NIEUWEDIBPER1§= COURANT HELDERSCHE- M. 15. Vrijdag 3 Februari 1893. Jaargang 51. OUD CUE CENTRAL, "EN Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. J. H. VAN BALEN. Een Zeeroovers-historie. NEDERLAND. Kanaalweg 84, Helder. Restaurant op alle uren vau den dag. 5 BILLARDS, VERGADERZALEN, etc., etc. JOHS HOLLAND, Geïllustreerd Weekblad VOOE JONGELUI. f l.Só per knnrtusl. Bij alle ■rlcrtitebaar. Het koopste jongensboek is i Weekblad voor Zoo- en ZoetwntorviawherlJ. Vlachteelt. Visohberal- dinj en Vlschh andel. 11.25 per kwartaal. Bij alle verkrijgbaar. KONINGSTRAAT 31. BONNE CHADSSDRE. P BOIAAL ADB1B VOOB I i C IIO E N K N NAAR MAAT. A. Adriamse, Het Vaderlandt ghetronwe Blij! ick tot in den doot. WilMmutlied. Vepsoü.ljat lederen Dinsdag, Oondordag en Zaterdag. Abonnementsprijs per 3 Voor de courant binnen de gemeeente m 0 j naar de overige plaatsen van Nederland 000 alle landen, die in het postverdrag zijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). 00 0 0 Zuid-Afrika f 0.70, met Jong Holland 1.20 0.90, 1.40 1.75, 2.60 2.50, 000 4.— REDACTEUR-UITGEVER Molenplein.Helder. Pjrija der Advertentiën: yaa 15 regels 50 cents, elke regel 'meer 10 cent. Bij abonnement, nssr gelang van de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Advsrtentiën voor liefdadige doeleindenot' Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand De Advertentiën Je innen overal worden geplaatst tusschen den tekst. Verscheidene jaren geleden ontsnapten uit de strafkolonie Nieuw Caledonie twee veroordeelden, de gebroeders Rodrigue. Zij wisten naar Zuid-Afrika te komen, waar zij een tijdlang in de diamantvelden werkten, en van daar naar Tahiti, en het was op deze laatste plaats, dat zij een ongehoord stout moedig plan beraamden en uitvoerden, om zich meester te maken van een aldaar te- huisbehoorenden schoener en zeeroovers te worden. In Augustus 11. liepen zij met hun schip te Manilla binnen, waar zij op aan klacht van hun kok, Moloi, een inboorling van Tahiti, werden gevangen genomen, te recht gesteld en onthoofd. De aanleiding voor Moloi om hen aan het gerecht over te leveren, moet minder gezocht worden in deugdzame verontwaardiging, dan wel in wraakzucht, daar hij niet zijn aandeel van pl. m. 20.000 in den buit ontvangen had, dat de gebroeders Rodrigue hem voor zijne medeplichtigheid beloofd hadden. Het was- dan ook met dezen brave „raee- gevangen, meegehangen" en hij werd te gelijk met zijne meesters onthoofd, daar hij, in zijn ijver om hen te bezwaren, er zich zelf ook geducht inwerkte. De drie boosdoeners werden op dezelfde wijze ont hoofd als zulks pleegt te geschieden met de Chineesche zeeroovers te Kowloon, bij Hongkong, namelijk knielende met ge bonden handen en voeten, en zonder blok om het hoofd op te leggen. Op den morgen van de voltrekking van het doodvonnis werden de drie gevangenen op het openbare plein gebracht, waar de beul gereed stond met een lang zwaard. De kok was het eerste aan de beurt en werd gedwongen om aan handen en voe ten geboeid voor den beul r.eder te knie len; hij huilde en gilde om genade en maakte zulk een leven gedurende de voor lezing van het doodvonnis, dat de beul op hem toetrad en hem met een vuistslag in het gelaat tegen den grond sloeg. Toen hij weder op zijn knieön gezet was, was alles voor de executie gereedde beul bracht met zijn linkerhand den nek van den veroordeelde in positie, en plotseling terug tredende, hief hij zijn zwaard op en sloeg met één houw het hoofd er geheel af terwijl de kop verscheidene voeten ver wegrolde, viel het lichaam voorover. On- dertusschen hadden de gebroeders Rodri gue met stoïcijnsche kalmte staan toekijken en betoonden veel minder deelneming aan het hen van zoo nabij betreffende bloedige