Blnnenlandsoh nieuws. TIMMERLIEDENBOND. De Tim nierbeden-Vereeniging «Door een dracht welvaart" alhier hield jl. Zondag middag in het Casinogebouw eene openbare vergadering, die ook door een aantal niet- leden werd bijgewoond. Nadat deze vergadering door den Presi dent, den heer G. Schellinger, was geopend, werd het woord verleend aan den heer G. van Duivenbode, van Amsterdam, welke optrad tot uiteenzetting van het doel van den Algemeenen Nederlandschen Timmer lieden-Bond, waarvan «Door eendracht wel vaart" hier eene plaatselijke afdeeling vormt. In den aanvang zijner redevoering zeide spreker in de eerste plaats te willen bloot leggen den toestand van den timmerman in onze tegenwoordige maatschappij, die hij gansch niet rooskleurig noemt. I.age loonen, langdurige arbeid, ziedaar wat thans aan de orde is en waaronder de werkman in het algemeen, de timmerman in het bijzonder gebukt gaat. Hierin verandering en verbete ring te brengen, zal men niet vermogen zon der vereeniging, zonder dat de werklieden zich organiseeren, want individueel beteekent men niets. Geen der Yereenigingen, vroeger opgericht om den toestand van den werkman te ver beteren, heeft haar doel volkomen kunnen hereiken, omdat men den goeden wog niet koos om daartoe te geraken. Bij vele dier Vereenigingen bestaat een ziekenbus en wordt een kasje gevormd, het laatstgenoemde hoofd zakelijk om daaruit jaarlijks een feestje te organiseeren, zonder meer. Dergelijke feestjes mogen niet het hoofd doel eener Werklieden-vereeniging zijn, want daarmee wordt niets bereikt het doel moet zijn de vraag voorop te stellen wat kunnen we doen om de timmerlieden te organiseeren? De werkman heeft een tijd beleefd waarin eene zekere welvaart heerschte. Toen was het voor hem den tijd geweest zich te orga niseeren, maar hij heeft dat niet gedaan, vermoedelijk omdat hij gedachten te kort schoot, omdat hij dacht dat de toestand steeds blijven zou als die toen was. Nu ziet men echter rondom zich een groot aantal werk- loozen en begrijpt men dat het noodig is een anderen weg in te slaan, dat men zich noodzakelijk moet vereenigen om tot betere toestanden te komen. Aan die vereeniging is het te danken, dat te Amsterdam, waar volgens statistieke opgaven 504 timmerlieden zonder werk waren, een deel dezer werk- loozen, 105 in getal, in het Huis van bewa ring aan den Heiligenweg aan werk en brood zijn geholpen. Dit is echter werkver schaffing zonder meer en deze arbeid kan dus, uit den aard der zaak, niet duur zaam zijn. Om afdoende verbetering in den huidigen onhoudbaren toestand te brengen zal in de eerste plaats de arbeidstijd moeten worden verkort, doch hiertegen wordt nog steeds gewerkt, niet liet minst door de werk lieden zelf, die in verkorting van den arbeids dag benadeeling hunuer belangen meenen te zien. Tot verbetering van het lot van den werk man zijn reeds vele sprekers opgestaan, maar de fout van de meeste dezer is, dat zij zich op zeker politiek of godsdienstig standpunt plaatsen, wat aan de zaak geen voordeel kan doen. Zoo acht de socialist het privaat bezit de oorzaak der heerschende ellende, terwijl «Patrimonium" daarentegen de minder gunstige toestanden toeschrijft aan het gemis van godsdienstzin bij den werkman. Ook het vroegere «Nederlandsch Tiramerliedenverbond" was in meerdere of mindere mate eene poli tieke Vereeniging, omdat het, onder meer, ook naar algemeen stemrecht streefde. Dit was de oorzaak van zijneu kwijnenden toe stand, daar velen zich niet aansloten omdat zij de statuten te „rood" vonden. Waar het bestuur zag dat zoovelen tegen die statuten gskaut waren, besloot men een Bond op te richten, waarin de politiek geen plaats zou kunnen vinden, en het resultaat was, dat de «Algemeene Nederlandsche Timmerlieden- bond" tot stand kwam en thans 