NIEUWEDIEPERï== COURANT.
HELDERSCHE-
M. 50.
Woensdag 26 April 1893.
Jaargang 51.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
J. e. VAN BALEN.
6R&ND CAFÉ CENTRAL,
Kanaalweg 84, Helder.
Restaurant op alle uren van den dag.
5 BILLARDS,
VERGADERZALEN, etc., etc.
JQHG
HOLLAND,
Geïllustreerd Weekblad
VOOS.
JONGELUI.
fl.25 per kwartaal.
Bij alle
boelrhanclelaren
■verlsry" gbaar.
EN
koopste Jongensboek is
VISSCHERIJ,
.Vijrebteelt. VUehborel.
f 1.25 per kwartaal.
BU allo
boekcbandelaren
verkrijgbaar.
KONINGSTRAAT 31.
BOMNE CHAPSSDRE
SPECIAAL ADBBS VOOS
SCHORNEN NAAR MAAT.
A, Adrlaan».
Hel Vaderlandt ghctronwe
Blij ick tot in den doot.
WUWmutlicd.
VersobljQt ledereu Dlaadag, Ooaderdag ea Zaterdag.
Abonnementeprijs per 3 maanden:
Voor de courant binnen de gemeeentef 0.70. met Jong Holland 1.20
i i de overige plaatsen van Nederland 0.90, a a a 1.40
mam a «He landen, dio in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
Oost-Indië en Amerika). 1.75, a a a 2.60
a a a a Zuid-Afrika t 2.50, a 4.
REDACTEUR-UITGEVER
Molenplein.Helder.
P r ij i de
Adv
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent.
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Advertentiën voor liefdadige doeleinden
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand
- Bij abonnemsnt, naar gelang vi
De Aflvevtentiën kunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst
De Atjeh-blokkade,
't Is een drukkend warme dag geweest
op Atjeh's Noordkust31 gr. wees de ther
mometer aan boord van de „Goede Geest"
te 3 uur 's middags, op de meest koele
plaats aan dek.
Nu is het 5 uur, en de werkzaamheden
van den dag zijn dus afgeloopen.
Er is getuurd en gestaard den geheelen
dag, op zee en langs de kust, door den
officier der wacht en door den schildwacht.
Uitkijken van top zijn er gedaan, vier,
vijf maal op verschillende tijden van den
dag
Niets te zien geweest, wat aan kustvaart
ol in- en uitvoer deed denken. Alleen
Aq'ehers,de onvermoeide wandelaars, waren,
als alle dagen, rustig langs het strand ge
trokken, met hetgeen zij te vervoeren had
den, op het hoofd.
Op den vóórmiddag was er, op grooten
afstand van het schip, nog al druk gevischt
geworden met een menigte kleine en enkele
groote prauwen. Het schip was er henen
gestoomd, en ja, wel waren de meeste
visschertjes met grooten haast de hun wel
bekende monding der rivier binnengeloopen,
of hadden zich bijtijds hoog op het strand
met hun vaartuigjes achter de zandheuvels
weten te redden, maar toch, enkelen prauw
tjes met een vier of vijftal visschers er in
was, door de bijtijds gedane geweerschoten
van het schip en de inmiddels afgezonden
gewapende sloepen, de pas afgesneden en....
zij waren buit gemaakt. Het loonde wel
de moeite niet, die vangst, want de prauw
tjes waren oud, en behalve een stuk of
drie vischlijnen, een klein mandje met
visch, een potje met gekookte rijst en een
toegeknoopte doek met sirih-benoodigd-
heden, was er niets anders in gevonden
maar tochhet schip had zijn meesterschap
1 ter zee getoond! Overigens, het lot van
menschen en prauwtjes was beslist een
j boete van f 5 per hoofd voor de eersten
en de prauwtjes? wel, wanneer die
onderhands verkocht konden worden aan
den Atjeher of Chinees, die ergens elders
of te Oleh-leh kwam kadraaifin (kippen,
eieren, vruchten, enz. verkoopen), dan kon
voor de beste allicht f 10 gemaakt worden
wanneer ze echter officieel behandeld wer
den, kwam er veel minder van, «fa er nog
wat van kwam. Meestal werden het
betoel (echte) wrakken, door het lange lig
gen op het strand te Oleh-lehJa, de ha
venmeester daar kon er ook al niet veel
aan doener kwamen geen koopers voor,
hoe hij ook zijn best deed.
