HELDERSCHE- NIEUWEDIEPER COURANT. G J. 0. D. DIKKERS, Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. EN J. n. YAN BALEN. (Ei dauiperaert nimmarl* Jan Pittori. Co*». Het Yaderlandtjghntnrawe Bliji ick tot ia dea doot. WiUthuaKté. VersoüUnt lederen Dinsdag, Donderdag on Zaterdag. A b o n 1 m n tpr ij per 8 maanden: Voor de ceurant binnen de gemeeente naar de overige plaatsen van Nederland w w t w alle landen, die in het postverdrag rijn opgenomen (inbegrepen Ooit-Indië en Amerika). mm» w Znid-Afrika 0.70, met Zondagsblad 1.05 0.90, „mm 1-85 r 1.75, 2.50, 2.10 - 8. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein. Helder. Telefoonnummer 20. Pryder Advert;entiën: Va» 1—5 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de hoeveelheid rugels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tns3chen den tekat, par regel 10 Ct. Advartentiën voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand Agent in het buitenland: België, Mr. N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles. Voor de verkiezing "van een lid voor de Provinciale Staten van Noordholland, op Dinsdag 17 November a. s., bevelen wij den kiezers ten drin gendste aan, hunne stemmen uit te brengen op den Heer Notaris te Texel. NEDERLAND. HELDER, 14 November. De overweging, waarop de Regeering zegt van oordeel te zijn, dat de instelling eener „orde van Oranje-Nassau" wensche- lijk is, is deze, dat de gelegenheid zou moeten worden vermeerderd tot het verlee- nen van vereerende onderscheidingen aan Nederlanders of vreemdelingen, die zich jegens H. M. en den Staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt. Men heeft die verdienstelijkheid gesplitst in zes klassen: grootkruizen, grootoffi cieren, commandeurs, officieren, ridders en gemedailleerden met de eere medaille. Het kruis, dat de ridders dezer orde op hun jas mogen dragen, zal vrijwel ge lijken op de Belgische Leopoldsorde. Het heeft acht geparelde punten en een door- loopende lauwerkrans tusschen de armen, gedekt met een koninklijke kroon, alles van goud voor de eerste vier en van zilver voor de vijfde klasse; de armen van het kruis wit geëmailleerd met blauw geëmail leerd hart; in het midden van het kruis een blauw geëmailleerd schildje, met wit geemailleerden rand, versierd met den leeuw van Nederland en de woorden „Je main- tiendrai" en aan de andere zijde een gouden W, met het randschrift„God zij met ons". Militairen krijgen, in plaats van den lau werkrans, twee zilveren gekruiste zwaarden, met gouden gevest. FtullUto* Tin de Heldertcbe- en Nieuwcd. Courant. Herfstdagen. NAAR HET HOOGDUITSCII ran Friedrich Jacobsen. 2 October. Ik had weinig tijd, mij lang aan mijne gedachten orer te geven; het examenwerk voor het winterhalfjaar nam al mijne aandacht in beslag. Daarna werd het Paschen, en de ingepopte rups was in een bonten vlinder veranderd. Het is hier de plaats niet, over de herin neringen uit mijn studentenleven uit te wijden, maar éen gedachte dringt zich onweerstaanbaar aan mijn geest op. Zoo ooit eenig tijdstip in het leveu des mans gunstig mag genoemd worden voor het zich overgeven aan de nei gingen van het hart, dan mag als zoodanig vrij genoemd worden de eerste tijd voor een student de hoogeschool betreedt. Dan ligt de gedwongen geestesarbeid achter ons en de vrije studie is nog een gesloten boek. Wanneer •de geest uitrust of vrij van alle banden de vleugels uitlaat, dan stroomt het bloed krach tiger en klopt het hart sneller. Maar er is miets bestendigs in dat alles wij gelijken in «die jaren veel op den vlinder, die de bloemen kust en verder rliegt. Deze ervaring mag een verklaring zijn voor ketgeen thans volgt. De tomermaanden lagen achter mij, rijk aan zonneschijn en studentenvreugde. Na het einde daarvan, maakte