Blnnenlandsoh nieuws.
TIMMERLIEDENBOND.
De Tim nierbeden-Vereeniging «Door een
dracht welvaart" alhier hield jl. Zondag
middag in het Casinogebouw eene openbare
vergadering, die ook door een aantal niet-
leden werd bijgewoond.
Nadat deze vergadering door den Presi
dent, den heer G. Schellinger, was geopend,
werd het woord verleend aan den heer G.
van Duivenbode, van Amsterdam, welke
optrad tot uiteenzetting van het doel van
den Algemeenen Nederlandschen Timmer
lieden-Bond, waarvan «Door eendracht wel
vaart" hier eene plaatselijke afdeeling vormt.
In den aanvang zijner redevoering zeide
spreker in de eerste plaats te willen bloot
leggen den toestand van den timmerman in
onze tegenwoordige maatschappij, die hij
gansch niet rooskleurig noemt. I.age loonen,
langdurige arbeid, ziedaar wat thans aan de
orde is en waaronder de werkman in het
algemeen, de timmerman in het bijzonder
gebukt gaat. Hierin verandering en verbete
ring te brengen, zal men niet vermogen zon
der vereeniging, zonder dat de werklieden
zich organiseeren, want individueel beteekent
men niets.
Geen der Yereenigingen, vroeger opgericht
om den toestand van den werkman te ver
beteren, heeft haar doel volkomen kunnen
hereiken, omdat men den goeden wog niet
koos om daartoe te geraken. Bij vele dier
Vereenigingen bestaat een ziekenbus en wordt
een kasje gevormd, het laatstgenoemde hoofd
zakelijk om daaruit jaarlijks een feestje te
organiseeren, zonder meer.
Dergelijke feestjes mogen niet het hoofd
doel eener Werklieden-vereeniging zijn, want
daarmee wordt niets bereikt het doel moet
zijn de vraag voorop te stellen wat kunnen
we doen om de timmerlieden te organiseeren?
De werkman heeft een tijd beleefd waarin
eene zekere welvaart heerschte. Toen was
het voor hem den tijd geweest zich te orga
niseeren, maar hij heeft dat niet gedaan,
vermoedelijk omdat hij gedachten te kort
schoot, omdat hij dacht dat de toestand steeds
blijven zou als die toen was. Nu ziet men
echter rondom zich een groot aantal werk-
loozen en begrijpt men dat het noodig is
een anderen weg in te slaan, dat men zich
noodzakelijk moet vereenigen om tot betere
toestanden te komen. Aan die vereeniging
is het te danken, dat te Amsterdam, waar
volgens statistieke opgaven 504 timmerlieden
zonder werk waren, een deel dezer werk-
loozen, 105 in getal, in het Huis van bewa
ring aan den Heiligenweg aan werk en brood
zijn geholpen. Dit is echter werkver
schaffing zonder meer en deze arbeid
kan dus, uit den aard der zaak, niet duur
zaam zijn. Om afdoende verbetering in den
huidigen onhoudbaren toestand te brengen
zal in de eerste plaats de arbeidstijd moeten
worden verkort, doch hiertegen wordt nog
steeds gewerkt, niet liet minst door de werk
lieden zelf, die in verkorting van den arbeids
dag benadeeling hunuer belangen meenen te
zien.
Tot verbetering van het lot van den werk
man zijn reeds vele sprekers opgestaan, maar
de fout van de meeste dezer is, dat zij zich
op zeker politiek of godsdienstig standpunt
plaatsen, wat aan de zaak geen voordeel kan
doen. Zoo acht de socialist het privaat
bezit de oorzaak der heerschende ellende,
terwijl «Patrimonium" daarentegen de minder
gunstige toestanden toeschrijft aan het gemis
van godsdienstzin bij den werkman. Ook het
vroegere «Nederlandsch Tiramerliedenverbond"
was in meerdere of mindere mate eene poli
tieke Vereeniging, omdat het, onder meer,
ook naar algemeen stemrecht streefde. Dit
was de oorzaak van zijneu kwijnenden toe
stand, daar velen zich niet aansloten omdat
zij de statuten te „rood" vonden. Waar het
bestuur zag dat zoovelen tegen die statuten
gskaut waren, besloot men een Bond op te
richten, waarin de politiek geen plaats zou
kunnen vinden, en het resultaat was, dat de
«Algemeene Nederlandsche Timmerlieden-
bond" tot stand kwam en thans 20 afdee-
lingen telt. Deze stelt zich ten doel te
streven naareen normalen arbeidsdageen
loonstandaard, waarvan het minimum vol
doende is, den timmerman in staat te stellen
met zijn gezin behoorlijk te leven voldoende
regeling van het leerlingwezenarbeidsraden,
ter beslissing van alle geschillen tusschen
werkgevers en werklieden, zoo mogelijk te
regelen bij de wetvoorziening in den toe
stand der gezellen, bij ziekte, ongeluk, inva
liditeit en den ouden dag, zoo mogelijk te
regelen bij de weten alles wat verder
blijken zal noodig te zijn ter bereiking van
zijn doel.
