HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
EN
J. H. VAN BALEN.
Eenige opmerkingen
Begrooting van Oorlog.
,En dwespcrecrt nimmer!"
Jan Piet tri. Coen.
Het Vsderlandt gbetnmwe
Blijf lek tot in den doot.
Versoliijnt lederen Dinsdag, Oonderclag en zaterdag.
Abonnementsprijs per 3 mnanden:
Voor de courant binnen «le gemeeente0.70. met Zondagsblad f 1.05
WK naar dc orerige plaatsen van Nederland 0.00, 1.35
mat t alle landen, die iu het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepeu
Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.10
t w t Zuid-Afrika2.50, aam
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein. Helder.
Tclcfouni) nmincr 10.
Prg's der Advertenticn:
Van 15 regels 50 cents, elke regel racer 10 cent. Bj abonnement, naar gelang Tin de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Iugosonden mededeelingen en aanbevelingen, geplaatst tnsscheu den tekst, per regel 10 Ct.
Advsrtentiën voor liefdadige doeleinden5
Dienstaanbiedingen voor den workonden stand8,
Agent in het buitenland: België, Mr N. Bertoux, Agenee de pnblicité, 12 Rue Ste-Gudule, Brnxelle».
Zij, die zich met 1 Jan.
1892 op dit blad abon-
neeren, ontvangen de tot-
dien datum verschijnende
nummers GRATIS.
naar aanleiding van de
In zijn Open Brie! aan den minister van
Oorlog, dd. 26 Sept. 11., gaf de heer Henry
Tindal zijn voornemen te kennen, ver
schillende punten van de Begrooting van
Oorlog te bespreken en thans heeft hij
daaraan gevolg gegeven in „eenige opmer
kingen" en „nog enkele opmerkingen,"
aan welke beide stukken wij het volgende ont-
leenen
Het Voorloopig Verslag stelt de ver
wachtingen van den heer Tindal teleur.
Het bevat over het algemeen weinig bedui
dende opmerkingen en draagt het karakter
van halfheid. Het geeft geen grooten dunk
van den ernst, waarmede het onderwerp
is behandeld, zegt hij. En verder
„Vele leden" dringen er op aan, dat
het beginsel van de afschaffing der plaats
vervanging zal worden opgenomen in de
door de Regeering in te dienen noodwet
en achten het tevens dringend noodzakelijk,
dat het ontwerp tot definitieve regeling van
den krijgdienst spoedig op de indiening
van de noodwet zal volgen, liefst nog in
dit zittingsjaar.
Het is merkwaardig, hoe stijf „vele leden"
op hun stuk blijven staan, als het gelukt
is eene partijquaestie in het debat te bren
gen. Hoe gelukkig voor die leden, dat het
mogelijk is geweest van een ondergeschikt
punt der nationale verdediging eene partij
quaestie te maken.
Denk niet, dat die „vele leden" geen
verheven standpunt innemen. Zij willen de
plaatsvervanging afschaffen, o. a. omdat het
eene tociale onrechtvaardigheid is.
Prachtig, maar wij mogen niet vergeten
PauillftoB rat d« Holdertcht- bb Nieuned. Courant.
10) Mevrouw de Gravin,
|door
Victor Blüthgen.
„Zoo," zeide Züssow, terwijl zijn
gelaat een oogenblik eene verstrooide
uitdrukking aannam. Daarna ging hij
met een lachje voort: //Het verwon
dert mij nog, dat uwe tnama uitgereden
isik trof haar van morgen aan,
terwijl zij druk in de weer wasze
werkte mee, alsof zij jaren lang schrijn
werker was geweest. Als er zoo iets
is, zit zij er altijd tot over de ooren
in en bemoeit zich met niets anders."
„Dat is zoo," zeide juffrouw Blan-
kenstein. „Wij beiden hebben het
veld nu vrij, zij zit den geheelen
avond met den graaf te beraadslagen
//Zullen wij het zoo maken Of liever
zoo Natuurlijk richt zij het net
zoo in, als zij het hebben wil. Een
paar avonden moesten wij ook onzen
smaak toonen, maar wij werden te
eenvoudig bevonden en behoeven ons
er niet meer inede in te laten
Züssow knipte met de oogen.