20 afdee- lingen telt. Deze stelt zich ten doel te streven naareen normalen arbeidsdageen loonstandaard, waarvan het minimum vol doende is, den timmerman in staat te stellen met zijn gezin behoorlijk te leven voldoende regeling van het leerlingwezenarbeidsraden, ter beslissing van alle geschillen tusschen werkgevers en werklieden, zoo mogelijk te regelen bij de wetvoorziening in den toe stand der gezellen, bij ziekte, ongeluk, inva liditeit en den ouden dag, zoo mogelijk te regelen bij de weten alles wat verder blijken zal noodig te zijn ter bereiking van zijn doel. Deze verschillende punten van het program van den Bond werd uitvoerig door den spreker uiteengezet en, waar noodig, toegelicht. Ten slotte wees spr. op het noodzakelijke van de opwekking van piëteitsgcvoel, waar door men elkander beter leert kennen en waardeeren. Als een uitnemend middel om j het piëteitsgevocl te bevorderen, noemde spr. j eeue stichting als die in de Rozenstraat te Amster dam, die men den naam «Ons Huis" heeft gege ven. Daar komen verschillende standen samen en bespreken zij de middelen tot verbetering van de bestaande toestandendaar tracht men het leven der arbeidersgezinnen te verheffen door middel van geestelijke ontwikkeling, die tot den arbeid meer geschikt maakt en den vrijen tijd met meer vrucht leert gebruiken. Men heelt er gelegenheid tot lezen van bla den en boeken, tot oefening in de gymna stiek, tot het ontvangen van onderwijs in koken en verstellen, tot het hooren van we- tenschappclijke voordrachten en lessen over allerlei onderwerpen, tot het samenzijn in gezellige, leerzame clubs en tot het hijwonen van muziek-, zang-, tooneel- en andere uit voeringen en kan er voor weinig kosten veel 1 genieten. In «Ons Huis" zit de kupitalist naast den arbeider en werkt met dezen samen, wat zeker verre te verkiezen is boven vijand schap tusschen burgers van denzelfden Staat, waaruit nooit iets goed tot stand kan komen. Heeft spreker elders vele verkeerdheden gezien, ook hier ter plaatse zijn ze hem niet ontgaan. Er wordt hier, naar hij vernam, veel gebouwd door menschen die des daags bij een patroon werken en dan 's nachts nog eens voor zichzelf aan 't bouwen gaan. Wordt hierdoor velen arbeiders het brood uit den mond genomen, deze misstanden zouden niet bestaan, wanneer de werklieden flink georga niseerd waren, zooals b. v. in Duitschland, waar zij elkander controleeren. Dat de ar beiders hier niet meer aaneengesloten zijn, ligt aan hen zelfzij concurreeren, waar zij naast elkander moesten staan, en die con currentie maakt hen machteloos. Vereeniging is het middel om dit te veranderen, ook zonder dat er politiek of godsdienst bij in 't spel behoeft te komen. Daarom spoorde spreker voor de zooveelste maal tot aanslui ting bij den Bond aan. Een langdurig applaus beloonde hem voor zijne duidelijke redevoering. Daar van de gelegenheid tot debat door geen der aanwezigen gebruik werd gemaakt, sloot de President hierop met een woord van dank de vergadering. Helder. Het programma voor het negende winterconcert, hedenavond door het stafmuziekkorps der Kon. Ned. Marine in «Tivoli" alhier te geven, luidt als volgt 1. Marche heroïque a la mémoire de Henri Regnault, Camille Saint-Saëns. 2. Ouverture de 1'opéra Les Huguenots, Giacomo Meijer- beer. 3. Triiumerei, aus der Russische Suite, Richard Wiierst (Solo fiir Violine). 4. Jeux d'enfauts, petite suite d'orchestre, George BizetI. Marche (Trompette et Tambour) II. Berceuse (La Poupée)III. Impromptu (La Toupie)IV. Duo (Petit MariPetite femme)V. Galop (Le bal). 5. Ouverture zum VolksstiickEin Morgen, ein Mittag, ein Abend in Wien, Eranz von Suppé. 6. Elirtation, Scène du Bal, P. A. Steek. 7. Wo die Citronen blüh'n, Concert-Walzcr, Johann Strauss. 