Deze verschillende punten van het program
van den Bond werd uitvoerig door den
spreker uiteengezet en, waar noodig, toegelicht.
Ten slotte wees spr. op het noodzakelijke
van de opwekking van piëteitsgcvoel, waar
door men elkander beter leert kennen en
waardeeren. Als een uitnemend middel om j
het piëteitsgevocl te bevorderen, noemde spr. j
eeue stichting als die in de Rozenstraat te Amster
dam, die men den naam «Ons Huis" heeft gege
ven. Daar komen verschillende standen samen en
bespreken zij de middelen tot verbetering van
de bestaande toestandendaar tracht men
het leven der arbeidersgezinnen te verheffen
door middel van geestelijke ontwikkeling, die
tot den arbeid meer geschikt maakt en den
vrijen tijd met meer vrucht leert gebruiken.
Men heelt er gelegenheid tot lezen van bla
den en boeken, tot oefening in de gymna
stiek, tot het ontvangen van onderwijs in
koken en verstellen, tot het hooren van we-
tenschappclijke voordrachten en lessen over
allerlei onderwerpen, tot het samenzijn in
gezellige, leerzame clubs en tot het hijwonen
van muziek-, zang-, tooneel- en andere uit
voeringen en kan er voor weinig kosten veel 1
genieten. In «Ons Huis" zit de kupitalist
naast den arbeider en werkt met dezen samen,
wat zeker verre te verkiezen is boven vijand
schap tusschen burgers van denzelfden Staat,
waaruit nooit iets goed tot stand kan komen.
Heeft spreker elders vele verkeerdheden
gezien, ook hier ter plaatse zijn ze hem niet
ontgaan. Er wordt hier, naar hij vernam,
veel gebouwd door menschen die des daags
bij een patroon werken en dan 's nachts nog
eens voor zichzelf aan 't bouwen gaan. Wordt
hierdoor velen arbeiders het brood uit den
mond genomen, deze misstanden zouden niet
bestaan, wanneer de werklieden flink georga
niseerd waren, zooals b. v. in Duitschland,
waar zij elkander controleeren. Dat de ar
beiders hier niet meer aaneengesloten zijn,
ligt aan hen zelfzij concurreeren, waar zij
naast elkander moesten staan, en die con
currentie maakt hen machteloos. Vereeniging
is het middel om dit te veranderen, ook
zonder dat er politiek of godsdienst bij in 't
spel behoeft te komen. Daarom spoorde
spreker voor de zooveelste maal tot aanslui
ting bij den Bond aan.
Een langdurig applaus beloonde hem voor
zijne duidelijke redevoering.
Daar van de gelegenheid tot debat door
geen der aanwezigen gebruik werd gemaakt,
sloot de President hierop met een woord van
dank de vergadering.
Helder. Het programma voor het
negende winterconcert, hedenavond door het
stafmuziekkorps der Kon. Ned. Marine in
«Tivoli" alhier te geven, luidt als volgt
1. Marche heroïque a la mémoire de Henri
Regnault, Camille Saint-Saëns. 2. Ouverture
de 1'opéra Les Huguenots, Giacomo Meijer-
beer. 3. Triiumerei, aus der Russische Suite,
Richard Wiierst (Solo fiir Violine). 4. Jeux
d'enfauts, petite suite d'orchestre, George
BizetI. Marche (Trompette et Tambour)
II. Berceuse (La Poupée)III. Impromptu
(La Toupie)IV. Duo (Petit MariPetite
femme)V. Galop (Le bal). 5. Ouverture
zum VolksstiickEin Morgen, ein Mittag,
ein Abend in Wien, Eranz von Suppé. 6.
Elirtation, Scène du Bal, P. A. Steek. 7. Wo
die Citronen blüh'n, Concert-Walzcr, Johann
Strauss. 8. Fantaisie sur 1'opéraLes Con-
tes de HofFmanu, Jacq. Offenbach.
