NIEU A/üDIEPER COURANT. HELDERSCHE- Vrijdag <!3 Jani 1&93. Nieuwsblad voor Hollands Noorderkwartier. Premiën. Xs. 74. laaivang 51 De Veefokker. Het uitroomen der Melk, De Referendaris. Paarloesters. Het VaderlanJt ghetrouwe Blijf ick tot ia den doot. Wilhelmuslied. 3 0 KV ,Kn (1-S'-tpcrcer! nimmer Jan Pieten, tot*. Ver^olillnt lederen 01r»»da«, Oonderd^sf ea Zaterdaa:. Abonnementsprijs per 3 maanden- Prijs der A d v e r t e n t i n t Voor Je con ant binnen de gemeeento f 0.70. met Jong Holland 1.20 UITGEVER uanr de overige plaatsen van Nederland alle landen, die in liet postvordrug zijn opgenomen (inbegrepen Oost-Indië en Amerika). Zuid-Afrika 0.90, J. H. VAN BALEN. Van 1—5 regels 50 cents, elke regel meer 10 cent. Bij abonnement, naar xelaag rao de hoeveelheid regels, aanmerkelijk lager. 1-75, 2-50, 2.60 T— Molenplein.Helder. Adverlentien voor liefdadigo doeleinden per regel 5 Cf, Dienstaanbiedingen voor den werkenden stand1 De 4d,vertentiën kunnen averul warden qe.nUiatst tnsschen den tekst. Voor de abonucs van ons blad zijn, tegen veel verminderde prijzen, ver krijgbaar de volgende werken Anntcckeuiugcii vau den fokker omtrent zijn melkvee, door H. B. Ht/lfcema, Directeur der Leeuwarder Melkinrichting. Prijs 40 cent, franco 50 cent. door IJ. B. Tltjlkema Directeur der Leeuwarder Melkinrichting. Prijs 20 cent, franco 25 cent. Het Geheim van den Toovenaar, door Andrê Laurie. Prijs 50 cent, franco 60 cent. Oorspolelijle (Haaiscbe» Roman, door J. S TORM. Prijs 50 cent, franco 60 cent. Het bedrag kan per postwissel worden overgemaakt. Bestellingen, die niet vergezeld gaan van het bedrag, worden niet uitgevoerd. Een heet gevecht. In Hnmpata zijn de daarheen getrok- ken Boeren weer eens slaags geweest met Hottentotten, die vee stalen, de Boeren bestookten en bet hun zeer j lastig maakten. //Ons Land" geeft een vertaling van j een bericht aan de „Cape Times" om trent het gebeurde, waaruit wij het volgende overnemen „Nadat den eersten dag een aantal Hottentotten doodgeschoten en het ge stolen vee teruggenomen was, hoorden i wij, dat op twaalf mijlen afstand van Chibia de Hottentotten aan liet moor den en branden waren en besloot een elftal van hen de roovers te gaan aan vallen. Tot op 500 schreden van de kraal gekomen, waarin de Hottentotten zich versterkt hadden, stegen wij van onze paarden, die wij onder de zorg van eenige Kaffers achterlieten. „Met ons tienen kropen wij naar de kraal, hetwelk niet zonder gevaar ge- schiedde, daar het volle maanlicht was i en de Hottentotten waren wakker en aan het praten. „Zoo stil mogelijk kropen wij voort, totdat wij alles voor ons onder schot hadden, en wachtten op het aanbreken j van den dag. Daar wij niet wisten j waar de Hottentotten zouden uitkomen, was onze positie een twijfelachtige. Kort voor zonsopgang kondigde het slaan van bijlen daarbinnen aan, dat zij een of meer hekken openden. Op eens, I omtrent 50 treden van ons af, bewoog een tak aan de rechterzijde. Een paar potten en takken werden weggeschoven en een Hottentot met een geweer in de hand kwam er uit. Hij wandelde 50 treden in 't rond, zorgvuldig rond ziende en ging 'oen terug. Twee ande ren kwamen er uit en deden evenzoo, en gingen binnen zonder ons te zien. Daarna kwamen er een paar koeien uit, en recht op ons af volgde een jongen van