HELDERSCHE NIEU WEDIEPER COURANT. vvuimddü y ubibJübdi \m: Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. JUK 14 i. viik EN jïïmgcRx^ J. H. VAN BALEN. Twee deskundigen over onze Marine. i desespereert nimmer I* Pielerx. Coen. Het Vaderlimdt ghetroawe Blijf ick tot in den doot. Versoliljnt lerleren .Olasdag, Oonderdlag on Zaterdag. Abonnementsprijs per 8 maande u Voor ie courant binnen de geineeentef 0.70, inet Zomlagsblnd f 1.05 naar de overige plaatsen vau Nederland 0.90, ,1.35 alle landen, die in het postverdrag rijn opgenomen (inbegrepen Ooat-Indië en Amerika). 1.75, 2.10 Zuid-Afrika 2.50, 3. REDACTEUR-UITGEVER Molenplein. Helder. Telefoonnummer 20. Pr ij a der Advertjentiën: Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang vin de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Ingezonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tasschen den tekst, per regel 10 Ct. Advertentiën voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand Agent in het buitenland: België, Mr N. Bertoux, Agence de publicité, 12 Rue Ste-6udule, Bruxelles. Ongeveer te gelijkertijd verschenen in twee onzer voornaamste bladen twee artikelen over onze marine, het eene in „het Vaderland" van een oud-schout-bij- nacht, het andere in „de N. R. Ct.", van een scheepsbouwkundige. Wij achten deze stukken belangrijk genoeg om er onze lezers mede in kennis te brengen en laten ze derhalve hier volgen. Open brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal Weldra zal de Marine-begrooting weder in de Tweede Kamer der Staten-Generaal behandeld worden en lang heb ik geaarzeld of ik een enkel woord tot de Kamer zou kunnen of moeten richten en de slotsom mijner beschouwingen was ja. Bij het optreden van den nieuwen minister zullen velen met mij zich de vraag gesteld hebbenwaarom heeft geen zee officier uit het actieve korps die betrekking aanvaard, en zooveel ik heb kunnen nagaan, is bij de meesten, die bedankt ^N^hebben, de financieele quaestie op den voorgrond getreden. Ik vvensch geen beoordeeling uit te spreken over den tegenwoordigen Minister van Marine, omdat ik mij daartoe niet bevoegd acht. Zooveel staat intusschen bij mij vast, dat, indien hij de bekwaamheid bezit om zijn budget te verdedigen, hij evengoed als Minister van Marine kan optreden als destijds de minister Lotsy, of zooals in Frankrijk, als Minister van Oorlog de minister Freycinet, mits hij den tact heeft zich te omringen van bekwame personen en niet steeds eigen inzichten wil volgen op terreinen, die hem, uit den aard der zaak, geheel onbekend zijn. Ik wensch dan ook alleen, als oud-zee officier, aan de Kamer mede te deelen, wat mijne beschouwing omtrent den tegen woordigen toestand onzer marine is en dat is in weinige woorden te zeggen. Geen enkel gepantserd vaartuig, met uitzondering der „Sumatra"en dat oorlogsvaartuig, als behoorende tot het Indische eskader, kan voor het oogenblik buiten beschouwing blijven, voldoet aan de eischen, die men tegenwoordig aan dat soort van schepen moet stellen. Psuilletoa v»n de Heldereche- en Nieuwed. Courant. 4) Mevrouw de Gravin, door Victor Blüthgen. „Drink nog eens, beste Züssow de graaf schonk het glas nog eens vol en Züs sow dronk het weer met evenveel haast uit. „Hebt ge iets op het hart, vriend vroeg de graaf, wien de verstrooidheid van zijn gast niet ontging. //Achnu, ja kwam, het eindelijk aarzelend en mismoedig over diens lippen. „Ik zit weer in de war met mijn bedrijfs kapitaal. Die verdkerel van een Löwen- berg heeft al mijne aardappelen overge nomen." „Maar die is immers bankroet? Ik heb het in de courant gelezen." „Ja en ik heb hem kort geleden nog voor 15000 mark aardappelen verkocht, omdat de kerel zoo'n mooie prijs bood,had natuurlijk geen idee dat het slecht met hem stond. Toen het