NIEU WEDIEPER|= COURANT.
HELDERSCHE-
Zondag 12 Februari 1893.
Jaargang
51.
Ys. 19.
EN
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
KRIJGSTOCHTEN
Indisch Officier,
NEDERLAND.
J
GBABD CIFE CENTRiL.
Kanaalweg 84, Helder.
Restanrant op alle uren van den dag.
5 BILLARDS,
VERGADERZALEN, etc., etc.
JQÏTÜ
HQLLAIB,
Geïllustreerd Weekblad
VOOE
JONGELUI.
ri.85 per kwartaal.
Bij nllo
boekhandelaren
verlirijKbaar.
Hot boeiendste
koopste jongensboek is
De
i
Weekblad voor Zee- en
icherlj.
chborel-
'lachbandel.
f 1.25 por kwartaal.
B« allo
boekhandelaren
verkrijKbaar.
KONINGSTRAAT 31.
80NNE CtlADSSU RE.i
PECIAAL ADBHS VOOS
CIIOESK* NAAK X A AT.
A. Adriaiose.
Hot Vuderlandt ghetrouwe
Blij iele tot in den doot.
WUhtlmutlied.
VorsohlJ txt lodoron Dinsdag, Oond.erd.as en Zaterdag.
Abonnementsprijs per 3
Voor do courant binnen de geineeento
j naar de overige plaatsen van Nederland
alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika).
w t t Zuid- Afrika
maanden:
f 0.70, met Jong Holland/ 1.20
0.90, 1.40
1.75, 2.60
2.50, 4.—
REDACTEUR-UITGEVER
Moleapleiu.Helder.
PJr ij der AdvertentiSn":
V.» 1-5 regel. 50 rente, elk» regelteer 10 cent. Bij .lonn.ment, n.er goU.g Je
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. ____i p,
Advertentiën voor liefdadige doeleindenP®r T8Kel
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand
De Advertentiën k
innen overal worden geplaatst
tussclien den tekst.
van een
door
E. Von Barfus.
XII.
Op de Specerij-eilanden.
Verscheidene maanden bleef ik te
Weltevreden, werkte rustig op het
bureau van den generalen staf en was
weer geheel hersteld van de vermoeie
nissen en de afmatting, welke ik op
mijn avontuurlijken vlucht van de
Soelo-eilanden had ondervonden. Met
het begin van de Oost-Moeson, het
droge jaargetijde, zond de chef van den
staf mij naar de Minahassa, het noord
oostelijk deel van Celebes, om daar in
gemeenschap met een ander officier,
luitenant Borel, topografische opne
mingen te doen. Na verloop van drie
maanden waren onze werkzaamheden in
die schoone, belangwekkende streek
afgeloopen en keerden wij naar Menado,
de hoofdplaats in de Minahassa, terug.
Bij den resident lag een bevel van
onzen chef voor mij, om mij zoo
spoedig mogelijk naar Amboina te
begeven en mij ter beschikking testellen
van den gouverneur aldaar, terwijl
luitenant Borel naar het eiland Ternate
moest, om ook daar opnemingen en opme
tingen te doen.
Door bemiddeling van den resident
van Menado kregen wij passage op een
kustvaartuig, het eigendom van een
1 Arabisch handelaar, dat met een lading
i manufacturen naar de Molukken bestemd
was. Daar het schip ook het eiland
Ternate moest aandoen, nam ook luite
nant Borel er een plaats op. Wij
moesten zelf voor onze voeding zorgen»
wat wij overigens toch gedaan zouden
hebben, nadat een blik op het dek en
in de kajuit ons overtuigd had, dat van
de Hollandsche zindelijkheid geen spoor
te vinden was alles zag er even smerig
uit. Ook moesten wij ons eigen tafel
en keukengereedschap meenemen, daar
wij geen enkel stuk van boord konden
krijgen, omdat het door onze aanraking
verontreinigd zou worden in de oogen
van de strenggeloovige Mohamedanen,
waaruit de bemanning van de brik
bestond.