drama, dan de duizende toeschouwers, die gekomen waren om het akelige schouwspel te zien. De beide Rodrigue's, groote, zwaarge bouwde, krachtige mannen, werden nu naar de noodlottige plek geleid en moesten op korten afstand van het lijk van Moloi nederknielen. Hunne' dikke, bruine en ge spierde nekken gaven den beul een zwaar der karwei en moesten met meer zorg be handeld worden. Elk der zeeroovers werd door twee mannen vastgehouden, op hunne nekken werd eeo teeken gemaakt waar de doodelijke houw moest treffen, op een woord van den beul sprongen de beide helpers, die den eersten vasthielden achteruit, en ook hier werd met een enke len slag het hoofd van den romp geschei den evenzoo ging het met den tweeden. Uit de bekentenis van Moloi bleek welke duivels in raenschengedaante deze beide broeders geweest waren, en hunne mis daden moeten hun slechts te zwaarder aangerekend worden, daar zij welopge voede, ontwikkelde mannen waren, die, behalve verschillende dialecten der Zuid- zee-eilanden, een aantal vreemde talen met gemak spraken en zich vroeger in de beste gezelschappen bewogen hadden. Nadat zij het schoenerjacht „Niualoaiti," toebehoorende aan den Koning van Tahiti, gehuurd hadden, rustten zij dit uit voor eene groote handelsreis en staken in zee. Als kapitein engageerden zij een zekeren Costello en als supercargo Willie Gibson, welke beiden het vertrouwen genoten der handelaren, die door de gladde tongen der beide Rodrigue's waren overgehaald deel te nemen in hunne voorgewende handelsoperatiön. Een week na het vertrek uit Papete kwam een der broeders bij Moloi in de kombuis met eene flesch wit poeder, waarschijnlijk strychnine, en gelastte hem dat te vermengen met het avondeten der matrozen en ook een weinig er van in wijn te doen en die aan de bemanning te drinken te geven. Moloi be weerde later, dat hij eerst weigerde dit te doen, maar dat hem de keus gelaten werd tusschen op de plaats dood geschoten te worden, of een aandeel in den buit, en dat hij daarop er in toestemde de beide zeeroovers te helpen. Toen het avondmaal werd opgedragen, zaten de kapitein en óe supercargo, niets kwaads vermoedende, met de beide Rodrigue's in de kajuit, ter wijl het eten voor de bemanning terzelfder tijd op het dek werd voorgediend. Alle matrozen kregen na enkele minuten hevige krampen en stuiptrekkingen. De kok kwam daarop in de kajuit en gaf een der broe ders een teeken, die hem daarop naar het dek volgde en; zich van den toestand der matrozen overtuigd hebbende, naar de kajuit terugkeerde en zijn broeder het af gesproken teeken gaf, waarop de beide booswichten hunne pistolen voor den dag haalden en den kapitein en den supercargo doodschoten, voor zij van tafel konden opstaan. Daarna gingen zij met hun beiden op het dek om zich te verlustigen in het sterven der vergiftigde matrozen, waarin zij zooveel behagen schepten, dat zij, als er zich een in zijne stuiptrekkingen zoo draaide dat hij met het aangezicht op het dek kwam te liggen, hem rnet een schop weder omkeerden om niets te verliezen van zijne gelaatsvertrekkingen. Een zwerm haaien was in de nabijheid van het schip en den kok werd gelast een der inlandsche matrozen overboord te werpen. De man was nog niet dood en de beide Rodrigue's zagen schreeuwende van genoegen hoe de haaien van alle kanten op den ongelukkige toeschoten en hem uit elkander scheurden. Toen al de lijken voor de haaien geworpen waren, gingen zij weder naar beneden en zetten hun afgebroken avondmaal voort. Het schip werd nu naar een van de Pomoto-eilanden gebracht, waar zes in boorlingen als matrozen aan boord geno men werden, en nu begonnen de gebroeders Rodrigue hunne reis als groote handelaars zij bezochten vele van de Zuidzee-eilanden, gaven vorstelijke