NIEUWEDIEPERSCOURANT
HELDERSCHE-
M. 34.
Zondag 19 Maart 1893.
Jaargang 51.
JOHff
HOLLAND,
EN
VISSCHERIJ,
B08NE CHAÜSSPRE
A. Adrisuase.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. VAN BALEN.
Praatjes
Nieuwe Kieswet.
(HUID CAF£ CENTR&L,
Kanaalweg 84, Helder.
RMtourant op «11e uren van den dag.
Geïllustreerd Weekblad
VOOR
JONGELUI.
fl.25 por krrartaal.
BI.i allo
boekhandelaren
verltrljgbaar.
Het boeiendste en goed-
koopste jongensboek is i
De
Weekblad roor Zee- en
ZoetwatervlaMbeiiJ.
Vlscbtcelt. Vlaohborel-
(1.25 per knartaai.
Bij alle
boekhandelaren
verkrijgbaar.
koninostraat ai.
SPECIAAL ADSB8 VOOH
SCHOENEN NAAK K A AT.
Het Viiderlandt ghetronwe
Blij: iek tot in den doot.
WUMntulud.
Versobljnt lederen Dinsdag, Donderdag on Zaterdag.
A b o n n
ntaprija per 8 maande
Voor de courant binnen de gemeeentef 0.70, met Jong Holland1.20
g naar de overige plaatsen van Nederland 0.90, a a a 1.40
a a a a alle landen, die in het postverdrag
rijn opgenomen (inbegrepen
Ooit-Iixdië en Amerika). 1.75, a a w 2.60
BW a a Zuid-AfrikaB 2.50, a a w
REDACTEÜR-UITGEV ER
Molenplein.Helder.
Pr3.
1 Advertentiën:
Van 15 regelt 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij ebonneraant,
hoeveelheid regela, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen roor den werkenden itand
aar gelang van de
per regel 5 Ct.
De Advertentiën kunnen overal worden tjeplaatst tusschen den tekst.
over de
II.
Kenteekenen van geschiktheid.
Tegen het voorgestelde kenteeken van
geschiktheid zijn in het afd. verslag vele
bedenkingen geopperd.
„Verscheidene leden meenden, dat
dit in de praktijk zou nederkomen op het
naschrijven van een formulier, waarbij nog
komt dat het bezit van het kenteeken
alleen vereischt wordt op het oogenblik
dat men zich voor het erlangen der kies
bevoegdheid aanmeldt. Bovendien werd
nog opgemerkt, dat ook het rekenen als
kenteeken had moeten opgenomen worden.
Andere leden stelden op den voorgrond,
dat het kenteeken velen zou uitsluiten, die
de noodige geschiktheid bezitten. Bij
andere leden vond het Regeeringsvoorstel
instemming en de opmerking werd ge
maakt, dat wie niet kan lezen en schrijven,
feitelijk uitgesloten is van deelneming aan
het intellectueele leven. Bij de nadere be
spreking van het kenteeken van welstand
werden, behalve, de reeds vermelde, nog
andere bezwaren geopperd.
Vooreerst was er naar de meening van
verscheidene leden geen voldoende waar
borg, dat werkelijk alle instellingen van
weldadigheid, die onder de armenwet
vallen, op de door die wet voorgeschreven
lijsten worden geplaatst, en in de tweede
plaats zou het feit, dat voor het al dan
niet erlangen der kiesbevoegdheid ook
tijdelijke bedeeling in aanmerking zou
komen, naar de meening van vele leden
aanleiding geven tot niet geringe bezwaren.
Andere leden deden opmerken, dat die
bezwaren niet zijn weg te nemen zoolang
de grondwettelijke uitsluiting der bedeel
den bestaat."
Wij zijn het volkomen eens dat die
omschrijving van den toekomstigen kiezer
niet gemakkelijk is. De meeningen loopen
nogal uiteen.
