NIEUWEDIEPERi=;i COURANT.
HELDERSCHE-
M. 42.
nuguricciTUL.
Vrijdag 7 April 1893.
EN
Jaargang 51.
BOMNE CHAÜSSDRE.
A. Adriwase.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. H. YAN BALEN.
KRIJGSTOCHTEN
Indisch Officier,
Kanaalweg 84, Helder.
Restaurant op alle uren van deu dag.
S BILLARDS,
VERGADERZALEN, etc., etc.
J0H0
HOtLAÏtD,
Geïllustreerd Weekblad
VOOE
JONGELUI.
fl.25 per knartaai.
Bij alle
boeit handelaren
verkrÜKbBor,
Het boeiendste en goed-
koopste Jongensboek is
De
Weekblad voor Zee- en
ZoetwetervlMcherlJ
VUchteelc, VUchberel-
f 1.25 per knartaai.
BIJ alle
boekhandelaren
verkrijgbaar.
KONINGSTRAAT 31.
BFSOl AA I. ADEB9 VOOK
SCHOENEN NAAK HAAT. I
Het Vaderlandt gketronwe
Blijf 'e^ tot in den doot.
WilMmmlitd.
Vorsoüljnt lederen Dinsdag, Donderdag en
Zaterdag.
A b o n n e ra e n t e p r ij b per 3
Voor de conrant binnen de gemeeente
a j naar de overige plaatsen van Nederland
alle landen, die in bet postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika).
w Znid-Afrika
n a a n d e n:
f 0.70, met Jong Holland1.20
0.90, 1.40
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein.Helder.
Prij» dar A d va r t e n t i i n
Van 15 regels 50 cents, alke regel mear 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de
hoeveelheid regele, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleindenper regel 5 Ct.
Dienstaanbiedingen voor den werkenden standI
De Advertentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst.
van een
door
E. Von Barfus.
Den volgenden morgen haalde ik
mijne instructies en begaf mij 's avonds
ten vijf ure op marsch met mijne man
schappen, waaraan nog een jonger offi
cier was toegevoegd.
Na drie uur bij prachtige maneschijn
te hebben doorgemarcheerd, liet ik bij
een groote kampong halt houden en
het bivak opslaan, minder uit vermoeid
heid, dan wel om orde te brengen in
de groote nasleep, die zich in die
streken altijd achter marcheerende troe
pen aansluit en wel is waar lastig,
maar toch onontbeerlijk is. Bij de ont
zettende hitte is het voor de soldaten
en in het bijzonder voor de Europeesche
soldaten, onmogelijk, zich ook maar
met de geringste bagage te belasten
hij draagt alleen zijn geweer, de mu
nitie en een in zijn mantal gewikkelde
katoenen deken en bandouliirezijne
overige uitrustingstukken worden in
een mantelzak verpakt en door koelies
gedragen. Twee koelies dragen gewoon
lijk zes tot acht zulke mantelzakken
aan een bamboestok, zoodat voor een
troep van twee honderd vijftig man
minstens tachtig koelies alleen voor de
bagage noodig zijn ook wordt de ge-
heele voorraad proviand, welke uit rijst,
ding-ding (gedroogd hertenvleesch),
maisbrood, koffie, thee en jenever be
staat, door koelies gedragen, zoodat het
aantal dezer lieden dikwerf het dubbele
is van dat der troepen. Deze koelies,
wier loon niet veel beteekent, zijn er
altijd op uit, bij de eerste de beste
gelegenheid de plaat te poetsen, waar
door menig aanvoerder reeds in groote
verlegenheid geraakt is, daar men
zonder proviand in dit bergachtige land
geen dag kan doormarcheeren. Men is
daarom genoodzaakt deze nasleep door
een sterke macht onder ervaren onder
officieren te doen bewaken.
