NIEU WEDIEPER COURANT. HELDERSCHE- M. 33. Vrijdag 17 Maart 1893. Jaargang 51. voor Hollands Noorderkwartier. hou. and, visscherij, bonne chadssdre. NEDERLAND. GUIIDCAFE CENTRAL. Kanaalweg 84, Helder. Rettaurant op alle uren van den dag. 5 BILLARDS, VERGADERZALEN, etc., etc. Geïllustreerd Weekblad YOOE JONGELUI. fl.25 per knartaai. B(j alle EN Het boeiendste en goed koopste jongensboek is De Weekblad voor Zee- en ZoetwotervlMohorU, Vlschtcalt, VUohberel- ding en Vlechbandel fl.25 per kwartaal. HU «11e boekhandelare n werlirljsbaar. KONINGSTRAAT 31. SPECIAAL IDIIS VOOH SCUOi:>ES Sllll IAAT. A. Adriainss. Het Vaderland! ghetronwe Blij: iek tot in den doot. WUhélmutlitd. Vorsouum ioderen X>lrtacl««, Donaerdag en Zaterdag. Abonnementapriji per 3 maanden: Voor de courant binnen de gemeeentef 0.70, met Jong Holland1.20 naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, 1.40 mm a *He landen, die in het postverdrag lijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). 1.75, 2.60 Znid-Afrika2.50, 4.— REDACTEUR-UITGEVER J. H. VAN BALEN. Molenplein.Helder. Prjja Adverti Van 1—5 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. Advertentiën voor liefdadige doeleinden Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand ntlai: - Bij ahonnemant, naar galang van da per regel 5 Cl. De Advertentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst. Aanranding der Vrijheid. Zooals wij hebben medegedeeld, zijn te Maassluis werklieden (kuipersgezellen) door hunne patroons ontslagen, omdat zij lid waren geworden van eene vakver- eeniging, ten doel hebbende de behar tiging hunner belangen. Deze schandelijke aanranding der vrij heid van den werkman, zal zeker door iedereen ten zeerste worden afgekeurd. Men heeft, zoo dikwijls er sprake is van socialistische opruiing, altijd den mond vol van verbeteringen van sociale toestanden langs ordelij kon weg en raadt den werk man aan zich te vereenigen, om langs ordelijken weg zijne belangen te bepleiten. En nu dit geschied, nu de werklieden te Maassluis toonen ordelijk te willen, komen de patroons tusschenbeiden en stich ten wanorde. Ziedaar juist den weg ingeslagen om hun tot wanorde te drijven, om hen in de armen van de sociaal-democratie te voeren. Zouden de patroons er aan gedacht heb ben, dat het onheil, dat hieruit kan voort komen, op hunne hoofden neerkomt? Het is nuttig hierop niet alleen de aan dacht van de ingezetenen van Maassluis, maar van geheel Nederland te vestigen. Wat daar eventueel moge geschieden als gevolg van die even laffe als on billijke daad, is het werk der patroons 1 Het ontslag der kuipersgezellen heeft een storm van verontwaardiging in den lande doen opgaan. Onder het opschrift „Slavernij of Ar moede", verscheen een artikel in „De Werkmansbode", onder redactie van den heer B. H. Heldt, dat aldus besluit „Deze drie werklieden zijn dus broode loos, omdat zij zich durfden onttrekken aan het dwangjuk, dat de Maassluissche patroons hun werklieden meenen te mogen opleggen. Zij verdienen voor deze fiere houding, voor dit offer dat zij brengen ter wille hunner vrijheid en die van hun kamera den, ter wille van de vrijheid der werk lieden om over hun vrijen tijd op gepaste wijze te beschikken, zooals hun goeddunkt, ter wille ook van het viije vereenigings- leven, de hulde en erkentelijkheid van alle vereenigden en voorstanders van werk- liedenvereenigingen in vooruitstrevenden en hervormenden, doch ordelijken geest. En zij mogen op meer aanspraak maken. Zij verdienen ook de ondersteuning van de vereenigingen en de vereenigingsvrien- den, voor zich en hunne gezinnen, die door hun werkeloosheid aanstonds broo deloos zijn." De „Nieuwe Rotterdamsche Courant" zegt: „Indien de zaak zich inderdaad zoo toegedragen heeft, dan' verdient de hande ling der patroons de strengste afkeuring. Zij is eene aanranding van het recht der werklieden om zich tot gezamenlijke be hartiging van hunne belangen te vereeni gen en een misbruiking van de sterkere positie, waarin de patroon tegenover den