Texel. Te Oudeschild is het roodvonk
uitgebroken, Verscheidene kinderen zijn
lijdende aan griep.
Callantsoog. Tot lid van den ge
meenteraad werd jl. Dinsdag gekozen de
heer G. Baken Az.
Schagen. Door de Liberale Kiesver-
eeniging daartoe uitgenoodigd, trad jl. Vrij
dagavond voor een talrijk publiek alhier
als spreker op mr. W. v. d. Kaay, met het
onderwerp: uitbreiding van Staatsbemoei
ingen.
Wijzende op de ontevredenheid, die met
kwistige hand wordt aangewakkerd, zegt
spreker twee soorten daarin te onderschei
den: de opbouwende en de verwoestende.
De opbouwende beheerscht den uitvinder,
die telkens streeft nieuwe verbeteringen aan
te brengen, den landman, die zijn grond
steeds productiever wenscht te maken, den
arbeider die zwoegt om zijne positie te ver
beteren. De tweede treft ge aan bij den
werkman, die voor zijn braspenning het
betere begeerde. Zoo is het met de onte
vredenheid op maatschappelijk gebied. Er
zijn er die telkens beweren, dat de Staat
tot heden voor den werkman en den
kleinen burgerstand niets heeft verricht,
doch daartegenover stelde spreker het vele,
dat in laatste jaren tot stand gekomen en
op wetgevend gebied nog te wachten is.
Al zullen deze wetten niet alle armoede
en allende voorkomen, toch is ieder eerlijk
man verplicht daarop te wijzen. Doch allen
die het wel meenen raadt hij aan, om door
eendrachtig handelen in den bestaanden
toestand geleidelijke verbeteringen te bren
gen.
Eerst dan, wanneer vereenigingen, inge
richt naar het Elberfeldsche stelsel, te kort
schieten, trede de Staat op. Doch dan ook
Staatstoezicht.
Alkmaar. l)e tweede serie, groot
f 210.000, der 3$ pCt geldleening, groot
f310.000 ten laste dezer gemeente is ruim
volteekend. De toewijzing vindt plaats naar
koersen loopende van 99 tot 99 J pCt.
Marine en Leger.
In den a. s. zomer zullen bij de Marine
mobilisatie-proefnemingen worden genomen
om te onderzoeken, welke de kortst moge
lijke tijd is, waarin een oorlogsbodem in
gereedheid kan worden gebracht.
De machinist 2de kl. B. Eenhoorn, ge
plaatst bij 's Rijkswerf te Amsterdam, wordt
1 Maart a. s. bevorderd tot de iste kl.
Hr. Ms. instructieschepen „Castoi" en
„Pollux" worden op 's Rijkswerf te Am
sterdam gereedgemaakt voor de indienst-
stelling met 1 April a. s. tot het houden
van oefeningstochten met de jongens van
Hr. Ms. opleidingsschip „Admiraal van
Wassenaer".
De luit. ter zee iste kl. F. M. Gels-
dorp, chef van het torpedo-atelier op
's Rijkswerf te Hellevoetsluis, wordt 16
Maart a. s. toegevoegd aan het hoofd van
het vak van uitrusting aldaar, ter vervan
ging van den luit. ter zee rste kl. B. Bru-
tel de la Rivière, die dan op non-activiteit
wordt gesteld.
Het militair assaut, door de bootsmans
leerlingen van Hr. Ms. instructie-korvet
„Nautilus" in Casino te Hellevoetsluis te
geven, is bepaald op 2 Maart a. s.
De nieuwbenoemde kapitein bij den
generalen staf Van den Brandeler wordt
toegevoegd aan den commandant der stel
ling van Helder, ter vervanging van den
kapitein van den gen. staf Sodenkamp, die
werkzaam wordt gesteld order de bevelen
van den chef van den generalen staf te
's Gravenhage.
Landbouw en Veeteelt.
Voordracht van den heer F. Marlet,
te Anna Paulowna.
De afdeeling Anna Pauloivna der Holl.
Maatschappij van Landbouw, hield jl. Zater
dagavond eene openbare vergadering in «Veer-
burg". Na een inleidend woord van den
Voorzitter, den beer W'aller, gaf deze het
woord aan den heer Marlet, van Delft. I
De heer M. trad daarna op en deelde zijn
hoorders mede, dat hij dezen avond het
woord zou voeren over twee belangrijke onder
werpen, en wel: 1. over bemesting, en 2. over
veevoeding.