gebeurd was, vertelde Ziethen mij, dat hij het al lang geweten had en dat het volstrekt geen geheim was. Dank je de duivelIk ben er in geloopen Iedereen, zoo hoor ik nu, dacht, dal ik er ook alles van wist. Geen vijf percent krijgen we uit dat faillissement en ik had juist dat geld noodig gehad voor het voorjaarswerk." „Dat doet mij waarlijk leed, arme kerel De kanonneerbooten hebben weinig of geen waarde, haar vaart is te gering en op eenigszins beweegbare watervlakte zijn zij te weinig stabiel; alléén de torpedo-vaar tuigen zijn goed. Ik vermeen, dat het moet uitgemaakt worden of wij buitengaats zullen optreden en dit niet overgelaten moet worden aan den Minister van Marine. Is eenmaal door de natie, dat zijn de Kamers, uitge maakt, buitengaats optreden of alleen ver dediging van kust en zeegaten, dan is ook de bepaling van het daarvoor aange wezen soort van schepen gemakkelijker, maar hoe ook, daarvoor is vóór alles geld en veel geld noodig. De tegenwoordige Minister van Marine zal zich wel willen herinneren, dat,v toen hij, als chef der afdeeling materieel, de werf te Hellevoetsluis bezocht, ik hem de vraag deed hoe is het mogelijk, dat ge mede kunt werken tot ingrijpende ver anderingen aan al dat verouderde materiëel er was toen weder quaestie van het vernieuwen van den stuurtoren van een monitor. Zijn antwoord was de minister wil het. Het was destijds de minister Dyserinck, wiens beleid wij gerust stilzwij gend kunnen voorbijgaan, en uit het antwoord vaU den heer Jansen bleek vol doende hoe hij er over dacht. Het eenige, waarop ik dan ook de aandacht der Kamer wensch te vestigen, in de stille hoop, dat vele leden zich de moeite zullen willen geven, om inlichtingen te zoeken bij de zeeofficieren, die zij persoonlijk kennen, is op den toestand van het materieel. Zijn die inlichtingen anders, dan ik beweer, welnu, dan kunnen zij immers eenvoudig zeggen die beschouwingen zijn veel te donker gekleurd, de toestand is niet zoo treurig als die wordt voorgesteld maar ik durf beweren, dat er geen enkel zeeofficier is, die niet met mij zal instemmen het gepantserd en niet gepant serd materiëel voor de defensie van Neder land is in verval en alleen de torpedo booten en het artillerie-materieel zijn goed. Ik twijfel niet of het personeel zal steeds beantwoorden aan hetgeen men er van verwacht, maar met onvoldoende en slechte hulpmiddelen is het een hopelooze taak en waar alle natiën, groote en kleine, zich opofferingen getroosten voor 'slands ver dediging, is het zeker treurig en onverant woordelijk, als wij niets doen voor een zeemacht, die toch voor ons onmisbaar is. Het zou mij niet moeilijk vallen veel over dit onderwerp te schrijven, maar dat ligt niet in mijne bedoeling. Ik wensch alleen de aandacht van de Kamer er op te vestigen, in het vertrouwen, i dat, als de leden zelf van de waarheid overtuigd zullen zijn, zij de gelden niet zullen weigeren, die noodig zijn voor het inrichten eener marine, waarmede Neder land, als Europeesche zoowel als koloniale Mogendheid staat of valt, wanneer een- i maal op den steun van de zeemacht gerekend zal worden. Ik teeken mij met de Jmeeste hoogachting, J. P. VAN ROSSUM, oud-schout-bij-nacht. Voorheen en thans. Deze beide woorden kwamen ons in de gedachte, toen een Amerikaansch blad een vergelijkend overzicht gaf der vechtwaarde van de verschillende oorlogsvloten van de wereld. Dit overzicht, dat op juiste gegevens berust, leerde ons, dat de Nederlandsche Marine het treurige voorrecht heeft, om in strijdwaarde achter te staan bij de oorlogs vloten van alle natiën, die over eenige marine beschikken. Zelfs Japan, Chili, Brazilië, of, om bij Europa te blijven, zelfs het arme Portugal en het kleine Dene marken besschikken over een krachtiger oorlogsvloot dan de tweede koloniale