Nadat ik alles gedaan had om den
koelies het wegloopen te beletten en
hun had doen zeggen, dat ieder, die
een poging daartoe deed, zou worden
neergeschoten, zette ik de noodige posten
uit en keerde toen naar de legerplaats
terug. Hier had de tweede officier, die
mij toegevoegd waS, een jonge man, die
een paar maanden geleden pas van de
Academie te Breda gekomen was, met
behulp van eenige Europeesche soldaten
een aardig plekje onder een reusachtigen
tamarindeboom tot legerplaats ingericht
en het avondmaal gereed gemaakt. Juist
wilden wij ons daarbij nederzetten, toen
zich op den weg van Padang een ruiter
troep van ongeveer twaalf personen
vertoonde en vlug ons bivak naderde;
bij den helderen maneschijn herkende
ik in hen twee Hollandsche kooplieden
uit Padang met hunne bedienden. Bin
nen weinige minuten hadden zij mijn
legerplaats bereikt, sprongen van hunne
paarden en ijlden op mij toe met de
woorden //Goddank, mijnheer Bertram,
dat wij u toch nog hebben ingehaald
wij vreesden reeds, dat gij den geheelen
nacht zoudt doormarcheeren en ons
zoudt dwingen, eveneens zoo lang te
paard te blijven. Veroorloof ons, uwe
legerplaats te deelen, en onze bedienden
te laten afstijgen."
Het spreekt vanzelf dat ik terstond
de gevraagde toestemming gaf, waar
aan ik de uitnoodiging toevoegde ons
souper te deelen.
//Wij willen als gij het toestaat niet
alleen hedenavond maar ook de vol
gende vijf of zes dagen uw souper
deelen," zeide nu de oudste der heeren.
//Want wij hebben vandaag brieven van
onzen beambte uit de factorij te Tapa-
noelie ontvangen, waarbij deze ons
schrijft, dat onze tegenwoordigheid
dringend noodzakelijk is. Om die reden
hebben wij besloten er zoo snel moge
lijk heen te gaan, ten einde van uwe
bescherming te kunnen profiteeren,
daar Fort de Cock niet ver van Tapa-
noelie ligt. Zooals gij gisterenavond
van den overste hebt gehoord, roeren
de Battakkers zich allerwege en dat
maakt voor ons militaire bescherming
op reis dringend noodig. Wij bidden
u dus, mijnheer Bertram, ons in uwen
troep te willen opnemen en beloven u,
zoolang wij bij u blijven, stipte gehoor
zaamheid."
Ik stemde met vreugde toe, want de
beide heeren waren lieden, in wier ge
zelschap ik menigen aangenamen avond
gesleten had. Onder vroolijke gesprek
ken vloog de tijd om en in den heer
lijken tropischen nachb. smaakten de
Bordeaux en de goede sigaren voortref
felijk. Uit de naaste kampong klonk
de melancholische klank van de gong,
terwijl eenige Duitschers onder mijne
soldaten een flink kwartet zongen.
Langzamerhand verstomde echter elk
geluid en de een na den ander vielen
wij in diepen slaap.
Den volgenden morgen braken wij
te 5 ure op en marcheerden tot 9 uur.
Toen werd halt gehouden en gegeten,
daarna weder tot 7 uur gemarcheerd.
Op deze wijze hadden wij vijf dagenlangs
afschuwelijke bergpaden, die slechts voor
buffelkarren waren gemaakt, gemar
cheerd en hadden ons leger opgeslagen
op de noordwestelijke helling van den
berg Ophir, de hoogste van Sumatra, toen
een sergeant van de Inlandsche troepen
met een ouden Mandoor tot mij kwam. De
Mandoor had den sergeant medegedeeld
dat hij tot de ontdekking was gekomen
dat verscheidene groote prauwen van
de Atjehers van de kleine eilanden van
Sumatra's westkust uit geland waren
en reeds verschillende factorijen ver
woest hadden. Ik vroeg nu den man
door uit en kwam tot de ontdekking,
dat de sergeant goed verstaan had.
Deze mededeeling was voor de heeren
uit Padang van veel gewicht, omdat
hunne factorijen juist in de aangeduide
richting lagen, d. w. z. aan de kust,
terwijl mijn weg mij meer in het bin
nenste van het eiland voerde. Er werd
dus besloten dat de heeren tot Fort de
Cock bij mij zouden blijven en eerst
vandaar uit naar Tapanoelie zouden
gaan.
Aan den avond van den zevenden dag
bereikten wij Fort de Cock en ik
meldde mij bij den commandant, den len
luit. Yan Nooth, gaf hem mijne depe-
ches en bracht met de officieren een
genoeglijken avond door in de officiers-
cantine, waarbij zich de beide heeren
aansloten, wien het goed was aan te
zien- hoe verheugd zij waren weder eens
op stoelen te zitten aan een welvoor
ziene tafel. Den rijken, verwenden koop
lui was het leven in het bivak niet erg
bevallen.
