NIEUWEDIEPER COURANT.
HELDERSCHE-
M. 62.
Vrijdag 26 Mei 1893.
Jaargang 51.
Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier.
I
Premiën.
Het uitroomen der IVÏeik,
Hel Vaderlandt ghetronwe
Blijf ick tot in den doot.
Wil/i efm ui/ied.
EN
«En desespereert nimmerI"
Jan Pieterz. Cotn.
"Versomjnt lederen Olnsdas, Donderdag ota. Zaterdag.
Abonneineutsprija per 3
maanden:
Prqa der Adrertentian
Voor de conrant binnen de geineeente
f 0.70, met Jong
Holland 1.20
UITGEVER
j naar de overige plaatsen van Nederland
alle landen, die in het postverdrag
zijn opgenomen (inbegrepen
0.90,
1-40
J. H. VAN BALEN.
Van 15 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar gelang van de
hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager.
Oost-Indië en Amerika).
Zuid-Afrika
1.75,
w 2.50,
2.60
4.
Molenplein.Helder.
Advertenticn voor liefdadige doeleinden per regel S Ct.
Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand5
De Advertentien hunnen overal worden geplaatst tusschen den tekst.
Voor de abonnés van ons blad zijn,
tegen veel verminderde prijzen, ver
krijgbaar de volgende werken:
De Veefokker.
Aantcekenlngeii van den fokker
omtrent zijn melkvee,
door
77. B. TLylkema
Directeur der Leeuwarder Melkinrichting.
Prijs 40 cent, franco 50 cent.
door
77. BHylkema
Directeur der Leeuioarder Melkinrichting.
Prijs 20 cent, franco 25 cent.
Het Geheim
van den Toovenaar,
door
Andrê Laurie.
Prijs 50 cent, franco 60 cent.
Het bedrag kan per postwissel worden
overgemaakt. Bestellingen, die niet
vergezeld gaan van het bedrag, worden
niet uitgevoerd.
Een geheimzinnige
geschiedenis.
Onlangs deed een bericht in de bladen
de ronde, dat een ambtenaar ergens in
den Oosthoek van Java een heiligen
j waringinboom had doen omhakken,
i ondanks de smeekbeden, de waarschu-
i wingen, enz. der bevolking. Als "die
boom viel, dan zouden er groote onge-
lukken voor de deur staan.
Maar de ambtenaar stoorde zich aan
die waarschuwingen niet en sedert
i heeft hij voortdurend last van onzicht-
j bare wezens, die alles bij hem in huis
j vernielen. Onzichtbaar althans voor
I hem en voor de meeste huisgenooten
i alleen niet voor zijn zoontje van een
j jaar of acht. Die ziet iemand aan
komen, geheel in 't wit gekleed, met
een tulband op, en roepto, papa, daar
is hij weerO, daar neemt hij die
mooie vaas op De omstanders
zien niets, maar een oogenblik later
valt de vaas in duizend stukken op den
grond
De menschen uit de buurt, zoo gaat
het verhaal verder, zijn zeer nieuws
gierig en komen bij den ambtenaar
logeeren om zich te overtuigen van het
geval, en zij kunnen niet anders
dan de feiten constateeren. Men zit
aan tafel, plotseling worden alle
vingerglazen door de onzichtbare hand
omvergeworpen en stroomt het water
over den disch.
Men ziet het evenbedoelde jongentje,
als het maar even alleen gelaten is, of
als het slaapt, bevuild met sirih-
speeksel en andere viezigheid. De
gordijnen van de ledekanten gaan
vanzelf open een anderen keer hoort
men overal tegelijk schellen
Er is eene zonderlinge overeenstem
ming tusschen deze en eene even
geheimzinnige gebeurtenis, welke Prof.
Veth verhaalt.
Het geval droeg zich toe te Soeme-
dang in 1813 en was even merkwaardig.
Er zijn daaromtrent vele verhalen met
allerlei afwijkingen in omloop. Prof.
Veth verhaalt het als volgt
Het viel voor ten huize van een assistent
resident von Kessinger vooral was het
een elfjarig inlandsch meisje, dat door
deze plagerij vervolgd werd. Veertien
om en in het huis gestelde inlandsche
wakers hadden dagen lang te vergeefs
beproefd de oorzaak van het aanhoudend
steenen werpen te ontdekken, totdat
eindelijk de sedert zoo bekend geworden
generaal, destijds luitenant-kolonel airle-
de-camp, Michiels, die toevallig te Soe-
medang kwam en bij den Controleur
afstapte, zich in persoon met een onder
zoek belastte. De resultaten blevenonbe-
vredigend de Generaal sprak er later
niet gaarne overonder vertrouwde
vrienden evenwel liet hij zich soms
bijzonderheden ontvallen, die toonden
hoe diepen indruk het gebeurde op hem
gemaakt had. Eens had hij zich met
genoemd kind, dat steeds door steenen
vervolgd werd, in eene kamer opge
sloten, terwijl niemand óf daar binnen
óf zelfs in ae nabijheid werd toegelaten.