werkman staat. Dergelijke daden van pa troons zijn in veel sterkere mate dan de redevoeringen van sociaal-democratische opruiiers geschikt om de ontevredenheid in dit geval eene rechtmatige ontevre denheid onder de arbeidende klasse op te wekken. Volgens de mededeeling van „T)e Werk mansbode" werden door den maatregel mannen getroffen, die tol de flinke, op passende en bekwame werklieden behooren. Wij hopen van harte, dat de pogingen zullen slagen van hen die willen zorgen, dat deze werklieden niet de slachtoffers worden van eene handelwijze, die na het bovenvermelde niet nader behoeft te wor den gequalificeerd." „De Standaard," hoofdorgaan der anti revolutionaire partij, zegt „Indien de toedracht der zaak is, gelijk ze hier geteekend wordt, blijkt er uit, dat in het hart van een werkman edeler over wegingen den doorslag kunnen geven, dan de consideraties, die zijn patroon leiden. Bij den werkman opoffering voor iets ideaals, bij den patroon misbruik van overmacht en egoïsme." I)e „Delftsche Opmerker" spreekt in een hoofdartikel zijn afkeuring over de handel wijze der betrokken patroons uit en 'ein digt met de woorden „Met ingenomenheid wordt Nederland zoo dikwijls aangeduid als „de bakermat der vrijheid". Hier en daar ontbreekt daaraan nog wel iets, vooral in het geci teerde geval te Maassluis. Hopen we dat dit anders mag worden en werkgevers eene betere verhouding tusschen hen en hunne ondergeschikten als een eersten plicht gaan beschouwen." Curieus is de manier waarop de heeren patroons zich verdedigen. De kuipersbaas Jacob Drop deelt in de „N. R. Ct." mede, dat de kuiper Hugo Meier niet door hem werd ontslagen omdat hij lid dier veree- niging was geworden, maar omdat hij des Maandags wegbleef zonder kennisgeving, iets wat nota bene daar steeds gewoonte is en waarop nimmer aanmerking is gemaakt. De heer Hub. Dirkzwager ver dedigt zich door mede te deelen hoe goed de kuipers het bij hem hebben en hoe hoog hunne loonen zijn, maar laat de hoofd zaak onaangeroerd. Alleen zegt hij dat hij niet tegen werkliedenvereenigingen is, zoo zij alleen tot nut ea heil van den werkman zijn opgericht, en dat dit met de opgerichte verceniging niet het geval is, getuige dc verklaring van den door hem ontslagene W. van der Linde, die jl. Za terdag nog verklaarde, dat hij geen lid der Vereeniging was geworden met het oog op den ouden dag, maar uitsluitend om te trachten het loon van 40 c. voor het vervaardigen van nieuwe vaten op 45 ct. per vat te brengen. Terecht zegt de „Amsterdammer" hierop „De heer Dirkzwager verklaart zich vol strekt niet per se tegen werkliedenvereeni gingen, want zijn meeste werklieden zijn lid van „Eendracht maakt macht" en som mige ook van „Patrimonium", maar die vereenigingen moetenalleen tot nut en heil van den werkman zijn opgericht En of ze dat werkelijk zijn, dat beoor deelt.... niet de werkman zelf, maar de patroon, in casu de heer Hub. Dirkzwager te Maassluis in hoogsteigen persoon En nu wil het ongeluk dat de heer Dirkzwager tot de conclusie is gekomen, dat de vakvereeniging, door den heer De Rot opgericht, niet tot nut en heil van den werkman strekt. En waarom niet? Omdat men door die vereeniging 0. a. wil trachten het loon van 40- cent voor het maken van vaatjes te brengen op 45 cent Dit lezende, zou men zoo zeggen, dat de heer Dirkzwager meer bevreesd is voor zijn eigen „nut en heil" dan voor het „nut en heil" van zijn werklui, dat er toch stellig niet onder zou lijden als zij vijf Genten meer kregen per vaatjeAlthans lang zoo ernstig niet als ze nu uit pure zorg voor hun „nut en heil" door hun vaderlijken vriend Dirkzwager 'broodeloos zijn gemaakt In elk geval, het is niet de heer Dirk zwager die heeft te beoordeelen bij welke l vereeniging den werkman zich heeft aan j te sluiten, maar de arbeider heeft dit krachtens zijn rechten als Nederlandsch staatsburger zelf uit te maken. 