8. Fantaisie sur 1'opéraLes Con- tes de HofFmanu, Jacq. Offenbach. Texel. Te Oudeschild is het roodvonk uitgebroken, Verscheidene kinderen zijn lijdende aan griep. Callantsoog. Tot lid van den ge meenteraad werd jl. Dinsdag gekozen de heer G. Baken Az. Schagen. Door de Liberale Kiesver- eeniging daartoe uitgenoodigd, trad jl. Vrij dagavond voor een talrijk publiek alhier als spreker op mr. W. v. d. Kaay, met het onderwerp: uitbreiding van Staatsbemoei ingen. Wijzende op de ontevredenheid, die met kwistige hand wordt aangewakkerd, zegt spreker twee soorten daarin te onderschei den: de opbouwende en de verwoestende. De opbouwende beheerscht den uitvinder, die telkens streeft nieuwe verbeteringen aan te brengen, den landman, die zijn grond steeds productiever wenscht te maken, den arbeider die zwoegt om zijne positie te ver beteren. De tweede treft ge aan bij den werkman, die voor zijn braspenning het betere begeerde. Zoo is het met de onte vredenheid op maatschappelijk gebied. Er zijn er die telkens beweren, dat de Staat tot heden voor den werkman en den kleinen burgerstand niets heeft verricht, doch daartegenover stelde spreker het vele, dat in laatste jaren tot stand gekomen en op wetgevend gebied nog te wachten is. Al zullen deze wetten niet alle armoede en allende voorkomen, toch is ieder eerlijk man verplicht daarop te wijzen. Doch allen die het wel meenen raadt hij aan, om door eendrachtig handelen in den bestaanden toestand geleidelijke verbeteringen te bren gen. Eerst dan, wanneer vereenigingen, inge richt naar het Elberfeldsche stelsel, te kort schieten, trede de Staat op. Doch dan ook Staatstoezicht. Alkmaar. l)e tweede serie, groot f 210.000, der 3$ pCt geldleening, groot f310.000 ten laste dezer gemeente is ruim volteekend. De toewijzing vindt plaats naar koersen loopende van 99 tot 99 J pCt. Marine en Leger. In den a. s. zomer zullen bij de Marine mobilisatie-proefnemingen worden genomen om te onderzoeken, welke de kortst moge lijke tijd is, waarin een oorlogsbodem in gereedheid kan worden gebracht. De machinist 2de kl. B. Eenhoorn, ge plaatst bij 's Rijkswerf te Amsterdam, wordt 1 Maart a. s. bevorderd tot de iste kl. Hr. Ms. instructieschepen „Castoi" en „Pollux" worden op 's Rijkswerf te Am sterdam gereedgemaakt voor de indienst- stelling met 1 April a. s. tot het houden van oefeningstochten met de jongens van Hr. Ms. opleidingsschip „Admiraal van Wassenaer". De luit. ter zee iste kl. F. M. Gels- dorp, chef van het torpedo-atelier op 's Rijkswerf te Hellevoetsluis, wordt 16 Maart a. s. toegevoegd aan het hoofd van het vak van uitrusting aldaar, ter vervan ging van den luit. ter zee rste kl. B. Bru- tel de la Rivière, die dan op non-activiteit wordt gesteld. Het militair assaut, door de bootsmans leerlingen van Hr. Ms. instructie-korvet „Nautilus" in Casino te Hellevoetsluis te geven, is bepaald op 2 Maart a. s. De nieuwbenoemde kapitein bij den generalen staf Van den Brandeler wordt toegevoegd aan den commandant der stel ling van Helder, ter vervanging van den kapitein van den gen. staf Sodenkamp, die werkzaam wordt gesteld order de bevelen van den chef van den generalen staf te 's Gravenhage. Landbouw en Veeteelt. Voordracht van den heer F. Marlet, te Anna Paulowna. De afdeeling Anna Pauloivna der Holl. Maatschappij van Landbouw, hield jl. Zater dagavond eene openbare vergadering in «Veer- burg". Na een inleidend woord van den Voorzitter, den beer W'aller, gaf deze het woord aan den heer Marlet, van Delft. I De heer M. trad daarna op en deelde zijn hoorders mede, dat hij dezen avond het woord zou voeren over twee belangrijke onder werpen, en wel: 1. over bemesting, en 2. over veevoeding. Na eerst eenige oogenblikken stilgestaan te hebben bij het doel der bemesting, vraagt sprekerIs stalmest voldoende, of heeft men ook kunstmest