Na een zeer vervelende reis bereikte
het logge vaartuig eindelijk Ternate,
het noordelijkste der kleine eilanden,
welke voor de westkust van Halinahera
of Gilolo liggen. Bij het binnenvaren
van de aan de zuidkust liggende haven
had men een wonderschoon gezicht op
het eiland, dat eigenlijk slechts uit een
reusachtige)! vulkaan langs de kust be
staat en slechts weinig vlakken grond
aanbiedt. De altijd rookënde berg is
over de 4000 voet hoog en verbergt in
zijne kokende ingewanden een voort
durend gevaar voorde omwonenden. Daar
onze Arabier zich eenige dagen op Ter
nate moest ophouden om de inboorlin
gen en de weinige Europeanen met
zijne waren gelukkig te maken, ver
gezelde ik Borel naar den wal, waar
wij een gastvrij onthaal vonden bij de
ambtenaren en officieren in het fort
Oranje. Buiten deze heeren wonen
slechts zeer weinig Europeanen op dit
eiland, waarvan alleen de oost- en
zuidkust aan de Hollanders hehooren
het overige gedeelte van Ternate staat
onder de heerschappij van een inland-
schen sultan. De beide officieren van
i het kleine garnizoen zoowel als de re-
sident ontvingen ons buitengewoon har
telijk, daar zij zeer verheugd waren,
weer eens mensehen aan te treffen, die
i hun konden vertellen, hoe het daarbuiten
in de wereld toeging. Men kan ge-
i makkelijk voorstellen, hoe ontzettend
vervelend de dagen voor hen moesten
j omgaan op dit kleine eiland in het
verre oosten, dat misschien slechts
tweemaal in het jaar door een gouver-
i nementsstoomschip of een Hollandsch
i koopvaardijschip werd bezocht.
Nadat de slimme Arabier een pe-
deelte zijner waren gelukkig aan den
man had gebracht, verlieten wij Ter-
I nate en zeilden zuidwaarts naar de
i Molukken, waar wij na negen dagen
veilig aankwamen. Gedurende deze
overtocht kwam ik bijna om van de
hitte en de verveling. Bij het passeeren
der linie bleven wij bij volkomen wind
stilte twee dagen lang op dezelfde
plaats liggen. Het was om waanzinnig
te worden op dat smerige, gloeiend
heete schip.
Het binnenvaren van de baai van
Amboina is verrukkelijk schoonde
oever is met kokospalmen en pisangboo-
men bedekt, in welker'koele schaduw
groote kampongs liggen." De witte mu
ren der christelijke kerken en scholen
komen schitterend tusschen het donkere
groen uit. De stad met haar lange molo,
waar een geheele schaar net gekleede
mannen en vrouwen in de avondkoelte
wandelt, het groote, nog door de Por-
tugeezen gebouwde fort Nieuw Victoria,
de door talrijke heen en weer varende
prauwen verlevendigde baai, doen het
oog van iederen vreemdeling weldadig
aan en geven den indruk van een
drukke scheepvaart.
Zoodra ons vaartuig aan de kaai
was vastgemeerd, ging ik met mijn
bediende Sidin aan wal, om eenige
koelies te zoeken voor mijn talrijke
bagage. Het gelukte mij echter niet,
onder de rondslenterende inboorlingen
ook maar een enkele te vinden, die
zich voor dezen dienst wilde leenen,
zelfs niet voor het dubbele van het loon
hetwelk op Java gewoonlijk voor der
gelijke dienstverrichtingen wordt be
taald. Ten slotte begaf ik mij naar
een klein gebouw aan de Molo, hetwelk
mij een tolhuis toescheen, waar ik een
mesties vond, die mij den raad gaf,
mijn bagage door de matrozen van de
brik naar het naburige fort te laten
brengen, welks commandant mij dan
wel verder zou helpen. Voor een flink
drinkgeld brachten eenige matrozen
mijn bagage naar het fort, waar ik
gelukkig den commandeerenden officier
aantrof. Nadat ik mij had voorgesteld,
was deze zoo vriendelijk mij voor de
eerstvolgende dagen een kamer in zijne
ruime woning aan te bieden. Toen
ik hem mijne verwondering te ken
nen gaf, dat ik geen enkelen koelie
had kunnen vinden, merkte hij op, dat
daar een oud spreekwoord bestond
„Lui als een Ambonees". De inboor
lingen zijn daar niet alleen lui, maar
ook onbeschaamd, vooral het Christe
lijk gedeelte der stad Amboina. Zoo
lang de inboorlingen nog in hun oud
geloof, den Islam waren, toonden zij
zich steeds bescheiden jegens de Euro
peanen, maar niet zoodra hadden zij
zich laten doopen, of zij werden nog
luier dan vroeger, begonnen te drinken
en stelden zich onbeschaamd aan te
genover de blanken, met wie zij zich
nu geheel gelijk wilden stellen.
