HELDERSCHE-
1
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. fl. VAN BALEN.
Een Marine-zaakje.
«/T=. ïuu.
,En doioBporoc t nimmer!»
Jan PUterx. Coen.
iTuwiüaug 1U JUl/UUlllUU LU .71.
IIUUI^UU)-,
Hat Vaderlandt ghet rouwe
Blqf ick tot in aen doot.
VersobUnt lederen Dinsdag;, Donderdag ©ml Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 maanden;
Voor de cournnt binnen de genieeentef 0.70, met Zondagsblad f 1.05
naar de overige plaatsen vau Nederland 0.90, 1-35
tut t "He landen, die in het postverdrag
rijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Iwdië en Amerika). y 1.75, 2.10
tut Zuid-Afrika2.50, ut» 3.
REDACTEUR-fUTGEVER
Molenplein. Helder.
Telefoonnummer 20.
Prja der Advert entiên:
Van 1—5 regels 50 ceuts, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang *an de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. n.
Ingezonden mededeelingen en aanbeveliugen, geplaatst tasschen den tekst, per regel 10 ut.
Advertontiën voor liefdadige doeleindenk*
Dienstaanbiedingen voor don werkenden stand
Agent in het buitenland: België, Mr N. Bertoux, Agence rle publicité, 12 Rue Ste-Gudule, Bruxelles.
Zij, die zich met 1 Jan.
1892 op dit blad abon-
neeren, ontvanqe.n de tot
dien datum, verschijnende
nummers GRATIS.
Men leest in het „Vad." het volgende
ingezonden stuk van X.
ln den laatsten tijd is weder ter
sprake gekomen de quaestie om het
personeel der Marine slechts twee in
plaats van drie achtereenvolgende jaren
in Indië te laten verblijven.
Dit denkbeeld is ongetwijfeld zeer
rationeel, maar bij de uitvoering zou
tevens eene verandering teweeg gebracht
worden in den financiëelen toestand van
den zee-officier en wel te zijnen nadeele.
Ik heb niet vernomen, dat daarop gelet
is, vandaar dit schrijven.
Bij ongehuwden zal de financiëele
quaestie zoo zwaar niet wegen. Op
middelbaren leeftijd echter zijn velen
gehuwd en voor zoover dezen niet in
specialen dienst geplaatst zijn, doch hier
te lande voor den gewonen dienst aan
boord zijn bestemd, zullen zij wel eens
opgemerkt hebben, dat zij financieel
ten achteren zijn bij hunne tijdgenooten,
die een andere ambtelijke betrekking in
denzelfden stand bekleeden. Dit komt
ook al doordat een zeeofficier, gehuwd
zijnde, weinig of niet profiteert van het
vrije logies aan boord en de verstrekking
van tafelgeld, hetwelk voor ongehuwden
zulk een belangrijke tegemoetkoming is.
Emolumenten en andere voordeelen
als leges, gratificatie voor uitrusting,
entrée de campagne, vergoeding voor
verhuiskosten enz., die naar ik meen
bij andere takken van dienst bij ver
schillende gelegenheden verstrekt wor
den, zijn bij de Marine onbekend.
Het verblijf in Indië moet dus op finan
cieel gebied veel goed maken. Behalve
dat ingehaald moet worden wat men
misschien ten achteren moge zijn, moet
de kostbare uitrusting betaald worden,
zoodat men den eersten tijd „voor zijn
kleermaker" vaart. Voorts moet gezorgd
worden, dat bij terugkomst een duitje
over is om de Hollandsche uitrusting
te kunnen completeeren en ook in geval
van non-activiteit eenigen tijd te kunnen
leven. Intusschen moet het gezin, dat
in Nederland achtergebleven is, toch
ook onderhouden worden. Op ruim
40jarigen leeftijd kan de zeeofficier
tegenwoordig in Oost-Indië commandant
van een klein schip zijn op een totaal
traktement van nog geen f450 's maands.
En al moge nu de Staatscommissie voor
de zeemacht in Indië van oordeel zijn
geweest, dat de inkomsten der zeeoffi
cieren aldaar zeer gunstig of belangrijk
zijn (ik herinner mij den juisten term
I van het rapport niet meer), zoo zal
toch niemand, die het bovenstaande in
aanmerking neemt en op de hoogte is
van Indische traktementen in het alge
meen, het genoemde bedrag van pl. m.
f 450 's maands op middelbaren leeftijd
zoo bijzonder hoog kunnen vinden.