1 De arbeider staat als burger niet onder j de voogdij van zijn patroon. Door zich die niettemin aan te matigen, zich met de uitoefening zijner rechten in te laten en zelfs arbeiders broodeloos te maken die zich in deze niet voegen naar zijn wil, pleegde de heer Dirkzwager een vergrijp aan des arbeiders recht en vrijheid, waar tegen niet ernstig genoeg kan worden ge protesteerd." En de heer J. Hoogendijk zegt mede terecht De hoofdzaakde eenige zaak waarover de quaestie loopt, isDat de kuipersgezellen W. v. d. Linden en N. T. v. d. Velde, werkzaam bij de Maatschappij voor Zeeuisscherj directeur Hub. Dirkzwager, ontslagen sijn omdat zj als lid toetraden tot de Maas- sluische Kttipersgezellen vereen iging. Maar juist daarover spreekt de heer Dirkzwager in zijn lijvig betoog niet en ik zal het nóg maar eens zeggen ddt is de eenige quaestie, de quaestie. De heer de Rot, die door zijne bemoeiin gen de werklieden had opgewekt tot het stichten van de vereeniging, die nu hun ongeluk heeft bewerkt, zegt Men treft daardoor niet alleen den kwaaddoener (als het kwaaddoen mag hccten, zijn vrijheid te willen handhaven), maar ook vrouw en kroost, wat de grootste en ik zeg de onrechtvaardigste straf is want men treft den schuldigen en onschul- digen men treft zoowel het kind dat de moedermelk noodig heeft, als den man die voor zijn handeling verantwoor de 1 ij k is. Het is de plicht van ieder om het kwade tegen te gaan en het goede te steunen dat mogen de heeren Dirkzwager en Drop en overige patroons bedenken, die eene vakvereeniging kwaad achtenjvoor de werk lieden. En intusschen blijft de heer Dirkzwager bij zijn houding volharden. Toen dezer dagen de beide ontslagen werklieden, op een gerucht dat de heer D. hen wenschte te spreken, zich naar het kantoor begaven, kregen zij ten antwoord, dat zij onmiddel lijk aan het werk konden gaan, mits zij zich lieten schrappen als lid der kuipers- gezellen-vereeniging. En dan hebben wij een volkslied als het volgende „Wij leven vrij, wij leven blij Óp Neerlandsch dierb'ren grond, Ontworsteld aan de slavernij Zijn wij door eendacht groot en vrij, Hier duldt de grond geeu dwinglandij, Waar vrijheid ecuwen stond HELDER, 16 Maart. 42 zijn moed bijeen en.... zweeg. Waar hij toch op zou wachten?'' „Wilt ge dan, mijne gebiedster, dat hij spreekt?' „Waarom niet? Hij is even goed ah een ander. Hij mishaagt mij niet en hij is rijk. Maar deze Europeanen hebben visschenbloed in de adereneen Creool had allang alles gezegd wat hem op het hart lag. Hij komt, groet, zet zich, spreekt kalm en vleit mij een beetje. Dat laatste gebeurt echter nog niet eens eiken avond. Als hij dat doet, heeft hij nog zijn goeden dag. Hij houdt zich veel met mijne moeder bezig, laat zich al die vervelende klei nigheden vertellen die er voorvallen en luistert naar al hare jammerklachten, troost haar met een goedig lachje, drinkt zijn kopje thee, staat prompt om elf uur op, neemt afscheid, verdeelt een paar aardige gezegden tusschen Therese en mij, waarbij ik nog een extra smachtende blik krijg en gaat heen, zonder mij een stap nader te zijn gekomen. Op die manier duurt het nog tien jaar, voor er iets van komt." „Gij zijt pas in uw zeventiende jaar, misschien houdt dat hem wel terug." „Op mijn leeftijd staat eene Creoolsche gelijk met eene Europeesche van twintig. Kijk maar eens naar Therese zij is even oud als ik en toch nog totaal een kind." Leïla schudde bedenkelijk het hoofd. „Therese is geen kind meer. Wees op uwe hoede voor haar. Zij weet ineer dan gij denkt, maar zij is bij de hand en berekenend en zegt niets wat zij liever voor zich houdt.' „Wat bedoelt ge daarmede? Spreek duidelijk." „Sla Therese toch eens gade als graaf Ploërné hier is, inplaats van u uitsluitend bezig te houden met hem hei hoofd op hol te brengen. Dan zult ge zelf iets zien, waarvan ge tot heden geen flauw vermoeden hebt." „Zou zij Raimond beminnen?" In Lydia's oogen blonk een zonderling licht, maar terstond voegde zij er ernstig aan toe: „Arm kind! Als dat zoo is, wil ik haar hem gaarne overlaten, maar hij?" En een demonisch lachen speelde om haar mond. „Zou hij willen? Hij heeft mij op zijne wijze lief, eene