ik van de in Midden-Duitschland gelegen universiteit een reisje naar den Rijn, maar toen de Octo- bermaand mij onder de wijngaard ranken aan •den Duitscheii stroom vond, lokte ze mij Het lint is oranje tusschen twee strepen Nassau-blauw, gescheiden door een smalle witte streep. De eere-medaille, welke in brons, zilver of goud kan verleend worden, is rond, gedekt met een koninklijke kroon, ver- toonende aan de eene zijde het orde-kruis en aan de tegenzijde de W en „God zij met ons." In de toelichting motiveert de Regeering de instelling der nieuwe orde in de eerste plaats met de behoefte om voor het onder houden van goede betrekkingen met andere Mogendheden ruimer over lintjes te kunnen beschikken. Voor de toekenning van de orde wordt door de Regeering voorts gedacht aan het eeren van hen, die door aankweeking van godsdienstzin, zedelijkheid en menschen- liefde, of door werkzaamheden op het ge bied van kunst en wetenschap, van handel en zeevaart, van nijverheid en landbouw, de geestelijke en stoffelijke belangen der natie op meer dan gewone wijze hebben bevorderd. Dr. Kuyper's „christelijk-sociaal con gres", te Amsterdam gehouden, heeft o. a. de volgende stellingen aangenomen De instelling van, mits op de goede grondslagen berustende, kamers van arbeid is het beste middel om aan den bestaanden gedesorganiseerden toestand van den arbeid een einde te maken. Deze kamers moeten worden ingericht overal, waar zulks dienstig wordt geoor deeld. Het is gewenscht dat in de kamers de belangen van patroons en arbeiders zich vrij, zelfstandig, gelijkelijk kunnen doen gelden. Aan de kamers kunnen o. a. de volgen de werkzaamheden worden opgedragen 10. het verstrekken van inlichtingen aan de Regeering, hetzij uit eigen beweging, hetzij door de Regeering daartoe aange zocht, omtrent vragen die zich op het ge bied van den arbeid voordoenao. be middeling in geval van strijdige belangen 30. de arbitrage van geschillen over bestaan de rechten, waar partijen die arbitrage wenschen. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Zitting van Vrijdag 13 November. Het debat over de Indische begrooting is begonnen. De heer Bool betuigde zijn instemming naar het noorden heen, naar de streek waar ik het eerste levenslicht aanschouwd had, waar mijne ouders woonden. Ik was al dien zonne schijn moede en dacht met weemoed aan de herfstnerelen van Sleeswijk-Holstein. Het is een gevoel, dat bijna geregeld, zoodra bet October wordt, in mij ontwaakt, zelfs heden nog, nu de zon zooveel matter schijnt. Ik moet eerlijk bekennen, dat mij toenmaals ook nog een ander verlangen noordwaarts dreef; dat werd mij echter eerst bewust, toen ik den bodem van Holstein betrad. De avond was raeds gevallen, toen ik in een stadje, in oostelijk Holstein gelegen, uit den spoorwagon stapte. De trein ging niet verder, zoodat ik gedwongen was hier te blijven. Toen ik voor het station eens om me heen keek, rezen er herinneringen uit mijne kinder jaren voor mijn geest. En toen schoot mij te binnen, dat ik reeds eenmaal aan de hand mijner moeder de breede laan, welke om het stadje loopt, doorgewandeld was, tot wij aan het einde daarvan het groot-hertogelijk jachtslot bereikten, waar Margaretha's vader als opperhoutvester woonde. Het was reeds lang geleden, maar ik vond den weg zonder moeite. De half ontbladerde hoornen staken somber af tegen den donkeren avondhemel, onder mijne voeten ritselde het dorre, afgevallen loof, en vochtige neveldampen sloegen my in 't aangezicht. De herfstkoelte was geko men en machtig stroomde het heimwee mijn gemoed binnen. Dat is de tegenstelling tusschen het natuur leven en ons inwendig leven hoe meer het stervensuur nadert van wat wij daar buiten om ons heen aanschouwen, des te meer ook gevoelt het