Als nu het verblijf in Indië verkort
wordt tot op twee jaren, is er zooveel
minder gelegenheid voor den zeeofficier
om financiëel op zijn verhaal te komen
en dat is hetgeen ik bedoelde door te
beweren, dat hij door de invoering} van
bedoelden maatregel zou benadeeld
worden. Nu zal men zeggen, hoe korter
1 het verblijf in Indië hoe eerder de beurt
terugkomt, dus het totaal aantal ver
blijfjaren verandert niet. Dat kan waar
zijn, maar er staat tegenover, dat ook
zooveel keer meer de uitrusting ver
nieuwd moet worden, want de waarde
van deze na een tweejarig verblijf zal
wel niet veel grooter zijn dan die na
een driejarig, terwijl zij in het laatste
geval in den regel maar weinig boven
nul is.
Feuilleton tm de Helderache- eu Nieuwed. Courant.
7) Mevrouw de Gravin,
door
Victor Blüthgen.
z/Ik weet het niet maar uit humo
ristische menschen kan men nooit goed
wijs worden. Men weet nooit met zeker
heid te zeggen, waar de ernst begint
en de scherts eindigt. Het komt mij
altijd voor, dat zij het zelf niet weten
en dat men daardoor niet erg op hen
ikan vertrouwen."
Zoo praat ge nu in den beginne
waart ge echter geheel door hem be-
tooverd."
u Bah Betoovering ziet er geheel
anders uit
„En de bloemen dan, die gij iederen
dag eigenhandig zijn kamer binnen
.smokkelt
z/Nu hij daarover gesproken heeft,
houdt dat natuurlijk op. Het was ove
rigens eene onschuldige aardigheid.
Misschien wilt gij dat nu wel van mij
overnemen."
„Ik dank u," zeide de gravin droog.
„Nu, laten wij dan ten minste zijnen
aardappelen eer aandoen. Straks rijdt
de opzichter weg en dan zoekt mijnheer
Achim ons weer op in het vaste
geloof, dat wij met opzet zoo lang
getalmd hebben."
Toen de jonge man weer alleen met
de werklieden was overgebleven, zochten
zijne oogen tevergeefs de bontgekleurde
japonnen aan den rand van het bosch.
Toen hij tien minuten later zich
daarheen begaf, vond hij een hoopje
asch en zijn mes. Een oogenblik bleef hij
in gedachten staan, met een weemoedig
lachje op de lippen toen nam hij het
mes op, opende het en liep op den
grooten beuk toe, waartegen gravin
Hilde had staan leunen en sneed daarin
onder een zacht fluiten een groote H.
//Het is zeker die juffrouw Blanken-
stein, die mij zoo met die bloemen
vereert. Als ik maar wist, of zij dat
geheel uit eigen beweging doet
Op Muchow luidde de middagklok.
De graaf zat nog altijd in zijn atelier
met het mes in de hand en het groene
scherm op het voorhoofd. Door de klok
opgeschrikt, legde hij het mes neer en
keek op zijn horloge. Hij herinnerde
zich de belofte, welke hij Züssow
gedaan had.
De graaf hield er voor zichzelf geen
bediende op na. Naturen zooals hij,
houden er meer van zichzelve te
bedienen.
Hij stond op, ontdeed zich van het
scherm, verborg zijn werkblouse en een
deur in een der hoeken openende, verliet
hij het atelier en beklom de trap, welke
naar zijn studeerkamer voerde.
De studeerkamer was een eenvoudig
ingericht vertrek. Het meublement
NEDERLAND.
HELDER, 15 December.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Zitting van Maandag 14 Dec.
Staatsbegrooting.
De heer Tydetna» heeft zitting
genomen. Het debat over B i n n e n-
landsche Zaken werd voort
gezet.
De motieVni» Deilem, de wen-
sehelijkheid uitsprekende, de zorg voor
alle landbouwaangelegenheden zooveel
mogelijk te brengen in ééne hand en
wel in een afzonderlijke afdeeling bij
een der departementen, werd, na
bestrijding ingetrokken
Het brengen der posten proefstation,
proefvelden en paardenrassen bij Binnenl.
Zaken is goedgekeurd.
De subsidiën voor ambachtsscholen te
Haarlem, Leiden, Groningen, Leeuwar
den en Rotterdam zijn goedgekeurd.
De minister Tak verklaarde, dat
verdere aanvragen worden onderzocht
en op de volgende begrooting de
beslissing zal blijken. Ook avond
scholen kunnen gesubsidieerd worden,
mits het karakter van ambachtsscholen
blijke.