„Eene snedige dame, die juffrouw
Hedwig, hé dominé Kort geleden
heb ik van haar eene predikatie over
m gehoord over een tekst een zeer
fameuse tekst ik geloof over Apostel
-Jacobus."
dat de overgroote meerderheid der leden
van de Tweede Kamer in den afgeloopen
zomer het volk op allerlei wijze heeft
verzekerd, dat aan een groot aantal mede
burgers ten onrechte het kiesrecht wordt
onthouden.
Duizenden Nederlanders, die volgens de
meerderheid der Tweede Kamer recht
hebben een woordje mede te spreken over
plaatsvervanging en militaire wetten, wordt
dit heel willekeurig belet.
Zeker, de heeren erkennen gaarne, dat
die menschen recht hebben over hun eigen
belangen mede te spreken, maarzij
zullen het liever stilletjes zonder hen afdoen.
Van sociale onrechtvaardigheid gespro
ken, zou Ndat er niet eene zijn, die vrij
wat grooter is, dan de quaestie van plaats
vervanging? Zou het wellicht niet beter
zijn eerst te zorgen, dat de menschen, die
recht hebben mede te spreken, dit ook
kunnen doen Dan pas kan er sprake zijn
van sociale onrechtvaardigheden weg te
nemen, zonder veel grootere sociale onrecht
vaardigheden te begaan.
Ook het aandringen op eene definitieve
regeling komt de heer Tindal om dezelfde
reden weinig rationeel voor.
Hij verzekert, dat er hard wordt gewerkt
aan eene nieuwe legerwet. Het indienen
van een dergelijk onderwerp acht hij echter,
onder de gegeven omstandigheden onver
antwoordelijk.
Wij hebben thans, zegt de heer T.,
gelukkig een minister van Oorlog, die
met de meest mogelijke energie aan het
werk is, om het bestaande zóó te veranderen,
dat het behoud van onze onafhankelijkheid
en de handhaving van onze onzijdigheid
verzekerd zullen zijn.
Van verschillende zijden wordt getracht
den minister van Oorlog ten val te brengen.
Dat dit gebeuren zou, was lang vooruit
te voorzien en meermalen heb ik het in
mijne geschriften voorspeld.
Iedereen kon nagaan, dat als er ooit
een minister van Oorlog optrad, die krachtig
te werk wilde gaan tegen de militaire
coterien, hij op een ontzaglijken tegenstand
zou stuiten.
Een feit is het, dat door dezen minister
in nauwelijks twaalf weken meer is ver
richt om de verdediging van het land
mogelijk te maken, aan door zijn ambts
voorgangers in de laatste twaalf jaren. Het
is een onuitwischbaar feit, dat elk van
hen jaren lang aan het hoofd van het
Departement van Oorlog heelt gestaan en
dat zij allen die jaren besteed hebben om
te overwegen en voor te bereiden. Maar toen
de laatste van hen aftrad, was ons land
even weerloos, of liever door den vooruit
gang van onze naburen, nog weerloozer
dan ruim twaalf jaren geleden, toen de
toenmalige minister van Oorlog dit in het
openbaar verklaarde.
Zelfs de grootste tegenstanders van
den heer Seyffardt kunnen deze feiten niet
wegredeneeren.
Het zou dan ook meer dan onverant
woordelijk zijn, als men onder den invloed
van het kabaal eener machtige kliek een
minister deed vallen, die door daden toont,
dat het belang onzer verdediging aan uit
stekende handen is toevertrouwd.
Ingrijpende veranderingen zijn echter
noodig.
In het Voorloopig Verslag wordt ook
de meening uitgesproken, dat eerst vast
moet staan, welke linión en forten moeten
worden verdedigd, om te weten hoeveel
manschappen wij noodig hebben.
