fl atrimjnï
iliWU iM'VJili 111
ia TÏTÜT r» T? D -I ™..r
niet gelet en het kan worden gerot aan allen
arbeid, als de te verwerken stoken maarniet
t nadeelig zijn roor de gezondheid.
In de wet op het lager onderwijs is, ora
het schoolbezoek zooveel mogelijk te bevor
deren, de bepaling opgenomen, dat gemeente
besturen verbodsbepalingen in 't leven kunnen
roepen om het verrichten van arbeid van
i kinderen te beletten. Er zijn 159 gemeen-
Iten in ons land waar die verbodsbepaling is
ingevoerd, maar deze helpt slechts weinig,
omdat zij niet gestreng wordt nageleefd. Dit
laat zich duidelijk begrijpen, wanneer men
nagaat, dat op het platteland de boeren zelf
de gemeenteraadsleden zijn en dus belaug-
1! hebbenden bij den kinderarbeid.
Een andere leemte in de wet is, dat tus-
schen fabrieks- en ambachtsnijverheid geen
onderscheid wordt gemaakt, ofschoon voor
e een kind van 12 jaar de fabrieksarbeid te
,t zwaar en te eentoonig is te achten. Spr. acht
het noodig het verbod ten opzichte van de
fabrieksnijverheid uit te strekken tot den
14jarigen leeftijd. Yoor een jongeling be
neden 16 jaar is de arbeid van 11 uur per dag
te lang; 11 uur, ongerekend den tijd naar en
van de fabriek. De arbeid moet noodzakelijk
's avonds 7 uur geëiudigd zijn, om den
jongeling in de gelegenheid te stellen, dan
nog herhalings-onderwijs te ontvangen, waar
toe nu weinig ambitie bestaat. Uit deze be-
schouwing blijkt, dat wij, zij het niet vol
daan, dan toch dankbaar kunnen zijn, daar
Z de wet de vergelijking met de wetten in het
0 buitenland vrijwel kan doorstaan.
Dit kan echter niet worden gezegd ten
opzichte van leerplicht, waarvoor de eerste
i wettelijke stap nog moet worden gedaan.
Ook leerplicht heeft echter reeds zijne gc-
3 schiedenis. Reeds 20 jaren geleden vroegen
de arbeiders om leerplicht. Zij vonden steun
Bi bij het destijds bestaande Schoolverbond, dat
zich veel moeite getroostte om de kinderen
naar de school te drijven de door haar aan
gewende middelen faalden echter en reeds
C toen zag men in, dat leerplicht het eenig
v ware middel was. Het Schoolverbond loste
C£ zich later op in de Vereeniging Volksonder-
j wijs en naa9t deze stond het Nut op, om de
leerplicht te bevorderen. De pogingen, om
leerplicht ingevoerd te krijgen, bij de liberale
I partij, die toen (1878) aan de Regeering was,
aangewend, mochten evenwel niet slagen, daar
deze antwoordde dat er geen voldoende
q ruimte en geen personeel genoeg aanwezig
was, om de kinderen te onderwijzen. Alsof
de wet zoo maar eensklaps zou worden inge-
üe: voerd 1 zeide spr. Na 1S78 zijn het
vooral de liberale kiesvereenigingen geweest,
jg die op leerplicht hebben aangedrongen op
het program van iedere vooruitstrevende
kiesvereeniging komt het voor.
Toen de arbeidswet nu werd ingevoerd,
D: was er een amendement van eenigo kamer-
A. leden, om de leeftijd voor den arbeid te
O. verlengen, om daardoor het onderwijs te
L, bevorderen. Er was toen echter geene liberale
meerderheid aan het bewind en de pogingen
mochten niet slagen.
Bij de herziening van de onderwijswet
i I werd opnieuw op het oude aambeeld geha-
Emerd, maar toen heette het, dat de leerplicht
een vraagstuk is,- dat afzonderlijk geregeld
i moet worden.