mogendheid der wereld. Ons vaderland, dat voorheen meester ter zee was, wiens schepen met den bezem in den mast voeren, zou thans zelfs tegenover Japan het onderspit delven. Niet dat het aantal oorlogsvaartuigen der Nederlandsche Marine gering is, inte gendeel, de getalsterkte is ruim voldoende, niet het aantal der schepen bepaalt de strijdwaarde eener vlootdeze is afhan kelijk van vele andere eigenschappen, die wij nader zullen ontwikkelen. Het is evenwel een feit, dat één der nieuwe strij ders van Japan of China in staat zou wezen om onze geheele vloot in Indië te slaan, en dit treurige resultaat is bereikt, niette genstaande ongeveer no millioen gulden in de laatste jaren voor onze Marine in Indië volgens de begrootingen werd be steed. Het kleine Denemarken, wiens marine budget nog niet de helft bedraagt van de gelden, die jaarlijks volgens de Nederland sche begrooting voor onze zeemacht worden aangewend, dit kleine land beschikt over oorlogsschepen, die grootere strijdwaarde bezitten dan de bodems, waaruit onze vloot bestaat. Men zegt dat de Duitsche Keizer, tijdens diens bezoek aan ons land, bij de beschou wing van de armoedige flotille, welke hem begeleidde, als zijne meening te kennen gaf, dat Nederland rijk genoeg was, om een goede vloot aan te schaffendeze Alles komt nu ook te gelijk bij u." „Wat helpt het," zeide Züssow zenuwachtig, „ik moet zien dat ik mij er doorsla. Maar hoe? Dat is juist de vraag. Op het goed krijg ik niets meerhet eenige wat mij overbleef is laatst met uwe 30000 gestopt. Waart gij toen mijn eenige toevlucht, thans zijt ge het nog veel meer. Kunt ge mij nog aan 20000 helpen Dan kom ik er wel, als ik ook het hooi meereken." Hij had zijne handschoenen opgenomen en sloeg daarmede spelend op zijn knie, terwijl zijne oogen met eene verlegen uitdrukking op het gelaat van den graai' gevestigd waren. „Jaoude vriend, ik doe al wat ik kan, maar ik moet, cr eerst met Kussow over spreken, ik heb nog in het geheel niet met hem afgerekend sinds wij weder hier zijn. Ik hoop dat het gaan zal." „Wel, waarom zou het niet „Dat denkt ge. Ronduit gezegd zit ik in angst voor de afrekening met den oude; wij hebben weder veel geld gebruikt. Dat gaat zoo, als men gewend is te schrijven „Zendt mij omgaande zoo en zooveelMijne vrouw vindt, dat het vanzelf spreekt, dat ik onuit puttelijk hen, hoewel zij somtijds zeer spaar zaam kan zijn. En nu is het een inocielijk geval eene goede gelegenheid te vinden om haar aan het verstand tc brengen hoe wen- schelijk het is ons eerst een weinig te restau- reeren. Ik heb al lang gedacht, dat Kussow op een goeden dag zou schrijven„Wij moeten kapitaal na kapitaal aanspreken en uw vermogen smelt op bedenkelijke wijze weg." Want de man boekt geen eens de sommen die hij gebruiktzoo heb ik hem nu eenmaal gewend." Nu, Torsten, niet waar, je wilt immers spoedig met je inspecteur spreken Ik zou graag van de zorg ontheven zijn, want inde laatste weken heb ik genoeg uitgestaan. Ik sta ouverbiddelijk voor mijn ondergang. Hij hield de graaf zijn breede hand voor, toen hij oprees. „Zeker, nog heden doe ik het en ik zal je dan wel bericht sturen." Züssow haalde verlieht adem. „Ge zijt een kerel van goud," zeide hij. „Die verd woekeraars hier kunnen voor mijn part naar den duivel loopen. Hij wierp de rest uit zijn glas op de vloer en vulde het toen zelf nogmaals, terwijl hij het in één teug leegdronk. „En nu moet ik heen. Ik heb een nieuwen opzichter, zoodat ik zelf wel een beetje dien toe te zien." „Ik ga tot aan het rijtuig met je mede." „Neen, maak het je maar niet lastig. Adieu Nog eens de zaak blijft natuurlijk onder ons." „Natuurlijk." De graat ontdeed zich van zijn blauw werkschort en ging toen toch mede. Zij betraden den in zonneschijn badende tuin en bestegen daarna