Ik toonde aan, dat het de bestemming
van ons leger niet kan zijn, eenige fortjes
of linietjes te verdedigen, maar dat de
behoefte, die het leger in het leven heeft
geroepen, deze is, dat het Nederlandsche
volk zijne onzijdigheid wenscht te hand
haven en zoo noodig, zijne onafhankelijk
heid wil verdedigendat is dus de ledem-
nting van ons legei\ Nu kan men wel
forten en zelfs linien aanleggen om de taak
van het leger in deze te vergemakkelijken,
maar nooit mag men een leger inrichten
met het oog op gemaakte forten en linietjes.
Wij lezen in het Voorloopig Verslag,
dat men den tijd gekomen acht om over
te gaan tot het benoemen van een Opper
bevelhebber.
De beste oplossing van deze quaestie is
vroeger door den minister zelf aan de hand
gedaan.
In tijd van vrede geeft de minister aan
een der Opperofficieren kennis, dat hij in
geval van oorlog wellicht belast zal worden
met het Opperbevel. De minister gelast dien
Opperofficier zich in tijd van vrede voor
die taak voor te bereiden en stelt hem
hiertoe in de gelegenheid door hem alle
gegevens te doen verstrekken, die hij mocht
wenschen te bekomen.
Dat de vrijwillige oefening in den wapen
handel ook tegenstand ondervond, mag
wel opmerkelijk heeten. Welke leger-orga-
nisatie men ook invoere, het zal toch altijd
De gezelschapsdame kleurde een
weinig, maar lachte toch zonder
verlegenheid.
„Zoudt ge me niet een afgelegde
muilkorf kunnen geven, mijnheer
Züssow
„Och, een afgelegde geeft toch
niets," merkte hij vriendelijk spottend
aan, terwijl de geestelijke verlicht
ademhaalde, dat hij niet behoefde te
antwoorden. Elk oogenblik, waarin hij
zich onbespied waande, maakte hij zich
ten nutte, om zich in het gelaat dei-
gezelschapsdame te verdiepen, die schuin
over hem zat.
//Mama heeft mij verteld van de
verandering, die uwe tuinzaal onder
gaat, Hilde. Het moet prachtig worden.
En als alles gereed is, wil uw mama
een tuinfeest arrangeeren dan krijgen
we zeker wel weer brillant vuurwerk,
want op het arrangeeren van feesten
verstaat zij zich.'
„Inderdaad," mengde de geestelijke
zich in het gesprek, „men heeft mij
daarvan wonderen verteld. Mevrouw
uwe mama is eene zeldzaam begaafde
vrouw, gravin. Hoe bevalt haar het
leven op het land
„O, mijne ouders zijn veel opreis."
„Ik zeg niets," merkte juffrouw
Blankenstein op en sloeg met haar
zijden handschoen tegen haar mond.
„Wanneer zij echter hier is, keert zij
alles ondersteboven. Of is dat weer
te veel gezegd, mijnheer Züssow
Die twee hadden het altijd met
elkander te kwaad.
„Och loop heenmeesmuilde
de gastheer „Maar hoe lang zullen
we nog op het feest moeten wachten?"
„O, het zal grootsch worden de
voordrukte duurt een of twee weken
niet waar, Hilde Er zal ook een
tooneelspel worden opgevoerd, maar
ditmaal zullen daarin geen knechts,
meiden of daglooners als acteurs op
treden, maar kinderen. Mevrouw de
gravin heeft immers met die lieden
eens een stuk van Wilhelm Teil
opgevoerd
„Daar weet ik ook van mee te
praten," zeide Züssow lachende, „een
verduiveld aardige grap! Ik zie nog
dien Jochen Körlin als Willem Teil en
dien ouden Maassen, God zij zijn ziel
genadig, als Geszierhet was
bepaald fameus, dominé. Kussow
wilde er echter niet van weten, die
vloekte als een Turk. Hij was bang,
dat hij niet klaar zou komen met zijn
wintertarwe. Gelukkig kregen wij een
langen herfst."
„En leerden die lieden hunne rollen
vroeg de geestelijke.
„Nu, dat ging nog al er kwamen
anders bespottelijke dingen in voor;
ik heb die echter niet zoo goed meer
onthouden, mijne vrouw kan u er nog
wel een paar van vertellen."
