HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
Het Vaderlaadt ghaUwiw
Bliji Jck Ut in dan doot.
VersolUJnt ledoron Dlasaag, Donderdag en Zaterdag:.
A b o n nem en t sprij per 3
Voor de courant binnen de gemeeente
r naar dc overige plaatsen van Nederland
m alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika).
t Zuid-Afrika
natnden:
0.70, met Zondagsblad 1.05
0.90, 1.85
r 1-75,
2.50,
2.10
3
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein. Helder.
Telefoonnummer 20.
Prijs der Advertentie»:
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naargelang Tan de
hoeveelheid regels, aanmorkelijk lager.
Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnaschen den tekat, per regel 10 Ct.
Adrertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5 e
Agent in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxellea.
NEDERLAND.
HELDER, 10 November.
Het volgende is ontleend aan de
Haagsche kroniek van de „N. Gron Ct."
Een zeer belangrijk staatsstuk kan dezer
dagen worden tegemoet gezien, nl. het
rapport der staatscommissie tot onderzoek
naar den toestand van het materieel onzer
Marine. Ben ik wèl ingelicht, dan zou die
commissie een waar, doch daarom ook zeer
treurig tafereel over onze scheepsmacht
opgehangen hebben en krachtige versterking
van onze vloot aanbevelen binnen een niet
al te ruimen termijn, ik meen van vijf
jaren. Zij zou daarvoor een opzettelijke
leening van 60 millioen willen sluiten.
Met dit inderdaad niet al te bescheiden,
maar ook geenszins overdreven bedrag zou
men dan een voldoende scheepsmacht
kunnen verkrijgen voor de verdediging van
onze kusten en zeegaten en tevens enkele
groote vaartuigen voor de bescherming
onzer overzeesche bezittingen. Verder zou
het getal onzer kleine schepen en torpedo
booten tot een voldoend cijfer worden
opgevoerd, terwijl er mogelijkheid zou
bestaan, dat wij na een jaar of vijf een
vloot zouden bezitten van schepen, die,
zoo al niet allen van de nieuwste typen,
toch zeker door moderne constructie, snelle
vaart en bewapening, met 't beste, wat
thans in Europa wordt aangetroffen, zouden
kunuen wedijveren. Men zegt, dat de nieuwe
'minister van Marine, de voorstellen der
commissie grootendeels tot de zijne makende,
met een zoodanig grootsch plan zal voor
den dag komen.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Kosten der eerediensten.
Over dit ontwerp is in de afdeelingen
der Tweede Kamer het volgende besproken.
In ééne afdeeling werd van de zijde van
onderscheidene leden bij vernieuwing aan
gedrongen op de wenschelijkheid der los
making van de financieele banden, die
nog steeds den Staat aan onderscheidene
kerkgenootschappen verbinden en gevraagd,
ot niet de Regeering het in strijd acht
Faiiillato» tbb de Helderiche- en Nieuwed. Courent.
Herfstdagen.
NAAR HET HOOGDUITSCH
van
Friedrich Jacobsen.
«Wat doet ge hier?" vroeg ik.
«Niets," antwoordde ze en liet haar brei
kous in den schoot zinken.
Niels ja, dat was het rechte woord.
Ik liet mij aan de andere helling afglijden,
strekte mij, zoo lang ik was, in het gras
uit en schoof mijne boekentasch onder het
hoofd. Het meisje stond op en sloop achter
de boschcages heen weg nu was ik alleen.
De groene twijgen bogen zich over mijn
gezicht, slechts eene smalle streep zonlicht
sloop tusschen de bladeren door, en rondom
in de blauwe lucht gonsden de muggen. Dat
klonk als een sluimerlied.
Uit de verte droeg een zacht windje onbe
stemde, zwakke geluiden tot mij over, er moest
■daar ergens een dorp liggen. Toen vielen
•mijne oogen onmerkbaar toe.
„Margreet 1" klonk het zacht van mijne
lippen en daarop drong een onderdrukt gelach
in mijne ooren. Ik sloeg verward de oogen
op, ik had van twee kleine voetjes gedroomd
en keek nu in een gezicht, dat dicht over
mij heen gebogen was.
„Zijt gij het, Margreet?" vroeg ik, nog
slaapdronken.
Het meisje trad achteruit en stond verlegen
voor mij. Het was de kleine koewachtster.
