M ljj u y| gronden verzet tegen de voordracht ccu» ministers en dat Zij dit niet doet onder invloed van Hare geheele militaire om geving. In de laatste maanden is er veel geschre ven en gesproken over zekere hofïnvloeden. Men zal verstandig doen niet te vergeten,, dat ons volk zeer aan zijne grondwettelijke vrijheden gehecht is en dat toestanden gooals in de laatste maanden blijken te bestaan, op den duur niet worden geduld. Men moet niet vergeten, dat er eene waarheid is, waaraan de Nederlanders zich evenmin als alle andere volken kunnen onttrekken, d. i. wij leven thans snel en in ieder opzicht veel sneller dan vele van onze behoudende landgenooten denken. Daarom, men begrijpe mij met een half woord, het is tijd dat het Militaire Huis der Koningin verdwijne. De Koningin-Weduwe-Regentes wensch ik toe dat Zij eens een verstandig vriend ontmoete, die een afschuw heeft van vleierij en die Haar ronduit de waarheid zegt. Deze vriend moet H. M. dan in Haar belang aanraden, dat Zij zich in alles schikke naar de constitutioneele gebruiken van het land, dat Zij zich zoo weinig mogelijk isoleere en zooveel mogelijk aan raking zoeke met het volk, opdat Zij, voor gelicht door een ieder, dien 's lands belang ter harte gaat, de belangen van het „Vader land," zooveel in Haar vermogen is, kunne bevorderen. Zoolang ik de begrootingen van Oorlog volg, heb ik altijd eiken minister van dit Departement hooren beweren, dat hij met hart en ziel een bezuinigingsman is. Gaat men echter de begrootingen van Oorlog r na, dan vindt men steeds een aantal posten W uitgetrokken voor uitgaven, die niet alleen jb nutteloos zijn, maar zelfs in strijd met het P belang van het leger. Wij gaan langzamerhand den weg op, waarvoor men Spanje vroeger bespotte. Ér is namelijk eene legende, die wil, dat men vroeger in het Spaansche leger bijna even veel generaals had als soldaten. Met een weinig overdrijving kan men ate zeggen, dat wij goed op weg zijn dit voor beeld te volgen. Er heerscht tegenwoordig bij ons eene ware manie om Generaals en Hoofdofficieren aan te stellen. Niet alleen en nadeele van de Nationale Beurs, maar vooral zeer ten nadeele van het leger. Het is alsof men een leger heeft willen 'ormen van hoofd-officierentelkens komen t bij en nooit gaan er af. Vele betrek- :ingen aan deze inrichtingen zouden in s lands belang evengoed door burgers als loor officieren kunnen worden waargenomen, ïovendien, wat eene onmogelijke weelde, i ene kleine mogendheid als Nederland, die r twee stel militaire werkplaatsen op na I: j| oudt, één voor de Landmacht te Delft L' n één voor de Zeemacht te Amsterdam. pÖ Liet men, in het belang van het land, rat meer over aan de particuliere industrie, jan zouden de werkplaatsen te Amsterdam ■iet eene kleine uitbreiding gemakkelijk r ök dienstbaar kunnen worden gemaakt oor de landmacht. Hierdoor zou men in id van Oorlog het groote voordeel hebben, j it alle werkplaatsen zich bevonden binnen stelling van Amsterdam. Uit een militair 1 l .Mbgpunt is dit noodzakelijkmaar daaren- bven zou het eene ontzettende bezuiniging ;ven op het budget van oorlog, j Mijne landgenooten zijn gewend, dat de 'ilitaire uitgaven hoe langer hoe meer brden opgevoerd, altijd zoogenaamd in •t belang van hét legerhet zal hun dus eemd klinken, dat ik in het belang van Li leger er op moet aandringen, dat men J 'ortaan honderd duizenden guldens be- inigt. aX 'Twaalf jaren geleden verklaarde een inister van Oorlog, dat wij weerloos ren. Meer dan driehonderd en zestig illioen hebben de Kamers sedert voor defensie toegestaan, met het gevolg.... toen de minister Seyffardt optrad, wij j weerloozer waren dan vóór twaalf f en. Zóó goed behandelen de Staten- neraal onze defensiezaken, dat die groote voor hen nog geen voldoend leergeld geweest en dat zij volkomen in staat i, om morgen aan den dag opnieuw dezelfde wijze gelden toe te staan, om weder te zien vermorsen en verknoeien, jk hoop met dit schrijven mijne land- iooten te hebben overtuigd dat, in strijd hetgeen de opvolgende ministers van frlog hun steeds verzekerden, gemakkelijk .n te toonen, dat in Tiet belcvng van het tonnen gouds moeten worden bezui- Hoe eerder men hiertoe overgaat, meer men de strijdvaardigheid van het br verhoogt. HELDER, 22 December. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. I Avondzitting van Vrijdag 18 Dcc. Staatsbegrooting. In deze zitting vroeg de heer Farncombe Sanders om een overzicht van de uitkom sten der overdracht van den Rijnspoorweg aan den Staat, wat het materieel betreft, en Voorts of de minister iets naders kon mede- deelen omtrent de plannen van de Holl. IJz. spweg.-Maatschappij ten aanzien van het station Haarlem. De heer Kielstra verzocht den minister, bij de samenstelling van den Raad van Toezicht in overleg te treden met Oorlog omtrent de belangen der mobilisatie. De heer Van Velzen klaagde over de exploitatie van de lijn Leiden Woerden de heer De Ram vroeg verbouwing van het station Rozendaal. De heer Van Karnebeek besprak de uit gesloten water voortvloeiende opstopping van het goederenvervoer. De heer Veegens betoogde de noodzakelijkheid om de tractementen der leden van den Raad van Toezicht te verbeteren en een ingenieur aan te stellen voor het toezicht op de spoorwegbruggen, benevens de noodzakelijk heid van dubbel spoor op de lijnen Zwolle Groningen en MeppelGroningen. De heer Mees drong aan op het maken van een verbindingsweg tusschen het Staats- en het voormalige Rijnspoorstation te Rotterdam. De heer Van der Feltz vestigde de aan dacht op het belang van den aanleg van den Noord-Óoster locaalspoorweg. De heer Smeenge pleitte voor betere dienstregelin gen voor het noorden en de heerPyttersen klaagde over niet behoorlijke regeling van den rusttijd van het spoorwegpersoneel. Om 11 uur deed de heer Hintzen het voorstel, de zitting te verdagen, maar dit werd, met het oog op de bijeenkomst der Eerste Kamer, met. 59 tegen 12 stemmen verworpenmet vaderlandslievende helden moed ging de Kamer voort, zelfs hare nacht rust opofferende aan 's lands hoogste belan gen, welke daarna in de eerste plaats, vol gens den heer Harte, waren betrokken bij aansluiting van Grave aan het spoorwegnet. De heer Van Nunen klaagde daarna over de dienstregeling op de lijn Den BoschWaalwijkZwaluwe en het verkeer met België. De heer Zijlma vroeg, dat de aanleg van tramwegen van Rijkswege zou worden bevorderd en de heer A. van Dedem verzocht uitbreiding van de Zondagsrust voor het spoorwegpersoneel. De minister Lely antwoordde, dat hij het gemeentebestuur van Haarlem zal hooren over het stationsplan aansluiting te Rotter dam te zullen overwegen het materieel zoo veel mogelijk uit te breidenZondagsrust zooveel mogelijk te zullen bevorderen in de middelen ter voorkoming van stremming in het verkeer bij besloten water zich liefst niet te mengen. Bij de Spoorwegbegrooting praatte daarop de heer Bahlman nog eens over het station Tilburg en de heer Levy over het westelijk viaduct te Amsterdam. De minister antwoordde, een en ander te onderzoeken, betoogende, dat de toestand van het viaduct, blijkens de adviezen, niet zoo gevaarlijk is als men meent. Zitting van Zaterdag 19 December. In deze zitting drong de heer Guyot sterk aan op verscherpt toezicht van Staats wege op de zeewaardigheid van schepen, als mede op meer aandacht voor de bekwaam heid der stuurlieden en machinisteu op de koopvaarders. D? heer Van Karnebeek wenschte zorg vuldiger een zaakkundiger behartiging van onze buitenlandsche handelsbetrekkingen, met 't oog ook op onze tariefswetgeving. De heer Lieftinck wilde de landbouw belangen beter tot hun recht doen komen, door de instelling van eene afzonderlijke af- deeling aan liet departement, wat de heer Van Houten daarentegen ontraadde, omdat die speciale afdeelinkjes administratie ven om slag veroorzaken. De heer Hennequin zocht 't in betere en vollediger inrichting van het Landbouwverslag. De heer Borgesius vond heil in een Landbouwraad. Laatstgenoemde drong ook aan op eene spoedige regeling in 't belang der gezondheid en veiligheid in fabrieken, enz., waartoe