Subsidieering van kunstnijverheid
scholen zal later worden overwogen
en geen stellige eisch tot schoolgeld
heffing zal aan het subsidie worden
verbonden. Vrijgevige toepassing der
wet op het Midd. Ond. zal aangenomen
worden ten aanzien der eischen voor
het onderwijzend personeel.
Bij Lager Onderwijs drongen de
heeren Uc Mcijicr en Vermeulen
aan op maatregelen, om oude en
gebrekkige onderwijzers vrij te stellen
van het examen in vrije- en orde-oefe
ningen.
De. heer Vermeulen wees voorts
bestond uit een sofa, een tafel met
matten stoelen, een schrijftafel met een
draaistoeltje, een boekenkast met glazen
deuren en op den grond een paar
kleine ouderwetsche kleedjes; de wanden
waren versierd met photografiën en
platen.
De graaf liep naar het venster,
opende het en riep een voorbijgaanden
knecht toe
„Is de opzichter daar
„Jawel, mijnheer de graaf."
„Verzoek hem dan een oogenblik bij
mij te komen."
De graaf trad terug en begon het
vertrek eenigszins zenuwachtig op en
neer te loopen. Het duurde eenige
minuten, voordat hij den zwaren stap
van den geroepene vernam.
Graaf K ij borg opende zelf de deur.
„Goeden dag, beste Kiissow. Hebt ge
van middag veel te doen, tenminste,
iets dringends
i De opzichter, een stevig gebouwd
man met een breed, verbrand gezicht,
dat alleen door een paar bakkebaardjes
versierd werd en met verstandige,
scherpe oogen, zag hem, met den grijzen
hoed in de hand, vragend aan.
„Te doen is er wel maar als
mijnheer de graaf beveelt de menschen
kennen hun werk en zullen ook zonder
mij wel klaar komen."
,/Hmja, ik wenschte eenige
inlichtingen te vernemen omtrent mijne
financiën. Zoudt gij in staat zijn, mij
op het toenemend openbaar optreden
van openbare onderwijzers, ter verkon-
diging van anti-maatschappelijke en
anti-nationale stellingen.
De minister protesteerde ernstig
tegen de uitlating van den heer Ver
meulen omtrent den geest, die bij de
openbare onderwijzers zou voorzitten
en nadeelig zou wezen voor ons
vorstenhuis en onze nationale instel
lingen, waarvoor geen feiten aange
voerd en hem ook geene bekend zijn.
Wat de vrije- en ordeoefeningen
betreft, zal de minister afwachten, dat
alle verslagen der examen-commissiën
zijn ingekomen en alsdan overwegen
of de noodzakelijkheid bestaal, de
eischen "te wijzigen of wetswijziging
voor te stellen.
Ook zal hij overwegen of dit voor
jaar een examen zal worden afgenomen.
De onderwijs-artikelenzijn afgeloopen.
H. M. de Koningin-Regentes,
vergezeld van eene hofdame, heeft j l
Zaterdag een krans gelegd op de lijk
baar van mevr. Boreel van Hogelan-
den Schimmelpenninck van der Oye,
echtgenoote van het lid der Tweede
Kamer, Vrijdag te 's Gravenhage ten
huize van mevr. de douair. baron C.
Schimmelpenninck van der Oye, Kneu
terdijk 8, overleden.
De Koninginnen reden jl. Zater
dagochtend uit in een rijtuigje, bespan
nen met de vier aardige Shetlandsche
ponies der jonge Koningin.
De Koningin-Regentes deed in den
middag in een victoria een rijtoer door
het Westland.
De eerste jaargang is verschenen
van de verslagen van de inspecteurs
ran den arbeid over 1890.
De inspecteur in de eerste arbeids
inspectie meldt, dat de uitvoering der
arbeidswet vooral in den beginne nog
zeer veel te wenschen liet, voorname
lijk omdat vooral de kleinere werkge
vers nog niet genoegzaam bekend waren
met de bepalingen der wet en sommige
werkgevers 't er aanvankelijk maar eens
op waagden, om al of niet bekeurd te
worden.
Onder de bedrijven, die al te groote
moeilijkheden ondervonden van de
arbeidswet, behoorden1. de oester
putten 2. de beetwortelsuikerfabrieken
3. fabrieken van „evaporated vruchten".
De bezwaren, door werkgevers tegen
de arbeidswet ingebracht, komen in
hoofdzaak hierop neder, dat voorjeug-
j dige personen en voor vrouwen het
j einde van den werktijd op 7 uur
'fl avonds is bepaald.