Om de noodzakelijkheid van leerplicht aan
Ig te. toonen, wilde spreker niet al te sterk
wijzen op de 71,000 kinderen van 6 tot 12
jaar in den lande, die geen onderwijs ont-
r< vangen, daar op die cijfers misschien wel
«m iets is af te dingen. Men moet daarop dan
ook minder letten dan op het groote getal
dat wèl schoolgaat, maar het onderwijs zeer
gebrekkig ontvangt door schoolverzuim,
hoofdzakelijk tengevolge van den veldarbeid.
Het onderwijs wordt daardoor verbroken
en het schoolverzuim strekt tot nadeel, ook
IC] van hen die geregeld de school bezoeken.
Leerplicht zou vooral daarom zeer gewenscht
zijn. Thans spreekt men er van om de
D leerplicht bij afzonderlijke wet te regelen
"TT die dat wenschen, behooren nu juist niet tot
IN. je voorstanders, maar we hebben gelukkig
eene Regecring, die voor het vraagstuk is
a gesteld, zeide spr. Wij hebben gelukkig
aa eene liberale meerderheid, die zich heeft
(laten kiezen op een program, wvarop mede
leerplicht voorkomt. 'tls te wenschen dat
de Regeering den tijd zal worden gelaten om
;ai leerplicht in te voeren.
f Spreker erkent dat feitelijk geheel op den
- voorgrond moet staan uitbreiding vau het
kiesrecht. Wanneer dit echter onmogelijkis,
hoopt spr., dat de Regeering het vraagstuk
ko van den leerplicht op den voorgrond zal
br stellen (applaus).
Het verband, dat spreker zou wenschen
rr j gelegd te zien tusschen de regeling van den
JL arbeid van jongelieden en verplicht onderwijs,
wordt niet meer erkend. Bij de arbeidswet
'Pi is men uitgegaan van het denkbeeld ora de
kinderen en jjngelieden te besehermen tegen
OC exploitatie door patroons en oudersdeze
wet heeft dus meer een hygiënisch karakter.
Anders is het doel van de onderwijswet, nl.
de geestelijke opvoeding van het kind te
bevorderen, maar overigens is er wel een
I fl rechtstreeks verband tusschen het ouderwijs
M en het bedrijf.
Is een kind bestemd voor eenige ambtelijke,
Ier administratieve of technische betrekking, dan
"dt wordt er rekening mede gehouden dat zoo-
jhê danig kind, op de lagere school gaande, exa
men moet kunnen doen voor eene andere
T school en nu is zulk een verband evenzeer
»ne te verdedigen tusschen lagere school en am-
J£j bachts-nijverheid.
Jr(j Dat de kinderen, werkzaam bij veld- en
^rp( veenarbeid, niet door de arbeidswet worden
getroffen, is een leemte, maar, vraagt spr.,
zou zoodanig verbod behoorlijk zijn te rege
len, opdat de wet niet overtreden kan wor
den f Neen, bijna nietalleen leerplicht, de
verplichting om ter school te gaan, kan hierop
in dien tijd te arbeiden.
Er is nog een ander verband. De wet
verbiedt, langer dan tot 7 uur 's avonds te
werken. Waar moeten de jongens na dien
tijd blijven Thuis In de meeste arbei
dersgezinnen, vooral in de groote steden, is
het zeer ongezellig, waardoor de kinderen er
de voorkeur aan geven, op straat te blijven;
daar doen zij meer kwaad dan goed en men
geeft de schuld daarvau aan de arbeidswet.
Dat de wetgever de jongelieden beschermt is
goed, maar hij had er tevens voor moeten
zorgen, dat zij van den arbeid naar een
onderwijsinrichting konden gaan, waar zij den
avond nuttig zouden kunnen besteden.