de trap, welke naar de tuinzaal voerde. „Wat, gaat ge nu al heen riep de gravin, terwijl zij vlug van een ladder sprong, welks eerste treden zij beklommen had. Zij was merkbaar in een goeden luim en haar gelaat had eene betooverend liefelijke uitdrukking. „Men moet zelf de hand wel aan het werk slaan, wil men alles naar wensch hebben." Daarna haalde zy een fleschje ylang-ylang te uitdrukking is volkomen juist, doch afge scheiden van den rijkdom van ons land, zoo zou zelfs naar onze meening, indien ons geld een beetje beter besteed ware, de ▼loot niet zoo weerloos geweest zijn, als deze thans is. Stelselloosheid en het hinken op twee gedachten, dat is het streven om schepen a doublé usage te bouwen, zijn naar onze meening de oorzaken, die tot het verval van onze Marine geleid hebben. Immers schepen gelijk de „Sumatra" hebben wei nig of geen strijdwaarde, daar gelijktijdig te veel eischen aan zulk een klein schip gesteld zijn, waaraan slechts halt of in het geheel niet voldaan kan wordenkruisers gelijk de „Atjeh" en consorten mogen als schip een mooi figuur maken, als oorlogs vaartuig hebben zij weinig of geen waarde. Nóch het Nederlandsche volk, nóch het grootste deel onzer Vertegenwoordiging zijn bekend met den treurigen toestand onzer Marine. Moge de zwakke poging, welke wij thans doen om licht dienaan gaande te ontsteken, iets ten goede uit werken. Wij beweren niet, dat het over zicht, dat wij geven zullen, juist is, doch meenen, dat het als proeve van vergelij king voldoende gegevens zal opleveren om de weerbaarheid onzer vloot eenigszins te kunnen beoordeelen. Ter onderlinge vergelijking van de strijd waarde van verschillende vloten, is het noodig, dat men zich een zeker schip of strijder denkt en dezen strijder als uitgangs punt aanneemt, tot schatting van de strijd waarde van elk schip eener vloot. Wij hebben ons daarom een standaard schip gedacht, en hebben getracht hierbij zooveel mogelijk te naderen tot het tegen woordige pantserschipvan gematigde af metingen. Dit standaardschip stellen wij ons voor als een gepantserd ramtorenschip van ioooo ton waterverplaatsing, met een stalen pant sering van 16 Eng. duim. De snelheid is gesteld op 15 knoopen, de datum van af- loopen nè. of in I885. Wij hebben nu de gevechtstonnenwaarde van elk schip eener vloot overgebracht iq de tonnen waarde van het standaardschip. Schepen, die eene pantsering van minder dan zes Eng. duimen hebben, of die een hopelooze herstelling moeten ondergaan, hebben wij buiten rekening gelaten. Het zou wenschelijk geweest ■/v"een factor aan te nemen om de geschutswaarde te bepalen, doch dit zou te veel bezwaren hebben opgeleverd en kwam ons niet noodzakelijk voor, omdat de bewapening indirect in den ouderdorasfactor is opge nomen. De schepen die in aanbouw zijn, of die voorschijn en besproeide zich daarmede overvloedig. „Waar zit Hilde toch vroeg Züssow haar. „O, die heeft plotseling eene groote voor liefde gekregen voor jong beukenloof, daarom is zij met juffrouw Blankenstein weer een wandeling gann maken in het bosch. Als zij geen romans lezen, piano spelen of wandelen, weten zij van verreling geen raad. Tevens gebruiken zij, zeer tegen mijn wil, eene jongen man voor tijdverdrijf." „Ha, de jonge Sedlnitzkij zeide Züssow lachend. „Hoe maakt dat jonge mensch het?" „Küssow is zeer tevreden over hem," zeide de graaf snel. „Hij heeft verstand en is vlug van begriphij zal een flinke kerel worden." „En hij heeft immers een erfoom," zeide Züssow. De gravin trok ongeduldig de wenkbrau wen op. „Wat kan je toch dwars spreken, Kijborg je goede hart begint nu wel wat onverdragelijk te worden. Een jonge man, wiens lievelings lectuur bestaat in de prentenboeken van Wilhelm Busch en die de „Fliegende Blatter" voor het meest lezenswaardige tijdschrift