Art. 3 der nieuwe kieswet houdt voor
kenteeken van geschiktheid, de kennis van
lezen en schrijven.
Is van het standpuntde bedoeling van
den wetgever zoo ruim mogelijk te nemen,
deze omschrijving juist? Wij meenen van
niet.
Zoo oppervlakkig beschouwd zou men
meenen dat dal kenteeken zoo veeleischend
niet is, maar op den keper beschouwd is
het dat toch wel.
Geeft de kennis van lezen en schrijven
een waarborg voor een gezond, onafhanke
lijk oordeel Neen
Heeft menige arbeider, menige boer die
lezen noch schrijven kan, niet een veel
beter inzicht in zaken dan menigeen die
wèl onderwezen is?
Zelfs in de memorie van toelichting op
deze ontwerpen wordt dat erkend. Wij
lezen daar
„Geestesontwikkeling en zelfstandigheid
van karakter zijn persoonlijke eigenschap
pen, die in eiken levenskring, onder alle
standen en rangen, bij sommigen worden
aangetroffen, bij anderen worden gemist.
De meest zorgvuldige opvoeding is geen
waarborg tegen gemis van doorzicht.
De scherpzinnigheid van menigen een-
voudigen daglooner zal elkeen meer
malen hebben getroffen. Slaafsche ge
dweeheid of fierheid kenmerkt menigen
minder ontwikkelden man evenzeer als
zijnen meer ontwikkelden medeburger. Dat
belangstelling in de openbare zaak even
min aan eeniger. levenskring is gebonden
of kan worden ontzegd, leert dagelijks de
ervaring."
Nu is de vraag: Wat is bij menigeen,
die op lateren leeftijd schrijven noch lezen
kan, de reden daarvan Ómdat hij reeds
in zijn prille jeugd bij moest dragen tot
de noodzakelijke inkomsten, omdat toen
het karige weekgeld dat hij en broers en
zusters konden verdienen niet gemist kon
worden, omdat eiken stuiver noodig was
om het gezin voor armoede, misschien voor
honger te bewaren.
Mag de Staat nu dezulken op lateren
leeftijd toevoegen ga heen, want ge kunt
lezen nóch schrijven Mag de Staat, waar,
in vele gevallen, niet eens voldoende gele
genheid tot het bekomen van betaald, laat
staan van kosteloos onderwijs was, dien man
uitsluiten Neen, de regeering heeft, naar
onze raeening, daartoe niet het recht. En
bovendien heeft de regeering, waar zij zelf
het leeren van lezen en schrijven niet tot
plicht heeft gemaakt, niet het recht die
kundigheden te eischen in den toekom
stigen kiezer.
Indien de Staat had gezorgd sinds jaren
en jaren voor voldoende gelegenheid
om kosteloos onderwijs te bekomen, indien
de Staat had gezorgd voor leerplicht, dan,
maar alleen ook in dat geval, had zij thans
den eisch kunnen stellen van lezen en
schrijven. Nu zij dat niet heeft gedaan,
nu zij het onderwijzen van het kind heeft
overgelaten aan de keus van ouders dik
wijls, die het recht niet moesten hebben
kinderen te houden, nu is zij zedelijk on
bevoegd het man geworden kind verplich
tingen op te leggen, waartoe zij de ouders
niet verplicht heeft.
Maar er is nog iets anders.
De wet verlangt, dat van de kennis van
lezen en schrijven b'ijke door eene eigen
handig geschreven aanvraag om op de kie
zerslijst te worden geplaatst.
In de eerste plaats hebben wij daartegen
deze bedenking, dat velen dat te lastig, te
omslachtig zullen vinden. Er zijn helaas
vele menschen onder de massa, die nu
nog niet tot de uitoefening van het kies
recht zijn toegelaten, die er tegen op zullen
zien, om onder toezicht van eenige heeren
een brief te schrijven. Verlegenheid,
schaamte over de onbeholpen manier waar
op zij de pen hanteeren, slecht schrift, niet
op de hoogte zijn der spelling, enz. enz.,
zullen velen weerhouden die aanvraag te
doen.