Er bleef mij niet veel tijd om in het
fort van de vermoeienissen van den
tocht uit te rusten. Reeds den volgen
den dag deelde de commandant mij
mede, dat hij van den afdeelingscom-
78
haar gebroken, vernietigd aan zijne voeten dacht te zullen
zien, verhief zij fier het hoofd en wees hem terecht. Een
plotselinge angst overviel hem. Als hij zich eens bedrogen
had? Als de schijn hem bedroog? Hij kon haar de ver
klaring, waarom zij vroeg, niet langer onthouden. Hij
zocht niet naar verzachtende woorden. Zij mochten bru
taal klinken, als zij slechts de waarheid zeiden. Daarom
zeide hij
„Toen ik heimelijk dezen tuin binnensloop, wist ik, dat
ik een meisje zou verrassen, dat haren geliefde wachtte. In
dit huis wonen slechts twee jonge meisjes. Gij, mijne
vriendin van mijne jeugd af aan en Lydia, mijne verloofde.
De eene of de andere moest het zijn. En daar gij het
zijt, breekt mij het hart bijnaals het de andere ware
geweest, ware mij niets anders overgebleven dan te sterven
„Te sterven?" herhaalde Therese, sidderend.
„Ja. De smart, u hier te vinden, is verschrikkelijk,
maar als ik Lydia gevonden had.... O, gij kunt u niet
voorstellen, wat ik in de twee dagen, dat ik niet dit ver
schrikkelijk geheim bekend ben, geleden heb. Ik was
bijna krankzinnig geworden.... Vóór alles moest ik achter
de waarheid komen, of gij of Lydia de schuldige was.
Om Lydia onschuldig te weten,.... O, het is verschrik-
lijk, het u te moeten zeggen,.... zou ik mijn zieleheil ge
geven hebben, zou ik al het overige geluk, dat op aarde
mijn deel kon worden, gegeven hebben.... O, wat zou ik
daarvoor niet hebben gedaan
Therese was doodsbleek, maar zij vond de kraclit nog
om te zeggen„Dus gij wist niet wie van ons gij hier
zoudt vinden
„Neen."
„En als gij Lydia hier had aangetroffen inplaats
van mij
„Dan had ik haar gedood en mijzelf na haar."
Therese zuchtte.
„O, Raimond, wat moet ge haar liefhebben
En hij had de wreedheid te antwoorden
„Zij verdient het ook."
Therese schudde het hoofd en zweeg. Raimond voer
op zachten toon voort„Die man, die zich openlijk
75
deed Therese dien dag vergeefsche moeite om hare nicht
niet uit het oog te verliezen. Er viel niets bijzonders voor.
De avond en de nacht gingen kalm voorbij en evenzoo
de volgende dag. Eerst na het diner maakte zich van
Lydia duidelijk ongerustheid meester. Het beslissend oogen-
blik naderde. Therese was kalm, maar zat met scherpe
blikken over haar werk gebogen en niets ontging haar.
Zij praatte druk met hare tante en drong Lydia, aan het
gesprek deel te nemen. Therese's stem verried niet het
minste en toch was zij inwendig hevig ontroerd. Maar dit
zachte meisje had een ijzeren wilskracht, die zegepraalde
over haar gevoel. Omstreeks negen ure ging mevrouw
de Saint Maurice naar hare kamer. Toen Lvdia opstond
om hare moeder naar hare kamer te brengen, zeide The
rese met vaste stem „Neen, blijf bij mij en roep Leïla
hier
Bij deze woorden kon de Creoolsche hare verbazing niet
verbergen en zeide driest„Wat heeft Leïla hier te
maken
„Niets, maar zij heeft buiten ook niets te maken
roep haar
Niet gehoorzamen stond gelijk met toestemmen, dat
Therese haar doorzien had. Lydia kreeg een kleur als
vuur en hare handen sidderden van ingehouden woede.
Maar zij schelde.
„Wat zult ge haar zeggen?' vroeg zij.
„O, dat komt er niet op aanzij moet alleen bij ons
blijven."
„Wees oprecht, ge koestert verdenking.'
„Dat is het juist.'
Zij stonden zwijgend tegenover elkander en een enkel
woord kon al de haat, die haar bezielde, ontketenen.
Gelukkig kwam juist de Mulattin.
„Geef haar uwe bevelen," zeide Lydia, zich nederzet
tende alsof zij, van haar gezag beroofd, zich nu ook verder
met niets wilde bemoeien.