de heer Mutsaers daarentegen den tijd nog niet gekomen achtteen voorts op meer rust voor het spoorwegpersoneel en herziening van de wet op de naamlooze vennootschappen. De minister Lely, zijne belangstelling voor de meeste hem aanbevolen onderwerpen betuigende, verklaarde, voorshands de instel ling van eene afzonderlijke landbouw-afdee- ling nog niet noodig te achten, maar wel een Landbouwraad te willen, althans een regeeringscommissaris in zoodanigen Raad. Ten opzichte van maatregelen voor de vei ligheid, enz, in fabrieken meent ook hij, dat met omzichtigheid moet worden gehandeld. De heer Heldt kwam op voor de belan gen van het mindere personeel bij het ijk- wezen. De minister beloofde den heer Pyttersen tijdige bekendmaking van het tijdstip der invoering van de nieuwe Postwet. De heer Harte kwam op tegen het monopolie der Bell-Telefoon-Maatschappijde minister achtte de resultaten, tot dusver verkregen, niet aanmoedigend voor eene uit breiding van het intercommunaal verkeer maar wilde toch' de bezwaren tegen een n o m e n. Bij de behandeling van de Begrooting van Koloniën (Hoofdstuk X) heeft de minis ter, op eene vraag van den heer Beelaerts, geantwoord, dat de heer Pompe van Meerder- voort, „wegens verschil van gevoelen", zijn ontslag als gouverneur van Atjeh heeft ge vraagd. Meer wist de minister voor 't oo- genblik niet. De discussie bepaalde zich hoofdzakelijk tot eene gerlachtenwisseling tusschen den heer Keuchenius en den minister over I het beleid der vorige Regeering. De minister I verklaarde, dat de liberale partij niet klak keloos de opiumpacht door de regie wil ver vangen. Voor eene beslissing omtrent de koffie had den minister de tijd nog ontbroken. De heeren Seret en Schimmelpenninck Van der Oye zeiden, dat niemand plotse linge invoering van de regie wil, terwijl de heer Bahlmann, ook namens zijn vrien den, protesteerde tegen 's ministers opvatting, alsof het beginsel der financieele onafhanke lijkheid tusschen Nederland en Indië alge meen ingang had gevonden. De begrootingen van Koloniën en voor Suriname werden goedgekeurd. Zitting van Maandag 21 Dec. Billiton-contract. De heeren De Geer en Levy traden in uitvoerige beschouwingen om de rechtsgel digheid te betwisten van het contract van 1882, dat als grondslag voor de nieuwe con cessie is aangenomen. De heer Farncombe Sanders had ook bezwaren, o. a. dat het geheele eiland voort durend in exploitatie wordt gegeven; dat de roofbouw zal worden voortgezet en dat geen controle van Regeeringsvrege zal plaats heb ben. Hij beval Staatsexploitatie aan, ook in 't belang der Inlanders. De heeren Van Nunen, Bool en Kiel stra echter deinsden terug voor de slechte kansen van een proces. Tegenover de voor- deelen, welke in het -gunstigste geval daar uit voor ons zouden kunnen voortvloeien, staan vele politieke en moreele bezwaren. De heer Van Nunen zou alsnog met de Regeering meegaan, als zij kon bewijzen, dat van de nieuwe onderhandelingen meer voordeden kunnen verwacht worden, en dat een proces niet is te duchten. Sinnaninndscb nieuws. De haven te Oosterend. Wij laten hier volgen de discussie over de haven te Oosterend, overgenomen uit de „Handelingen der Staten-Generaal". Belanghebbenden maken wij vooral attent op het antwoord van den minister, dat de zaak opnieuw zou kunnen worden overwogen, wanneer een adres op andere gronden werd ingediend. De heer LandDit artikel behandelt het onderhoud van de havens in Noordholland. Nu moet ik erkennen dat in het belang van die havens door de Regeering in de laatste jaren veel is gedaan. Zoo is ook de haven van Texel in 1890 verbeterd en uitgebreid. Die verbetering en uitbreiding waren een gevolg van de vraag of men de haven zou maken te Oosterend ofte Oude Schild, eene vraag die niet juist was gesteld, daar zij had moeten zijn of niet op beide plaatsen eene haven gewenscht was. Dit is nu, geloof ik, wel eenigszins het geval, want een groot gedeelte van de visschersvloot van Texel behoort tot het gebied van Oosterend, anderhalf uur van Oude Schild verwijderd. De