Beter was het, wanneer er een groot net
van den wal gehaald kon worden, want
meestal liet de vijand dat maar stil begaan.
Dan werd het in den mast te drogen ge
hangen, en dan kon er wel eens, minstens
na een maand of zeven wachtens, op de
officieele vendutie een 50, 60 gulden van
komen. En dat verlies van zoo'n net was
zeker een heele slag voor de gewezen
eigenaars, want er was heel wat werk aan
geweestEn kostbaar ook Er waren er
wel van f300.zoodat één visscher zich
zooiets natuurlijk niet kon aanschaffen,
maar meerderen zulk een schat bezaten
En dan, eigenlijk nog beter, wanneer de
fuiken, ver in zee, gelicht werden daar
kon soms heel wat visch in zitten als het
goed werd aangelegd, dikwijls voor het
geheele schip, volop. Er mocht immers
niet met prauwen gevischt worden? Nu, en
die fuiken kon de vijand er nier loopend
bergen, dat. 's zeker! Twintig en meer va
demen diep I Bewaren Neen, gerust
j dus maar de visch opgegeten, en de fuiken
j vernield, natuurlijk
I Er was dus iets te doen geweest dien
l morgen aan boord van de „Goede Geest",
en het zonnetje had er blakerend bij ge
schenen. De welverdiende middagrust
wordt dan ook door allen, wien de dienst
dat niet verhindert, met een fermen dut
eer aangedaan.
En immer tuurt de schildwacht naar zee,
waar niets verdachts te zien komt, en naar
het strand, waar nu, bij de verschoeiende
hitte, niettegens^ande den zeewind, zelfs
geen Atjeher te zien is
Doch niet te lang duurt de middagrust.
Op het allerlaatst te 3 uur moeten de werk
zaamheden weer een aanvang nemen, of
schoon 't dan nog zoo erg warm is. Maar
het schip, met die veie menschen, moet
toch óók netjes onderhouden worden, de
noodige exercitiön moeten gedaan en wat
al verricht worden 1 Het materieel op At
jeh wordt veel gebruikt, en dus is er altijd
wat te doen.
Maar wanneer dan eindelijk de zon is
ondergegaan en de avond is begonnen,
zoodat er in gewone omstandigheden aan
rust of ontspanning zou mogen gedacht
wordenklinkt op Atjeh's kust aan boord
der schepen de fluit van den onder-officier
der wacht, en eenig commando volgt,
waaruit duidelijk blijkt, dat het denkbeeld
van des avonds rusten of ontspanning en
's nachts slapen, wel kan opkomen in het
brein van den burger, ambtenaar of mili
tairergens in een land heel verre van
Atjeh, waar ieder schepeling zijn belangen
heeft en waarheen zijn gedachten meer
malen per dag o zoo dikwijls henen
gaan, maar dat hier van rust geen sprake
kan zijn.
„Stuurboord, op de gewapende sloep
laat je maar zakken, hoorEerst geweren
halen. Leerling, ga de verbandpakjes
bij den ziekenvader vragen. Van Zijl, jij
op de bakspier, en de sloep langs zij"
Het is dien avond van tot half
een 's nachts KrandvMoKt onder den wal.
En op het bepaalde uur gaat de sloep,
onder commando van een officier, met een
twaalftal mannen in het nachtelijk duister
zoo stil mogelijk van boord, om, ver van
het schip en dicht onder den wal, te wach
ten op den een of anderen ondernemenden
Atjeher, die niet zijn gezellen een kleine
hoeveelheid lijnwaden, eetwaren, peper of
pinang per weinig diepgaand prauwtje ver
voert.