„En waar werd het gespeeld
„Boven het verblijf van het dienst
personeel. Het tooneel stond echter
te dicht bij het luik van de trap en
wel een groot voordeel zijn over zoo veel
mogelijk geoefende jongelingen te kunnen
beschikken.
In het voorloopig verslag dringen „zeer
vele leden" aan op het verminderen van
het getal Adjudanten en Ordonnance-
officieren van H. M. de Koningin. Zij
vragen, of het niet mogelijk zou zijn deze
officieren slechts voor enkele jaren, als het
ware bij het Militaire Huis te detacheeren
en of er ook niet eene bepaling moet
worden gemaakt, dat die officieren in elk
geval vóór dat zij bevorderd worden, weder
in actieven dienst moeten zijn geweest.
Wat de heeren thans voorstellen heb ik
reeds tien, ja twaalf jaar geleden, aangegeven
als een dringenden eisch, zoowel aan enkele
volksvertegenwoordigers als aan toenmalige
leden der regeering.
De vraag is niet meer hoe men het
Militaire Huis het best zal inrichten, maar
of het niet geheel overbodig is geworden
Waarom men Adjudanten en Ordonnance-
officieren onderhoudt van een Opperbevel
hebber, terwijl er geen Opperbevelhebber
meer is? En of het juist is, officieren aan
den actieven dienst te onttrekken om hof
diensten te verrichten
Nadat hij dit punt ter sprake heeft ge
bracht, heeft bij zijn weten niemand het
nut van het Militaire Huis der Koningin
kunnen aantoonen.
Als de Kamerleden gelden toestaan, dan
dienen zij in de eerste plaats overtuigd te
zijn, dat het doel, waarvoor zij deze gelden
toestaan, nuttig is en in 's lands belang.
Elk volksvertegenwoordiger, die niet over
tuigd is, dat die gelden nuttig worden be
steed, is verplicht zich tegen het doen der
uitgaven te verzetten.
Vroeger besprak ik alleen het nuttelooze
van dit Militaire Huis, thans wil ik een
enkel woord zeggen over het gevaar, dat
deze inrichting oplevert met het oog op onze
constitutioneele toestanden.
De Koningin-Weduwe-Regentes is als
vreemdelinge weinig bekend met het Neder
landsche volk, natuurlijk uitgezonderd Haar
directe omgeving.
Na het huwelijk van wijlen Z. M. den
Koning met de prinses van Waldeck-Pyr-
mont, werd de Koningin door den Koning
verwijderd gehouden van alle regeerings-
zaken.
De langdurige ziekte van wijlen den
Koning en het dientengevolge voortdurend
verblijf van de Koninklijke familie op Het
Loo, waar de Koningin niemand dan Haar
eigen omgeving te zien kreeg, hebben HaM
als het ware geheel geïsoleerd. j
Tot voor betrekkelijk korten tijd waren
alle vraagstukken, die ons volk bezighouden
der Koningin-Regentes geheel onbekena
Ook thans ziet Zij niemand anders dan Hafj
omgeving en van tijd tot tijd cnke.'j
ministers. j
De omgeving van de Koningin-Regentij
is, zooals men weet, wat het mannelia
personeel betreft, uitsluitend samengestel
uit militairen en oud-militairen.
De invloed van dit isolement met bij
uitsluitenden omgang met militairen
oud-militairen, is een van de vooraar
oorzaken van veel, dat het volk in de laat:
maanden onbegrijpelijk voorkomt.
Waarschijnlijk onder invloed van H:
omgeving, schijnt de Koningin-Regen
o. a. een zonderling denkbeeld te hebb
gekregen omtrent Hare verhouding
het leger.
Reeds wekenlang kan men in de d:
bladen lezen, dat Zij niet wenscht, dat<
van de regimenten gecommandeerd
worden door den persoon, dien de vera
woordelijke minister hiertoe heeft aan
wezen.