noodig? Ja, zegt hij, men heeft ook de laatste noodig, om nl. aan den grond datgene terug te geven, wat er aan onttrokken is of wordt. I Wel is stalmest eene volledige mest, d. w. z. j alle stollen, die de plant behoeft, komen daarin voor, maar zij is niet onder alle om- j standigheden voldoende. Kunstmest zou men theoretisch voldoende achten voor volledige bemesting, maar in de praktijk gaat dit niet op, daar men rekening moet houden met den bodem, die, om in voortdurend goeden toe stand te blijven, van tijd tot tijd stalmest hehoeft. In het algemeen toch, blijft de grond hij kunstmest niet zoo malsch. Voort gaande, bespreekt de lieer M. de eigenschap pen van den bodem, in verband met de be mesting, en geeft daarbij menige nuttige wenk, echter onder voorbehoud, dat men op landbouwkundig gebied geen vaste regelen kan stellen, maar dat alles getoetst moet worden aan de praktijk. Voorts beantwoordt spr, de vraag, waarom stalmest niet onder alle omstandigheden vol doende is. Zij bevat, wel is waar, de stoffen, die de plant voornamelijk behoeft, t. w. stik stof, phospkonuur en potascli, maar zij is voor alle gewassen niet altijd rijk genoeg aan die verschillende bestanddeelen en daar om niet steeds doeltrelfend. B. v. klaver heeft geen stikstof noodig, en zoo over het algemeen de vlinderbloemige gewassen. De klaver zelf trekt stikstof uit de lucht en geeft die aan den bodem, en beet dus een zooge naamd verbeterend gewas. Het ligt al7.00 voor de hand, dat stalmest voor klaver niet liet meest geschikt is. Nog minder moet men Chili-salpeter aanwenden, daar deze stikstof aanbrengt, maar wel superphosphaat, daar zij hieraan behoefte heeft, nl. aan phos- phorzuur. Granen hebben veel stikstof, minder plios- phorzuur en bijna geen potasch noodig dus is alweder voor granen ook stalmest niet de beste. Deze heeft minstens aanvulling noodig. Spreker voegt hierbij de opmerking, dat het beter is te spreken van hulpmest dan van kunstmest, omdat men bij dit woord licht aan knoeierij denkt. Het gebruik van kunst mest is in de laatste jaren ontzaglijk toege nomen daarmede kunnen wij tevreden zijn. De heer M. noemt als voorbeeld hiervan de provincie Zeeland, waar hij zeer goed bekend is. Een 25tal jaren geleden was er de kunstmest nog in minachting, thans wordt zij er algemeen gebruikt. Ontevreden moet men eehter nog zijn over het min juiste ge bruik er van. Vooral moet bij bemesting de werkzaam heid van den grond in acht worden geuome» en daarna de kwaliteit en kwantiteit van de mest bepaald worden. Wat aan den grond ontbreekt is theoretisch niet terstond uit te maken, maar blijkt dikwijls eerst door erva ring. Het komt menigmaal voor dat de bodem te geil is, de gewassen daardoor te lang opschieten, soms op den grond terecht komen en de oogst niet is in evenredigheid van den groeide bodem bevat dan te wei nig pkosphorzuur en te veel stikstof. Waar aardappelen en bieten niet gedijen, is potasch te kort, en zoo voortgaande geeft de lieer M. eenige practische wenken. Overgaande tot de bespreking van liet ge bruik der verschillende Kunstmestsoorteu, raadt spreker aan, de Chili-salpeter in 't voorjaar te gebruiken. Zij toch lost onmiddellijk op en moet dus tegen den tijd der ontwikkeling van de plant in den grond zijn. Begin met weinig, b.v. met 80 a 100 K.G. per II.A. en geef zoo noodig meer. Phosphorzuur wordt nooit geheel losgelaten en lost moeielyk op in den grond gebruik liet dus in het najaar. Potasch lost dadelijk op, maar de stof ver deelt zich langzaam en blijft lang boven in dea grond hangen en doet dan schade aan de wortels; gebruik het dus eveneens in het najaar. Uit het bovengenoemde blijkt dus dat en kelvoudige meststoffen (le voorkeur verdienen boven de samengestelde. Resumeerende, zegt spreker, hebben wij dus