Na eerst eenige oogenblikken stilgestaan
te hebben bij het doel der bemesting, vraagt
sprekerIs stalmest voldoende, of heeft
men ook kunstmest noodig?
Ja, zegt hij, men heeft ook de laatste
noodig, om nl. aan den grond datgene terug
te geven, wat er aan onttrokken is of wordt. I
Wel is stalmest eene volledige mest, d. w. z. j
alle stollen, die de plant behoeft, komen
daarin voor, maar zij is niet onder alle om- j
standigheden voldoende. Kunstmest zou men
theoretisch voldoende achten voor volledige
bemesting, maar in de praktijk gaat dit niet
op, daar men rekening moet houden met den
bodem, die, om in voortdurend goeden toe
stand te blijven, van tijd tot tijd stalmest
hehoeft. In het algemeen toch, blijft de
grond hij kunstmest niet zoo malsch. Voort
gaande, bespreekt de lieer M. de eigenschap
pen van den bodem, in verband met de be
mesting, en geeft daarbij menige nuttige
wenk, echter onder voorbehoud, dat men op
landbouwkundig gebied geen vaste regelen
kan stellen, maar dat alles getoetst moet
worden aan de praktijk.
Voorts beantwoordt spr, de vraag, waarom
stalmest niet onder alle omstandigheden vol
doende is. Zij bevat, wel is waar, de stoffen,
die de plant voornamelijk behoeft, t. w. stik
stof, phospkonuur en potascli, maar zij is
voor alle gewassen niet altijd rijk genoeg
aan die verschillende bestanddeelen en daar
om niet steeds doeltrelfend. B. v. klaver
heeft geen stikstof noodig, en zoo over het
algemeen de vlinderbloemige gewassen. De
klaver zelf trekt stikstof uit de lucht en geeft
die aan den bodem, en beet dus een zooge
naamd verbeterend gewas. Het ligt al7.00
voor de hand, dat stalmest voor klaver niet
liet meest geschikt is. Nog minder moet
men Chili-salpeter aanwenden, daar deze
stikstof aanbrengt, maar wel superphosphaat,
daar zij hieraan behoefte heeft, nl. aan phos-
phorzuur.
Granen hebben veel stikstof, minder plios-
phorzuur en bijna geen potasch noodig dus
is alweder voor granen ook stalmest niet de
beste. Deze heeft minstens aanvulling noodig.
Spreker voegt hierbij de opmerking, dat het
beter is te spreken van hulpmest dan van
kunstmest, omdat men bij dit woord licht
aan knoeierij denkt. Het gebruik van kunst
mest is in de laatste jaren ontzaglijk toege
nomen daarmede kunnen wij tevreden zijn.
De heer M. noemt als voorbeeld hiervan
de provincie Zeeland, waar hij zeer goed
bekend is. Een 25tal jaren geleden was er
de kunstmest nog in minachting, thans wordt
zij er algemeen gebruikt. Ontevreden moet
men eehter nog zijn over het min juiste ge
bruik er van.
Vooral moet bij bemesting de werkzaam
heid van den grond in acht worden geuome»
en daarna de kwaliteit en kwantiteit van de
mest bepaald worden. Wat aan den grond
ontbreekt is theoretisch niet terstond uit te
maken, maar blijkt dikwijls eerst door erva
ring. Het komt menigmaal voor dat de
bodem te geil is, de gewassen daardoor te
lang opschieten, soms op den grond terecht
komen en de oogst niet is in evenredigheid
van den groeide bodem bevat dan te wei
nig pkosphorzuur en te veel stikstof. Waar
aardappelen en bieten niet gedijen, is potasch
te kort, en zoo voortgaande geeft de lieer
M. eenige practische wenken.
Overgaande tot de bespreking van liet ge
bruik der verschillende Kunstmestsoorteu, raadt
spreker aan, de Chili-salpeter in 't voorjaar
te gebruiken. Zij toch lost onmiddellijk op
en moet dus tegen den tijd der ontwikkeling
van de plant in den grond zijn. Begin met
weinig, b.v. met 80 a 100 K.G. per II.A.
en geef zoo noodig meer. Phosphorzuur wordt
nooit geheel losgelaten en lost moeielyk op
in den grond gebruik liet dus in het najaar.
Potasch lost dadelijk op, maar de stof ver
deelt zich langzaam en blijft lang boven in
dea grond hangen en doet dan schade aan
de wortels; gebruik het dus eveneens in het
najaar.