„Ga in het kleine boudoir zitten," zeide Therese tot de
Mulattin, „laat de deur open, opdat ik u kan hooren
en houdt u klaar als ik u noodig mocht hebben."
Leïla wisselde een blik met hare meesteres, knikte toen
mandant bevel had mij naar Fort Hen
drik te zenden, een nieuw fort op drie
dagmarsch afstand van Fort de Cock
gelegen en in de nabijheid van Tapa
noelie tot kustverdediging gebouwd.
Ik kreeg als bezetting een dokter,
den luitenant Koenens, vijftig Europee
sche soldaten, waarbij vijftien artille
risten en tien sappeurs, en tachtig Ja
vanen. Op den tweeden dag na onze
aankomst gingen wij op marsch, bege
leid door de beide heeren Braun uit
Padang, die met ons naar Fort Hendrik
zouden gaan, vanwaar zij in enkele
uren hunne factorijen konden bereiken.
Mijn klein leger bood een zeer eigen-
aardigen aanblik. Als voorhoede mar
cheerde een Javaansclie sergeant met
twintig man, dan kwamen de Europee
sche soldaten, daarop mijn artillerie,
bestaande uit 2 vierponders, ieder door
twee kleine inlandsche paardjes getrok
ken, terwijl een half dozijn kleine
handmortieren op een buffelkar geladen
waren. Op de artillerie volgde een
lange rij buffelkarren en koelies, die
beladen waren met de proviand voor
het geheele fort voor een half jaar, de
munitie en de vrouwen en kinderen
der onderofficieren. Deze vrouwen
scheiden zich slechts voor korten tijd
van hunne mannen, b. v. bij expedities
of veldtochten. Zoodra zij ergens voor
eenigen tijd blijven, moet liet gouver
nement hun hunne vrouwen en kinde
ren zenden, anders zouden deze overigens
zeer goede soldaten wegloopen. De
staart van mijne zeer uitgebreide kolonne
vormde de Javaansche soldaten, onder
bevel van een Europeeschen sergeant
majoor, een wakkere, oude soldaat,
dien ik reeds van den veldtocht op
Borneo kende en luitenant Nooth in
het bijzonder had verzocht mede te
nemen. Ik kon mij vast op hem verla
ten en rustig bij de voorhoede blijven.
Daar het aan mij was overgelaten de
marschroute te regelen, besloot ik dien
verschrikkelijken bergweg te verlaten
en naar de kust af te dalen, waar wij
echter eerst laat aankwamen en in een
bocht, ongeveer twee uren ten noord
westen van Tapanoeli, door een dicht
bosch van de zee gescheiden, ons bivak
opsloegen.
j Den volgenden avond waren wij
volgens den sergeant der sappeurs, die
mij als gids was gegeven, nog omstreeks
I een uur van het Fort Hendrik^ toen
eensklaps bij de voorhoede eenige scho-
ten vielen en de soldaten daarvan in
snellen loop terugkwamen. De sergeant
rapporteerde, dat uit een inham, die
van de zee ver het land inliep, eensklaps
een troep Maleiers te voorschijn en op
hen was afgekomen. Ik liet dadelijk
halt maken en de Europeesche soldaten
i vooruitrukken, terwijl ik den sergeant-
majoor Schmidt de bescherming der
bagage opdroeg. De beide heeren Braun
sloten zich bij mij aan. Nauwelijks had-
den mijne soldaten zich opgesteld, toen
eene geheele bende donkere gedaanten
ons van voren en in de flank aangreep.
De Europeesche soldaten hielden zich
flink en openden een levendig gewecr-
vuur, terwijl de Javanen, die voor hunne
i vrouwen en kinderen vreesden, hen met
de bajonet te lijf gingen.
I De vijand was echter evengoed van
I vuurwapens voorzien als wij en daar
hij, geheel in het dichte groen verborgen,
op ons vuurde, begon ik bevreesd te
1 worden voor groote verliezen. Ik rukte
daarom snel op en brak de kolonne
baan, waarbij het telkens tot een bajonet-
aanval kwam. Toch zouden wij het
1 onderspit hebben gedolven, daar steeds
versche troepen Batakkers en Atjehers
van de kust kwamen opdagen, waar
schijnlijk van de daar liggende prauwen
als niet de kommandant van Fort Hen
drik het schieten had gehoord en on-