Tot welken leeftijd moet leerplicht worden
voorgeschreven vraagt spr. In het program
van Vooruitgang" is de leeftijd van 14jaar
aangegeven. Spr. meent dat hiertegen prac-
tische bezwaren bestaan, daar een leertijd
van 8 jaren z. i. wel wat lang is. In de
tweede plaats zou hij wenschen dat men
rekening hield met den maatschappelijken
toestand der arbeidende klasse. Treurig maar
waar is het toch, dat met ongeduld wordt
uitgezien naar het oogenblik waarop het
kind naar werkplaats of fabriek kan gaan,
ora mede in de behoefteu van het gezin te
helpen voorzien en daar moet rekening mee
worden gehoudeu. In de derde plaats
dient er op gelet dat de kleine nijverheid
moeielijk den arbeid van jongens beneden
den 14-jarigen leeftijd kan ontberen, want
onze kleine nijverheid heeft al te veel te
kampen met de concurrentie van de groote
nijverheid en het buitenland. Velen zijn wel
van meening dat de kleine nijverheid toch
ten onder moet gaan, maar spreker moet er
tegen opkomen om dat proces te verhaasten.
In breede trekken toonde spr. daarop aan,
dat de verplichting, om tot den 14-jarigen
leeftijd te leeren, voor hen die achterlijk zijn
toch niet voldoende is.
Deze gevaren zouden echter voorkomen
worden door de bepaling, dat, zonder grens
wat den leeftijd betreft, eene verklaring moet
worden afgegeven dat de leerling het onder
wijs met vrucht heeft genoten. Blijkt dat
niet, dan zou het nog 1 of 2 jaar ter school
moeten gaan. Het bewijs van voldoende
ontwikkeling zou uit een af te leggen
examen moeten blijken.
Wat zouden de voordeelen eener dergelijke
regeling zijn In de eerste plaats dat wij
de overtuiging hebben dat de kinderen leeren
wat. voor hen eene levensbehoefte isten
tweede, dat aan de ouders niet langer dan
noodig is de vrije beschikking over hunne
kinderen wordt onthouden ten derde dot de
landbouw en de kleine nijverheid niet te
lang van de krachten der jongelieden ver
stoken blijven en ten slotte dat de belangen
der ouders aan d>'e der kinderen worden
verbonden. Dat de belangstelling der ouders
bij het onderwijs wat nauwer betrokken wordt,
is eene dringende vereischte, want deze laat,
vooral bij de lagere klassen der maatschappij,
nog veel te wenschen over. De ouders zien
bijna in 't geheel niet naar het onderwijs
om en zij, die in hun jeugd weinig of niets
geleerd hebben, vinden al heel spoedig dat
hunne kinderen „becle bollen" zijn en nemen
ze dus, zoo gauw ze den 12-jarigen leeftijd
bereikt hebben, van de school. De onder
wijzers wijten dit voor een groot deel aan
de arbeidswet, want vele ouders beschouwen
de wet niet als een recht, maar als een
gebod om hunne kinderen juist op den 12-
jarigen leeftijd aan den arbeid te zetten.
Door nu de kinderen op dien leeftijd het
door spreker bedoelde examen af te nemen,
prikkelt men hen en de ouders tevens. De
jongens van de lagere klassen weteu toch
dat zij niet voor de studie zijn bestemd, dat
zij naar werkplaats of fabriek moeten en is
nu het tijdstip, waarop zij daartoe kunnen
komen, afhankelijk van ijver en vlijt, dan
zal dat hun een aansporing zijn om meer
hun best te doen.
Maar hoe is de inrichting van het onder
wijs De tegenwoordige onderwijswet geeft
de gemeentebesturen de vrijheid een onder
wijzer te plaatsen voor eene klasse van 55
leerlingen, dat beteekent in de praCtijk, zeide
spr., dat in de laagste klassen soms 60, 70
tot 80 leerlingen zitten. Hoe kan nu een
onderwijzer, die voor minstens 55 leerlingen
staat, ambitie hebben om niet alleen al zijne
leerlingen te onderwijzen, maar zich bovendien
nog nfzonderlijk bezig te houden met de
achterlijken onder hen
Deze verhoudingen vindt men volstrekt niet
op de scholen der meergegoeden daar heeft
men een onderwijzer voor 30 a 35 leerlingen,
daar wordt beter voor het onderwijs gezorgd
en dat is eene schreeuwende onrechtvaardig
heid, die strekt ten nadeele van het onder
wijs der lagere klassen (applaus). Spreker
verwacht alleen verbetering, wanneer de
ouders meerdere belangstelling in het on
derwijs toonen, wanneer de lagere klassen
dringender voor hunne rechten opkomen.