En dat getal zal niet het slechtste deel
der toekomstige kiezers vormen, daar het
zal bestaan voor het meerendeel uit een
voudige lieden, die wel hun gezond ver
stand bezitten om ernstige zaken te beoor-
deelen, die wel weten wien zij zullen
afvaardigen, maar tegen het bewijs geven
van hunne geschiktheid opzien als tegen
een berg.
Wij vreezen daarom dat een groot deel
van het degelijke element zal gemist wor
den op de kiezerslijsten, maar daarentegen
een ruime toevoer zal plaats hebben van
rumoermakers, die hervormingen zouden
willen invoeren A la minute, die zonder
nadenken den eersten den besten volksre
denaar volgen, zij het ook tot hun eigen
verderf.
Er zal ook misbruik gemaakt worden
van den eisch van lezen en schrijven, zoo
als in het afd. verslag terecht wordt ge
vreesd. In „Recht voor Allen" werd on
langs het voorstel gedaan, om, wordt deze
wet aangenomen, de partijgenooten, die
l nóch lezen nóch schrijven kunnen, zóóveel
i lezen en schrijven te leeren, dat zij aan
den eisch kunnen voldoen.
Dat is derhalve ontduiken van de bedoe
ling van den wetgever en een bewijs te
meer dat de kwalificatie van het woord
geschiktheid ook in deze ontwerpen niet
deugt.
De vraagof men er iets anders op kan
vinden, is niet gemakkelijk te beantwoor
den. Wij zouden daarom willen voorstel
len de eisch geschiktheid en maatschappe
lijke welstand als één te beschouwen, ze
i niet te scheiden en voor ieder eene afzon-
j derlijke omschrijving te zoeken.
Dit is o. i. te gemakkelijker, daar voor
de aanduiding van wat met maatschappe
lijke welstand wordt bedoeld, de ontwerper
o. i. (en behalve eene enkele bemerking),
eene veel betere kwalificatie heeft ge
vonden.
Het tweede kenmerk van den kiezer
„maatschappelijke welstand," is, volgens
onze meening, niet anders op te vatten
46
ralen staf en die van de troepen, waarin groote bressen
zijn geschoten gaan aanvullen. Onze eerste bestemming is
Haipong. Dan gaan wij volgens de bevelen, die wij daar van
den admiraal zullen vinden, naar Hanoi, waar wij met ons
eskader voor anker gaan. Wij zullen te land of te water
en misschien wel op beiden strijden dat is alles wat ik
weet. En wat voor een strijd zal dat worden Als men
de menschen zoo opeens aan hunne familiën en vrienden
ontrukt om daar te vechten, zijn zij gewoonlijk niet in een
goeden luim en slaan er flink op los."
„Uw beroep is verschrikkelijk," zeide mevrouw, sidde
rend. „Wat ik echter het ergste vind, is de zeereis. Het is
mij onbegrijpelijk hoe men aan boord van zoo'n schip kan
leven. Ik ben er half dood van geweest."
Raiinond en de meisjes hoorden niet eens meer wat me
vrouw zeide. Zij hadden zich, zacht pratend, in een ven
sternis teruggetrokken en na eenige oogenblikken stonden
zij als bij stilzwijgende afspraak op en verdwenen door
de glazendeuren die naar den tuin voerden. In den salon
stikten zij nu bijna en snakten naar de koude avondlucht
om hare zenuwen tot bedaren te brengen.
„Ge zult u een verkoudheid op den hals halen riep
mevrouw hun na. „Die Europeesche nachten zijn in Juli
nog koud genoeg om te bevriezen."
Toen schelde zij en beval Leila warme doeken voor de
meisjes te halen.