in het oog te houden, dat stalmest uitnemend is om den bodem in gewenschten toestand te houden, maar zij heelt ook andere dingen noodig, dus hulpmest. Regel u niet naar formules, maar naar de practijk, gepaard aan de hand der wetenschap. Voorts waarschuwt hij tegen de menigvul dige knoeierijen bij de vervaardiging van mestsoorten, en men dient dus gewaarborgd te zijn tegen misleiding. Hiermede eindigt spreker het eerste deel zijner redevoering en geeft in de pauze ge legenheid tot vragen over het gehoorde of andere onderwerpen, den landbouw betreffende, waarvan dan ook door verschillende personen gebruik gemaakt werd. Na de pauze besprak de heer M. de vee voeding. Het is van overwegend belang, dat de veehouder een juist begrip heeft van de waarde der voedingsmiddelen. Een middel om tot die kennis te geraken, bestaat in het proef voederen. Hebben de gewassen voornamelijk drie stoffen noodig tot ontwikkeling, ook liet voedsel van onze dieren heeft behoefte aan drie voorname zaken, t. w. eiwit, vet en zetmeelachtige stoffen. Eiwit is wel het hoofd bestanddeel en de meeste voedingsmiddelen, behalve erwten, boonen en ook granen, zijn arm aan eiwit. Ook aan vet zijn de meeste arm tot die voedingsmiddelen welke veel vet bevatten, behooren de koeken. Zetmeel achtige sloffen zijn doorgaans het meest aan wezig. Nu hebben de dieren niet altijd aan de drie genoemde bestanddeelen gelijke behoefte. Jonge dieren b. v. hebben veel rust noodig jonge varkens krijgen daarvan gewoonlijk te weinig. De waarde van het vet worden, wordt dikwijls te hoog geschat. Zetmeelach tige stoffen worden zelden te weinig gegeven. Bij dc voedering moet men vooral liet oog houden op de verteerbaarheid van het voed sel; wat niet verteerd kan worden, heeft wei nig waarde. De practische ervaring moet echter ook hier weder maatstaf zijn en niet bloot theoretische beschouwingen. Spreker staat thans eenigen tijd stil hij de resultaten van de voedering van boonen en met maïs en geelt daarna een vergelijking van de waarde van lijn- met grondnotenkoeken als voedings middelen. Hij zegt 0. a., dat een sterke voeding met boonen niet bevorderlijk is aan de zuivelbereiding, en dat veel maisvoeder bij varkens los spek heeft. Het is voorts eene vergissing, dat de grootste hoeveelheid eiwit in het een of ander voeder tevens het beste voedingsmiddel zou zijn. Alles moet naar verhouding gegeven worden. Krijgt het dier te weinig vet, dan deugt het Diet. Hij vergelijkt hiermede de vermageringskuur bij de menschen, waarbij het opgelegde vet zelf verbruikt wordt. Zetmeelachtige stoffen be houden de dierlijke warmte en beletten, dat de opgelegde stoffen worden verbruikt. Men moet dus voederen naar vaste rant soenen en vereischte verhouding van de ver schillende bestanddeelen. Eenige voedings middelen afzonderlijk besprekenen, noemt de heer M. zuivere lijnkoek een uitstekend voedsel, doch door te vele aanvraag is zij te duur. Hij zegt hierbij 0. a. hoe vroeger in Zeeland bijna geen lijnkoek gebruikt werd en thans veel. Maïs wordt volgens spreker te veel gebruikt naar verhouding van de waarde er van. Ook de pulp wordt tegenwoordig te duur betaald, dus de slotsom van sprekers redeneering is dat meer rekening dient ge houden te worden met de samenstelling der voedingsmiddelen en dat een meer ecouomisch 12 op hetzelfde neer, hadden allen hetzelfde begin en slot. Terwijl dit gesprek gevoerd werd, was men van tafel opgestaan, en in den salon teruggekeerd. Daar, in ge makkelijke fauteuils gezeten, met een sigaar tusschen de lippen en de oogen half gesloten, praatten de jongelui steeds vrijer met elkafir, en weldra had geen van hen meer geheimen voor den ander. Alleen Ploërné zat ernstig toe te luisteren, zonder zich in het gesprek te mengen. Niet alleen lag het niet in