Na eene korte pauze hervatte spr. zijne
voordracht en betoogde nu het nut van de
oprichting van avond-, herhalings- en voort-
zettingsscholen, waar de jongeling het op de
dagschool geleerde zou kunnen repeteereu en
uitbreiden, van ambachtscholen sn voor de
meisjes handwerkscholen of in de fabrieks
plaatsen vooral onderwijs in de gewone huis
houdkunde, zooals dit b. v. in België m&t
gunstig gevolg wordt gegeven.
In groote steden wenscht spr. naast het
herhalingsonderwijs vakscholen, in kleinere
gemeenten voortgezet vakonderwijs, gedurende
een cursus van 3 jaren. Bij dergelijke inrich
ting wordt het belang van ouders en kinde
ren zou nauw mogelijk bij 't onderwijs
betrokken.
Genaderd aan de opleiding tot het bedrijf,
zeide spreker weinig te hechten aan de prac-
tische ambachtscholen. Zij mogen op zich
zelf goed zijn ingericht, zij zijn niet geschikt
'IV 'HU utc minjjciiioaciiuicii, 1110 sameil
door 900 ii 1000 leerlingen worden bezocht,
terwijl toch niet minder dan 1S000 jonge
lingen bij het ambacht hier te lande werk
zaam zijn. Die ambachtsscholen {zijn reeds
voor lang veroordeeld, omdat het onderwijs
te theoretisch was. Daarin is nu wel eenige
verbetering gekomen, maar er zijn slechts
weinig vakken die op de ambachtschool kun
nen worden onderwezen, bijna uitsluitend het
bouwvak. Daarbij is de opleiding aan de
ambachtscholen zeer duurdeze kost voor
iederen leerling ongeveer f 200 's jaars, zij
het dan ook niet aan den leerling zelf. Denkt
men voorts nog dat die scholen een 3 jari
gen'cursus hebben en de leerlingen dus ook
gedurende 3 jaren geen steun [in de huis
houding hunner ouders kunnen brengen, dan
zal men kunnen begrijpen waarom slechts
ongeveer een derde gedeelte van het aantal
leerlingen kinderen van werklieden zijn.
Spreker zou er het theoretisch vak-onder
wijs op de avondscholen voor in de plaats
wenschen.
Om in de practische opleiding te voorzien,
acht spr. het 't meest gewenscht om te denken
aan de werkplaats als de leerplaats voor den
toekomstigen ambachtsman, maar anders in
gericht als tegenwoordig. Spr. denkt aan het
leerlingstelsel uit den gildeniijd, in dezer
voege dat de ouders een contract sluiten met
den werkgever, waarbij de laatste zich ver
bindt den leerling het bedrijf te leeren, terwijl
de vader zich wederkeerig verbindt den leer
ling gedurende een bepaald aantal jaren bij
den patroon in dienst te laten. Met ver
schillende voorbeelden, aan de praktijk ont
leend, toont spr. aan dat zoodanige regeling
zeer wel mogelijk is, indien zoodanig con
tract slechts wettelijk geregeld wordt en dus
door de wet kracht verkrijgt. Ziedaar
hetgeen, waaraan in de toekomst de hand
moet worden geslagen.
De voordracht werd aan het einde warm
toegejuicht.
Van de gelegenheid tot het voeren van
debat werd in de eerste plaat9 gebruik gemaakt
door den heer W. Westendorp. Deze zeide,
veel te hebben gehoord, wat zijn onderwijzers-
hart heeft goedgeduan. Hij hoorde echter
tot zijn leedwezen niet, dat de spreker de
bewaarschool noemde als behoorende in de
keten van ons lager onderwijs, terwijl z. i.
eene wet op de bewaarscholen toch ook tot
de noodzakelijkheden behoort.