De jonge lieden gingen langzaam den tuin in. Het was
een heerlijke, zachte zomernacht en een zacht windje droeg
den geur der bloemen tot hen. Onder den fraaien sterren
hemel tusschen de beide meisjes wandelend, werd Raimond
door treurige gedachten overmeesterd. Het was toch geen
kleinigheid, het liefste wat hij op de wereld had te moeten
verlaten. Therese, die hij sinds zijne kindsheid had gekend,
met wie hij was opgegroeid en die hij lief had als een
beminde zuster en die andere, die hij slechts zoo kort
kende, maar die zijn hart stormenderhand had veroverd,
die hij aanbad .Welk een voorrecht was het, bij die twee
te zijn, ze steeds bij zich te hebben. Met hen te kunnen
praten, woorden te kunnen wisselen, welke de oogenblikken
waarin zij werden uitgesproken eene heilige wijding
43
„Dat is zij, gebiedster, maar, ondanks dat, sla Theresë
gade. Wij moeten weten, wat wij van haar te vreezen
hebben."
Lydia trok verachtelijk de schouders op.
„Van deze kleine te vreezen? Gij kent ze niet, Leila.
Haar karakter is opofferend en hoe grooter liet offer is
dat zij moet brengen, des te meer zelfkastijding zal zij
zich opleggen om zich er niet tegen te verzetten. Zij is
de verpersoonlijkte deugd. Ik geloof, dat koude naturen
het privilegie van alle deugden bezitten."
Na deze woorden begon zij hare zware vlechten los te
maken, terwijl zij welgevallig haar beeld toelachte, dat de
spiegel haar in al hare schoonheid deed zien. Daarna
neuriede zij een liedje en scheen aan alles, wat zij daar
even met hare kamenier had gesproken, niet eens meer te
denken. Maar in waarheid hield dat onderwerp haar zeer
bezig, want haar eigen belang vergat zij niet gemakke
lijk. Toch hield zij het voor beter zich voor Leila zoo
te houden alsof hare mededeeling haar niet de minste be
zorgdheid gaf. „Arm kind 1" mompelde zij nogmaals, met
trotsche zelfbewustheid. Toen liet zij Leila uit, om alleen
te zijn.
Den volgenden dag sloeg Lydia Therese nauwlettend
gade, maar Therese verried volstrekt niet wat er in haar
omging. Deze blondine met die zachte oogen had een
vast karakter en als zij zich eenmaal iets had voorgenomen,
week zij er niet gemakkelijk van af. De indruk welke
Lydia terstond op Raimond gemaakt had en de stomme be
wondering, waarmede hij haar vereerde, was haar niet ont
gaan en haar hart trok zich krampachtig samen. Tot nu
toe had zij voor haar neef een teedere neiging gevoeld en
had zich open en eerlijk tegenover hem getoond zooals
zij was, in de geheele eenvoudigheid van haar wezen.
Tusschen hem en haar hadden nimmer geheimen bestaan,
zij hadden open en rond altijd met elkander gesproken
evenals op dat oogenblik toen hij haar over hare gods
dienstige neigingen onderhield. Tot op dien tijd was haar
hart nog vrij gewsest en zou zij zich zonder offer aan den
dienst des Heeren kunnen wijden. Als zij Raimond lief
had, dan was dat met eene genegenheid van familieleden
dan als volgt: dat men arbeidt en door
dien arbeid voorziet in zijn eigen behoef
ten of in die var. zich en zijn gezin. Wie
werkt voor eigen onderhoud (inbegrepen
natuurlijk dat van het huisgezin) draagt
bij tot het onderhoud en dus tot den wel
vaart van den Staat en is als zoodanig een
nuttig lid van de maatschappij. Hij ge
niet derhalve maatschappelijke welvaart.