Zij stak haar vinger tusschen de roode lippen
en zweeg. «Ik geloof, dat ik lang geslapen
heb," vervolgde ik en stond op. De streep
met eene gezonde verhouding tusschen
Kerk en Staat, dat bij voortduring laatst
genoemde zich belast met uitbetaling van
tractementen en pensioenen aan onderschei
dene kerkleeraren, benevens met de kos
ten van opleiding der bedienaren van den
godsdienst, zoo aan de Rijks-universiteiten
als in bijzondere instellingen ten behoeve
van sommige kerkgenootschappen. Deze
leden meenden dat, nu ten onzent geene
Staatskerk bestaat, het bovenstaande sinds
lang algemeen erkend was als buiten de
roeping der burgerlijke overheid te liggen,
terwijl, naar zij oordeelden, de Regeering
wel evenals zij overtuigd zal zijn van de
toenemende onrechtvaardigheid, welke in
den bestaanden toestand opgesloten ligt,
bij de aanmerkelijke wijziging in de ver
houding der onderscheidene gezindheden
eene wijziging, ten aanzien van de Ned.
Herv. Kerk minstens reeds van 1834 dag-
teekenend en die nu reeds tot het ontstaan
van omstreeks zevenhonderd uit haar ge
sproten zelfstandige gemeenten heeft geleid.
Men merkte hierbij nog op, dat er zelfs
plaatsen gevonden worden waar geene bij
het kerkgenootschap behoorende gemeente
meer gevonden wordt, terwijl op andere
het zielental der leden en de taak van den
predikant zóó aanmerkelijk ingekrompen
zijn, dat bestendiging van den bestaanden
toestand alleen reeds op dezen grond inder
daad onhoudbaar geacht zou moeten
worden.
De leden, die het bovenstaande betoog
den, wenschten van politiek standpunt niet
op den voorgrond te stellen, dat bij het
vervallen der staatstractementen en andere
uitkeeringen de kerkgenootschappen, ge
prikkeld tot meerdere krachtinspanning,
allicht zelve daarbij baat zouden vinden
voor den bloei van haar kerkelijk leven.
Evenmin wilden zij hunnerzijds bepaalde
voorwaarden aangeven voor de afrekening
met de onderscheidene gezindhedenmaar
zij achten de loslating van de opleiding
der aanstaande godsdienstleeraren door de
burgerlijke overheid en de opheffing van
den financieelen band tusschen den Staat
en onderscheidene kerkgenootschappen zóó
beslist gevorderd door gezonde beginselen
van Staatsbestuur en door de eigenaardige
behoefte der godsdienstige gezindheden
aan vrije beweging op eigen gebied, dat
zij er geen bezwaar in zouden vinden
hunne stem te geven aan een voorstel tot
volledigen afkoop door kapitaliseering van
alle tot dusver bij wijze van jaarlijksche
bijdragen uit 's lands kas verleende trac
tementen en pensioenen, enz., ten name
van wie geacht zouden moeten worden
daarop aanspraak te hebben.
Enkele leden in deze afdeeling, even
zeer niet ongeneigd, zij het dan ook niet
op juist dezelfde gronden, tot scheiding
van Kerk en Staat mede te werken, spra
ken er hunne voldoening over uit, dat
de gescheiden bestanddeelen der Hervorm
de kerk bij monde van bovengenoemde
leden niet onvoorwaardelijk vasthielden
aan plaatselijke splitsing in twee of drie
deelen bij eventueele afrekening, maar in
tegendeel tot afstand van vermeende rech
ten bereidvaardigheid toonden. Zij maakten
overigens geen bezwaar omtrent het boven
staande de inzichten der Regeering in te
winnen.
In andere afdeelingen, waar dezelfde
bestrijding van het bestaande werd verno
men, ondervond deze wel tegenspraak,
doch gaf men te kennen ditmaal niet zoo
diep in dit vraagstuk te willen ingaan,
nadat het reeds bij de algemeene beschou
wingen over de Staatsbegrooting voor 1892
behandeld en in verband met de bepalin
gen der Grondwet van meer theoretischen
aard te beschouwen is.
I Bij nadere nota van wijziging is op de
Indische begrooting voor 1892 een post
I van f 500,000 gebracht voor het overnemen
i van de in- en uitvoerrechten en verpachte
middelen in Indragiri. In 1888 is door
I het inlandsch bestuur aldaar het aanbod
tot die overname gedaan, waarschijnlijk op
grond van moeilijkheden, bij de heffing
i ondervonden, ten gevolge van geschillen
over het gezag. Het Europeesch gezag is
I er in geslaagd, die geschillen uit den weg
te ruimen en zich met het inlandsch be-
stuur te verstaan, waardoor een geregelde
orde van zaken aldaar verzekerd schijnt.