omtrent 14 jaar oud. Het was een oogenblik van spanning, terwijl de jon gen ons voorbij stapte op niet meer dan 20 treden afstand. Had hij maar een oogenblik zijn oogen van het vee afgewend, dan had hij ons gezien, maar hij deed dit niet. Hij keerde wederom en ging ons voorbij de kraal binnen. Toen waren wij voor eenigen tijd wer keloos. „Ten laatste kwamen zij er uit. Eerst een paar mannen, toen het vee, ver volgens de aanvoerders met hunne paarden en het verdere volk, allen ge wapend en gereed voor den strijd, en binnen 50 treden afstand van onsech ter vuurden wij nog niet. „Die nog binnen de kraal waren, begonnen nu de hutten in brand te steken, en hun vreugdekreet kondigde ons aan, dat er nog veten binnen waren. Onze eenige kans was ze buiten de schans te krijgen, echter was het geval anders. De aanvoerder, op zijn paard gestegen en nog eens rondziende, zag ons. Met eene stille beweging zeide hij „Kijk daar." Zij keken, zagen ons en grepen naar het geweer. Wij durf den niet langer wachten. Zooals afge sproken was vuurde de heer Opperman het eerste. Kort en scherp klonk het schot door de morgenlucht en de aan voerder sloeg neer van zijn paard. Toen knalde het eene schot na het andere uit onze geweren, waardoor er zeven vielen. Nu zag ik den moed van den Hottentot, en zelfs toen de kogels voor bij mijn hoofd vlogen, kon ik niet anders dan dien bewonderen. „Men kan nauwelijks gelooven, boe zij zich kunnen verschuilen. Geen roode Indiaan, geen tijger kan het hen nadoen. Binnen 30 yards van inij stond een dunne hoorn met een klompje gras, en daarachter waren twee Hottentotten. Zij hadden reeds een onzer geschoten en bad ik niet rechtovereindstaande de rook hunner geweren gezien, dan zou den zij drie of vier van ons geschoten hebben voor wij hen zagen. Zooals het gebeurde schoot ik beiden met een paar I schoten. Men moet een Hottentot dood schieten als een gewonde is hij zeer i gevaarlijk, want dan kent hij geen vrees l en zal hij schieten zoolang hij nog adem haalt. „Wij hadden ons schieten tegen het paalwerk aan te houden, om degenen die daarbinnen waren te beletten zich er achter schuil te houden. Dit ver oorzaakte een groot verlies van ammuni tie en spoedig kregen wij daar gebrek aan. Onze Kaffers, die opzicht moesten houden over onze paarden, waren ook weggeloopen, zoodat de paarden begon nen in het rond te loopen. Eeni<_ren der Hottentotten wilde ze vangen. Nu zat er niets anders voor ons op dan het aller eerst onze paarden te redden. Wij liepen derhalve de Hottentotten voorbij, de kogels rondom ons vliegende, zoo dicht als ik het nooit weer hoop te onder vinden. „Wij kregen onze paarden in handen en vonden daar onzen aanvoerder, den heer Venter, waggelende en bedekt met bloed. Wij gingen in het naaste dichte boschje, namen een paar dekens van onder onze zadels en maakten een ruwe draagbaar, om hem er op te dragen. Een paar Kaffers kwamen 206 op het gelaat...." „Ge liegtriep Lydia uit. „Ge liegtGe weet, dat men u die schandelijke leugen niet meer kan tegenspreken en dat geeft u slechts moed „Ge vergist u.... Een bewijs voor hetgeen ik zeg bestaat wel en de doode zeil zal u dat leveren.... Gij hebt dus een stelselmatig wraakplan verzonnen en de reden hiervan is de liefde voor dien ongelukkigen straatridder.... Leer hem eerst echter