't Is doodstil in den omtrek. Daar ligt
de sloep in het duisterzelve een donkere
massa voor wie haar nadertniet dan
fluisterend wordt er gesproken. De zee,
die eeuwigdurend op het strand breekt,
verstoort het drukkend zwijgen van de
omgeving, en doet door de deining de
sloep regelmatig op en neer gaan. Sla
perig werk is zulk wachten.
Ofschoon geen maan schijnt, kunnen de
aan de duisternis reeds gewende oogen de
afscheiding van het witte zandstrand goed
waarnemen er zal niets passeeren tusschen
sloep en strand, of het wordt bemerkt.
Verder het strand op is alles hoog en duis
ter, door den meer dan weelderige» plan
tengroei. Nu en dan wordt het geblaf van
een gladdakker (soort van verwilderden
hond) gehoord in de kampong (dorp), of
jankt er een jakhals en fluit er een nacht
vogel in de vlucht maar te zien van
den vijand is er niets.
Ja toch, daar stijgt, niet zoo heel verre
van de sloep, een vlam op, die weldra
aangroeit tot een vuur dat blijkbaar goed
wordt onderhouden.
„Licht aan den wal," roept de schildwacht
aan boord van het schipwelke overbe
kende waarschuwing slechts voor notificatie
wordt aangenomen. Het is immers het
gewone dagelijks wederkeerende verken
ningssera van de kustwacht der Atjehers,
ter waarschuwing, dat de gewapende sloep
weer onder den wal ligtMeerdere lichten
worden zichtbaar; dat is het antwoord der
verschillende kampongs langs het strand
over een kleine mijl afstands van het schip
zal er dien avond piets^over zee vervoerd
wordpn,. v<m..rit» Commandant,
zeker zijn
Intussc'nen, de sloep ligt maar steeds te
wachten, want 5^- uur moet zij blijven lig
gen dat zijn de orders van hooger
hand
Niets komt er in 't zicht. En toch,
er was bekend geworden, en er werd ook
op gerekend, dat twee groote gewapende
Atjehsche prauwen de sloep zouden komen
overvallen de vijand wist, dat er altijd
maar weinig manschappen op zoo'n sloep
zaten.
Scherp wordt er uitgekeken. Er is na-
110
heette Jules Bricalier, die aan zijn ambt van secretaris bij
Samuel Bernheimer dat van journalist verbond. Begaafd
met ccn twijfelachtig verstand, eerzuchtig in zijne mach
teloosheid, slecht uit vermaak voor het slechte, had zich
bij Bricolier het vaste voornemen ingeworteld, zich een
plaats in de wereld te veroveren, zij het ook door een
misdaad. Onder zijn net en beschaafd uiterlijk verborg
hij de gemeenste en laagste eigenschappen. Hij was de
gevaarlijkste schurk, dien men zich bedenken kon en was
te vergelijken met een vette, smerige hand onder een
paarlgrijze handschoen.
De markies en de journalist hadden elkaar in de scherm-
zaal leeren kennen, want de sport, waaraan Roquière zich
uit vermaak overgaf, was voor Bricolier een beroepszaak
de journalist verkeerde immers veel onder de bandieten.
Hij moest in staat zijn,' datgene, wat hij met de pen be
gonnen was, met den degen te voleinden.
//Doet gij ook mee aan dien financiëelen kruistocht?" vroeg
achter de marmeren zuil zittende Bricolier aan den markies.
«Ik?" vroeg Requière. *Gij weet toch wel, dat ik geen
vermogen hebjuist genoeg om rond te komen. Hoe
zou ik dus kunnen speculeercn?"
Waarom niet, wanneer gij het zonder risico kunt doen
//Speelt men aan de Beurs dan zonder risico?"