geschenken aan de opper hoofden en leidden een losbandig leven. Eindelijk besloten zij Manilla aan te doen om zich daar te vermakende kok, Moloi, had intusschen aangedrongen op zijn deel in den buit, daar hij hen wilde verlaten, maar hem werd kortweg medegedeeld dat hij niets kreeg en dat hij blijven moest, waarop hij besloot de eerste gelegenheid aan te grijpen om de Rodrigue's aan de gerechtigheid over te leveren. Deze gelegen heid deed zich te Manilla voor, waar eene Spaansche kanonneerboot voor anker lag. Zoodra de beide broeders aan wal waren, begaf Moloi zich aan boord van het Spaan sche oorlogsschip, van waar dadelijk een officier en zes mariniers zich naar den wal begaven om de beide broeders in hechte nis te nemen, terwijl de kapitein van het Spaansche schip aaivboord der „Niualoaiti" ging en beslag op het vaartuig legde. Mo loi, die geer. oogenblik dacht dat hij als medeplichtige ook gestraft zou worden, ging met de mariniers mede aan wal om de gebroeders te identificeren. Zij werden gevonden in een inlandsche kroeg, wijn drinkende en pret makende, en werden onmiddellijk gevangen genomen. Er schijnt niet veel kans te bestaan voor den Koning van Tahiti om zijn schip terug te krijgen, daar de Spaansche autoriteiten er aanspraak op maken. 122 oorzaak evenveel, zoo niet meer had geleden dan hij. Maar het moest en voor dien drang van de ijzeren nood zakelijkheid week alles. Toen Aibert dien middag in het Voorhout aan de woning van Van Andel aanschelde, had hij eenge voel, alsof hij een misdadiger was, wicn iedereen het kon aanzien, dat hij in betrekking had gestaan tot haar, die verdriet en lijden over dit huis had gebracht. Hij was er zelfs ver wonderd over, dat men hem met onderscheiding ontving en dat de heer Van Andel hem met een gebruikelijk „aangenaam kennis te maken'" verwelkomde. Trouwens, de heer Van Andel was op en d'op een flink man en al mocht hij door de in den beginne geloo- pen hebbende praatjes misschien op een dwaalspoor zijn gebracht, en minder gunstig over Albert geoordeeld hebben, de later opgedane ervaring, zoo niet de eerste indruk van dat ernstige gezicht zou hem reeds terstond hebben doen begrijpen, dat dit geen man was, die den onzedelijken weg bewandelde, om tot rang en aanzien te geraken. „Ja," zeide hij, toen Albert hem het doel van zijne komst had verteld, „het is best mogelijk, dat die stukken hier zijn. Het oude cilinderbureau van Hard ijk is nog in ons bezit, niet als souvenir, maar eigenlijk uit vrees er aan te raken. Het zal echter eenige oogenblikken kosten om dat na te zien. Zoolang kan ik u in dit spreekka mertje niet laten wachten. Mag ik de eer hebben u bij de dames te introduceeren, dan kunnen wij er terstond naar zoeken." Albert mompelde iets, wat geleek op „dat hij best daar kon wachten," maar de oude lieer was hem reeds voorgegaan en hij diende wel te volgen. 119 Dat was een kolfje naar zijn hand. Hij liet Aafje kalm voor de affaire zorgen en bracht haar, na eenigen tijd een leventje van vroolijken Frans te hebben geleid en toen Aafje begon te klagen over de weinige „omzet", aan het verstand, dat hij voor de zaak moest gaan reizen. Hij ging dan ook werkelijk op reis, bezocht als een heer alle plaatsen waar hij vroeger in garnizoen was geweest en ging daar braaf met zijne vroegere collega's onder officieren uit. Hier en daar verkocht hij werkelijk eenige duizenden sigaren, stuurde de orders naar zijne vrouw ter uitvoering en ontving zelf het bedrag voor die orders. Toen hij de eerste maal, na eene afwezigheid van ruim drie weken, terugkwam, was Aafje werkelijk verheugd, eensdeels omdat zij een beetje van haar neef, dien zij altijd gaarne had mogen leiden, was gaan houden en anderdeels omdat zij rekende op ontvangst