een weinig beter kennen.... de schoone meisjesjager was, zooals de onderzoekingen geleerd hebben, een uit zijn vaderland verbannen oplichter, die van het spel, maar hoofdzakelijk van spionneeren leefde, in het geheel genomen dus eene vuile persoonlijkheid. Iemand, die, na een meisje beleedigd te hebben, zijne woorden terugtrok en zelfs schreef dat hij gelogen had.... en dit alles met zijn edelen naam onderteekende...." „Het bewijs Het bewijs viel Lydia hem in de rede. „Het bewijs, namelijk zijne veroordeeling en mijne recht vaardiging, heeft mij sedert een jaar niet verlaten." Raimond haalde uit zijn zakportefeuille een blad papier te voorschijn en overhandigde het aan de jonge vrouw met de woorden „Wilt ge u overtuigen, doe het dan." Met sidderende handen, starre blikken en een bijna groen geworden gelaatskeur las zij de verklaring, die de Italiaan vóór het duel geschreven had. Tweemaal doorliep zij de weinige regels, maar toen had zij veel zelfbeheersching noodig om niet in elkaar te zinken en een doffe kreet ontsnapte aan hare lippen. Het geheele gebouw harer wraak stortte ineen. Raimond was onschuldig en edel en de doode.... o, de doode.... het was beter deze herinnering te begraven.... zoo vernederd, zoo vreeselijk vernederd Lydia trad op haren echtgenoot toe en met gebroken stem zeide zij „Ik ben eene ellen dige Alles wat ik voorgenomen en gedaan heb is afschu welijk. Ik twijfel er aan, of ik mijne schuld zal kunnen dragen. Hoe verschrikkelijk mijne handelwijze echter ook geweest moge zijn, ziet ge, dat ik in mijne verblindheid meende in mijn recht te zijn.... Ik roep uw medelijden in.... Ik heb u miskend, opgeofferd aan mijne wraak en doodelijlc 203 meester over zijne hartstochten en zou zich tot zooiets niet meer laten vervoeren. Eindelijk bevond zij zich dan in den toestand, waarnaar zij zoo verlangd had en dien zij zoo goed bad voorbereid. Hij materieel, zoowel als moreel vernietigd, in zijne diepste en heiligste gevoelens getroffen, zij koen en sterk met eene toekomst, die verzekerd was en met de macht in de wond te woelen, die zij hem zelf had toegebracht. Maar zij vreesde nog te zeer zijne krachtige hand, om zich niet voorzichtig te gedragen. Met eene dee moedige stem zeide zij dus „Beveel slechts en ik zal ge hoorzamen." Hij zag haar vol afschuw aan. „Waarom hebt ge mij zooveel leed berokkend Waarom hebt ge niet de barmhartigheid gehad u van mij af te wenden, toen ik zoo vol vertrouwen en liefde tot u kwam Het ware zoo gemakkelijk geweest, een enkel woord van u zou voldoende geweest zijn, om mij voor goed uit uwe nabijheid te verwijderen. Dan was ik ver van u gestorven." „Ik was bevreesd voor uwe vertwijfeling en toorn. Ge kwaamt toenmaals tot mij met het bloed van dien andere nog aan uwe handen. Toen had ik den moed niet om het te bekennen." „En gij vondt het goed, dat men Therese aanklaagde „Zij klaagde zichzelve aan." „Ja, om u te verdedigen, om u te behoeden, om u ten koste harer eigen reinheid schoon te wasschen.... en dat verschrikkelijke offer was u niet te groot? Met on gehoord egoïsme hebt ge toegelaten, dat dit edele meisje door iedereen veracht en beschimpt werd, terwijl gij de schuldige waart, die dit alles verdiend had.... Geen enkele maal sprak ge de waarheid.... ge vondt dit alles doodeen voudig." Lydia