Het was te laat om de stad nog in
te gaan en mij bij den gouverneur en
138
Bezuidenliout kwamen, lokten hem niet uit den weg in
die richting te vervolgen en na eene korte aarzeling sloeg
hij linksom het „Blijenburg" op. Hij wierp een verlan
genden blik door de ramen van den bakker op den hoek
der Heerengracht en toen op die van den slager, wiens
beroemde leverworst zoo uitlokkend voor de ramen hing,
maar met een vloek ging hij verder en zijn gelaat tee-
kende eene wanhopige uitdrukking, toen hij verder schreed,
het „Blijenburg" af en het //Schouwburgstraatje" in.
Op het licht bij de Opera na, was het geheele straatje
donker. Dat licht echter was een goed baken om zich
naar te richten en de vagebond sloop dicht langs den
lagen tuinmuur voort, tot hij het licht naderde.
Hij liep met gebogen hoofd en scheen reden te hebben
om zijn verloopen gelaat niet in het licht te vertoonen,
want hij trok zijn hoed nog dieper in de oogen. Daar
door zag hij niet, dat van de zijde van de Opera iemand
naderde, die hem met snellen pas tegemoet kwam.
De heer, die, dicht in zijn jas gehuld, zijn parapluie voor
zich uithield, bemerkte den man niet, voordat het te laat
was. Zij botsten tegen elkaar met zooveel geweld, dat de
dunne stok van de parapluie brak en de vagebond op den
grond viel.
irPardonO, dat spijt mij, goede vriend, ik had u
waarachtig niet gezien riep de heer verschrikt uit, wierp
het stuk der stok, dat hij in de hand hield, weg en boog
zich, om den man op te helpen.
Maar met een wilden vloek sprong de vagebond op.
Hij zag niet, dat de heer ontsteld een stap terugweek, hij
zag niet, dat deze reeds zijne portemonnaie had uitgehaald,
om hem iets te geven, niets van dat alles werd hij gewaar
135
herkend had in een tramconducteur, de andere in eeri
café als kellner, een derde als gids aan spoorwegstations,
maar allen kwamen daarop neer, dat zij moeite hadden
gehad hem te herkennen en dat hij er volkomen als een
verwaarloosd en aan den drank verslaafd individu uitzag,
die zoo laag was gedaald, als hij met mogelijkheid
dalen kon.
En dit was de waarheid.
Hardijk's levensloop, na zijn vertrek uit don Hang, was
zeker veelbewogen geweest, maar ook bij hem scheen
een vloek te rusten op alles wat hij deed.
Aanvankelijk had hij eene plaatsing op een kantoor
gekregen, maar daar hij zich aan het misbruiken van drank
te buiten ging, was spoedig zijn ontslag gevolgd. Toen,
door den nood gedwongen, had hij eene plaatsing als tram
conducteur verkregen. Maar daar, waar het vooral op
stipte plichtsbetrachting aankwam, was hij spoedig gebleken
onbruikbaar tc zijn. Eene betrekking in een café van
minderen rang, tevens geheim bordeel en waar men liet
zoo nauw niet nam als kellner, had hem voor den honger
dood bewaard, doch ook hier, waar hij, om te bekomen
waaraan hij verslaafd was, diefstal pleegde, had men hem
op zekeren dag de deur gewezen, zonder de politie er in te
moeien.