hart behoefte zich aan een boe zem vol levenswarmte te koesleren. Nu lag het jachtslot voor mij j eenige met dea ministers streven, om niet met over ijling opium- en koffiehervormingen in te voeren. Hij juichte een leening voor buiten gewone Indische uitgaven toe, maar bestreed het vormen eener Indische schuld. De heer Pijnacker Hordijk meende, dat het financiëele vraagstuk thans overheerscht. Met den minister wilde hij bezuinigen, maar verwachtte veel meer van versterking der middelen, in verband met de-bevordering van het productief vermogen van Indië, door spoorwegen en irrigatiewerken, waarvoor ge leend mag worden. De heer Van Nunen wees op de hooge noodzakelijkheid van bezuiniging en wilde een commissaris-generaal voor dat doel uit zenden. De heer Kielstra protesteerde krachtig tegen het afbreken van den gouverneur van Atjeh in de Indische pers, wat hij onvader landslievend noemdede geschiedenis leert, dat men in Indië geen rekening raag houden met intrigues van malcontenten tegen hoogge- plaatsten. Omtrent de Atjeh-politiek spreekt hij geen oordeel uit. Een politieke fout acht hij de blokkade, maar nog grooter fout, telkens van stelsel te veranderen. Wel wenscht hij een voorbereiding der scheepvaartregeling. Yan een bezuinigingsenquête verwacht hij geen heil, tenzij ze geleid wordt door den Gouverneur-Generaal, met de hoofden van gewestelijk bestuur als adviseurs. De heer Guyot bestreed de uitgaven voor bestrijding van den opium-smokkelhandel ter zee en den aanmaak van nieuwe marine schepen, onafhankelijk van 't rapport der Staatscommissie. De heer Levyssohn Norman betoogde, dat de vooruitgang in Indië afhangt van be perking der heeren- en dessadiensten, con versie van communaal grondbezit en beteu geling der overheersching van vreemde Oosterlingen. Spreker bestreed verder vele beschouwingen, door den heer Creraer vroeger uitgesproken, omtrent decentralisatie. De heer Geertsema is tegen de enquête, en voor instelling van gewestelijke raden. De heer Land drong aan op goede zorg voor het marinepersoneel van het blokkade eskader- i-n Atjeh. De heer Van Vlijmen bestreed krachtig den toenemenden invloed der Chineezen. Dinsdag 1} uur is de minister aan 't woord. vensters in den zijvleugel van het gebouw wnren verlicht. Ik bezon mij, dat een lange gang van de buitendeur naar de woonkamer liep, en ik stelde mij al voor, hoe, na het overgaan der huisbel, op den achtergrond een deur zou geopend wordenhet is Margreet; zij treedt in de schemering op mij toewie is daar? Ik ben het nichtje 1 En dan P Ik duizeldeheet schoot mij het bloed naar het hoofd, ik moest mij tegen een boom steunen, om niet te vallen. In dit oogenblik gevoelde ik duidelijk, even als een jaar geleden.de waarde van bet genot, datgene te bezitten, waarvoor ik slechts mijn hand behoefde uit te steken om het mijn eigendom te noemenmaar die hand was begeerlijker geworden, ik wist, dat de tijd van vergeefsche wenschen voorbij was voor altijd. Ik huiverde in weerwil van den gloed in mijn binnenste. Toen ik het huis binnentrad, werd de deur van het woonvertrek geopend, en in den .ingang verscheen Margaretha met de lamp in haar hand. Zij droeg een nauwsluitend zwart kleed, haar gestalte was meer gevuld geworden, en de zware blonde haarlokken waren langs het bleeke gezichtje glad gestre ken. Ik zag dat alles met een enkelen oog opslag; ook zag ik dat de knop zich tot eene verrukkelijk schoone bloem begon te ontplooien. Maar ik bemerkte ook een lijdende trek, die om de fijne lippen speelde en mijn uitgestrekte rechterhand zonk onwillekeurig omlaag. Margreet zette de lamp op een tafeltje naast zichzij beefde hevig en drukte in haar ontroering haar hand tegen haar boezem. Toen heette ze mij welkom op fluisterenden Staatsb