in zijn vaderland houdt wat zegt ge nu daar van 1 Het i9 eenvoudig te dwaas om van te spreken. De wereld is geen eeuwigdurend carnaval. Ik zie duizendmaal liever een harts tochtelijk dweeper. En dat wil nu een man worden, die het leven bij de haren moet grijpen. God verhoede, dat hij het ooit zal moeten doen 1 Neen, in een man wil ik karakter reeds bij contract zijn uitgegeven, werden echter door ons als reeds voltooid be schouwd. Teneinde nu een vergelijkend overzicht te kunnen samenstellen, zijn wij op de volgende wijze te werk gegaan. a. Bepaling der waterver plaatsing in verband met de gevechtswaarde. Bij elk schip, dat kleiner dan 10000 ton waterverplaatsing was, werd 2 procent afgetrokken voor een grooter schip 2 procent opgeteld. Een schip dat 12000 ton groot is, verkreeg dus de waarde D. 164, een schip van 60000 ton daarentegen D. 92. Wij meenden deze correctie te moeten toepassen, omdat elke ton inhoud van een groot schip beter beschermd wordt, dan een gelijke ruimte van een klein schip. Ook hebben groote schepen minder kolen per ton noodig om een zekere snel heid te bewerken en te behouden dan kleine vaartuigen. Groote schepen met voldoende snelheid, hebben in een gevecht tegen een gelijk aantal tonnen, die over een aantal kleine schepen verdeeld zijn, alle voordeelen behalve die van rammen. Groote schepen, met hunne grootere en meer in aantal voorkomende stukken geschut, met hunne betere bescherming en met hun rustiger platform zijn in staat kleinere tegenstanders achtereenvolgens te vernietigen. Wij teekenen aan, dat met bescherming wordt bedoeld niet alleen de bepantsering, doch ook de bescherming tegen torpedo's en alle inrichtingen, die bestemd zijn om den tijd, dien het schip moet kunnen vechten, zooveel mogelijk te verlengen. b. Bepaling der strijdwaarde in verband met de pantserdikte. Van twee schepen, die overigens volkomen gelijk zijn, doch alleen daarin verschillen, dat het eene gepantserd is en het andere niet, is het ongepantserde 80 procent minder waaid dan het gepantserde. Nu zijn door ons de pantseringen, die minder dan 6 duim bedragen, buiten beschouwing gelaten, terwijl voor het standaardschip 17 duim pantser is aange nomen. Wij hebben daarom voor elk schip, ter vergelijking met het standaard schip, 5 pCt. voor elk duim verschil in pantsering in rekening gebracht, berustende 5o op de becijfering 16" 6" 10" en - =5. 10 Wat betreft de soort pantsering wijzen wij op de genomen proeven, waarbij de superioriteit van staal boven ijzer en com- pound ijzer duidelijk gebleken is. Nemen wij dus voor ijzer 8pCt. en voor compound zien 1" Zij had vol vuur gesproken, zonder zich om de vreemde werklieden te bekommeren. Het was zonderling: hoewel zij niet van ver stand ontbloot was, was toch hij, die den jongen baron voortrok, een gruwel in oogen dit wisten ook reeds al kennissen. De graaf schudde glimlachend het hoofd. „Ge zijt onrechtvaardig, M?ta, geloof mij. Het is bij Achim nog de jeugdhij mag nu veel van anecdotes houden, de grond trek van zijn karakter is echter een en al ernst. Laten we maar afwachten." „Nu ziet ge eens, hoe wij elkander ver staan. Door dien akeligen jongen lijdt onze verstandhouding „Maar Meta „Hij bederft ook de meisjes; die Blanken stein vertrouw ik toch al niet veelik zou wel willen, dat Hilde beter gezelschap had." „Maar, gravin, het zal toch zoo erg niet zijn. Misschien kom ik Zondag met mijne familie nog eeus over dan zal hier toch wel niet gewerkt worden, niet waar?" En Züssow kuste met een diepe buiging de gravin de hand en verliet toen met den graaf de zaal om zijn rijtuig op te zoeken. Tien minuten later reed hij den weg langs, welke op tweehonderd schreden afstands van het bosch over het veld liep. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 1