haalde de schouders op. „Opofferen behoort nu eenmaal tot Therese's beroep.... Waarom zal ik dat tegen gaan „Haeindelijk heb ik je dan toch waar ik wil riep Raimond uit. „Uwe verschrikkelijke valschheid wordt me nu eerst duidelijk, maar toon je nu ook zoo laag als je werkelijk bent. O, mijn GodNog kan ik je geheele laagheid en valschheid, zooals ge werkelijk zijt, niet be- opdagen en wij begonnen de terugreis. Om de Hottentotten nogmaals aan te vallen kon geen sprake van zijn. Zij trokken ook dadelijk terug, toen wij onze paarden in handen hadden. „Wij namen het gestolen vee terug, maar waren niet in staat de geweren der gesneuvelde Hottentotten te nemen. Naar het beste van mijn weten was hun getal omtrent vijftig. Wij doodden en wondden omtrent twintig, ook twee van hunne paarden en drie rij-ossen. Wij zei ven verloren twee mannen, elk door twee kogels getroffen, terwijl de heer Venter door drie kogels gewond werd. Het geweer van een onzer werd stuk geschoten en een ander kreeg een kogel door zijn jas. Het gevecht duurde omtrent een uur. „In aanmerking nemende het getal der Hottentotten, hun moed, ook dat zij vijftien achterladers bezaten en meer schuiling hadden dan wij, denk ik, dat wij er heter van afkwamen dan wij hadden kunnen verwachten. De namen der Boeren, die gesneuveld waren, zijn Zacharias Bronkhorst en Johannes Ro berts (Hans). Zij stierven als mannen Hun assche ruste in vrede." De „Java-Bode" kreeg inzage van het volgend schrijven „Op mijn reis van Amboina ont moette ik op de reede van Doba (Aroe-eilanden) twee Engelsche schoe ners, welke in Australië thuis behoorden. Beide schepen waren van Australië ge zeild, mpt bestemming naar de Aroe- eilanden, om aldaar paarlemoer-schelpen te zoeken. De eene, genaamd „Mavis", kapt. Alexander Moekellar, had hij zich zeven kleine vaartuigen, zg. kotters; ieder van deze vaartuigen was voorzien van een duikertoestel en duiker om daar mede rond de eilanden paarlemoer schelpen te zoeken. De andere, genaamd „Harriet", had een kotter bij zicli, die eveneens van een duikertoestel en dui ker was voorzien en ook paarlemoer schelpen zocht. Kapt. A. Moekellar verhaalde mij, dat hij van Januari tot April negen en-negentig ton paarlemoer-schelpen verzonden had naar Londen. De prijs van deze schelpen is gewoonlijk te Ma- cassar f 105 a f 110 per picol, neem van f 105 per picol, dan wordt 2ff ton 464 picols a f 105 een waarde van f 48.720. Hierbij komt nog de waarde van de paarlen, die gevonden zijn in de schelpen, wat zeker ook een groot kapitaal vertegenwoordigt, maarmwil k te bepalen is, daar de prijzen zich re gelen naar den vorm, de kleur en de grootte der paarlen. Naar aanleiding van het bovenstaande doe ik de vraag of er geen onderne- j mende personen zijn in Nederl. Indë of Nederland, die eveneens de schatten van de zee rondom onze eilanden kun- nen vergaderen, in stede dat er nu vreemden met zulke groote kapitalen j gaan strijken. Het is niet alleen rond de Aroe- I eilanden waar paarlemoer-schelpen zijn j te vinden, ook bij de Tanimboer of i Timor-Laoet eilanden, Wardenburg- j groep (ZW. kust N. Guinea), in de nabijheid van de eilandan Sallewatti en j Waingapoe (N. Guinea), in de Weda- baai en baai van Kaoe (Halmahern)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1893 | | pagina 1