egrooting 1892. Afdeelingsverslagen. Hoofdstuk X (Koloniën). In eene afdeeling werd uitvoerig de vraag besproken of de kolo nie Suriname voor kolonisatie door Ne derlanders geschikt is. Werd van de eene zijde beweerd, dat, blijkens de ervaring, alleen j reeds de invloeden van het klimaat een onover komelijk beletsel zijn tegen duurzame koloni satie, van den anderen kant werd aangevoerd, dat het mislukken van verschillende proef nemingen nog geen afdoend bewijs oplevert dat het koloniseeren in Suriname voor den Nederlander onmogelijk is, zoodat dan ook het plan tot vorming van een maatschappij voor emigratie derwaarts, weder onlangs moet zijn opgevat. Zijn in den laatsten tijd door de Regeering nieuwe gegevens verkregen om over deze vraag licht te verspreiden? In enkele afdeelingen werd er over geklaagd, dat in den laatsten tijd bij benoemingen van ambtenaren aan het Departement, niet alleen ter vervulling van referendarisplaatsen (waarbij het te billijken motief kon gelden, dat men zaakkundigen, m«t de belangen der besturen door eigen ondervinding vertrouwd geraakt, aan liet Departement kon verbinden) maar ook bij de aanstelling van adjunct- commiezen het bestaande kader pas seerde en onbillijk werd tegenover lagere ambtenaren, die geruimen tijd hun plicht hebben vervuld. Men hoopte, dat de minister bij voorkomende gelegenheden dergelijke onbillijkheden zou vermijden. De benoeming van jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman tot adjunct-commies had ook uit een ander oogpunt bij sommigeleden bevreemding gewekt. Deze ambtenaar toch was benoemd bij kon. besluit van 30 Juni 1891, op een oogenblik waarop hij nog niet in het vaderland was teruggekeerd. Bovendien ging de benoeming eerst in met 16 Juli, zoodat het zeer wel mogelijk ware geweest dat de toenmalige minister van Koloniën inmiddels reeds had gedefungeerd. Men was dus van oordeel, dat deze benoeming op het aangeduide tijdstip afkeuring verdiende. Hiertegen werd van eene andere zijde opge merkt, dat, nu de ambtenaar in quaestie eenigen tijd in de kolonie Suriname had door gebracht en met de toestanden aldaar bekend kon geacht worden, het zich zeer wel liet verklaren dat de keuze op hem was gevallen. In eene afdeeling werd aan de Regeering gevraagd of er termen zijn, den afgetreden gouverneur van Suriname te pensionee ren,in verbandmet het door hem gevoerd beheer. Daarop werd geantwoord.dat de Regee- riog de bepalingen omtrent het pensioen behoort nit te voeren. Meent men, dat het beheer niet naar behooren is gevoerd, dan dient eene aanklacht bij den bevoegden rechter te worden ingediend. Op zuiniger inrichting van de landmacht in Suriname werd aan gedrongen. Verschillende denkbeelden werden daarvoor aan de hand gedaan o. a. werd de meening der Regeering ge vraagd over de mozelijkheid om de land macht gedeeltelijk uit inlandsche troepen te doen bestaan. Sommige leden betuigden hunne ingeno menheid met het lage cijfer waarop de bijdrage aan de koloniale geldmiddelen kon geraamd worden. In de onderstelling dat over 1890 over niet meer beschikt is dan f 6421.83 (later is echter reeds gebleken, dat het f 9304.74} bedroeg) brachten verscheidene leden hulde aan het financiëel beleid van den afgetreden Gouverneur. Opnieuw werd de aandacht der Regeering gevestigd op den toestand van het muntwezen in de kolonie Cura<jao en de vraag werd inzonderheid gedaan, of de Regeering voorne mens is voorzieningen te treffen ten aanzien van het gebrek aan pasmunt. toon, zooals men een lang verwachten gast doet. Daarna sprak zij „Gij komt in een sterfhuis, lieve neef, maar wij zullen trachten, de vreugde over uwe overkomst niet door onze droefheid te vergallen." Ik blikte haar verschrikt en ontsteld aan sinds weken had ik geen