De vraag doet zich nu voor, hoe is
mogelijk, dat eene jonge vrouw, die
militaire zaken niets afweet, nagenoeg g<
yan de hooggeplaatste officieren persoon
kent, dus nog veel minder ze kan bec
deelen, zieh in deze verzet tegen
verlangen van den verantwoordelijl
raadsman
Zou de Koningin-Regentes zich ook
zetten tegen den wensch van den mini
van Justitie, als hij iemand tot Notaris wi
benoemen Zou zij ook zeggen „Ik wen
niet, dat A., maar dat B. het wordt, zon
de menschen zells te kennen? Ik ge
het niet.
Hare omgeving doet echter de Koning
Regentes denken, dat zij tegenover
officieren van het leger in eene an(
positie verkeert dan tegenover de ove
ambtenaren. IP
In elk constitutioneel land blijft
mogelijk, dat het hoofd van den Staati
grond van zijn goede bekendheid met 1
schillende personen, ook dikwijls om onl
tijdigheidswille, bij het doen van d
benoeming een ander persoon wenscm
kiezen, dan de verantwoordelijke Raadsl
aanwijst. J r
Maar welken waarborg heeft men,l
de Koningin-Regentes, die geheel geïsoll
leeft, die zelfs nog nooit persoonlij»
toen Jochen Körlin als Teil op het
tooneel verscheen en een paar passen
achteruit trad, zakte hij door het luik
naar beneden en kwam in zittende
houding terecht op den drempel van
den trapopgang. Dat het een hevigen
slag gaf, zult ge kunnen begrijpen.
Jochen Körlin brulde net zoo lang,
totdat wij hem overtuigd hadden, dat
al zijne beenderen nog heel waren.
Daax-na stond hij weer op en speelde
zijn rol van Wilhelm Teil verder,
echter niet zonder lang aandringen en
een aardig sommetje smarten-geld, dat
wij bijeen gezameld hadden. Is 'tniet
zoo, Hilde Gij zult het u toch ook
nog wel herinneren
Ieder lachte en de gravin herinnerde
het zich nog zeer goed.
„Maar het moet toch een vreeselijk
moeielijke taak zijn geweest, om dien
menschen hunne rollen in te pom
pen verzetten zij zich er niet tegen
Eerst natuurlijk wel, maar de
gravin legde het zeer sluw aan. Zij
onderzocht eerst, wie op school altijd
het best hadden geleerd en deze zocht
zij het eerst voor zich te winnen
wanneer zij zich beminnelijk wil voor
doen, kan zij zelfs den duivelbekeeren....
neem mij niet kwalijk, eerwaarde
maar zij heeft hem omgekocht, ook,
om haar te helpenen op het laatst
waren al die lieden er dan ook ver
zot op."
„Maar welk doel beoogde mevrouw
de gravin daarmede Alleen haar
genoegen? Vei'geef me, ik ben
vriend van tooneelspel, ik vind hef
vaarlijk voor de zedelijkheid, een
mag er van zeggen, wat hij wil."
„O neen," riep Züssow uit, nu ri
ge geheel mis. liet was haar te d
om die menschen wat meer te bes
ven en ik kan u zeggen, dat
hen vier weken daarna aan hu
en hun spraak nog voor Muchol
had kunnen herkennen. Acht wl
daarna waren zij echter weer hetzl
als voorheen."
De meisjes knikten elkander ixJ
geheim toe zij zaten reedsl
poosje onder elkaar te fluisteren.!
kopjes en borden waren ledig el
stonden nu alle drie op,
//Wij gaan nog een beetje
park," zeide Magda.
„Goed, kinderen, vermaak je 1
wat. Schrik niet, Hilde, de fazq|
zijn buiten!"
„Willen we wat croquet spej
vroeg juffrouw Blankenstein.
wierp daarbij een snellen blik ojJ
geestelijke.
„Ja, ja, croquetriep
Züssow enthousiastisch uit. „Ikj
dadelijk halen."
„Mag ik u behulpzaam
vroeg dominé Hallaz, terwijl hij ij
opstond. „De freule zal het|
onmogelijk kunnen dragen."
(Wordt vervoll