Uit het bovengenoemde blijkt dus dat en
kelvoudige meststoffen (le voorkeur verdienen
boven de samengestelde. Resumeerende, zegt
spreker, hebben wij dus in het oog te houden,
dat stalmest uitnemend is om den bodem in
gewenschten toestand te houden, maar zij heelt
ook andere dingen noodig, dus hulpmest.
Regel u niet naar formules, maar naar de
practijk, gepaard aan de hand der wetenschap.
Voorts waarschuwt hij tegen de menigvul
dige knoeierijen bij de vervaardiging van
mestsoorten, en men dient dus gewaarborgd
te zijn tegen misleiding.
Hiermede eindigt spreker het eerste deel
zijner redevoering en geeft in de pauze ge
legenheid tot vragen over het gehoorde of
andere onderwerpen, den landbouw betreffende,
waarvan dan ook door verschillende personen
gebruik gemaakt werd.
Na de pauze besprak de heer M. de vee
voeding. Het is van overwegend belang, dat
de veehouder een juist begrip heeft van de
waarde der voedingsmiddelen. Een middel
om tot die kennis te geraken, bestaat in het
proef voederen.
Hebben de gewassen voornamelijk drie
stoffen noodig tot ontwikkeling, ook liet
voedsel van onze dieren heeft behoefte aan
drie voorname zaken, t. w. eiwit, vet en
zetmeelachtige stoffen. Eiwit is wel het hoofd
bestanddeel en de meeste voedingsmiddelen,
behalve erwten, boonen en ook granen, zijn
arm aan eiwit. Ook aan vet zijn de meeste
arm tot die voedingsmiddelen welke veel
vet bevatten, behooren de koeken. Zetmeel
achtige sloffen zijn doorgaans het meest aan
wezig.
Nu hebben de dieren niet altijd aan de
drie genoemde bestanddeelen gelijke behoefte.
Jonge dieren b. v. hebben veel rust noodig
jonge varkens krijgen daarvan gewoonlijk te
weinig. De waarde van het vet worden,
wordt dikwijls te hoog geschat. Zetmeelach
tige stoffen worden zelden te weinig gegeven.
Bij dc voedering moet men vooral liet oog
houden op de verteerbaarheid van het voed
sel; wat niet verteerd kan worden, heeft wei
nig waarde. De practische ervaring moet
echter ook hier weder maatstaf zijn en niet
bloot theoretische beschouwingen. Spreker
staat thans eenigen tijd stil hij de resultaten
van de voedering van boonen en met maïs
en geelt daarna een vergelijking van de waarde
van lijn- met grondnotenkoeken als voedings
middelen. Hij zegt 0. a., dat een sterke
voeding met boonen niet bevorderlijk is aan
de zuivelbereiding, en dat veel maisvoeder
bij varkens los spek heeft. Het is voorts
eene vergissing, dat de grootste hoeveelheid
eiwit in het een of ander voeder tevens het
beste voedingsmiddel zou zijn. Alles moet
naar verhouding gegeven worden. Krijgt het
dier te weinig vet, dan deugt het Diet. Hij
vergelijkt hiermede de vermageringskuur bij
de menschen, waarbij het opgelegde vet zelf
verbruikt wordt. Zetmeelachtige stoffen be
houden de dierlijke warmte en beletten, dat
de opgelegde stoffen worden verbruikt.
Men moet dus voederen naar vaste rant
soenen en vereischte verhouding van de ver
schillende bestanddeelen. Eenige voedings
middelen afzonderlijk besprekenen, noemt de
heer M. zuivere lijnkoek een uitstekend
voedsel, doch door te vele aanvraag is zij
te duur. Hij zegt hierbij 0. a. hoe vroeger
in Zeeland bijna geen lijnkoek gebruikt werd
en thans veel. Maïs wordt volgens spreker te
veel gebruikt naar verhouding van de waarde
er van. Ook de pulp wordt tegenwoordig te
duur betaald, dus de slotsom van sprekers
redeneering is dat meer rekening dient ge
houden te worden met de samenstelling der
voedingsmiddelen en dat een meer ecouomisch
12
op hetzelfde neer, hadden allen hetzelfde begin en slot.
Terwijl dit gesprek gevoerd werd, was men van tafel
opgestaan, en in den salon teruggekeerd. Daar, in ge
makkelijke fauteuils gezeten, met een sigaar tusschen de
lippen en de oogen half gesloten, praatten de jongelui
steeds vrijer met elkafir, en weldra had geen van
hen meer geheimen voor den ander.