van eene aardige stuiver geld, voor de geleverde sigaren. Maar hoe bitter viel haar dat tegen. Met enkele gul dens scheepte Frans haar af, stapelde de eene leugen op den andere en toen hare teleurstelling haar eindelijk in tranen deed uitbarsten, stapte hij eenvoudig op en kwam niet voor laat in den nacht tehuis in eeri toestand, waarin niets met hem te beginnen was. XIX. Er waren stukken zoek op het departement en Van Strien had zich suf gezocht, zooals de ambtenaren het HELDER, 2 Februari. Officiëele berichten uit de «Staatscourant'1 Bij het departement van financien is be noemd tot inspecteur der reg. en dom. tweede klasse in de 12de divisie J. van Walsem, inspecteur der reg. en dom. derde klasse, divisie-inspectie Alkmaar. Voor de ambulantendienst in de 2de di visie G. van der Schroeff, inspecteur der registratie en dom. 3de klasse, divisie-in spectie te Hoorn. Bij Kor. besluit zijn bij het Depart. van Waterstaat, Handel en Nijverheid benoemd tot referendaris mr. J. C. Th. Heyligers tot adjunct-commies mr. Ph. Falkenburg. Bij Kon. besluit is aan J. Beerends, laatstelijk cipier van het huis van bewaring te Hoorn, verleend een pensioen ten laste van den Staat van f 550 's jaars. De off. van gez. 1 ste kl. bij de zeemacht P. R. Bentz van den Berg, uit Oost-Indië in Nederland teruggekeerd, is op non-act. gesteld. STATEN-GENERAAL. Eerste Kamer. Zitting van Dinsdag 31 Januari. Bij Waterstraat drong de heer Fokker aan op Staatsmonopolie der telefonen, i De heer Van Gennep keurde de dub- I bele tijdregeling af en wenschte terugkeer tot den vroegeren toestand of overgang tot j den Midden-Europeeschen tijd. Wil de Minister niet den zónetijd beper- I ken tot den inwendigen dienst der spoorwe- gen, dan vraagt spr. wettelijke beslissing over I de tijdregeling. I Andere spr. waren hier tegen. De heer Fransen van de Putte wees j op de slechte uitkomsten der Spoorweg- 1 overeenkomsten. De Minister verklaarde, dat staatsex- I ploitatie der telefonen in een niet te ver j verwijderd tijdstip gewenscht was. In de tijdquaestie heeft de Regeering geen pres- j sie uitgeoefend, en zij meent zich op dit oogenblik van inmenging te moeten ont- I houden. De spoorwego.vereen komsten moet 1 zij uitvoeren naar haar geest. Waterstaat is aangenomen, en daarna de begrooting voor Suriname en Koloniën, nadat op een vraag van den heer Van Gennep de Minister bevestigde, dat de bevolking van Zuid-Guinea aanvankelijk onze expeditie gunstig ontving, maar later een posthouder overvallen heeft en de be zitting bestookt. Nadere berichten ont braken. I De Kamer is gescheiden. Bij de behandeling van hoofdstuk Marine drong de heer van Alphen in de Eerste Kamer aan op een wet telijke organisatie der Marine en zette overigens desiderata omtrent de inrichting onzer vloot uiteen, die zells den heer v. d. Putte deden uitroepen dat is te duur. 1 Van dezelfde meening was de heer Viruly, die terecht opmerkt, dat we ons geld wel 1 beter kunnen gebruiken, bijv. voor het aanleggen van kanalen en andere dergelijke nuttige werken. Ook de bekende duel-zaak betreffende den officier Vennekool, die ontslagen is omdat hij niet wilde duelleeren, werd hier nog eens ten sprake gebracht door de heeren Muller en Lohman. De minister ver school zich thans achter eene spitsvondig heid door te zeggen dat de heer V. niet was gepensioneerd omdat hij een duel had geweigerd. De Minister noemde dit eene legende, omdat de heer V. geen duel had gewei gerd maarzich had laten beleedigen zonder te duelleerenWat is dit anders j dan woordenspel? Terecht werd door de heeren op meer licht aangedrongen. De Minister zou over wegen of hij de ter zake uitgebrachte j rapporten kon overleggen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1