//Ja, wanneer men zich verbindt met een man, die zijn
eigen spel en dat van anderen doorziet."
aEn die man is Samuel Bernheimer?"
//Ja, Samuel Bernheimer, mijn trotsche heer en gebieder.
Ik maak op die wijze dertigduizend franks rente per jaar,
hang langzamerhand mijn beroep, dat ik moede begin te
worden, aan den kapstok en leef als een goedgezeten phili-
stein, terwijl ik mijne oude collega's met verachting aanzie."
//Dat noem ik de eerste schrede tot het geluk," ant
woordde de markies lachend.
//Zeker," antwoordde do journalist ernstig. *Kan voor
iemand, die steeds met verachting is aangezien geworden,
iets schooners bestaan, dan nu zelf met dezelfde gevoelens
anderen te beschouwen?"
,Ik vrees, dat er geen goed hart in u steekt, Bricolier,"
zeide Roquière, terwijl liij zijn metgezel van boven tot
107
en kalm. In Therese's oogen was de grootste vertwijfeling
te lezen. Moest zij Lydia onherroepelijk in het verderf
storten. Zij keek naar Raimond. Hij was zoo bleek als
een doode, zijne handen sidderden en met niet meer in te
houden toorn stampte hij met den voet. Therese deed een
schrede naar hem toe en strekte have gevouwen handen
naar hem uit.
z/Ha, gij begint bang te worden riep hij met een
vreeselijken lach.
O ja, zij was bang, tot in het binnenste van haar tot
ijs geworden hart, want zij achtte hem in dit oogenblik
tot alles in staat. Uit zijne oogen dreigde moord. Zij
greep hem bij den arm en riep: «Laat Lydia heengaan....
Breng uwe bruid weglaat haar om 's Hemels wil
niet hier komen I"
//Ge vreest dus hare uitspraak
//Ja."
//Ge zijt overtuigd, dat die u tot bekentenis zou
brengen
z/Ja, ik vreesik vrees, dat zij mij tot bekentenis zal
brengen.... Maar al wat ik vraag is, dat ik haar nu niet
zal behoeven te zien."
//Dus hebt ge getracht mij te bedriegen
z/Ja, ik heb u van den beginne af bedrogen."
Hij wierp een treurigen blik op haartoen zeide hij, in
eene opwelling van zijne oude genegenheid voor haar
//Ik vergeef u."
Zij wilde zijne hand grijpen, maar hij wees haar zacht
terug en terwijl hij Lydia, die nog slechts weinige schreden
verwijderd was, te geraoet ging, liet hij Therese onder
den last van haar martelingen achter.
En juffrouw de Saint-Maurice vroeg met luide stem
vis uw onderhoud geëindigd. Wat hebt ge toch voor ern
stigs te behandelen gehad. Zijt gc het eens geworden
Raimond trok haar arm door den zijne en zeide: ,/Ja,
wij zijn het eens geworden; het was niets!"
Het was niets! De tranen sprongen Therese in de oogen
en zij zonk op een bank neer.
Dien dag kwam zij niet meer uit hare kamer en den
volgenden dag deelde mevrouw de Saint Maurice mede,
tuurlijklijk spanning onder de bemanning
van de sloepPlotseling toch kunnen
uit het schemerduister twee donkere massa's
te voorschijn komenen wanneer die
gezien worden, zijn zij ook meteen vlak
bij de sloepdan volgt het honend ge
schreeuw „andjing blanda Kafir!" (blanke
hond, ongeloovige) en vreeselijke klewang-
houwen zullen volgen. En het schip is
zoo verre af
Zoo moet de sloep de lange vijf uur
wachten Maar er komt niets De
tijd is verstreken, en de sloep gaat weer
naar boord terugEen zucht van ver
lichting Wantde spannende eentonig
heid is doorgestaan om morgen weer te
beginnen.