visschers moeten anderhalf uur loopen voor zij thuis zijn en moeten noodzakelijkerwijs over dien afstand ook hun proviand medevoeren, of op Oude Schild hunne inkoopen doen. Dit laatste is echter niet in het belang van de bevolking van Oosterend, die uit 1076 zielen bestaat. Reeds is beproefd met eigen middelen te Oosterend eene vïsschershaven te maken, doch, doordat de middelen beperkt waren, is die proef mislnkt. De wierdammen die men had aangelegd lagen op den vlakken grond en waren niet bestand tegen eenige persing. Daar men de middelen niet had om de haven te onderhouden, is zij geheel verloopen. Al is nu de haven van Oude Schild verbeterd, toch is er van den kant van Oosterend aandrang om tot eene eigen haven te komen. Het gemeentebestuur van Texel heeft zich daaromtrent tot den minister gewend, en dit verzoek is gesteund door eene commissie, die door het college tot bevordering van de Nederlandsche zee- visscherijen is benoemd. Nu heeft de minister voorloopig op die aanvrage om eene haven aan te leggen te Oosterend, naar ik meen, afwijzend be schikt, en dientengevolge of dienovereen komstig hebben ook de Provinciale Staten van Noordholland geweigerd een subsidie te geven. Ik meen evenwel te weten dat de zaak bij de Provinciale Staten nog in nadere overweging zal genomen worden, en daarom wensch ik den minister in overweging te geven om de zaak niet als definitief afge- loopen te beschouwen, doch van die nadere overweging nota te willen nemen. De heer Reekers: Mijnheer de Voor zitter! Ik heb het woord gevraagd ter ondersteuning van hetgeen de heer Land heeft gezegd. Ik zal niet terugtreden in de door hem gebezigde argumenten, doch op een der gewichtigste punten daaruit wensch ik nog te wijzen, namelijk den afstand tusschen üosterend en de tegen- met geheel abondonneeren, de netten moeten dan dikwerf worden hersteld en aan het schip een en ander worden verricht dat slechts in de haven kan geschieden. Moet het schip uitzeilen, dan dient men het behoorlijk te approviandeeren en van het noodige te voorzien, en dit zijn alle zaken, die veel bezwaar opleveren, wanneer de woningen anderhalf uur van de haven staan, zooals hier het geval is. Hoe groot is het bezwaar niet als de schippers, na de genoten Zondagsrust, reeds in den nacht van Zondag op Maandag zich moeten gereed maken tot tijdig vertrek, terwijl zij anderhalf uur van hunne woning verwijderd zijn. En nu is bij het gewoon bezwaar nog een buitengewoon gekomen. De specie, die komt uit de vernieuwde of vergroote haven van Oude Schild wordt gebracht aan den Zuiderzeedijk, die de kortste weg is tusschen Oude Schild en Oosterend. Alles, de geheele winterprovisie voor Oosterend, moet dientengevolge langs een omweg over den Burg getransporteerd worden. Welk onderscheid dit maakt blijkt hieruit, dat een schip met turf bij den weg over den Burg f220 kosten, en langs den anderen weg, over den Zniderzeedijk, slechts f 105 heeft te maken. De minister zegt misschien dit is voorbijgaande en daaraan kan worden te gemoet gekomen. Intusschen zou nog- dit onderscheid blijven bestaan ten nadeele van de bewoners van Oosterend, dat bij lossing in de haven van Oosterend de kosten zouden zijn f 105 en bij lossing aan den dijk slechts f59. Maar lossing aan den dijk durft in dit seizoen niemand ondernemen en daarom is eene haven te Oosterend noodig om voortdurend op goedkoope wijs te kunnen lossen. Ik wijs er bovendien op ik weet niet of de vorige geachte spreker dit reeds deed dat zoowel het college voor de zeevissche- rijen als de vereeniging tot bevordering van de belangen der Nederlandsche vis- scherij na een door deskundigen ingesteld onderzoek het verzoek van Oosterend hebben geappuyeerd. Nu gun ik aan Oude Schild eene haven, maar met het oog op den tegen woordigen toestand neem ik de vrijheid den minister te verzoeken om, indien de medegedeelde bezwaren hem niet ongegrond voorkomen, te zorgen dat, zoo niet geheel van 's Rijkswege, dan met samenwerking van Rijk, provincie en gemeente de ge- wenschte zaak tot