berichten van huis gehad en kon de beteekenis van hare woor den niet vatten. „Gij weet wellicht nog niet, dat een paar weken geleden mijn jongste broeder gestorven is," ging zij voort, en het scheen haar een verlichting te zijn, niet van mij behoeven te spreken. Ik wist het niet. De overledene was aan merkelijk jonger dan ik, ik had hem niet gekend. Ik werd door de familie met veel hartelijk heid ontvangen, maar de sombere, treurige stemming was nog niet geweken uit de anders zoo gezellige woning. Ik gevoelde het duidelijk, en sprak er van, den volgenden morgen weer verder te reizen. Mijn oom verzette zich tegen mijn voornemen en Margreet blikte mij stom en met een zonderlingen gloed in hare oogen aan. Had ik toenmaals reeds geweten, dat droef heid de moeder der liefde is, dan waren mijne oogen open gegaan en ik zou het huis geme den en gastvrijheid niet met verraad beloond hebben helaas, het mocht niet alzoo. Ik beloofde te blijven. Margaretha maakte een kamertje voor mijn nachtverblijf gereed. Toen ik in de kussens zonk, die hare hand voor mij geschud hadden, kon mijn hart geen rust vinden. Ik hield mij in die jaren nog aan de vrome gewoonte, van geregeld mijn nachtgebed te doen; dien avond was mij het bidden onmogelijk. Ah demons woelden dc gedachten door Binnenlandsoh nieuws. Helder. Onze plaatsgenoot, de heer Polvliet, behaalde op de groote Internatio nale Tentoonstelling van Pluimgedierte, gehouden te Gent (België), op 7, 8 en 9 dezer, met zijne inzending duiven 1. de groote gouden Medaille als inzen der van de schoonste collectie 2. de eereprijs (Kunstvoorwerp) voor den schoonsten Engelschen kropper; 3. als voren, voor het schoonste paar Egyp tische meeuwen 4. als voren, voor het schoonste paar trommelduiven benevens 9 eerste-, 5 tweede-, en 2 derde prijzen. Terschelling. Namens de Groother togin van Saksen is aan bestuurderen van het Willem Barendsfonds alhier een geschenk gezonden van f 100, na kennismaking met den inhoud der statuten en als blijk van de ingenomenheid van H. K. H. met dit nuttig en hier zoo onontbeerlijk tonds. mijn hoofd en dreven bet bloed naar mijn hart terug. Alle bekoorlijke meisjesgestalten, die ik in mijn jonge leven gezien had, trokken in mijne verbeelding voor mij heen en ver- eenigden zich tot eene enkelemet gloeiende oogen, sierlijke voetjes en klejne handen, die op een gloeienden boezem rustten. Eindelijk viel ik vau uitputting in slaap over de droomen dien nacht zal ik maar zwijgen. Kent gij het Ugleiraeer in het oosten van Holstein Dichters hebben 't het oog Gods ge noemd, wegens zijne geheimzinnige diepte en schoonheid. Het is zoo groot en door boomen omringd, welker twijgen zich over het zwarte water heen buigen. Maar het oog Gods lijkt het niet, dat is helder stralend veel meer heeft het weg van het oog des satans, want ook de boosheid heeft hare eigene geheim zinnige bekoring slechts domme schepsel* en kinderen stellen zich den duivel met hoorns en bokspooten voor. Het meer lag in de nabijheid van het jachthuis, ik wilde het den volgenden morgen bezoeken. Margreet zou er mij heenbrengen zij keerde zich tot haren vader om ons te begeleiden, hij wendde drukke bezigheden voorzij deed haar moeder hetzelfde verzoek en ontving een gelijk antwoordzij riep eindelijk den jachthond van mijn oom tot zich, maar Diapa had het te druk met een kluifje en wilde niet gehoorzamen. Zoo gingen wij dan alleen. Een jaar was reeds verloopen, sedert dit het laatst geschied was. Weder schreed ik dicht aan hare zijde, mijne omlaag hangende hand raakte haar kleed en somwijlen boog ik mij tot haar over, zoodat onze schouders met elkander in aanraking kwamen. Slechts éen ding was anderswij liepen zwijgend voort. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1