Verder kan hij niet meegaan met den heer
Hcldt, waar deze den leerling wil doen exa-
raineeren om hem tot eenig ambacht toe te
laten, omdat er reeds zoovele examens worden
gevorderd. Hij zou, in de plaats daarvan,
aan het hoofd der school de bevoegdheid
willen geven den leerling een attest van vol
doende bekwaamheid uit te reiken.
De heer Westendorp meent dat de leerplicht
zich tot den 14jarigen leeftijd moet uitstrek
ken, eerder nog een jaar langer als korter, en
zulks met het oog op het uitgebreid program
van de onderwijswet.
Spr. vraagt ten slotte het gevoelen van den
heer Heldt over de bekostiging van het onder
wijs door den Staat. Hij zegt met trots dat
de gemeente Helder uitstekend zorgt voor het
onderwijs, maar betreurt het dat in dezen
tijd de onderwijzers zoo slecht gesalarieerd
zijn, dat zij verplicht zijn 's avonds nog
boeken bij te houden voor particulieren, om
in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.
De heer I. Korver, hierna het woord ver
krijgende, zeide in de voordracht te hebben
gemist, wat hij juist gaarne zou hebben
gehoord. Afgaande op hetgeen bij advertentie
was bekend gemaakt, had hij gemeend, de
leerplicht te zullen hooren behandelen, be
schouwd uit wetgevend oogpunt. Hij vraagt
of leerplicht zou moeten worden geregeld bij
eene wet, die drukt op het kind of wel op
de ouders en of men bij overtreding eene
burgerlijke of strafrechterlijke actie zou willen
instellen. Men zij wel bedacht dat men treedt
in de rechten van het gezin van den vrijen
Nederlander. Zoolang nog zedelijke middelen
kunnen worden aangewend, om het onderwijs
te bevorderen, vraagt spr. waarom en hoe de
heer Heldt wettelijke bepalingen zou willen
invoeren.
De heer Heldt antwoordt den heer Wes
tendorp dat hij niets liever zou wenschen
dan dat Staat en gemeente hunne bemoeiin
gen tot het voorbereidend (bewaarschool)
onderwijs zouden uitstrekkendat hij de
hoofden der scholen niet onpartijdig genoeg
acht ora den leerlingen een attest van bekwaam
heid uit te reiken dat hij niet wil twisten
over den leeftijd, waarop de leerling de school
zou kunnen verlaten, ofschoon hij een leer
tijd van 6 jaren voldoende achtdnt de
inrichting van het onderwijs op Staatskosten
veel voor en tegen heeft, waarom spr. er
niet rechtstreeks zijne opinie over kan mee-
deelen en dat hij instemt met den wensch
naar betere regeling van de onderwijzers-
jaarwedden. Spr. zal daarvoor doen wat in
zijn vermogen is, wat hij ook doet voor zijne
mede-werklieden, want de menschen die wij
onze kinderen toevertrouwen ter opvoeding,
moeten niet door bijverdiensten in hun onder
houd behosven te voorzien (applaus).
De heer Korver beantwoordende, zegt de
heer Heldt, zich er niet aan te hebben ge
waagd, met een schema voor de wettelijke
regeling van den leerplicht te komen in eene
vergadering die lijj niet kende, omdat tegen
leerplicht nog tal van bezwaren worden aan-
gevoerd. In de landen, waar leerplicht reeds
j is ingevoerd, worden deze bezwaren echter
niet gevoeld. Spr. wil de ouders in de leer
plichtwet treffen, tenzij mocht blijken dnt men
te doen heeft met een onwillig kind. De
zedelijke middelen acht spr. onvoldoende om
het schoolbezoek te bevorderen. Spreker ziet
niet in op welke wijze de wetgever inbreuk
zou maken op de vrijheid van het geziu, door
den vader te verplichten zijne kinderen te
laten leeren. Noemt men het vrijheid, wan-
gnrjiun Vuürgatg fifl rau, ^h, 'uan meen'
het noodig dat die vrijheid beperkt wordt
en de wetgever optrede, waar de ouders na
latig zijn in de opleiding hunner kinderen
in maal schappelijke en christelijke deugden.