stand kome en de ge meente Oosüerend ontheven worde van de thans ondervonden bezwaren, door ook de vroegere haven aldaar in behoorlijken toestand te brengen. De heer Lely, minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid Niet lang geleden werd de haven van Oude Schild op Texel verbeterd. Na rijp beraad werd daaraan de voorkeur gegeven boven Oosterend. De afstand tusschen beide plaatsen heeft toen niet zoo zwaar gewogen dat het Rijks belang zoude vorderen 0111 die reden Ooste rend boven Oude Schild de voorkeur te geven. Er was dus alle grond om het aange vraagd subsidie voor Oosterend te weigeren. De zaak zou opnieuw kunnen worden over wogen wanneer een nader adres op andere gronden wierd ingediend. Eerst dan zouden er termen zijn om al dan niet een nader voorstel te doen. Helder. Onze plaatsgenoot de heer Polvliet, behaalde op de onlangs gehouden groote Internationale tentoonstelling van Pluimgedierte, te Antwerpen, met zijne inzending duiven de groote gouden medaille, uitgeloofd door de gouverneur der Provincie Antwerpen, de gouden medaille, uitgeloofd door de Eere-Voorzitter der Sociëteit „Avicultura," 7 ereprijzen voor de schoon ste duiven en 32 eerste-, 11 tweede- en 12 derde prijzen. Texel. Jl. Vrijdag werd te de Cocksdorp door het Fanfarekorps „Concordia" van de Waal eene uitvoering gegeven van instrumentale muziek in het lokaal van den heer Buijs. Het vrij uitvoerig programma werd, over het geheel, verdienstelijk afgewerkt. Wij wenschen der vereeniging van harte geluk met het succes, door haar verkregen. Wanneer men in aanmerking neemt met welke eigen aardige bezwaren de beoefenaars van instru mentale muziek hebben te kampen en tevens rekening houdt met, den korten tijd van oefening, dan heeft voorzeker deze uitvoering bewezen, dat de leden van „Concordia" geduld, ijver, energie en volharding bezitten. Wij hopen, dat de vereeniging ons nog meermalen het door ons op hoogen prijs geschatte kunstgenot doen smaken, dat eene goede muziekuitvoering kan schenken. Wij roepen haar een welgemeend „tot weerziens" toe. Texel. - Reeds voor een paar jaren is (loor visschers van hier en elders verzocht om betonniug van het Eierlandsche gat, ten einde de: vloot gelegenheid te geven, als zij ter kustvisscherij is en door zuidwestelijke of westelijke stormen wordt overvallen, in dat zeegat een goed heenkomen te kunnen zoeken. Het loodswezen stelde een onderzoek naar de uitvoerbaarheid in, nadat een request om be tonning by het Ministerie van Marine was ingekomen. Dewijl de autoriteiten vreezen, dat ongelukken zouden kunnen gebeuren op de ondiepe zandbanken buiten het zeegat, wordt aan het verlaugen der visschers niet voldaau. Wormerveer. Jl. Zondag werd in de Nieuwe Sociëteit alhier de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden van het gewest Noordholland van het Nederl. Gyra- nastiek-verbond, die door 46 afgevaardigden werd bezocht. jaar, rekening van den Feiining- meester, sluitende met, een saldo van f 6.96, werd goedgekeurd. De begrooting voor 1892 werd vastgesteld op f 245 in ontvangst' eu uitgaaf. De aftredeude bestuursleden werden met groote meerderheid van stemmen herkozen, zoodat het bestuur voor 1892 blijft samen gesteld uit de heeren J. Ingenohl, Amsterdam, voorzitter F. G. Croesen, Amsterdam, secre taris J. G. Eshuys, Wormerveer, penning meester J. Nierop, Haarlem, G. IJpma, Purmerend, J. Havinga, Zaandam en Th. Roep, Schagen, commissarissen. Nadat door de vergadering de wenschclijk- heid was uitgesproken om in 1892 eene gewestelijke uitvoering te houden, ontspon zich eene langdurige discussie over de vraag, waar deze uitvoering eventueel zal plaats hebben. Door den heer J. A. van der Boom, afgevaardigde van „Holland" te Amsterdam, werd Haarlem, door den heer A. van Dijk, nfger. van „Hercules" te Beemster, daarentegen Alkmaar aangeprezen. Ten slotte werd besloten het Bestuur te machtigen, naar goedvinden te handelen en tusschen de twee gemeenten te kiezen. Als plaats, waar de volgende algemeene vergadering zal plaats hebben, werd