De jaarlijksche uitkeering aan Indragiri
I bedraagt f 30.000. Voor nieuw personeel
wordt f 6660 noodig geacht. De opbrengst
zal in 't vervolg de f 50,000 overschrijden.
Aan de Tweede Kamer is een wetsont
werp ingediend tot regeling van de pen
sioenen voor het loodspersoneel en hun
weduwen en weezen. Het strekt om die
pensioenen te verhoogen en te voorkomen,
dat na rampen de openbare liefdadigheid
moet worden te hulp geroepen om de
nagelaten betrekkingen te gemoet te komen.
zonlicht was van mijne borst verdwenen en
het struikgewas wierp lange schaduwen over
het land heen.
„Twee uren, mijnheer," zeide zij.
„Hoe weet ge dat zoo nauwkeurig
Zij wees op de koe, welke onrustig snui
vend naast haar stond. „Lize wil naar huis,
het is zes uur en toen gij sliept luidde de
vesper."
Ik greep naar mijn horlogehet meisje
had gelijk.
„Wat is de naaste weg van hier naar
E....," vroeg ik en noemde den naam van
het dorp, waar mijn vader predikant was.
Zij lichtte hare hand op en wees naar een
woud, dat donker tegen den horizon afstak.
„Dien kant op, maar er zijn vele wegen."
Na een half uur had ik den rijweg bereikt
en weldra verrezen de donkere omtrekken der
kerk voor mijn oogdaarnaast lag, verscho
len onder beuken en kastanjes, mijne ouder
lijke woning.
Om aan de deur te komen, moest men ter
rijde langs het huis afdaar stond een bank.
Ik zette mij daarop neder, liet mijn hoofd in
de hand rusten en gaf mij geheel over aan
een welbehagelijk gevoel, dat het thuis-zijn
bij mij opwekte. Daar binnen brandde geen
licht meerze sliepen. Slechts drie men-
schen in die holle vertrekken, een knecht,
eene dienstmeid en Margreet. Ik sloeg
de oogen opeen zacht gesuisel verbrak de
avondstiltede bladeren van den druiven
wingerd, die den zijmuur van het huis be
dekte, bewogen zich ritselend in het maan
licht. Zij sloten een venster in, daar lag de
logeerkamer. In vroegere vacantiedagen had
ik mijn verblijf achter deze ruiten, nu wat
er een wit gordijn voor gehangen, dat het
inkijken belette.
In het Regeeringsantwoord omtrent
Hoofdstuk I der Staatsbegrooting wordt
omtrent de ministerieele crisis o. a. het
volgende opgemerkt
Maar toch niet geheeleen smalle spleet
was onbedekt gebleven en de maan zag er
door naar bifinen.
Het was mijn voornemen, mijn wil niet,
dat ik plotseling voor het venster trad, het
was een droomen toch klopte mijn
hart sneller.
I En ik zag in de smalle streep maanlicht
op den vloer een paar kleine laarsjes, anders
niet.
Ik moet daar langen tijd gestaan hebben,
wint de lichtstreep vefplaatste zich verderen
viel eindelijk op een wit hoofdkussen.
I Toen wendde ik mij aarzelend af.
Was dat niet een stroom van goudblonde
lokken, die zich in mijn droom zoo warm
over mijn gezicht spreidde? Ik opende de
oogen, maar sloot ze weerverblind van 't
licht. De eerste stralen der morgenzon had
den mij gewekt. Ik poogde mijne gedachten
te verzamelenwaar was ik toch, had ik
werkelijk geslapen
Mijne pijnlijke ledematen vestigden mijn
aandacht op mijne harde legerstedeik was
op de bank zittend ingeslapen.
Voor mij stond onze haan, hij klapte met
de vleugels en kraaide lustig. Ik wierp een
schuwen blik naar het venster, het gordijn
hing er nog voor, maar juist kwam eene
kleine hand tusschen de plooien door te
voorschijn en nam iets weg, dat op het raam
kozijn lag. Ik verborg mij achter de heg
en toen het gordijn zich niet meer bewoog,
sloop ik door den boomgaard, klauterde de
omheining over en wandelde vervolgens als
iemand, die van den prins geen kwaad weet,
langs den rijweg op het huia toe.