De heer D. M. Griinwald heeft tot zijn
leedwezen opgemerkt, dat de spreker stilzwij
gend den vrouwenarbeid is voorbijgegaan,
ofschoon naar zijne meening de vrouw niet
in de fabriek, maar in het huishouden behoort.
Verder zou de heer G. het afkeuren jon
gelui, na 11 uur gewerkt te hebbeD,'s avonds
nog eens naar de school te zenden. Beter
zou het zijn van gemeentewege plaatsen te
stichten, waar de jongens zich 's avonds kon
den ontspannen. Waar de heer Heldt
de kosten der ambachtscholen a f 250 per
leerling hoog noemde, noemt spr. deze niet
hoog, in vergelijking met de kosten voor het
hooger onderwijs, waar een leerling aan Staat
of gemeente jaarlijks t 800 a 1000 kost, zooals
de heer G. wel eens door andere aprekers
heeft hooren beweren. Men bedenke dat de
arbeidersstand is de kern van de natiezon
der arbeid geen knpitaal (Daverende toe
juiching.)
De heer Heldt verklaart de vrouwen-arbeid
buiten beschouwing te hebben gelaten, omdat
hij zijne voordracht moest beperken. Hij is
er echter ook zeer voor de arbeid van gehuwde
vrouwen in de fabriek te weren, gelijk door
tal van fabrikanten reeds geschiedt.
Ten opzichte van het avond-onderwijs voor
jongens, zegt spr. dnt hij zou wenschen dat
slechts 9 in plaats van 11 uur per etmaal door
de jongelieden werd gewerkt. Zij zouden dan
meer tijd overhouden om te leeren en zich
te ontspannen.
Spr. doet uitkomen dat hij de ambachts
scholen niet afkeurde, omdat deze te veel
kosten, maar omdat zoovele verschillende andere
bezwaren hiertegen bestaaan. Spr. is het vol
komen met den heer G. eens, dat de kosten
alléén geen bezwaar zouden mogen zijn(Applaus)
De Voorzitter bedankte hierop den heer
Heldt voor zijne woorden en roept hem een
„tot wcerszienstoe, waarmede de vergade
ring instemde.
Mededeeling geschiedde nog van een van
den heer Kerdijk, lid van de Tweede Kamer,
ontvangen schrijven, waarbij deze zich bereid
verklaart, in den loop der volgende maand
in eene vergadering van „Vooruitgang" als
spreker op te treden, waarna de vergadering
met eene opwekking, om tot het lidmaatschap
der Vereeniging toe te treden, door den
Voorzitter werd gesloten.
Texel. Jl. Vrijdag hield de vereeni
ging „Neptunus" te Oudeschild hare eerste
winterbijeenkorast. De heer Kroon hield
eene lezing over „Kermis", terwijl de heer
Muller eenige beschouwingen ten beste gaf
over „Kwakzalverij". De opkomst der
leden met hunne dames liet veel te wenschen
over, zooals gewoonlijk bij eene eerste
vergadering.
Terschelling. Namens de Groot
hertogin van Saksen is aan bestuurderen
van het Willem Barendsfonds alhier, een
geschenk gezonden van fioo, als blijk van
ingenomenheid met dit zoo nuttig en on
ontbeerlijk fonds.
Terschelling. Zeer onverwachts over
leed gisteren, na eene korte ongesteldheid,
de heer Van der Veen, pred. te Hoorn.
Zijpe. Naar de „Zijp. Ct." verneemt,
is door de heeren Bos, Constant Co.
aangekocht het barkschip „Atlas" om
weldra aan de Burgervlotburg te worden
gesloopt.