Alleen Ploërné zat ernstig toe te luisteren, zonder zich
in het gesprek te mengen. Niet alleen lag het niet in
zijn aard, zijne verhouding tot de vrouwen aan
iedereen mee te deelen, maar daar hij pas van de reis
teruggekeerd was, had hij op dat punt weinig ondervin
ding opgedaan. De harde levenswijze, vol moeielijkheden
en gevaren, maakte hem ongevoelig voor de kleine ge
noegens zijner vrienden, die hun vrijen tijd niet beter
weten door te brengen. Hij vergat, dat hij ook eens zóó
geweest was en beoordeelde hen naar de indrukken van
het oogenblik, en met weemoed dacht hij er aan, hoe
weinig hij met zijne vrienden, naar wier bijzijn hij zoo
vurig gewensclit had, gemeen had en hoe hij nu gevoelde
welk een diepe kloof er tusschen hen lag.
Toen dacht hij er aan, dat hij misschien voor het laatst
met hen tezamen was, dat in de toekomst ieder van hem
zou vervreemden, en toch kon hij den zwaren last, die op
hem rustte, niet van zich afwentelen.
Als hij verre hier vandaan, in donkere nachten de wacht
had, was hem nooit zoo'n gevoel van eenzaamheid en ver
latenheid bekropen als nu, te midden dezer drinkende,
rookende jongelieden, die elkaar hunne liefdesavonturen
vertelden.
Zijne gedachten zweefden ver weg van dit gezelschap,
naar een liefelijk stil plaatsje. Hij was in de omstreken
van Nizza, aan het zeestrand, in een kleine zeebocht van
de golf van Villafranca, waar, aan den voet van den Sara-
ceenentoren, die op den top der Saint-Hospice staat, zich
eene kleine villa verheft, die met hare wit en rood
geschilderde muren door het groen te voorschijn komt.
Daar woonden in vreedzame eenzaamheid drie vrouwen,
een oude en twee zeer jonge, die vol ongeduld op hem
wachtten.
13
Zijne tante, madame de Saint-Maurice, die vreesde niet
lang genoeg te zullen leven om hem weder te zien en
zijne beide nichten, waarvan de eene hem eene zusterlijke
genegenheid toedroeg, en de andere met on verbreek bare
liefde aan hem verbonden was.
Hij haalde zich die drie voor den gee3t, zooals zij daar
in den salon zaten, welks ramen op de zee uitzagen, hoe
zij daar rustig over haar werk gebogen zouden zitten,
zonder te kunnen vermoeden, dat haar geliefde vriend zoo
dichtbij was. Welk een vreugde zou het geven, als hij
zoo onverwachts binnentrad, want, volgens zijn laatsten
brief, konden zij hem pas over twee maanden verwachten.
Door zijn onverwacht vertrek was hij niet in de gelegen
heid geweest te schrijven, en wat telegrafeeren betreft,
daarvoor wachtte hij zich wel, daar hij zijne goede tante
geen schrik op het lijf wilde jagen, want zij had een
afschuw van die briefjes met blauwe letters, die toch voor
haar nooit iets anders geweest waren dan boden van
ongelukkige tijdingen.
Daarbij kwam nog, dat hij zichzelf het genoegen niet
wilde ontnemen, haar eene zoodanige verrassing te bereiden.
Hij kon het zich zoo voorstellen, hoe het gaan zou. De
bel aan den tuindeur zou overgaan en het blaffen van den
hond zou te kennen geven, dat er iemand was. Dan zou
Leïla, eene Mulattin, de zoogmoeder zijner bruid, het hek
openen zij zou hem herkennen en een kreet van verrassing
uitstooten. Daarop zou natuurlijk alles in het huis in
opschudding komen. De tante zou voor het venster
komen en de beide nichten naar buiten stormen met
uitgebreide armen en tranen in de oogen.
Welk een heerlijk beeld Zou hij eerst zijne vriendin
of eerst zijne bruid kussen? Zij, die hem vroolijk en
onschuldig tegemoet trad, bij wie geen nevengedachten
opkwamen en die hij steeds als eene goede vriendin
bemind had Hoe het ook wezen mocht, het zou voor hem
een tijd van louter vreugde zijn, dien hij in het bijzijn zijner
beminden door zou brengen, bij zijne oude tante, die hij
als eene moeder vereerde, en bij die beide jonge meisjes,
van wie de eene zijn geheele leven door eene lieve vriendin
en de andere zijne aangebedene vrouw zou zijn.