Wat betreft de inrichting derfabrie-
j ken en werkplaatsen, constateerde de
inspecteur, dat de werkgevers wel de
goede richting willen volgen. De tijd
moet en zal hier ongetwijfeld veel ver
betering brengen. Tegenover allerlei
tekortkomingen kan ook dikwijls reeds
op zeer voldoende toestanden worden
gewezen.
De beveiliging der werklieden tegen
ongevallen door werktuigen laat echter
nog veel te wenschen, al streven reeds
vele fabrikanten naar verbetering.
Vooral enkele der grootste gemeenten
munten uit door uitvoerigheid en juist
heid, bijzonder in het opgeven van de
omstandigheden, waaronder ongelukken
plaats hadden en van de gevolgen
daarvan.
Behalve pensioenfondsen heeft de
inspecteur nog geen instellingen van
eenige beteekenis in het belang der
werklieden aangetroffen.
Winkelnering, vooral de gedwongene,
verdwijnt gelukkig meer en meer. De
meeste fabrieken en werkplaatsen hebben
een ziekenfonds. Slechts 9 fabrieken
verzekerden de werklieden tegen inva
liditeit en ongelukken.
De inspecteur in de tweede inspectie
deelt met genoegen mede, dat hem niet
alleen bij alle autoriteiten, maar ook
bij alle fabrikanten en werkgevers een
hoogst aangename ontvangst ten deel
viel. De meeste der door hem gecon
stateerde overtredingen bleken te ge
schieden ter goeder trouw en uit
onbekendheid met de wettelijke bepa
lingen.
De steenfabrikanten beklaagden zich
over het verbod om des Zondags door
jeugdige personen en vrouwen arbeid
te laten verrichten.
Ook deze ambtenaar vernam in de
die reeds over een paar uur, wanneer
ik gegeten heb, te geven
/Jawel, mijnheer, en daarmede zal
mij een steen van het hart genomen
zijn."
„Hoe zoo
„Het ware misschien beter geweest,
wanneer mijnheer de graaf reeds vroeger
daarnaar geïnformeerd had. Ik ben een
eenvoudig man en doe mijn plicht,
maar het is mij meermalen bang 0111
het hart geworden en ik heb dikwijls
gewenscht, dat een ander het geldelijk
beheer op zich genomen had."
„Nu, nu," zeide de graaf', terwijl hij
verbleekte. „Maak je nu maar niet
ongerust. Er is zeker wat veel uitge
geven Dan liadt ge me toch wel eens
een wenk kunnen geven."
„Dat behoort niet bij mijne betrek
king, mijnheer, houdt het mij ten goede,
ik had daardoor even goed in onaange
naamheden kunnen komen."
„Nu, 't is goed straks meer
daarover."
Küssow verwijderde zich. Toen hij
buiten gekomen was, zette hij zijn hoed
weer op en mompelde:
„God zij gedankt! Nu zal er toch
wel verandering komen. Het is ook hoog
tijd; zoo'n vermogen!"
Op den anderen hoek van de beneden
verdieping bevond zich de biljartkamer,
waarin de graaf en de jonge baron
zich tusschenbeiden vermaakten. Het
j verblijf van den jongen man bevond
zich naast deze kamer daar woonde
hij, geheel afgescheiden van de overige
famieleden. Ook at hij nooit, uitgezon
derd Zondags, met hen aan tafelhij
deelde deze altijd met den opzichter,
die het halve benedengedeelte van
het tuinhuis bewoonde en ongetrouwd
was.
„Ziezoo, mijnheer von Sedlnitzkv,"
zeide Küssow, terwijl hij zich aan de
gedekte tafel zette. „Nu zal het los
komen."
„Wat wil mijn oom dan toch? Het
schijnt mij toe, dat ge in een bijzonder
goede luim zijt
„Dat is ook zoo. Zeg eens, mijnheer
von Sedlnitzky, ge zult zeker wel
nauwkeurig de verwanten van uw oom
en tante kennen. Hoe staat het daar
wel .mee?"
„Zoovel* ik weet, heeft mijn oom geen
nadere bloedverwanten meer. Zijn
grootvader was een uitgewekene van
Zweden en isalsarmoffiqierin Pruisischen
dienst getreden eerst op lateren leeftijd
is hij nog getrouwd. De eenige zoon
uit dat huwelijk werd ook officier en
trad hier in Muchow in het huwelijk
met eene rijke, maar burgerlijke erf
dochter haar vader was, geloof ik,
rijk geworden van de leverancie aan
het leger. De zusters en broers van
mijn 'oom zijn jong gestorven."
„Ongehuwd dus?"
„Ja."
(Wordt vervolgd.,