De wetgever heeft datzelfde dan ook
aangenomen als kenteeken van maatschap
pelijke welvaart. Nimmer had men dit
beter kunnen omschrijven, nimmer dit beter
kunnen aanduiden. En het zou niet in
ons zijn opgekomen bedenking te maken,
als het niet ware dat door de beide vol
gende alinea's voor een deel te niet werd
gedaan wat in het eerste lid zoo vrijgevig
wordt geschonken.
Wij bedoelen het volgendeMen neemt
aan dat wie in het laatstverloopen jaar
geen onderstand heeft genoten van eene
instelling van weldadigheid, het bewijs ge
leverd heeft onder de termen van het ken
teeken van maatschappelijke welstand te
vallen. Maar als nu de man, de kiezer,
de kostwinner laten wij zeggen, tijdelijk
i door ziekte belet wordt te werken en
gedwongen onderstand aan te nemen,
is het dan billijk hem het kiesrecht te ont
nemen. Als overbevolking, malaise in
handel en bedrijf, kortom, allerlei oorzaken
hem beletten te werken, al wiide hij nog
zoo gaarneals gebrek aan werk hem tot
hongeren doemt, moet hij dan bovendien
nog gestraft worden met schrappen van de
kiezerslijst? Wij zouden dat zeer onbillijk
vinden.
Wij hebben er niet op tegen dat men
den luiaard weert, dat men hem, die liefst
op kosten van anderen leeft, die dus de
i welvaart niet bevoordeelt maar benadeelt,
het recht niet geeft een woordje mee te
j spreken over de wijze waarop hij geregeerd
wenscht te worden, met andere woorden,
dat men den permanent bedeelde uitsluit
j maar niet den werkman, den beambte of
wie ook die genoodzaakt wordt tijdelijk
bedeeling aan te nemen, die, zonder dat,
misschien zou moeten ondergaan in den
grooten strijd om het bestaan. De vrees
voor de stem van het volk zou dan wel
eens eene regeering er toe kunnen leiden
niet te voorzien in werkverschaffing waar
zij dat anders wel zou doen, zou eene re
geering, als dal zoo in haar kraam te pas
kwam, wel eens kunnen verlokken tot
een milde bedeeling, teneinde het over
wicht van een zekere rubriek van kiezers
te breken.
Wij hebben daar straks gezegd dat wij
de eisch van de grondwet niet wenschten
i te splitsen in twee deelen, maar als één
wenschen aangemerkt te zien, teneinde eene
betere, eene geschikter en billijker oplos-
sing voor dien eisch te vinden. In ver-
I band met het voorgaande zou misschien
de omschrijving van den toekomstigen
kiezer kunnen luiden
De leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal en de leden van
de Provinciale Staten worden gekozen
door de mannelijke, meerderjarige
j ingezeten Nederlanders, die in hun
eigen onderhoud of in dat van hun
gezin voorzien en die in staat zijn
ten kiesbureele te kennen geven
met welke bedoeling zij aldaar ver-
I schijnen.
Wij gelooven dat dit de gemakkelijkste,
duidelijkste omschrijving is en tevens de
billijkste aanduiding. Men kon dan bij
de opsomming van hen, die uitgesloten zijn
opnemen, dat hij die, anders dan door
ziekte of algemeen gebrek aan werk, gere-
geld onderstand ontvangt is uitgesloten,
i Wij geven het slechts ter overweging en
ons oordeel voor beter,
i Dat laatste is blijkbaar ook de bedoe-
i ling van het voorstel-Levy, om ook den
onbemiddelde, mits zellstandig, als volge-
rechtigd lid der volksgemeenschap te be-
schouwen.
Bij het verslag is gevoegd een nota
van den heer W. K. M. Vrolik, ten doel
hebbende ieder naar den graad zijner ont
wikkeling van i3 stemmen te geven,
j Zeer aardig gevonden
Intusschen zij men ten ernstigste ge-
i waarschuwd tegen deze nota. Het is een
zeer handige manier om het beperkt alge
meen kiesrecht te.... ontzenuwen. Geeft