zijn aard, zijne verhouding tot de vrouwen aan iedereen mee te deelen, maar daar hij pas van de reis teruggekeerd was, had hij op dat punt weinig ondervin ding opgedaan. De harde levenswijze, vol moeielijkheden en gevaren, maakte hem ongevoelig voor de kleine ge noegens zijner vrienden, die hun vrijen tijd niet beter weten door te brengen. Hij vergat, dat hij ook eens zóó geweest was en beoordeelde hen naar de indrukken van het oogenblik, en met weemoed dacht hij er aan, hoe weinig hij met zijne vrienden, naar wier bijzijn hij zoo vurig gewensclit had, gemeen had en hoe hij nu gevoelde welk een diepe kloof er tusschen hen lag. Toen dacht hij er aan, dat hij misschien voor het laatst met hen tezamen was, dat in de toekomst ieder van hem zou vervreemden, en toch kon hij den zwaren last, die op hem rustte, niet van zich afwentelen. Als hij verre hier vandaan, in donkere nachten de wacht had, was hem nooit zoo'n gevoel van eenzaamheid en ver latenheid bekropen als nu, te midden dezer drinkende, rookende jongelieden, die elkaar hunne liefdesavonturen vertelden. Zijne gedachten zweefden ver weg van dit gezelschap, naar een liefelijk stil plaatsje. Hij was in de omstreken van Nizza, aan het zeestrand, in een kleine zeebocht van de golf van Villafranca, waar, aan den voet van den Sara- ceenentoren, die op den top der Saint-Hospice staat, zich eene kleine villa verheft, die met hare wit en rood geschilderde muren door het groen te voorschijn komt. Daar woonden in vreedzame eenzaamheid drie vrouwen, een oude en twee zeer jonge, die vol ongeduld op hem wachtten. 13 Zijne tante, madame de Saint-Maurice, die vreesde niet lang genoeg te zullen leven om hem weder te zien en zijne beide nichten, waarvan de eene hem eene zusterlijke genegenheid toedroeg, en de andere met on verbreek bare liefde aan hem verbonden was. Hij haalde zich die drie voor den gee3t, zooals zij daar in den salon zaten, welks ramen op de zee uitzagen, hoe zij daar rustig over haar werk gebogen zouden zitten, zonder te kunnen vermoeden, dat haar geliefde vriend zoo dichtbij was. Welk een vreugde zou het geven, als hij zoo onverwachts binnentrad, want, volgens zijn laatsten brief, konden zij hem pas over twee maanden verwachten. Door zijn onverwacht vertrek was hij niet in de gelegen heid geweest te schrijven, en wat telegrafeeren betreft, daarvoor wachtte hij zich wel, daar hij zijne goede tante geen schrik op het lijf wilde jagen, want zij had een afschuw van die briefjes met blauwe letters, die toch voor haar nooit iets anders geweest waren dan boden van ongelukkige tijdingen. Daarbij kwam nog, dat hij zichzelf het genoegen niet wilde ontnemen, haar eene zoodanige verrassing te bereiden. Hij kon het zich zoo voorstellen, hoe het gaan zou. De bel aan den tuindeur zou overgaan en het blaffen van den hond zou te kennen geven, dat er iemand was. Dan zou Leïla, eene Mulattin, de zoogmoeder zijner bruid, het hek openen zij zou hem herkennen en een kreet van verrassing uitstooten. Daarop zou natuurlijk alles in het huis in opschudding komen. De tante zou voor het venster komen en de beide nichten naar buiten stormen met uitgebreide armen en tranen in de oogen. Welk een heerlijk beeld Zou hij eerst zijne vriendin of eerst zijne bruid kussen? Zij, die hem vroolijk en onschuldig tegemoet trad, bij wie geen nevengedachten opkwamen en die hij steeds als eene goede vriendin bemind had Hoe het ook wezen mocht, het zou voor hem een tijd van louter vreugde zijn, dien hij in het bijzijn zijner beminden door zou brengen, bij zijne oude tante, die hij als eene moeder vereerde, en bij die beide jonge meisjes, van wie de eene zijn geheele leven door eene lieve vriendin en de andere zijne aangebedene vrouw zou zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 2