Met het kind tusschen de beenen ge
klemd, plaatste hij zich voor den muur
van de kamer, met de voeten daartegen
steunende, en bleef in die houding uren
lang zitten, om het vallen der steenen
waar te nemen. Steeds werden de
steenen menigvuldiger, en dit te meer
naarmate hij zijne aandacht te meer op
het kind gevestigd hield. Nagenoeg
loodrecht vielen zij om het meisje
neder, zonder het te bezeeren of zelfs
te raken, en het kind zelf scheen over
het ongewone verschijnsel niet verwon
derd noch daarvoor bevreesd te zijn.
Men heeft het destijds zelfs de moeite
waardig gevonden een rapport aan den
Gouverneur-Generaal over deze zaak
op te maken, dat door den heer von
Kessinger geteekend werd, en waaruit
ik hier het voornaamste laat volgen.
„Op den 4den Febr. 1831, zijnde
de eerste dag der Javasche maand
poeasa, van eene gedane inspectie
naar huis keerende, ontwaarde ik
op eenigen afstand van mijn huis,
dat het door een groot aantal men
schen omringd was Daar ik niet
kon begrijpen wat dat beteekende,
verhaalde mij mijne vrouw, dat er
in de binnengalerij en de binnen
kamer van het huis steenen vielen,
zonder dat men kon ontwaren
waar zij vandaan kwamen. Dit
hoorende werd ik eenigszins ver
gramd en zeide, dat een mensch
met gezonde oogen toch wel zien
kon, door wien de steenen gewor
pen werden. Daarop plaatste ik
mij midden in de binnengalerij,
waar het meerendeel der steenen
nedervielen maar overtuigde mij
spoedig, dat dit niet door men-
schenhanden kon geschieden, daar
de steenen, soms vlak voor mijne
voeten, loodrecht naar beneden
vielen zonder zich te bewegen en
zonder dat iemand in de nabijheid
was.
„Ik onderzocht toen de planken
der zoldering één voor één en
bevond dat zij allen vast en zonder
eenigetusschenruimte naastelkander
lagen. Hierop liet ik al de men
schen die hetzij in of bij het huis
woonden, zich op een vrije plaats
vóór het huis verzamelen en door
eenige politiedienaren bewaken, en
begaf mij vervolgens, na vooraf al
de luiken en deuren gesloten te
hebben, alleen door mijne vrouw
vergezeld, binnenshuis. Maar toen
was het nog veel erger en kwamen
de steenen van alle kanten aan
vliegen, zoodat ik spoedig genood
zaakt werd om de deuren en luiken
weder te openen. Dit hield zoo
gedurende zestien dagen gestadig
aan, zoodat op éénen dag wel
duizend steenen vielen, waaronder
er waren van negen pond zwaarte.
Hierbij moet ik niet vergeten te
zeggen, dat mijn huis een planken
huis is, gebouwd van droog djati
hout, en dat de vensters voorzien
zijn van omstreeks 2 duim van
elkander verwijderde houten tralies,
en voorts dat het werpen 's mor
gens te 5 ure begon en aanhield
tot 11 ure des avonds.
„De bijzonderheid dat de stee
nen meestal in de nabijheid van
een elfjarig meisje vielen, ja dat
kind zelfs schenen te vervolgen,
ga ik met stilzwijgen voorbij, om
dat zij minder ter zake doet, en
ik dit verslag niet uitvoerig wensch
te maken."
Hoe de afloop dezer geschiedenis
geweest is, wordt in de authentieke
bescheiden niet gemeld, maar de over
levering te Soemedang is, dat de Re
geering er een eind aan gemaakt heeft
door het huis te laten afbreken. De
dader is evenwel in dit geval niet
ontdekt.
Een oorlog van twintig jaar.
158
een bank, blijkbaar het einde der verkooping afwachtend. Zij
spraken met elkander, met den blik naar den grond geslagen,
zonder op het gewoel rond zich heen acht te slaan. Hare trekken
waren door de groote kappen verborgen de eene droeg
de blauwe band, ten teeken dat zij nog in haar proeftijd
was, de andere, die de oudste scheen te zijn, bladerde in
een boekje. Ploërné was naderbij getreden, op hetzelfde
oogenblik hief de novice het hoofd op en tot zijne ont
steltenis herkende de graaf Therese. Zoodra zij hem
bemerkte sprong zij overeind. Hare gezellin staarde haar
verbaasd aan. Om aan het pijnlijke oogenblik een einde
te maken, zei het jonge meisje met kalmen, vasten stem
„Deze heer is een mijner bloedverwanten, zuster Marie
mag ik een oogenblik met hem spreken?"
„Zeker, mijn kind."
Therese trad op Raimond toe, die bleek en stom voor
haar was blijven staan. Zijn hart kromp ineen, toen hij
het eens zoo lustige, zorgelooze meisje nu in het grove
wollen kleed voor zich zag. Hij poogde op haar gelaat te
lezen, wat er in haar omging, doch hij moest tot het besluit
komen, dat het heilige gewaad, dat zij droeg, haar voor
alle wereldsche' indrukken beschutte, zoo kalm zag zij er
uit, met een weemoedig lachje om de lippen en met hare
sclioone oogen vrijmoedig rondblikkend. Had Raimond
echter hare handen kunnen voelen, dan zou hij bemerkt
hebben dat die koud als ijs waren. Eenige minuten gingen
zoo voorbij en nog steeds hadden zij geen van beiden een
woord gesproken. Raimond kon dat zwijgen, waardoor
zooveel herinneringen bij hem opgewekt werden, niet
langer uithouden.