manier, die nu niet juist naar mijn smaak is, maar ik geloof, dat zijne liefde diep en oprecht is.' 39 daarheen gemaakt als hij vroeger kennis met haar ge maakt hadwant door de toovermacht die zij op hem uitoefende zou hem geen opoffering te zwaar geweest zijn. Zijne oogen zeiden bij deze woorden echter zooveel, dat Therese hem verbaasd aanstaarde. Lydia bleef echter bij deze woorden volkomen kalm, maar lachte hem met haar schoone mond eens toe. „Lieve neef," zeide mevrouw de Saint Maurice, „gij weet wel dat wij in het hotel blijven en dan in de stad een woning zoeken wilden, maar onze kleine Therese liet dat niet toe: zij wil dat wij bij haar blijven." „Daarin heeft zij groot gelijk, beste tante, en ik kan haar niet genoeg in dat besluit ondersteunen." „Ja, ik ben zoo ontsteld van de reis, dat ik hare uit- noodiging maar terstond aangenomen hebik ben echter niemand graag tot last en over eenige dagen, als de zaak eerst rijpelijk overwogen is zal ik een beslissing nemen. De beslissing, die men nam, was dan ook die, dat men in de woning van Therese bleef. De gravin gaf hierbij meer gehoor aan de verzoeken der anderen, dan aan het genoegen een groote huishouding te besturen te hebben, wat doorgaans niet in den smaak van oostersche vrouwen valt. Ploërné dacht echter dat het grootste gevaar voor Therese in eenzaamheid lag, en Lydia verklaarde dat zij nooit schooner woning gezien had als villa Letourneur, en Therese had zoo gesmeekt, dat mevrouw de Saint-Maurice had toegegeven en het bestuur der villa op zich nam, niettegenstaande zij onophoudelijk over de koude van Parijs jammerde. Liever gezegd, benoemde zij de mulattin Leïla tot hare vrouwelijke minister, die van den eersten dag attoonde welk eene heerschappij zij zou voeren. Door den dood van mevrouw Letourneur, en door The- rese's, afgetrokkenheid, had het dienstbodenpersoneel ge durende dien tijd, haar eigen gang gevolgd, de lieden hadden er zich al zoo aangewend in alles huu eigen zin te doen, dat zij bijna niet meer wisten of het hoorde zoo en er was in het geheel geen regelmaat meer in de loop der zaken. De zwarte, die den eersten dag in den dienstbodenkamer OfBciëele berichten uit de „Staatscourant'1. Bij Kon. besluit zijn benoemd: tot kolonel, de luit.-kol. C. L. W. Moorrees, 1ste officier bij de Kon. Milit. Academie bij het wapen der art.bij bet 4de reg. vcst.-arf., tot kol. en comm. van het korps, de luit.-kol. P. A. Scheltus, van den staf van het wapen, hoofd der IVde afd. van het Dep. van Oorlog. Bij Kon. besluit van 11 dezer is benoemd tot heemraad van den polder Wieringerwaard, de heer P. Schoorl. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Zitting van Dinsdag 14 Maart. De Minister van Financiën verdedigde de Mailcontracten. Een wekelijksche dienst is voor Indië en Nederland van groot gewicht. Het economisch belang en dat der Regeering is daarbij zeer betrokken. De wijze waarop sleuu wordt verleend is werkelijk het meest in 't Staatsbelangmisbruiken der maat schappijen bij 't vrachtvervoer vreest hij niet. De Regeering heeft, in overleg met de con tractanten, besloten, het contract, voor zoover betreft bet vervoer van gouverncments-pro- ducten, te ontbinden en alle bepalingen, op dat vervoer betrekking hebbende, uit dc over- eenkom-'en te lichten. De Minister vau Waterstaat betoogde, dat de snelheid, thans voorgesteld, met die van buitenlandsche lijnen kan wedijveren. 1 Tengevolge der aangebrachte wijzigingen is het debat verdaagd tot Donderdag. 1 Op eene vraag van den lieer Van Knrne- beek, verklaarde de Minister van Financiën, uilvoering der Bedrijfsbelasting op 1 Augustus niet te kunnen toezeggen. De heer Van Karnebeek stelde nu eene motie voor, om dc Regeering te verzoeken, dat de invoering der Vermogensbelasting tot 1 Mei 1S94 worde uitgesteld. Deze motie werd bestreden door de heeren Schaepman en Van Houten, terwijl de heer A. Van Dedem, het denkbeeld toejuichende, liever een wetsvoorstel wenschte.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1