om de vliegen te verjagen. Aan den I rand der groene helling zat een jong meisje, -I nog half een kind, het breide en geeuwde tussobenbeide. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1