„Ik kon niet denken, dat ik u hier zou ontmoeten,
Therese," begon hij, terwijl hij zich geweld aandeed zijn
sidderende stem meer vastheid te geven. Voor de eerste
maal sprak hij haar met „u" aan. Was het de achting
voor het heilige gewaad Of deed hij het, omdat hij
gevoelde, dat tusschen haar en hem geen vertrouwelijkheid
meer bestaan kon?
Zij zweeg en hij ging voort„Lydia is hier. Gij hebt
haar zeker wel bemerkt?"
Zij knikte toestemmend en zei: „Ja, ik heb haar van
155
open te houden, en op alles wat er beneden haar in de
Rue Lubeck gebeurt, nauwkeurig acht te geven. Vrouwen
zijn over het algemeen veel slimmer dan wij. Zeg haar
vooral niet te veel, want zij zal er steeds nog genoeg bij
raden denk er echter vooral om, geen namen te noemen.
Het eenige wat ik wil weten, is, of de dame die bij Ro-
quière kwam, daar nog steeds komt, op welk uur en
op welke dagen. Als ge mij goede berichten hierover
verschaft, zal ikneen, neem maar honderd Louis d'or
uit de kast, en koop daarvoor maar een armband voor
uwe vriendin
„Dat zou geheel verkeerd zijn," viel Bricolier hem in
de rede. „Dan denkt zij misschien dat het om den Shah
van Perziê of om een Russischen Grootvorst te doen is,
neen, als gij het goed vindt, zal ik haar alleen het geld
geven."
„Ge kunt volkomen handelen, zooals het u goeddunkt,
als ge uw doel maar bereikt."
Bricolier boog en ging heen.
Terwijl nu Samuel, in de meening dat Lydia met Ro-
quióre in eene intieme verbinding stond, de bekoorlijke
gravin een 3trik spande, voerde het toeval Raimond met
Therese tezamen. De weldadigheidsbazar, die vorstin
Stollberg met veel ijver geregeld had, zou in de zaal
Albert-le-Grand plaats vinden, nadat tevoren aan bijna
geheel Parijs gedrukte uitnoodigingskaarten gezonden
waren, met de kantteekening„Van mevrouw X., die
ook voor de kleinste gave dankbaar zal zijn." In die
mevrouw X. zagen allen den naam van gravin Ploërné, en
ook Bernheimer had, tegelijkertijd met Roquière, zulk eene
uitnoodiging ontvangen. Den avond voor de opening, om
streeks te vijf uur, had Bernheimer zijne aangebedene een
bezoek gebracht, en trof haar in de grootste opgewonden
heid aan.
„Gij weet toch dat ik ook verkoop?" begon zij.
„Ik moet de winkel met borstels en bezems voor mijne
rekening nemen. Zooals ge wel begrijpen zult, ben ik
daar niets mee ingenomen. Waarom geeft men den winkel
met bonbons aan mevrouw de Bligny in handen, of waarom
mag mevrouw Treforier de Champagne verkoopen, en
„De tweede koloniale mogendheid der
wereld, die in den Indischen archipel
alleen over 30,000,000 menschen ge
biedt, over een koloniaal leger van
18,000 man en eene talrijke vloot be
schikt en bovendien in het bezit is van
alle middelen om een krijg te voeren
worstelt nu reeds 20 jaren met een
kleinen roofstaat, die niet eens een mil-
lioen menschen telt en die ten hoogste
4 tot 5000 gewapende mannen in het
veld kan brengen zonder ook maar
het geringste gevolg van alle moeiten
en krachtsinspanning, van alle offers
aan menschenlevens en groote sommen
gelds. Want men staat heden nog juist
op dezelfde plaats als voor 20 jaren."
Aldus begint de „Vossische Zeitung",
het beste Duitsche blad, een voor Ne
derland beschamend hoofdartikel over
den Atjeh-oorlog.
De redenen voor dien treurigen toe
stand, zegt de „Voss. Ztg." liggen voor
de hand. De tegenwoordige gouver
neur van Atjeh is de elfde. In de ge
noemde 20 jaren regeerden 5 gouvers-
neurs-generaal en wat het ergste is, wis
selde de portefeuille van koloniën in Den
Haag 13 maal. Als men daarbij bedenkt,
dat bijna elke personeel verandering
voor Atjeh tevens een verandering van
politiek beteekende, dan behoeft men
voor dezen tegenspoed geen andere oor-
1 zaken te zoeken.
„Nü schrijft het Duitsche blad
verder wilde men offensief optreden
en hoopte met één slag den tegenstand
te breken, dan knoopte men onderhan-
i delingen aan of ook bedacht een ge-
I mengd stelsel, door naast den militairen