En den volgenden dag gaat de sloep
met dezelfde manschappen, van halftwaalf
tot vijf uur 's nachts een zelfden dienst
doen en met hetzelfde gevolg
En zoo gaat het, gedurende weken, maan
den gedurende drie jaar
In de Longroom. „G. v. d., van avond
alweer die beroerde gewapende sloepen I
'k Wou dat ze er de pip meê kregen Dat
is nou, nacht in nacht uit, die de goeie
God geeft, weer die vervloekte sloepen, en
altijd voor niksHoe lang zal dat nog
duren
„God, man, praat er niet van," zegt een
ander officier, dat is nu al de derde maal,
dat 'k hier op Atjeh ben, maar 'k heb nog
nooit anders gedaan dan blokkeeren. Dat
zullen je kinderen ook nog wel hier komen
doen, denk 'k. Enfin, de maan draait en
yju -„1 »::J
wel uithouden
„En ik wou," valt een derde in, „dat
die Loudon, die nou in Zwitserland zit,
en die ons dat koopie bezorgd heeft, ik
weet niet waar gezeten had, vóór dat i
den oorlog verklaarde. Ja, nou zitten we
er eens aan vast en kunnen voor ons fat
soen niets anders maar 'k geloof, dat
de regeering er ook wel af wou."
„Och wat, ze trekken er zich niks van
aan, hoor," aldus een vierde. „Atjeh is
veel te ver weg, en na dezen Minister
komt weer een ander. Och, 't verveelt
iedereen, die Atjehrommel. Is me dat ook
in den tegenwuordigen tijd, den tijd van
electriciteit en telephoon, een manier van
oorlogvoeren 19 jaar, of hoelang is 't
ook weer? Neen, dan deden de Moffen
het wat gauwer met de Franschjes af!"
„Je bent de tel kwijt, man; nog niet
langer dan twintig jaartjes zijn we bezig
maar 't zijn kleintjes. In 1873 zijn we
begonnen, in Maart of April, dat weet 'k
1 niet meer 1"
„Je mogen praten wat je willen, maar
't traktement is beter dan anders, hoor.
Ik blijf hier drie jaar; een mensch komt
zoodoende nog eens fatsoenlijk uit zijn
beeren.
„Ja, dat is waarmaar je rekent niet
wat je aan humeur Jen lust in 't dienen
verliest, en dan je gezondheid Ik slaap
op de Eerste wacht (S—12 's avonds) nooit,
en als 'k dan de Hondewacht (12—4 's
nachts) of Dagwacht (4—8 's morgens) heb,
reken 'k maar op vier uur slapen 's nachts.
Enfin, 's middags leg 'k dan een uur of
drie in bezwijming; 't is net of je in een
oven leidt in die hut. „Denk je dat dat
gezond is? Ik heb toch volgens de doc-
I tors zeven uur slaap per dag noodig
ziffc/iriust wel te verstaan. Nietwaar docter
Ja, jij en je ziekenvader leggen eiken
nacht aan te bakken, als je niet gekeerd
wordt, maar anders, er is er geen, die
vier uur achter elkaar behoorlijk slaapt.
O ja, de officier van administratie nog,
en de schoenmaker. En dan, wat is dat
voor een dienst, dien we doen? Al mijn
ambitie en illusien gaan weg.
i Is dat oorlogvoeren We lijken wel dieven,
of struikroovers of Commiezen van de Be
lasting? Netten én prauwen van arme don
ders van visschers stelen, en 's avonds heel
stikem de passantjes op zee afwachten, of
de argelooze visschers bangmaken Ja, is
't waar of niet Doen we wat anders
O zoo En als je dat nu eens voor een
enkele keer of voor een korten tijd deed,
en terwijl er voor de rest goed echt klop
i werd uitgedeeld, met een landing of zoo
1 iets, dan zou ik het nog daar laten, maar
nu, zoo drie jaar achtereen voeren we zoo
echt geniepig oorlogGeen wonder dat ze
het land aan ons krijgen. En dan
i (Slot volgt.)