Noordschermer. Er is hier sprake
van de oprichting eener ijsclub, wier taak
zal wezen te zorgen voor een goede baan
op de Noordervaart, niet slechts voor
schaatsenrijders doch ook „zoo noodig voor
paardèn en sleden." In verband hiermede
zal aan het polderbestuur van de Schermeer
gevraagd worden om een besluit te nemen,
waardoor voortaan met eene geldboete
gestraft wordt, een ieder, die bij besloten
water op de binnen den polder gelegene
wateren met paarden en met sleden rijdt
op de hoofdbanen, voor [schaatsenrijders
bestemd.
Noordschermer. De opvoering van
„de Koopman van Antwerpen" door de
Rederijkerskamer „Aurora" alhier is jl.
Donderdag uitstekend geslaagd, Het talrijk
opgekomen publiek bleef onder een ge
zellig samenzijn tot laat in den avond bijeen.
Koedijk. Jl. Donderdag hield het
departement der Maatschappij „Tot Nut
vau 't Algemeen" alhier de tweede winter
vergadering. De heer J. Swaag vertolkte
Justus van Maurik's „Thijs de Jolleman",
eene humoristische schets, die zoowel een
lach als een traan kan ontlokken. Ver
schillende andere leden gaven eene ernstige
of luimige bijdrage ten beste.
Grootebroek. Het gesticht der gees
telijke zusters alhier, vierde jl. Vrijdag zijn
25jarig bestaan.
Bovenkarspel. Alhier is jl. Donder
dag in „Het wapen van Bovenkarspel" een
kolfwedstrijd gehouden, waaraan 24 spelers
deelnamen. De prijs won C. Rolie, te
Hoogkarspel, met 118 punten, de eerste
premie D. Visser alhier, met 114 punten,
de tweede premie D. Visser, te Hoogkarspel,
met 106 punten en de derde premie F.
v. d. Deure, te Enkhuizen, met 99 punten.
De hoogste serie maakte C. Rolle, te Hoog
karspel met 52 punten.
Bovenkarspel. De laadplaats aan
het station alhier is door de Hollandsche
Spoorweg-Maatschappij voorzien van eene
doelmatige verlichting, zoodat het gevaar bij
het laden in donker voor groot deel is
geweken.
itjkeus ccn bij het departement van Marine 1
ontvangen bericht, is Hr. Ms. pantsenlekkor-
vct „Sumatra", onder bevel van den kapt.
Ier zee P. G. Bruch, den 14den dezer van
Colombo vertrokken, ter voortzetting van de
reis naar Batavia.
Met 1 Jan. a. s. wordt: 1. de kapt.-luit. I
ter zee A. G. Ellis gedetacheerd in de directie 1
der Marine alhier2. de kapt.-luit. ter zee
C. Hoffmnn, thans geplaatst in de directie der
Marine te Amsterdam, als stafoff. der zeem.,
eerv. van de waarn. dier betr. ontheven 3.
ter vervanging van deze aangewezen de kapt.- 1
luit. ter zee H. Nijgh, thans geplaatst als
stafoff. der zeemacht in de maritieme directie
te Hellevoelsluis, onder eervolle ontheffing
van de waarneming zijner tegenwoordige
betrekking4. de waarneming van laatstge-
melde betrekking opgedragen aan den kapt.-
luit. ter zee J. J. De Bruyne, onder eervolle
ontheffing van de tijdelijke waarneming der
betrekkingen van hoofd van het vak van uit-
rusting bij de directie der Marine te Helle-
voetsluis en hnvenmeester der Marine aldaar
5. met de waarn. der laatstgemelde betrekkin
gen belast de kapt.-luit. ter zee H. Van der
Meer.
De 1ste luit. der mariniers G. Faassen is
bestemd om in de 1ste helft van December
a. s. per particuliere gelegenheid naar Oost-
Indië te vertrekken en zich ter beschikking 1
te stellen van den kommandant der zeemacht
aldaar.
De luit. ter zee late kl. K. W. H. Goetz, i
is gisteren gedetacheerd in de mar. dir.
alhier, om onder de bevelen van den kom-
mandant der stelling Helder te worden I
toegevoegd aan den staf-officier der zeemacht
voor werkzaamheden ten behoeve van de
militaire hydrographie.