De meid ontving me met een gezicht, dat
een en al verwondering uitdrukte, zij wees op
Dat gedurende den loop der crisis menige
vertrouwelijke bespreking heeft plaats ge
vonden, mag als zeker worden aangenomen.
Al had de Regeering dienaangaande vol
ledige wetenschap, wat natuurlijk het geval
niet is, zou een mededeeling hieromtrent
nimmer het onderwerp van parlementaire
gedachtenwisseling kunnen zijn.
De voorbereiding der kiesrechtregeling,
terstond na het optreden door de Regeering
ter hand genomen, wordt geregeld voort
gezet.
De Regeering vertrouwt, dat ook de
Kamer met bekwamen spoed de afdoening
zal willen bevorderen.
Omtrent de noodzakelijkheid van spoedige
en behoorlijke regeling der levende strijd
krachten kan moeilijk verschil van gevoelen
bestaan. Dat invoering van den persoon
lijken dienstplicht daarbij op den voor
grond moet staan, staat bij de Regeering
vast. Maar tevens meent zij, dat dit kan
geschieden zonder te groote persoonlijke
en geldelijke offers, welk laatste bij de
vorige Legerwet over het hoofd werd
gezien. Deze Regeering hoopt nu een
regeling te kunnen maken, welke geen
beschikbare krachten voor de verdediging
ongebruikt laat en toch geen te zware
lasten oplegt.
Ten aanzien van de verbetering van het
belastingwezen zal die van het Rijksbe
lastingwezen voorop staan. Verscheidene
voordrachten zijn in bewerking.
De Regeering verklaart daarbij, onder
de te zwaar gedrukte mindervermogenden
den middelstand te begrijpen.
Omtrent de oprichting van kamers van
arbeid wenscht de Regeering zich voorals
nog nadere overweging voor te behouden.
Ten aanzien der handelspolitiek zal bij
het nemen van een beslissing omtrent de
aan te nemen houding jegens Frankrijk,
Spanje en Portugal, de Regeering zal er
naar streven om, met handhaving van
proefhoudend gebleken beginselen, te
voorkomen, dat Nederland bij andere
landen ten achter staat.
De Regeering meent, dat reeds in vredes
tijd de keuze van een algemeenen leider
der verdediging voor het geval van oorlog
moet vaststaan.
mijne kleederen, die vochtig van den dauw
waren en zei, terwijl ze haar hoofd schudde
„Dat komt er van, als ge 's nachts rond
loopt ga maar gauw binnen, dan zal ik koffie
zetten."
Het voorvertrek was leegin de kamer
daarnaast hoorde ik Margreet rondloopen.
Een wonderlijk gevoel van verlegenheid over
viel mij op eens, het bewustzijn van eene
dwaasheid, die men begaan heeft.
Tijd tot nadenken bleef rnjj niet over, mijne
nicht trad reeds binnen, maar bleef ten hoogste
verbaasd op den drempel staan.
„Ik ben toch maar gekomen, nichtje,"
zeide ik zonder te groeten, als een misdadiger,
die zich ontdekt ziet.
Zij trok de deur hard achter zich toe.
„Zijt gij het geweest, die daar buiten op de
bank zat?" vroeg zij haastig.
„Ik? Neen Margreet, ik liep van nacht
op den straatweg en ben nu eerst pas thuis
geltomen.*
Zij sloeg de oogen neer, terwijl een licht
blosje haar lief gezichtje kleurde. Toen bood
ze mij de hand tot welkom.
Zoo nam ik in het ouderlyk huis mijn
intrek.
Vele jaren zijn sedert voorbijgegaan en als
ik in mijne gedachten terugga, komt het mij
voor als een droom. En wat was het eigenlijk
ook anders.
Wij wisten het zeiven niet. Onze handen
raakten elkander slechts, als we elkaar „goeden
morgen" en „goeden nacht" wenschten wij
spraken weinig en dan nog meestal overde meest
nietige, onschuldige zaken. Slecht» eenmaal
heeft in die Septemberdagen mijn wang de hare
aangeraakt en dat was op den eersten dag.
Ik kwam van mijn kamer, waar ik gerust
Binnenlandtoh nieuws.