Zaandam aangewezen, nadat voorstellen tot het houden der vergadering te Schagen, Haarlem, Weesp en Amsterdam waren verworpen. Bij de rondvraag werden door den afgevaardigde van „Oefening kweekt Kunst" te Helder tot het Bestuur eenige vragen gericht en klachten geuit over de inrichting van de in Augustus 11. te Hilversum gehou den gewestelijke uitvoering. Eene langdurige discussie, waaraan door verschillende afge vaardigden werd deelgenomen, was hiervan het gevolg en eindigde met de toezegging van den Voorzitter, dat het bestuur bij volgende uitvoeringen zooveel mogelijk aan de geopperde bezwaren zal trachten tegemoet te komen. Marine en Leger. MARINE-VEREENIGING. Den 19 dezer werd door de Marine- Vereeniging de tweede algemeene vergadering van het leesjaar 1891-92 gehouden. Na afdoening van eenige huishoudelijke zaken werd door den waaruemenden voorzitter, den heer M. C. Hazenberg, in gevoelvolle woor den, den gewezen president der Vereeniging, den kapitein ter zee D. G. Brand, onlangs naar West-Indicvertrokken, herdacht en daarbij in korte woorden geschetst het vele, dat door laatstgenoemde in het belang der Vereeniging was gedaan. Daarna werd het woord verleend aan Dr. P. G. F. Frowein, Leraar aan het Kon. Inst. v. d. Marine, die tot onderwerp zijner voordracht had gekozen „Verbranding en zelfontbranding, ook in verband met Marine- materiaal." Na eenige inleidende proeven en beschou wingen, waaruit het wezen der verbranding en der vlam verklaard werd, besprak spreker enkele verschijnselen van zelfontbranding. De zelfontbranding van fijn verdeeld phos- phorus, evenals die van pyrophoriscb ijzer werd door proeven toegelicht, evenals de gemakkelijke ontvlambaarheid van bloem van tarwemeel bij ruimen toevoer van licht (ee nige electrische vonken waren voldoende om de nagebootste meelfabriek in braud te steken). Uitvoerig werd door spreker stilgestaan bij de zoogenaamde zelfontbranding van steen- kolonladingen. Hij zette uiteen, hoe steen kolen, aan de lucht blootgesteld, steeds bezig zijn, langzaam te verbranden, zooals blijkt uit de 11a eenigen tijd te constateeren ge wichtsverandering eu gewijzigde scheikundige samenstelling. Deze verbranding zal meer of minder snel plaats hebben, naarmate meer toevoer van licht, en meerdere temperatuurs- verhooging aanwezig is, en zij wordt boven dien bevorderd door het vermogen van steen kool om eenige malen zijn volume aan zuurstof mechanisch te absorbeeren. Het aanwezig zijn van ijzerpyzict is niet, zooals vaak gemeend wordt, de hoofdoorzaak van zelfontbranding, doch is slechts een bijkomende en schadelijke omstandigheid. Steenkolen met groote hygroscopisch vermo gen leveren altijd veel gevaar op voor zelf ontbranding. Terecht wordt het ventileeren der steenko- lenruimen bij de Ned. Marine veroordeeld. Achtereenvolgens werden nu besproken de vereischten waaraan niet-gevaarlijke steenko len moeten voldoen en de voorzorgen, te nemen bij het kolen ladeu, benevens de inrichting der steenkolenruimen. De ligging van deze laatsten, over het algemeen gebrui kelijk in de nabijheid der stoomketels, werd door spreker afgekeurd. De groote invloed van deze nabijheid op de temperatuur van de kolenruimen bleek hem zeer duidelijk bij het opslaan van een scheepsjournaal. Waar nu uit een technisch of uit een defensief oogpunt deze toestand moeilijk te verhelpen is, werd door spreker aanbevolen het ruim aan den ketelzijde te voorzien van dubbele wanden, gevuld bijv. met, slakkenwol. Verder werden behandeld de middelen tot blussching en werd aanbevolen het aanbren gen van cilinders met vloeibaar koolzuur, die automatisch werken. Het pompen van water, van boven af in het brandende ruim, zal in vele gevallen onvoldoende wezen beter is het, water van onder in de lading te kunnen persen. Verder besprak de spreker bet voorko men van 'ontplofbare gassen in de steenkolen en liet zulks blijken door eene inrichting, die automatisch "de aanwezigheid van die gassen aantoonde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1891 | | pagina 2