Torpedoboot XXII, bestemd voor den dienst
in de directie Hellevoetsluis, is van Amster
dam aldaar aangekomen.
De luits. ter zee 2de kl. E. Maes en J. J.
Oudemans zijn op non-actief gesteld en aan
boord van Ilr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis
vervangen door de luits. ter zee 2de kl. W.
A. M. Bussemaker en II. S.Suermondt.
Hr. Ms. raramonitor 2de kl. „Panter",
komra. de kapt. ter zee J. Dalen, vertrekt
in 't laatst dezer maand naar Dordrecht,,
waar zij tot 1 Febr, a. 3. gestationneerd wordt.
Hr. Ms. torpedoboot groot model „Batok"
zal eerstdaags van Amsterdam naar Hellevoet
sluis worden gedirigeerd.
Van de werf der Kon. Maatschappij „De
Schelde", te Vlissingen, liep jl. Zaterdag met
goed gevolg te water het voor het Departe
ment van Koloniën aangebouwd wordende
stalen schroefstoomschip „Sumbawa", type
„Ceram", ten dienste der Indische militaire
marine.
Dit is het eerste stalen schroefstoomschip,
dat, bjj wijze van proef, voor Indië is aange
bouwd, omdat alle bestaande compositie
schepen veel reparatie vorderen, ten gevolge
der galvanische werking van het koper op de
ijzeren of stalen binnenverbanddeelen.
De hootdafmetingen van de „Sumbawa"
zijn lengte 48,20 M., wijdte 8 M., holte
4,31 M. diepgang, geheel gereed voor den
dienst, 8,26 M. De dekken en binnenbe-
timmering zijn geheel teakhout. De salons
en hutten voor den état-major bevinden zich
in een gezonken campanje, terwijl het volks
logies voor-tusschendeks is.
Het schip heeft een stoomankerspil en een
stoomstuurmacbine, terwijl het electrisch zal
worden verlicht.
De triple-corapound machine en de stoom
ketels, mede aan „De Schelde" vervaardigd,
staan in de werkplaatsen gereed ora in het
schip te worden opgesteld.
Benoemingen, enz.
Bij beschikking van den minister van
Binnenl. Zaken is voor het tijdvak van
15 Nov. 1891 tot 31 Dec. 1892 benoemd j
tot adsistent in hét Ziekenhuis aan de Rijks- I
Universiteit te Groningen, de heer W. Vos,
geboren alhier.
De voordracht voor dijkgraaf van den 1
polder Heer-Hugowaard, die aan H. M. de j
Koningin zal worden aangeboden, bestaal uit I
de beeren S. Akkerman, J. Winkel en K. 1
van Dam.
In den polder Waard en Groet wordt j
dezen herfst nog al veel land bezaaid met t
koolzaad en wintergranen. In deze polder*
is bet land dit najaar zeer gemakkelijk te
bewerken tengevolge van het droge weder.
Te Wieringerwaard is het juist het tegen- I
deelmen heeft met ploegen, enz. veel I
zwaarder werk dan andere jaren.
Ondtrwijt inExtmtnt.
Voor de vacante betrekking van onderwijzer
met hoofdacte te Zuidicharwoude, salaris
f 700, hebben zich 8 sollicitanten aangegeven.
Kerknieuws.
Beroepen bij de Herv. gem. alhier, ds.
P. Knuttel, pred. te Zaandijk.
Beroepen bij de Herv. gem. te Kolhorn
(toez.) ds. J. de Jong, Indisch pred., thans
met verlof hier te lande.
Aangenomen het beroep naar de Herv.
kerk te Spanbroek, door ds. L. Schol, pred.
te Oldehoitwolde en naar Schellink bout, door
deu heer D. Sypkens, cand. te Goor.
In den geheelen ring Terschelling-Vlie
land is thans tengevolge van het overlijden
van den heer Van Veen, predikant te
Hoorn, slechts één predikant.