Helder. Het programma van het
tweede Winter-Concert, hedenavond door
het Stafmuziekkorps der Kon. Ned. Marine
in het lokaal „Tivoli* alhier te geven, luidt
als volgt:
1. Gigerl-Marsch, J. F. Wagner. 2.
Michel Angelo, Concert-Ouverture, Niels
W. Gade. 3. Entre-Act aus der Oper:
König Manfred, Carl Reinecke. 4. Grande
fantaisie de 1'opéraTimbre d'argent, Ca-
mille Saint-Saëns. 5. OuvertureMignon,
Ambroise Thomas. 6. a. Berkeuse, Miska
Hauserb. Mandolinata, Serenade Napoli-
taine, C. Paladilhe. 7. Gross Wien, Walzer,
Johann Strauss. 8. Souvenir de 1'opéraLei
dragons de Villars, Aimé Maillart.
Nos. 1, 4, 6 en 7 eerste uitvoering.
Helder. De Onderofficiers-Vereeniging
Vaderland en Oranje" alhier hield jl. Zater
dagavond eene buitengewone vergadering me'
dames in het lokaal „Tivoli". Het drukke
bezoek, dat deze vergadering ten deel viel
zou den oningewijde reeds terstond hebbet
doen vermoeden, dat de vergadering werkelijl
buitengewoon, dat er iets bijzonders aan
hand was. En dat was er ook.
Onze plaatsgenoot, de heer H. J. ter Hall Jr,
had een stuk geschreven, een blijspel, en ni
was „Vaderland en Oranje" de eer beschorei
het stuk voor het eerat voor 't voetlicht t
brengen. De goede naam van den heer te
Hall als acteur, het succes waarmede hij bi
verschillende gelegenheden als „komiek" O]
trad, deed verwachten, dat hij ook
tooneelscbrijver niet zou tegenvallen en
daar dan ook, dat zeer velen, daartoe doo
het bestuur van „Vaderland en Oranje"
de gelegenheid gesteld, er prijs op stelden d
première van „Hoogmoed komt voor de
val", zoo is de titel van het blijspel,
genieten.
De zakelijke inhoud van het stuk is deze
Dorothea van Meppel, de dochter van de
burgemeester eener provinciestad in Zeelan<
wordt bemind door Johan Vink, stedelij
muziek-onderwijter, een degelijk en flin
jongmenich, die Dorothea muziekles geeft 1
daardoor in de gelegenheid is haar meermali
alleen te ontmoeten. De liefde is wedi
keerig, want ook Dorothea draagt Johan e
warm hart toe. De jongelui worden echti
van elkander verwijderd, doordien Dorothea
vader, die hen met behulp van den gemtent
secretari» Pennekras, een rechte valschaan
die mede naar Doortje's hand ding
op eene vertrouwelijke omhelzing betrap
had. De slaap lag nog op mijne oogen 1
maakte mij vermeteler dan anders. Margre
zat voor de tafel en teekende eene bloei
Ik boog mij over haren stoel heen en ke«
op haar papier. Toen zij opzag, kwam et
lok van heur haar tegen mijn gezicht aan.
Doodelijk verschrikt blikten wij eikand
aan en meden daarna zorgvuldig elke r
raking. 4
Alleen onze gedachten en onze blikk<
lieten zich niet aan banden leggen.
Enkele kleine gebeurtenissen schieten 1
nog, bij de herinnering er van, als weerlic
door mijn brein.
Wij waren naar het strand gegaan,
middagzon schitterde over de watervlak!
Margreet zette zich op een steen neder1
was groot genoeg voor ons beidenik leg
mij echter in het zand aan hare voeten net
De meeuwen scheerden langs onze hoofd
en ik zag het meisje in de oogen. Er 1
iets raadselachtigs in, waarvan ik de oplossi
zocht te vinden.
De kabbelende golfjes rimpelden zich
het witte zand dicht aan onze voeten.
„Margreet," zei iic, „de zee is bekoorljj
vindt ge niet?"
„Ja," antwoordde zij, „ik zou wel ee
willen baden."
Het strand was verlaten, dicht in 01
nabijheid stond een badkoetsje en de di
was open.
Ik stond op en ging zwijgend een
landwaarts in, tot het dichte kreupelhc
mij voor het oog verborg. Daar wierp
mij met den rug naar de zee gekeerd in
gras. Na een minuut of tien zag ik e<
om, Margreet zat nog altijd onbewegelijk
haar plaats.
(Wordt vervolgd.