Van dien dag af was Hardijk niets meer dan een vage
bond, een leeglooper, die zich aan de stations der ver
schillende spoorlijnen ophield, om af en toe eenige stuivers
te verdienen, die hem voor doodhongeren bewaarden. Soms
sliep hij in een ledige wagen, soms in een schuur, soms
op een bank.
Eindelijk leverde ook dit leven zoo troosteloos weinig
den militairen Commandant aan te
melden ik bracht daarom den avond
door in gezelschap van mijn vriende
lijken gastheer en de twee andere
officieren van het fort. Den volgen
den morgen liet ik een „bendi" (twee
wielig rijtuigje) uit de stad komen en
reed naar Betingadja, een prachtige
landstreek tegen de helling van het
gebergte, een half uur van Amboina
verwijderd, waar de gouverneur van
de Molukken in een prachtige, ruime
villa resideerde.
--Nadat ik mij had voorgesteld en
mijne papieren had overgegeven, was
de gouverneur zoo welwillend mij uit
te noodigen mijn intrek bij liern te
nemen, totdat de voorloopige maatre
gelen voor de topografische opnemin
gen, die ik in het oosten van het
eiland moest doen, genomen waren.
Op den terugweg naar het fort, meldde
ik mij bij den kommandeerenden luite
nant-kolonel en de beide kapiteins, die
zeer verheugd waren nieuws uit Wel
tevreden te vernemen. Ik maakte ook
mijne opwachting bij den assistent
resident, den eersten ambtenaar naden
gouverneur. Hij was zoo vriendelijk
mi] zijn hulp toe te zeggen voor het
verkrijgen van paarden en koelies, het
welk mij, zooals ik later ervoer, zon
der zijne hulp groote moeite zou ge-
kost hebben.
I Ik benutte mijn oponthoud in de
1 woning van den gouverneur, die bijna
1 eiken avond eenige hooge ambtenaren,
officieren en handelaars ontving, om de
noodige informaties in te winnen be
treffende de Molukken.
De Amboineezen staan in geestelijke
i ontwikkeling ver boven de andere volk
stammen van den Archipel* maar zij
hebben zeer veel inbeelding en zijn
buitengewoon luidit laatste kan men
hun echter eigenlijk niet tot een ver-
wijt maken, want de bodem is zoo bui-
tengewoon vruchtbaar, dat zij met ge
ringen arbeid het noodige voor hun
levensonderhoud kunnen bekomen. De
voornaamste voortbrengselen van de
eilanden Amboina, Saparoea, Haroekoe
jj en Noessa-Laut, uit welke vier eilanden
'j de groep bestaat, zijn de specerijen,
:j welke in schaduwrijke tuinen of plan-
tages geteelt worden. In den tijd waar-
van ik spreek, bedroeg het aantal boo-
men ongeveer 130000, die gezamenlijk
jaarlijks ongeveer 500000 pond spe-
I cerijen opleverden. De bevolking was
j verplicht de specerijen in de landsma-
gazijnen tegen een door de Regeering
i vastgestelden prijs af te leveren. Behalve
j specerijen wordt er ook veel cacao en
i sago geteelt. Van een groote menigte
aangeplante sagopalmen wordt behalve
de sago ook nog palmwijn ofsagoweer
gemaakt, door het sap uit de stammen
te trekken. Deze palmwijn is een iet
wat flauwe, maar toch recht aangename
drank. De inboorlingen, die belast zijn
met het werk op de Gouvernements-
j plantage, wonen in negorijen in den
omtrek daarvan en hebben nog ruim
tijd over om zich bezig te houden met
het teelen van rijst, sago, aardvruchten,
boomwol, enz.
HELDER, ii Februari.
Officiëele berichten
uit de uStaatscourant'1.
Met 1 Maart a. s. wordt de luit. ter zee
der lste kl. J. H. Strootman geplaatst in de
rol van Hr. Ms. wachtschip alhier eu belast
met het bevel over Hr. Ms. Jzeilschoener
„Argus" en worden met dien datum op ge
noemden zeilschoener gedetacheerd de luits.